Het zwaard van de islam

De heilige oorlog toen en nu

door Wilmos Oosterhoff

Wat vandaag in Indonesië gebeurt is niets nieuws, het gebeurt al zolang als de islam bestaat. Het past precies in de tactiek van de heilige oorlog. Zo noemen ze het ook: jihad (heilige oorlog). Zoals het goed geweest zou zijn als onze politici in de jaren ’30 ‘Mein Kampf’ van Hitler gelezen hadden, zo zou het goed zijn als onze politici van nu kennis namen van de jihad, zoals die sinds Mohammed gevoerd wordt. Er zijn (islamitische) boeken vol over geschreven. Een moderne Nederlandse handleiding voor de heilige oorlog doen we aan het eind van dit artikel hierbij.

Nooit meer Kerstfeest op de Molukken. Dat was de leus van de jihadstrijders die afgelopen zomer met een paar duizend man vanuit Ambon en Atjeh naar de Molukken gegaan zijn om daar de christenen uit te roeien. Duizenden christenen, jonge mannen, kleine kinderen en oude vrouwen, zijn al vermoord. Een veelvoud van dit aantal is gevlucht. De vluchtelingen zijn bijna nergens welkom in Indonesië. De meerderheid van moslims, gehersenspoeld door de eenzijdige media, ziet hen als christenen die de moslims wilden uitroeien en nu hun verdiende loon krijgen. De christenen in Sulawesi en Papoea zijn bang dat de strijd met de vluchtelingen naar hun gebied overslaat. Ze beseffen niet dat de strijd sowieso naar hun gebied zal overslaan als de jihadstrijders op de Molukken hun taak volbracht hebben. De gevechten zijn namelijk niet spontaan, ze worden gedirigeerd. Er zit een plan achter. En de christelijke wereld staat erbij en kijkt ernaar.

Rijk van de islam
De wereld wordt verdeeld in twee kampen: dar al islam en dar al harb (rijk van de islam en rijk van de oorlog). Onder het rijk van de islam worden alle landen beschouwd waar de islamitische wetgeving, de sjaria, van kracht is. Christenen en joden worden in die landen gedoogd als ‘houthakkers en waterdragers’, z.g. dhimmi’s. Als de dhimmi’s dezelfde rechten willen als de moslims, moeten zij zich tot de islam bekeren. Onder het rijk van de oorlog (dar al harb) worden alle landen beschouwd waar dat nog niet het geval is. Ze heten ‘rijk van de oorlog’, omdat zij in feitelijke staat van oorlog zijn met het rijk van de islam. Ook als er niet werkelijk gevochten wordt, is er toch sprake van oorlog. Het einddoel van de jihad is dat de hele wereld door de islam (sjaria) geregeerd wordt. Om dat doel te bereiken zijn alle middelen toegestaan, zoals prediking, propaganda, educatie, indoctrinatie, het maken van slaven en die gedwongen bekeren, liegen en bedriegen, omkopen en regelrechte oorlog.

Let wel, het doel is niet dat iedereen moslim wordt, maar dat de hele wereld door de islam geregeerd wordt. De uitnodiging om moslim te worden (dawah), prediking of evangelisatie dus, is een middel om dit doel te bereiken, maar in veel gevallen is oorlogvoering effectiever. Hierin heeft Mohammed het voorbeeld gegeven. Vanuit Medina heeft hij in de zevende eeuw het hele Arabische schiereiland met het zwaard tot de islam bekeerd, en van daaruit brachten zijn opvolgers het Midden-Oosten met het zwaard onder de heerschappij van de islam. Hier zijn de Arabieren erg trots op, ze dromen nog steeds van die gloriedagen van de islam. De vlag van Saoedi-Arabië toont niet voor niets het zwaard van de islam, een groot zwaard in een groen veld.

Wanneer moslims in een land de meerderheid vormen en de sjaria is er niet van kracht, dan zullen fundamentalistische moslims de invoering van de sjaria boven aan hun prioriteitenlijst zetten. Zij proberen dit doel te bereiken met alle middelen, van politiek tot terreur. Om de fundamentalisten de wind uit de zeilen te nemen, geven veel regeringen die onder die terreur lijden steeds meer toe aan de fundamentalisten. De gevangenissen van Egypte zitten vol met fundamentalisten, maar tegelijk krijgen zij steeds meer hun zin en wordt Egypte steeds meer een moslimstaat. Hetzelfde geldt voor veel islamitische landen waar de sjaria nog niet (geheel) is ingevoerd, zoals Pakistan.Doelwitten

De islamitische landen waar de sjaria nog niet heerst, zijn dus het eerste doelwit voor de jihad. Het tweede doelwit zijn de buurlanden. De moslimwereld grenst in het zuiden aan Zwart Afrika. Er is een strategie bedacht om heel Afrika voor de islam te winnen. Op 28 november 1989 werd in Nigeria de ‘Islam in Afrika Organisatie (IAO) opgericht. Er werd een strijdplan opgesteld om geheel Afrika te islamiseren. Het (uitgelekte) plan bevat veel punten, die een kopie lijken van christelijke zendingsstrategieën, zoals de inzet van ‘tentenmakers’.

