Islam verhalenderwijs, een kritische boekbespreking

 

auteur: prof. dr. Anton Wessels, Amsterdam 2001, uitg. Nieuwezijds, 286 pag. € 22,–

‘Verhalen’ zijn tegenwoordig ‘in’: Wanneer het niet lukt om door logisch redeneren het gewilde resultaat te bereiken omdat de dogma’s als vastgeroeste uitgangspunten in de weg staan, probeert men het met ‘verhalen’. Zo tracht ds Nico ter Linden met zijn boeken ‘Het verhaal gaat’ de Bijbel weer toegankelijk te maken voor intellectuele twijfelaars en wordt in veel godsdienstlessen de bijbelse boodschap doorgegeven als ‘Op verhaal komen’. Niet woordelijk natuurlijk, niet historisch of wetenschappelijk, maar als nieuw ‘verhalenboek voor religieuze mensen’.

In zijn boek ‘Islam verhalenderwijs’ heeft ook dr. Anton Wessels, hoogleraar godsdienstwetenschap aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, het verhaal gekozen om voor niet-moslims de islam verstaanbaar te maken en karikatuurbeelden neer te halen. Maar . . . met zijn visie op de ‘Abrahamitische oecumene’ van de drie monotheïstische religies: jodendom, christendom en islam, gaat hij daarbij lijnrecht in tegen onder meer:

  • de oorspronkelijke uitgangspunten van de Vrije Universiteit
  • de leer van de Bijbel en het christendom der eeuwen
  • het credo van zijn voorganger-missioloog: prof. dr. J. Verkuyl.

“In de communicatie van het evangelie met moslims kunnen we niet volstaan met de opmerking dat christenen en moslims en talmoedische joden allen in één God geloven en dat ze allen op de een of andere manier monotheïsten zijn en dat daarom hun godsconcepties vrijwel gelijk zijn. Zulke opmerkingen getuigen van grote oppervlakkigheid”
(J. Verkuyl, Met moslims in gesprek over het evangelie, p.47/48)

“Wie knielt voor Jezus, de Gekruisigde en Verrezene, kan niet meer zeggen dat het er niet toe doet wat je gelooft en in wie je gelooft. Wie knielt voor Jezus kan niet meer zeggen: Ik zie tussen de boodschap van Jezus, Boeddha, Mohammed e.a. slechts relatieve verschillen”
(J. Verkuyl, Zijn alle godsdiensten gelijk? p.98)

Wat moeten wij, ouders, leraren en besturen van christelijke scholen hier nu mee? Lopen wij met opvattingen zoals prof. Verkuyl die eenmaal heeft geformuleerd, niet tientallen jaren op de ontwikkelingen achter? Wij menen van niet, want als wij goed om ons heen zien, blijken de tijden opnieuw te zijn veranderd, mogelijk ten goede! Dit blijkt bijvoorbeeld wanneer wij letten op de reactie in het studentenblad ‘Ad Valvas’ op de recente lezing ‘Moslims in Mokum’, waarin Wessels nadrukkelijk JA zegt op de vraag: “Is Mohammed onder de profeten?” Of wanneer wij zien en horen hoe ongeloofwaardig een centrale uitspraak in ‘Islam verhalenderwijs’ overkomt op moslims die tot het geloof in Jezus Christus zijn gekomen.
“Het is goed om de Godsnaam Allah met God te vertalen, om zo de suggestie te vermijden dat met Allah een andere god bedoeld zou worden.” (pag. 93)

Het boek zelf geeft blijk van een grote belezenheid en ‘missionaire gedrevenheid’, waarbij de vele ‘verhalen’ in een tiental pakkende hoofdstukken zijn ingedeeld. Die verhalen zijn niet alleen vaak boeiend (met soms een verhelderende uitleg erbij) en brengen de lezer in een wereld die zij hooguit kennen vanuit Sindbad de Zeeman of Sprookjes van Duizend en één nacht. Tegelijk zijn deze verhalen dragers van verwarrende boodschappen zoals:
1. Islam en salam wil zeggen: vrede
2. De verhalen uit de joodse, de christelijke en de islamitische traditie dragen – ondanks de verschillen – bij tot het bewust worden van een gemeenschappelijke bron (op pag. 241-248 wordt zelfs het Babylonische Gilgamesj-epos als oertekst voor veel verhalen genoemd!)

Het behoeft geen betoog dat wij hierin grondig met Wessels van mening verschillen. Dat geldt niet alleen in theologisch opzicht, maar ook wetenschappelijk gezien vragen wij ons af hoe een geleerde een belangrijk verschijnsel als de islam zo eenzijdig met een roze bril kan benaderen.

Zo is de uitspraak ‘Islam en salam wil zeggen vrede’ ronduit misleidend. Islam betekent onderwerping, en wel in slaafse zin en met uitschakeling van het kritisch vermogen (waarvan hij overigens zelf een sprekend voorbeeld geeft). Hij vermijdt te zeggen wat een vernederende positie (als getolereerde dhimmie) de niet-moslim inneemt in Dar al-Islam alias Dar al-Salam (Huis van Vrede).

Sharia betekent voor de moslim ‘de weg’ en zou volgens pag. 91-92 dezelfde functie hebben als de thora, namelijk leefregels. Daarbij wordt niet ingegaan op de verstillende en verkillende gevolgen ervan voor degenen (moslims en niet-moslims) die eronder moeten leven.
Ook over de djihad wordt op pag. 32 vergoelijkend gesproken: de meeste moslims zouden die zien als de ‘inspanning op de weg van Allah’ in het beteugelen van hun driften. De djihad met het zwaard is iets voor fundamentalisten, waar niet verder op wordt ingegaan. Voor het verschil tussen kleine en grote djihad wordt zelfs verwezen naar Spreuken 18:32!

Dat ook de islam geworsteld heeft met de spanning tussen uitverkiezing/lotsbestemming en eigen verantwoordelijkheid, blijkt wel uit het volgende, door P.N. van Eijck bewerkte gedicht:

De tuinman en de dood

Een Perzisch Edelman:
Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
Mijn woning in: “Heer, Heer, één ogenblik!
Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot,
Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.

Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant,
Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.
Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan,
Voor de avond nog bereik ik Ispahaan!” –

Van middag (lang reeds was hij heengespoed)
Heb ik in ’t cederpark de Dood ontmoet.
“Waarom,” zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt,
“Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd?”

Glimlachend antwoordt hij: “Geen dreiging was ’t,
Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,
Toen ‘k ’s morgens hier nog stil aan ’t werk zag staan,
Die ‘k ’s avonds halen moest in Ispahaan.”

Samenvatting. Dit boek is te beschouwen als een verrijking voor iedereen die over de grenzen van de eigen cultuur wil heenzien naar de uitgebreide verhaaltraditie uit de moslimculturen. Onze bezwaren richten zich op het sterk relativeren van de eigen christelijke godsdienst, met name van het unieke van de Bijbelse openbaring van de Persoon van Jezus Christus. Bovendien missen wij het kritisch vermogen om de islam als ‘politieke religie’ te toetsen aan zowel de Bijbel als aan de fundamenten van onze Westerse samenleving. Daarmee voldoet dit boek niet aan de eis van het Woord van God, dat als “een tweesnijdend scherp zwaard onderscheid maakt tussen ziel en geest, gewrichten en merg, het schiften van overleggingen en gedachten des harten,” Hebr. 4:12.