Oer-koran en het Oude Testament in hun relatie met elkaar

Oer-koran en koran
Het Arabische woord “koran” betekent zoiets als “lezen, reciteren” en bedoelt de presentatie van een tekst in een verheven, artistieke taal, dwz. in een soort “gezang”. Onder “oer-koran”  verstaan moslims ​​meestal de “hemelse koran” (de “moeder van de schrift” volgens soera 3:7 en 43:4 of de “welbewaarde schrift” volgens 56:78f.). De algemene overtuiging is dat Allah zijn woorden in het Arabisch heeft neergezet in een hemelse oer-koran en dat hij de engel Gabriël de opdracht heeft gegeven om deze woorden in kleine en grote delen aan Mohammed reciterend “voor te dragen”. Mohammed noteerde deze woorden zorgvuldig en reciteerde ze op zijn beurt aan zijn volgelingen. Zij hadden de woorden uit het hoofd geleerd en begonnen geleidelijk ze op te schrijven en na de dood van Mohammed tot een boek samen te stellen.

Deze leerstelling is opmerkelijk. Blijkbaar kon Mohammed zich  moeilijk voorstellen, dat Allah rechtstreeks tot een persoon zou spreken. Want dat zou immers betekenen, dat Allah in menselijke taal spreekt. Maar dat zou de leerstelling van de absolute “uniciteit” van Allah in twijfel trekken. Hier wordt een essentieel verschil met het bijbelse getuigenis duidelijk. God is “één”, maar Hij zoekt op vele wijzen gemeenschap met ons mensen (vgl. Hebreeën 1: 1v.). Het mysterie van de Drie-enige God licht hier op.

Hoewel het waarschijnlijk een probleem voor Mohammed was, dat ze geen “heilige geschriften” in het Arabisch hadden, deden hij en zijn volgelingen geen moeite om de hemelse woorden onmiddellijk op te schrijven, zodat met de dood van Mohammed de koran als een boek “af” zou zijn geweest. Integendeel, de mondelinge recitatie van de koran bleef belangrijker in de islam dan het geschreven boek. Veel moslims leerden – en leren –  de hele koran uit hun hoofd en zeggen deze op een kunstzinnige manier op. In Israël en in de gemeente van Jezus Christus was het vanaf  het begin anders. Mozes schreef de van God ontvangen woorden  in een boek, het “boek van het verbond” (Exodus 24: 4 en 7). Mozes zou ook de wonderen tijdens de omzwervingen in de woestijn in een boek moeten schrijven (Exodus 17:14). Door het geschreven woord werd Israël altijd weer herinnerd aan zijn God, Zijn wonderen, Zijn verbondsbeloften en aan Zijn verbondseisen.

Tenslotte valt op, dat de koran geen inhoudelijke noch chronologische volgorde heeft. Volgens de overlevering ontving Mohammed de hemelse woorden tussen 610 en 632 n. Chr. Uit veel koranwoorden kunnen verwijzingen naar het leven van Mohammed worden gezien. Het zou te verwachten zijn, dat de volgelingen van Mohammed de koranwoorden uit het hoofd zouden leren in de volgorde waarin hij ze voor hen “reciteerde” en ze vervolgens in die volgorde zouden opschrijven. Maar dat is niet gebeurd. Een tijdgebonden volgorde is niet herkenbaar. Over de redenen kan gespeculeerd worden, maar ik denk dat het belangrijk is op te merken dat dit in het Oude Testament anders is. De 39 boeken van de “Hebreeuwse Bijbel” zijn gewoonlijk of historisch of inhoudelijk gestructureerd. Er zijn enkele uitzonderingen in de profetische boeken of de psalmen. En ook  met de rangschikking van de boeken in de “canon” – hoe verschillend die ook mag zijn – werd de nadruk gelegd op de historische en inhoudelijke rangschikking. Hier wordt duidelijk dat Israël een heel ander begrip van geschiedenis en goddelijke orde ontwikkelde dan de islam.

De vroege en de late koran
Volgens de overlevering ontving Mohammed de koranwoorden tussen 610 en 622 na Christus in zijn geboorteplaats Mekka en tussen 622 en 632 in zijn toevluchtsoord Medina. In sommige edities van de koran staat boven elk van de 114 secties of delen (soera’s) welke verzen vanuit de hemel “neerkwamen” op Mohammed in Mekka en welke in Medina. Dit maakt duidelijk dat de Mekka-teksten niet in de eerste helft staan ​​en de Medina-teksten in de tweede helft, maar door elkaar. Bovendien staan ​​de lange soera’s, die meestal uit de Medina-periode komen, vooraan in de koran en de kortere Mekka-soera’s aan het einde. De vroege en late koranpassages vertonen grote verschillen. De vroege teksten zijn poëtisch en krachtig en hebben een religieuze inhoud: dankbaarheid jegens Allah, de komst van zijn oordeelsdag, kritiek op afgoderij en de eis om alleen Allah te vereren. De late teksten zijn vaak lang, gaan over wettelijke bepalingen, vertellen over oorlogen en roepen op tot een strijd tegen de vijanden van de moslims.