Andere punten zijn minder onschuldig, zoals het besluit

  • “ervoor zorg te dragen dat alleen moslims worden aangesteld in strategische nationale en internationale posities in de lidstaten.”
  • “om alle vormen en vertakkingen van alle niet-islamitische religies in de lidstaten (zoals christendom, ahmadiyya en alle andere voor moslims onacceptabele vormen van godsdienst.) uit te roeien.”
  • “ervoor zorg te dragen dat alleen moslims gekozen worden op alle politieke posten van de lidstaten.”
  • “ervoor zorg te dragen dat vóór de volgende Islam in Afrika Conferentie alle Westerse vormen van wetgeving en rechtssystemen zullen zijn vervangen door de sjaria.”

Deze strategie zien we in uitvoering in landen als Soedan en Nigeria die in de frontlinie liggen. In Nigeria kiezen steeds meer deelstaten voor de sjaria, wat weer tot hevige protesten van de christenen leidt, dikwijls uitlopend op enorme vechtpartijen met veel bloedvergieten. In Soedan heeft de islamitische regering al in 1983 de sjaria ingevoerd. In 1991 werd dat nog eens aangescherpt met de doodstraf op afval van de islam. De bevolking van het zuiden verzet zich hevig tegen de islamitische wetgeving en is in opstand gekomen. Dat geeft de regering weer een voorwendsel om de zuiderlingen uit hun gebied te verdrijven, zodat zij naar het islamitische noorden vluchten, waar zij in versneld tempo worden gearabiseerd en, naar men hoopt, geïslamiseerd.Indonesië

Aan de oostgrens van het islamitische rijk ligt Indonesië. Het is de staat met de meeste moslims van de wereld, officieel zo’n 180 miljoen op een bevolking van 210 miljoen (in werkelijkheid zijn er waarschijnlijk veel minder moslims). Als je deze enorme archipel als één land beschouwt, is het een land waar de moslims verre in de meerderheid zijn, maar waar de sjaria niet van kracht is. Zo gezien valt het onder de eerste prioriteit. Je kunt Indonesië ook zien als een aantal eilanden, waarvan sommige, zoals Java en Sumatra, overwegend islamitisch zijn en andere, zoals Ambon en Papoea (nog) niet. Voor deze gebieden geldt dan de tweede prioriteit. Zij moeten gewonnen worden voor de islam. Het feit dat Indonesië als één land geldt, maakt de verovering veel gemakkelijker. Het transmigratieproject, waarbij miljoenen moslims uit het overbevolkte Java hervestigd worden in dunbevolkte gebieden, komt de islamisten hierbij goed van pas. Intussen wonen er op Papoea (Irian Jaya) meer Javanen dan Papoea’s. Nog even en alleen de naam Papoea, die de provincie sinds kort van president Wahid mag voeren, zal het enige zijn dat nog herinnert aan de oorspronkelijke bevolking. De Papoea’s voelen zich nu al vreemdelingen in hun eigen land.

Door de slachtpartijen op de Molukken zijn we de slachtpartijen op Oost-Timor uit 1999 al bijna vergeten. Maar ze pasten precies in de tactiek van de jihad. De Oost-Timorezen zijn katholiek: dus dar al harb. Dezelfde strijdgroepen, bestaande uit een stelletje ongeregeld, losgelaten uit diverse gevangenissen en bewapend door het leger, is nu overgebracht naar Papoea om daar “de orde te bewaren”.

Op de Molukken houdt de Laskar Jihad huis. “Nooit meer kerstfeest op Ambon,” riepen zij in juli jl. Zij hadden bijna gelijk gekregen. Zij komen er openlijk voor uit dat het om de jihad gaat. Maar in Nederland durft niemand ze dat na te zeggen. “Het zijn werkloze jongeren uit Java, die verontwaardigd zijn over de slachtpartijen die de christelijke Ambonezen onder hun geloofsgenoten hebben aangericht. Zij zijn gewoon misleid door mensen die er politiek belang bij hebben.” Misleid zijn ze zeker, maar het past allemaal wonderwel in de strategie van de jihad. Waar het om gaat is: door wie zijn ze misleid?

Sinds Mohammed naar Medina vluchtte is de islam een politieke macht, dus logisch dat er mensen politiek belang bij hebben. En wij maar denken dat het vanzelf wel over gaat, als de machtsstrijd in Indonesië is bijgelegd. De werkelijkheid is dat het pas overgaat als de sjaria is ingevoerd in Indonesië en de christenen dhimmi’s zijn geworden.

