Hoofdbedekking van moslima’s

In de meeste Westerse landen is de vraag (opnieuw) actueel of het moslima’s moet worden toegestaan in het openbare leven door middel van het dragen van de hoofddoek nadrukkelijk uiting te geven van hun religie.

Frankrijk is geneigd dit – evenals Turkije – geheel te verbieden op grond van de scheiding tussen kerk en staat. Andere landen staan het dragen van de hoofddoek door moslima’s toe. Duitsland treedt zelfs op tegen scholen of werkgevers die het dragen niet toestaan: Verboden te verbieden! (recente uitspraak van het Hooggerechtshof te Karlsruhe)

De publieke opinie maakt zich meestal nogal makkelijk af van de vraag of de Nederlandse samenleving het in het openbaar dragen van een hoofddoek door moslima’s moet toestaan of verbieden. Zelfs de vraag of instellingen op grond van hun eigen identiteit het recht hebben het dragen van een hoofddoek te verbieden, wordt verschillend beantwoord.

Men houdt daarbij geen rekening met de wezenlijke functies van deze hoofddoek, zowel voor de moslims zelf als voor de Nederlandse rechtstaat. Gebruik makend van onze ‘vrijheid van godsdienst’ en ‘vrijheid van meningsuiting’ demonstreren de hoofddoekdragende moslima’s hun onderworpenheid aan de sjaria, waarmee zij zich feitelijk onttrekken aan het Nederlandse rechtsysteem en internationale verdragen zoals de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.)

Zij die verantwoordelijk zijn voor de verhoudingen in onze samenleving dienen volgens dr. Hans-Peter Raddatz uit Munchen) de volgende zaken goed te overwegen:

  • Het dragen van de hoofddoek (hijab) is voor elke moslima verplicht. Turkije heeft het openbaar dragen ervan verboden op grond van de feitelijke discriminatie jegens vrouwen die zo’n hoofddoek niet wensen te dragen.
  • De religieuze hoofddoek is het symbool voor de verhouding tussen mannen en vrouwen die zich niet alleen achter gesloten deuren maar ook in de openbare ruimte manifesteert. De dynamiek ervan is niet – zoals wij graag ‘wensdenken’ – dat de democratische vrijheid van het openbare leven zal doordringen in de gezinnen, maar veeleer omgekeerd, dat de onvrijheid en ongelijkheid binnen de families in toenemende mate ons sociale klimaat gaat beïnvloeden.
  • Hiermee manifesteert de islam als religie zich steeds meer als een politieke rechtsorde die berust op de strenge scheiding der geslachten. In deze orde is de hoofddoek beide: – het invoeren van een aan ons wezensvreemde, man-gedomineerde rechtsorde – het afschermen van de openbare Nederlandse rechtsorde.
  • In naam van de zogenaamde godsdienstvrijheid ondersteunen de hoofddoekdragende moslima’s op non-verbale maar niet minder effectieve wijze de roep van de moskee en de moslimorganisaties tot het propageren van een godsdienst die binnen haar eigen kring de onvrijheid van godsdienst en de dominantie van de man over vrouw en kinderen als religieuze voorschriften moet erkennen en doorvoeren.
  • Een ander effect van het toelaten van de hoofddoek – naast het gedogen van de ongelijke positie van moslima’s – is een inbreuk op de geloofsvrijheid van kinderen, niet-moslims, moslims die wensen te integreren en vooral degenen die de islam vaarwel gezegd hebben.

Wie het dragen van een hoofddoek door moslima’s op grond van de vrijheid van godsdienst wil toestaan, gaat daarmee voorbij aan de centrale betekenis van de verhulling der vrouw in het islamitische rechtssysteem. Dit impliceert het gaandeweg overgeven van steeds meer terreinen van het democratische rechtssysteem aan de immer doorgaande ‘sjariatisering’ van de Westerse samenleving.