Overigens is de meerderheid van de moslims heel gematigd, en wil zij helemaal geen jihad. Dat betekent echter niet dat het allemaal wel meevalt. Nee, het maakt henzelf tot dar al harb in hun eigen land, het eerste doelwit van de jihad dus. Moslims op de Molukken die niet mee willen vechten tegen de christenen, worden aangevallen door de Laskar Jihad. Europa

Het derde doelwit zijn de landen ver van het rijk van de islam: Europa en Amerika. Dikwijls worden die gezien als de landen van de antichrist. Herhaaldelijk heeft de islam geprobeerd Europa te veroveren. De eerste keer werden de Arabische islamitische legers teruggeslagen bij Poitiers in Frankrijk. Dat was in 732, een eeuw na de dood van Mohammed. Later probeerden de Turken het vanuit het Oosten. In 1453 veroverden zij Constantinopol, wat zij omdoopten tot Istanbul. Nog geen eeuw later hadden zij de hele Balkan onderworpen en stonden zij voor de poorten van Wenen. In 1529 werden zij hier verslagen, maar ze kwamen terug en in 1683 stonden zij weer voor Wenen. Het Turkse (Ottomaanse) Rijk vertegenwoordigde de dar al islam, het rijk van de islam. In de eerste wereldoorlog werd de kracht van het Ottomaanse Rijk gebroken, de Balkan bevrijdde zich uit de greep van de islam en zelfs Turkije werd een seculiere staat. Maar dat wil niet zeggen dat de islamisten zich hierbij neerleggen. In Turkije streven zij nog steeds naar de macht, en intussen zijn miljoenen Turken naar de dar al harb in het Westen verhuisd, evenals miljoenen Marokkanen, die vroeger ook deel uitmaakten van het Ottomaanse Wereldrijk. De meesten zijn zich er niet van bewust, maar door de islamisten worden zij als vijfde colonne gezien. Als de tijd daar rijp voor is moeten zij worden opgestookt om onrust te zaaien in het rijk van oorlog. Precies zoals het op Ambon gegaan is. Ook de Boeginese en Makassaarse immigranten op Ambon werden misleid en misbruikt om daar de rellen met de christenen uit te lokken. Toen de christenen begin 1999 sterker bleken, vluchtten de Boeginezen en Makassaren met duizenden naar hun stamland. Daar hebben ze een jaar lang haat gepredikt tegen de christenen en geld ingezameld voor de jihad. In 2000 keerden zij terug, tot de tanden bewapend en gevolgd door de bendes van de Laskar Jihad uit Java.

Haat zaaien kost weinig moeite. Je hoeft maar een van je eigen moskeeën in brand te steken en te zeggen dat de christenen het gedaan hebben, en dan heb je de poppen aan het dansen. Dit is waarschijnlijk in Ambon gebeurd. De moslims roepen om wraak en steken een kerk in brand. Als de christenen niet in de minderheid zijn, is de kans groot dat zij op hun beurt een moskee aanvallen. Niet goed, tegen de leer van het christendom, maar zeer menselijk, en de duivel lacht in z’n vuistje. Hoe kan God laten zien wie Hij is, als de christenen wraak nemen? De islam heeft het wat dat betreft veel gemakkelijker. De islam preekt geen God van liefde, maar een god van kracht, aan wie iedereen zich moet onderwerpen, goedschiks of kwaadschiks.Dat zal hier nooit gebeuren?

Nederland ligt in Europa, het derde doelwit. Het zal hier zo’n vaart nog niet lopen. Maar betekent dat, dat wat in Ambon gebeurt, hier in Nederland niet mogelijk is? In de grote steden wonen nu al meer moslims dan praktiserende christenen. Over een of twee generaties zullen zij in de meeste plaatsen de meerderheid vormen. Zolang zij niet kunnen, of willen, of mogen integreren in de Nederlandse samenleving, zullen zij een achterstandsvolksdeel blijven dat gemakkelijk te manipuleren is door de islamisten in Riyadh, Teheran of Tripolis. Een aanleiding is gauw gevonden, of anders maak je er wel een. Een afgebrande moskee is een goede aanleiding om een kerk in brand te steken. Goede christenen zullen geen kwaad met kwaad vergelden, maar de meerderheid van geseculariseerde Nederlanders denkt daar anders over. Zij zullen wraak nemen op een of meer moskeeën en huizen en winkels van moslims, ook al gaan ze zelf misschien nooit naar de kerk. De aanhangers van de Centrum Partij zitten alleen maar op zo’n gelegenheid te wachten. Voor je het weet is in Nederland de zaak net zo geëscaleerd als op de Molukken. Ook in Nederland hoef je dan niet op de politie of het leger te vertrouwen, want die zijn tegen die tijd zelf hopeloos verdeeld tussen christenen en moslims. Dit is onheilspellende toekomstmuziek, maar wie z’n kinderen en kleinkinderen liefheeft, moet hier ernstig rekening mee houden. Overdreven? Dat dachten ze in Ambon ook.

Toen Open Doors in 1998 aanbood om op Ambon ‘weerbaarheidsseminars’ te houden, om de kerk voor te bereiden op eventuele vervolging, kon het niet doorgaan wegens gebrek aan belangstelling. In 2000 werd Open Doors uitgenodigd, maar konden de seminars niet doorgaan wegens de onlusten.

In ieder geval is de jihad-gedachte nog lang niet dood. In de inleiding noemden we de talloze islamitische boeken die de heilige oorlog leren. De geleerde soefi Ibn Aabidien (1783 – 1863) uit Damascus heeft hier veel over geschreven. Zijn gedachtegoed wordt zelfs in het Nederlandse taalgebied levend gehouden door de Turkse soefi Özcan Arzöglü. Soefi’s staan bekend als een spirituele en vredelievende islamitische beweging, maar de geschriften van Arzöglü spreken andere taal. Hij vond het kennelijk nodig om de leer van de jihad (en andere omstreden islamitische leerstellingen) in het Nederlands te vertalen, om Turkse en Marokkaanse immigranten die hun moedertaal verleerd zijn, klaar te maken voor de “verspreiding en triomf van de islam” door middel van de heilige oorlog. Wat nu volgt is een ingekort hoofdstuk uit “een geloofsboek in voorbereiding”, dat hij toestuurde aan een Nederlandse leerling die hem naar het waarom van de jihad gevraagd had. Lees en huiver.

Tweede deel

Liberale moslims houden ons voor dat de jihad of heilige oorlog gezien moet worden als de innerlijke strijd die een moslim voert om een goed leven te leiden. Zo zouden alle moslims in Nederland en België er over denken. Waar of niet waar, zeker is dat fundamentalistische moslims hard werken aan een mentaliteitsverandering in de richting van een heilige oorlog naar het voorbeeld van Mohammed.

“De jihad is de strijd tegen de ongelovigen met de bedoeling hen tot de islam over te halen en de verspreiding en de triomf van de islam over alle godsdiensten te bewerkstelligen. Wanneer de ongelovigen weigeren moslim te worden, moeten zij worden onderworpen of vernietigd. De jihad is een goddelijk bevel en wordt als een heilige plicht voor de moslimnatie beschouwd” Zo begint het hoofdstuk over de jihad uit “een geloofsboek in voorbereiding”, in 1993 geschreven door de Turkse soefi Özcan Arzöglü uit Gent.

Het is niet bekend of het boek inmiddels in druk is verschenen. Het hoofdstuk over de jihad is per ongeluk toegestuurd aan een Nederlandse soefi-leerling, die zijn leermeester gevraagd had waarop de praktijk van de jihad gebaseerd was. Özcan Arzöglü stuurde hem toen twee hoofdstukken uit zijn ‘geloofsboek in voorbereiding’, zoals hij het zelf noemt in zijn begeleidend schrijven. Hierin wordt in keurig Nederlands een pleidooi gehouden voor een zeer fundamentalistische uitleg van heilige oorlog, waarbij wordt verwezen naar de Koran en oude islamitische schrijvers, zoals de moslimgeleerde Ibn ‘Aabidien.

De Nederlandse soefi-leerling was zo geschrokken van de inhoud, dat hij de hoofdstukken toestuurde naar minister Sorgdrager van Justitie en naar de BVD, maar hij wacht nog steeds op antwoord. Ook de Turkse imam liet verdere vragen onbeantwoord, kennelijk heeft hij zich gerealiseerd dat hij er onverstandig aan deed de hoofdstukken toe te vertrouwen aan een niet-moslim. Inderdaad heeft hij daar niet verstandig aan gedaan, want hij maakt een stuk fundamentalistische moslimideologie toegankelijk voor een breed Nederlands publiek. Het feit dat een Turkse soefi de moeite heeft genomen om zo’n opruiend fundamentalistisch geschrift in keurig Nederlands te vertalen/schrijven toont aan dat er onder de moslims in België en Nederland krachten aan het werk zijn die hen willen klaarmaken voor de “verspreiding en triomf van de islam” door middel van de heilige oorlog. Kennelijk moeten zelfs de geassimileerde moslims, die geen Turks of Arabisch meer spreken, worden overgehaald.

Wij drukken het hoofdstuk over de Heilige oorlog van Özcan Arzöglü enigszins ingekort af. Hier en daar is de spelling en (Vlaamse) woordkeuze aangepast, en om het geheel overzichtelijker te maken zijn tussenkopjes ingevoegd. De Korancitaten wijken af van de gangbare Nederlandse vertalingen van Kramer of Leemhuis. Zij zijn waarschijnlijk door Arzöglü zelf uit het Arabisch in het Nederlands vertaald. Bedenk bij het lezen van onderstaande regels dat het hier niet om een stuk islamitische geschiedschrijving gaat, maar dat het bestemd is voor hedendaagse moslims in België en Nederland als aansporing en handleiding voor de heilige oorlog.

De JIHAD of HEILIGE OORLOG door Özcan ArzöglüDe jihad is de strijd tegen de ongelovigen met de bedoeling hen tot de islam over te halen en de verspreiding en de triomf van de islam over alle godsdiensten te bewerkstelligen. Wanneer de ongelovigen weigeren moslim te worden, moeten zij worden onderworpen of vernietigd.

De jihad is een goddelijk bevel en wordt als een heilige plicht voor de moslimnatie beschouwd. Haar vervulling door sommigen ontslaat de anderen van die plicht: het is een collectieve verplichting, geen individuele; een verplichting die op de natie als geheel rust. Zij vloeit rechtstreeks voort uit de Koran. Ter illustratie hiervan enkele teksten:

Soera 9. At-Tauba, verzen 5-6: “Wanneer de heilige maanden voorbij zijn, doodt dan de heidenen waar gij hen ook vindt en grijpt hen en belegert hen en loert op hen uit elke hinderlaag. Maar als zij berouw hebben en zich aan de gebeden houden en de zakaat betalen, laat hun weg dan vrij. Voorzeker, Allah is Vergevingsgezind, Genadevol. En als één van de heidenen u om bescherming vraagt, schenk hem dan bescherming opdat hij het woord van Allah moge horen; breng hem dan naar de plaats waar hij veilig is. Dit is omdat zij een volk zijn dat onwetend is.”

Soera 9. At-Tauba, vers 29: Bestrijdt diegenen onder de mensen van het Boek (ahl al-kitaab), die in Allah noch in de Laatste Dag geloven, noch voor onwettig houden wat Allah en Zijn boodschapper voor onwettig hebben verklaard, noch de ware godsdienst belijden, totdat zij de belasting (djizia) op de ruggen van hun handen betalen, terwijl zij onderdanig zijn.”

Soera 2. Al-Bakara, verzen 214-215: “De mensheid was één gemeenschap. Daarna verwekte Allah profeten als brengers van goede tijdingen en als waarschuwers en zond met hen het Boek (d.w.z. de goddelijke wetten) neder, dat de waarheid bevatte, om onder de mensen te richten over datgene waarin zij (van mening) verschilden. En niemand verschilde erover, dan degenen aan wie het Boek was gegeven, nadat duidelijke tekens tot hen waren gekomen, uit afgunst jegens elkander. Denkt gij, dat gij de Hemel zult binnengaan, terwijl de toestand van die, die voor u gingen, nog niet over u is gekomen? Tegenslagen en rampen kwamen over hen en zij werden hevig geschokt, totdat de boodschapper en de gelovigen met hem zeiden: ‘Wanneer komt Allahs hulp?’ Ja, voorzeker, de hulp van Allah is nabij.”

Een geleerde moslim (Ibn ‘Aabidien) geeft de volgende bepaling van de Heilige Oorlog:
“Het is de oproep naar de ongelovigen om de ware godsdienst te ontvangen en diegenen te bevechten die hem niet ontvangen.”

Mohammed heeft gezegd:
“Onder de schaduw van het zwaard is het Paradijs.”
“De oorlog is tot aan de Dag van het Oordeel zonder onderbreking ingesteld.”
“Eén dag vechten heeft bij God meer waarde dan een ganse maand vasten.”
“Hij die sterft zonder ooit aan zichzelf te hebben voorgesteld aan de heilige oorlog deel te nemen, sterft de dood van een heiden.”

Strijd is af te raden, doch mochten de ongelovigen islamitisch grondgebied binnenvallen, dan vaardigt de imam onder zulke omstandigheden een algemene proclamatie uit, en wordt het de plicht van iedere moslim, man en vrouw, de aanvallers te bevechten. Men dient de ongelovigen te bestrijden zonder eerst na te gaan of men al dan niet onder het bevel van een vrome aanvoerder zal vechten.

Voor de vijand vluchten is een doodzonde, als zijn getalsterkte het dubbele of minder dan het dubbele van dat der moslimstrijders bedraagt. Maar als de vijand meer dan tweemaal zo sterk als de onzen is, mag men op de vlucht slaan.
Liegen en het gebruiken van list is in de oorlog toegestaan. Geen dwang

In het begin van zijn loopbaan verspreidde Mohammed de godsdienst van de islam door middel van onderricht, preek en discussie, en nam hij nooit zijn toevlucht tot dwang of geweld. In verscheidene Mekkaanse soera’s verklaarde hij slechts gezonden te zijn om te preken en te vermanen. In Medina, toen hij in het begin de Joden naar zijn kant wilde overhalen, zei hij dat hij geen bevoegdheid had om iemand te dwingen tot de islam over te gaan. Er zou “geen dwang in de godsdienst” zijn. Zie

Soera 2. Al-Bakara, vers 257: “Er is geen dwang in de godsdienst. Voorzeker, het juiste pad is van dwaling onderscheiden; derhalve, hij die de duivel verloochent en in Allah gelooft, heeft een sterk houvast gegrepen, dat onbreekbaar is. Allah is Alhorend, Alwetend.”

Soera 3. Aal-‘Imraan, vers 21: “En zeg wanneer zij met u redetwisten: ‘Ik, en degenen die mij volgen, hebben zich aan Allah onderworpen’. En zeg tot degenen aan wie het Boek werd gegeven en tot de onwetenden: ‘Hebt gij u onderworpen?’. Als zij zich onderwerpen, dan zijn zij op de rechte weg, maar indien zij zich afwenden, dan is uw plicht slechts de duidelijke verkondiging ervan; en Allah ziet zijn dienaren.”Het zwaard van de profeet

Maar zodra Mohammed in staat was zijn vijanden het hoofd te bieden, (nadat hij ongeveer twaalf jaar vredelievend in Mekka gewerkt had en met hulp van zijn metgezellen naar Medina gevlucht was) maakte hij bekend dat God hem en zijn volgelingen had toegestaan zich tegen de ongelovigen te verdedigen. Tenslotte beweerde hij dat hij Gods toestemming had om hen aan te vallen, de afgoderij te vernietigen en het ware geloof met het zwaard te vestigen.

De Koranteksten die het gebruik van het zwaard bevestigen worden door de islamitische rechtsgeleerden beschouwd als teksten, die de teksten die geweldloze middelen aanbevelen, opheffen (abrogatie).

Die overgang van vredelievende middelen naar dwang wordt door Ibn-‘Aabidien als volgt beschreven: “Weet dat het bevel tot vechten geleidelijk werd geopenbaard, want de Profeet werd eerst bevolen zijn boodschap te brengen, daarna te redetwisten en te discussiëren en zich in te spannen om de ongelovigen met argumenten te overtuigen; daarna werd het de gelovigen toegestaan te vechten, daarna werden zij eerst bevolen om altijd te strijden, behalve tijdens de heilige maanden, en tenslotte werden zij bevolen om absoluut te strijden, zonder enige uitzondering.”

Zo is het vandaag nog steeds. De voorwaarde de ongelovigen slechts te bevechten wanneer zij het eerst zijn begonnen, en het verbod te strijden tijdens de heilige maanden, zijn opgeheven door het algemeen en onvoorwaardelijk bevel: ” … doodt dan de afgodendienaren waar gij hen ook vindt…” (Soera 9. At-Tauba, vers 5). Dit wordt het Vers van het Zwaard genoemd. Mohammed gaf zelf aan zijn volgelingen het voorbeeld. Ibn ul Athier zegt: “Het aantal veldslagen onder het bevel van de Profeet bedraagt zevenentwintig; dat van de kleinere, oorlogszuchtige expedities zesenveertig.” De Profeet zelf vocht in negen veldslagen, de andere werden door zijn Gezellen geleid.De vijand

Volgens de leer van de islam is de wereld in twee kampen verdeeld:
1. Het ‘Land van de Oorlog’ (Dar al Harb) is ieder land in de handen van de ongelovigen dat nog niet door de islam is onderworpen, of “een land waarin de vrede tussen de moslims en de ongelovigen nog niet is afgekondigd”.
2. Het ‘Land van de Islam’ (Dar al Islam) is een land dat volgens de wetten van de islam wordt geregeerd.

Een Land van de Oorlog wordt een Land van de Islam wanneer de wetten van de islam er in worden uitgeroepen en het door moslims wordt geregeerd, zodat de vrijdaggebeden en de islamitische feesten er worden gehouden.

De Heilige Oorlog richt zich tegen drie bevolkingsgroepen:
1. Tegen alle afgodendienaren (heidenen) en ongelovigen, die weigeren zich aan het moslimgezag te onderwerpen, hetzij door de islam te aanvaarden hetzij door de djizia (belasting) te betalen.
2. Tegen degenen die onder moslimgezag staand, er tegen in opstand komen en weigeren voortaan de djizia te betalen.
3. Tegen degenen die tegen de imam opstaan, zelfs al zijn het moslims, en tegen degenen die een oorlog beginnen.

Wanneer een moslimheerser een land verovert dat door niet-moslims bewoond wordt, dan moet hij die bewoners drie keuzen aanbieden:
1. De islam aanvaarden. In dat geval zijn zij van hun leven, hun familie en hun bezittingen verzekerd, en genieten zij alle voorrechten van de moslims, wier broeders zij zijn geworden.
2. De dood voor de mannen en slavernij voor de vrouwen en kinderen van degenen die geen ‘godsdienst van het boek’ belijden, tenzij de imam anders beslist
3. Als zij de islam niet aanvaarden, dienen zij de taks, of de hoofdelijke belasting (djizia), te betalen, waardoor zij bescherming krijgen en dhimmi’s worden (d.w.z. onderdanen, aan wie het toegelaten is hun eigen godsdienst te belijden, op voorwaarde dat die geen grove afgoderij is).

De djizia
Het is de plicht van de imam het bedrag van de hoofdelijke taks (djizia) te bepalen, en wanneer zij zal worden geïnd. Die hoofdelijke taks kent twee soorten:
1. Een schatting, die tijdens onderhandeling is overeengekomen als onderdeel van een vredesverdrag voordat er oorlog is geweest.
2. Een hoofdelijke belasting naar draagkracht, na capitulatie door de imam opgelegd.

De hoofdelijke belasting wordt djizia genoemd (hetgeen betekent: ‘voldoen’, ‘compenseren’) omdat het een losprijs is voor het leven van de ongelovige. Sommigen noemen het ook een ‘gevangenschapbelasting’ omdat hij voor het eerst op de Dhimmi’s werd toegepast die op bevel van Kalief Oemar uit Arabië in gevangenschap werden gevoerd. Mohammed had het leven gespaard van de christenen van Nijraan, op voorwaarde dat zij jaarlijks tweeduizend mantels leverden, en Oemar spaarde andere christenen op voorwaarde dat zij het dubbele van de belastingen die op de moslims rustten, betaalden.

De taxatie gebeurt gewoonlijk bij het begin van het jaar en de betaling bij het einde ervan. Die hoofdelijke taks wordt geheven op de ‘volken van het Boek’, d.w.z. op joden, Samaritanen en christenen, en verder op de magiërs en de heidenen, voor zover deze laatsten niet in Arabië wonen. Arabische heidenen en afvalligen krijgen de keuze tussen de islam en het zwaard.
De belasting is verschuldigd op alle mannelijke, vrije en volwassen Dhimmi’s, maar niet op hun vrouwen, noch op hun kinderen, noch op hun slaven. Ook de blinden, kreupelen en de monniken onder hen worden niet belast.
De hoofdelijke taks dient door de schuldenaar in eigen persoon te worden betaald; hij mag niet iemand anders sturen. “De belastingplichtige zelf moet staande de djizia overhandigen, terwijl de moslim die hem ontvangt, zit en hem een slag in de nek geeft met de woorden: “Geef het, o, gij vijand van God” (Ibn ‘Aabidien).Regels voor de dhimmi’s

De dhimmi’s die onder bescherming van de moslims staan mogen geen kerken of synagogen bouwen, of kloosters, of begraafplaatsen, of enig ander gebouw voor hun eredienst. In Arabië moeten hun kerken worden afgebroken en zijzelf mogen zich in Arabië niet in een dorp of een stad vestigen, want de Profeet heeft verklaard dat het bestaan van twee verschillende godsdiensten in Arabië niet kan worden toegestaan (Ibn ‘Aabidien).
Een kerk, die verwoest is of in bouwvallige staat verkeert, mag niet weer worden opgebouwd.
Een dhimmi dient zich van een moslim te onderscheiden door andere kleren te dragen “tenzij hij de eretekenen en het respect ontvangt, dat alleen aan een moslim verschuldigd is”.
Hij dient in een staat van onderworpenheid en uiterste vernedering te worden gehouden. Hij mag niet op zadels zoals die van de moslims rijden. Wanneer een moslim staat, mag hij niet gaan zitten. Geen moslim is hem respect of eerbetoon verschuldigd. Als een moslim op straat een dhimmi tegenkomt moet de dhimmi voor hem opzij gaan.

Dhimmi’s mogen niet in groten getale tussen moslims wonen, en indien zij eigen huizen bezitten, moeten zij gedwongen worden die aan moslims te verkopen. Hun huizen moeten lager zijn dan die van de moslims.
Een Dhimmi verliest zijn recht op bescherming als zijn land een Land van Oorlog wordt, of als hij weigert voortaan de hoofdelijke belasting te betalen.
Al die regels komen voort uit een gerechtvaardigd wantrouwen door de overheid jegens bevolkingsgroepen die duidelijk de islam als godsdienst en cultuur afwijzen. Uiteraard worden die regels in normale tijden niet in al hun gestrengheid toegepast. In vredestijd wordt het betalen van de hoofdelijke belasting dan ook meer beschouwd als een rechtvaardige fiscale maatregel tegenover diegenen die niet onderworpen zijn aan de militaire dienstplicht, en die onder de bescherming van de islam ongestoord hun eigen leven kunnen leiden en zich verrijken, zonder dat zij daartoe iets moeten bijdragen aan de moslimgemeenschap, die alle verantwoordelijkheid draagt voor hun veiligheid. De taks is dus eigenlijk een afkoopsom voor de militaire dienst; de overheid kan zich immers niet veroorloven soldaten in dienst te hebben aan wier loyaliteit en motivatie in tijden van oorlog ten sterkste kan worden getwijfeld. De taks wordt dan ook alleen van mannen geëist die bekwaam zijn voor de militaire dienst.Diverse bepalingen inzake de Heilige Oorlog

Voordat zij hen aanvallen dienen moslims de niet-moslims op te roepen tot het aanvaarden van de islam. Als zij de islam aanvaarden is oorlog met hen niet nodig, omdat het doel van de oorlog dan zonder vechten bereikt is.
Als een moslim ongelovigen aanvalt zonder hen eerst uit te nodigen de islam te aanvaarden is hij een overtreder. Maar als hij hen toch aanvalt alvorens hen tot de islam uit te nodigen, en hen doodt en hun bezittingen inneemt, dan is hij toch niet verplicht tot de betaling van een boete, vergoeding of genoegdoening. Immers, hetgeen hen beschermt, te weten: de islam, is in hen niet aanwezig, en zij staan ook niet onder geografische bescherming omdat zij niet in een islamitisch land wonen.

Weliswaar is het lovenswaardig mensen tot de islam uit te nodigen wanneer reeds een oproep daartoe is geschied, maar verplicht is dit niet, daar van de Profeet wordt gemeld dat hij de stam van Al-Mustalik bij verrassing plunderde en beroofde, en dat hij ook met Usama overeenkwam een roofoverval in de vroege ochtend op Kubna te doen en de plaats in brand te steken, en die aanvallen waren “niet voorafgegaan door een oproep”.

Sommige geleerden zeggen dat zo’n oproep en uitnodiging wel vereist waren bij het begin van de islam, maar dat dat nu niet meer hoeft, aangezien de islam wijd en zijd verspreid en goed bekend is (Ibn ‘Aabidien).
Als ongelovigen zich verzetten zijn alle middelen geoorloofd om hen te onderwerpen. Het is de plicht van de moslims, met Gods hulp, hen met alle middelen en wapens aan te vallen. Zij moeten hun huizen in brand steken, zelfs als de bewoners, inclusief vrouwen en kinderen, dreigen in de vlammen om te komen. Zij moeten hen onder water zetten, en hun aanplantingen vernielen en hun graan vernietigen, omdat zij daardoor in hun weerstand zullen worden verzwakt. Daarom zijn al die middelen door de wet goedgekeurd (Ibn ‘Aabidien).

Het is niet toegestaan mensen te verminken door hun de oren of de neus af te snijden. Alhoewel er wordt gemeld dat de Profeet de Oenieien heeft verminkt, zijn zulke daden door latere regels verboden.
Het is aan de moslims verboden vrouwen of kinderen te doden, evenals bedlegerige of blinde mensen, of monniken in hun cellen die zich volledig aan de dienst van de kerk wijden.
De ongelovige die om genade smeekt dient te worden gespaard. Geen ongelovige mag worden gedood nadat hij genade heeft gekregen. Men zal de verbintenissen die in dit opzicht met hen zijn aangegaan niet verbreken. Men zal vermijden monniken en rabbijnen te doden, indien zij niet, hetzij met de wapenen, hetzij met raadgevingen of bevelen, aan de strijd hebben deelgenomen.

Als de imam het in het belang van de islam wenselijk acht met een bepaalde stam of volk vrede te sluiten, is het hem toegestaan zulks te doen. Hij mag ofwel een losgeld van hen eisen ofwel hun een geldsom betalen om vrede te verkrijgen, indien hij meent niet sterk genoeg te zijn om hen te overwinnen. Indien hij merkt dat het voordeliger is die overeenkomst te verbreken, dan mag hij opnieuw de oorlog verklaren.De oorlogsbuit

Na het eerste belangrijke succes van Mohammed twistten zijn volgelingen over de verdeling van de buit, waardoor het nodig was dat hij zelf daarover enige regelingen trof. Er kwam een goddelijke opdracht die hem machtigde de buit naar eigen inzicht onder de soldaten te verdelen, na reservering van een vijfde voor ander gebruik.

Het vijfde door de imam vooraf genomen deel dient in drie gelijke delen te worden verdeeld:
1) voor steun aan de wezen;
2) voor het voeden van de armen;
3) voor het ontvangen van de reizigers. Die laatste klasse behelst eveneens de armere leden van de familie van de Profeet die tot de Beni Haashim behoren.

Mohammed had, zoals alle andere leden van de expeditie, recht op een deel van de buit; doch hij genoot het voorrecht, als onderdeel van zijn deel, elk voorwerp dat hij wenste te mogen uitkiezen en het zich toe te eigenen voordat de algemene verdeling begon. Zo nam hij van de buit op de joodse stam van Chaibar een kostbaar zwaard, Zu’l-fiqaar, en Safiea, een heel mooi meisje.

Gevangenen maken deel uit van de buit. Men mag de volwassen mannelijke krijgsgevangenen doden. De imam mag ofwel hen ter dood veroordelen, ofwel hen in slavernij voeren, ofwel hen de hoofdelijke belasting of een losgeld opleggen, ofwel hen vrijlaten.
Men mag geen ongelovige gevangenen ruilen tegen moslimgevangenen. Zij mogen ook niet voor niets worden vrijgelaten.; alhoewel anderen dit wel wettelijk vinden.
Vrouwen en kinderen die niet kunnen worden meegenomen dienen op een verlaten plaats, waar ze voedsel noch water vinden te worden achtergelaten (zodat ze van honger en dorst moeten omkomen), want het is niet geoorloofd ze te doden. Bescherming

Veiligheid en bescherming zijn aan de ongelovigen in de islamitische landen toegezegd, en aan de moslims in de niet-islamitische landen. Dit moet strikt worden nageleefd.
Bescherming aan een niet-moslim gegeven om een islamitische stad binnen te komen en zich er te vestigen, mag niet langer dan een jaar duren, wegens het gevaar dat hij een spion zou zijn. Mocht hij langer willen blijven dan moet hij een dhimmi worden en de hoofdelijke belasting betalen.