 Aangezien de vroege en late teksten zeer verschillende situaties in het leven van Mohammed weerspiegelen, is het niet verwonderlijk dat er meerdere inhoudelijke spanningen zijn in de voorschriften die in acht moeten worden genomen. Dat riep natuurlijk sommige vragen op. Is het vroege of het late van toepassing? Juridische geleerden gaan er meestal van uit, dat vroege voorschriften voorlopig golden en dat de latere voorschriften bindend zijn. Conservatieve moslims benadrukken dat de koran van Medina de laatste, eeuwige koran is. Liberale moslims zien de dingen tegenwoordig vaak anders. Voor hen is de religieuze islam van Mekka de ware en voor altijd geldige islam, terwijl de politieke en militante islam van Medina tijdelijk was. Tot op zekere hoogte kennen we als christenen het probleem in de relatie tussen het Oude en het Nieuwe Testament. Veel geboden die voor Israël golden, zijn niet langer relevant voor ons. Voor ons geloof in God heeft het Oude Testament echter blijvende betekenis. We begrijpen het echter vanuit het standpunt van de Heere Jezus. Terwijl de vroege, vreedzame islam werd vervangen door de militante islam, zijn voor ons de oorlogszuchtige teksten van het oude verbond vervangen door de boodschap van verzoening van het evangelie!

De verenigde koran
Deskundige  moslims moeten toegeven, dat er nooit een woord voor woord exacte koran is geweest. Want de huidige Arabische vertaling en in veel vertalingen (moslims spreken van “transmissies”) van de wereldwijd verspreide koran, werd in zijn exacte bewoordingen pas ongeveer honderd jaar geleden vastgelegd, toen die voor het eerst werd gedrukt. Tot dan toe was de koran in verschillende “lezingen” in omloop. Dit hangt ook samen met een eigenaardigheid van het Arabische schrift. Daarin worden de korte klinkers meestal niet geschreven, maar toegevoegd bij het lezen van een tekst. Daarom werden de geschreven “korans”, die in grote moskeeën en onderwijsinstellingen werden bewaard, aanvankelijk alleen geschreven met medeklinkers en lange klinkers. De korte werden toegevoegd tijdens het reciteren en er waren verschillende “vocalisatie” (= opties). In de Middeleeuwen waren moslimgeleerden het erover eens, dat de koran bij het reciteren slechts op zeven verschillende manieren mag worden uitgesproken. Dat was een belangrijke beperking en definiëring, maar er werd in ieder geval openlijk toegegeven, dat er geen uniforme formulering van de koran is. Vanwege de verschillende vocalisaties kunnen de recitaties een verschillende

betekenis krijgen. Toen de koran voor het eerst werd gedrukt, moest men beslissen over een bepaalde vocalisatie en dus ook over de definitie van de inhoud. De korte klinkers werden gemarkeerd met extra tekens in de afdruk.

De eenwording gebeurde niet alleen voor de gesproken tekst, maar ook voor de medeklinkertekst. De islamitische bronnen – en alleen deze zijn beschikbaar over dit onderwerp – praten er heel open over. Ze melden, dat de eerste kalief, Abu Bakr, een moslim die veel koranwoorden uit zijn hoofd kende, de opdracht had gegeven om de door Mohammed verkondigde inhoud schriftelijk vast te leggen. In die tijd kon hij dit alleen doen met lettertekens voor medeklinkers en lange klinkers en had hij ook het probleem dat voor sommige medeklinkers één en hetzelfde letterteken werd gebruikt. Deze tekst kon dus alleen een “leeshulp” zijn voor mensen die de tekst uit hun hoofd kenden. Anders was het misleidend en vatbaar voor verschillende “lezingen”. Een open vraag bleef waarom deze man, Zaid, de overgeleverde recitaties niet naar tijd of inhoud rangschikte. Het grootste probleem was echter, dat hij niet de enige was die een geschreven koran samenstelde. Er waren anderen die dat uit eigen beweging deden en hun korangeschriften verschilden in tekst van die van Zaid. Dit leidde tot verschillende interpretaties die politieke consequenties konden hebben. Daarom zou de derde kalief, Osman (Uthmân), bevolen hebben alle “korans” behalve die van Zaid te vernietigen. De koran van Zaid werd uitgeroepen tot door de staat erkende koran, maar de islamitische bronnen gaven alle afwijkingen van de koran van Zaid door. In de uitgebreide moslimcommentaren op de koran worden deze ‘varianten’ geciteerd en besproken.

Strikt genomen is er geen aardse “Oer-koran”, tenzij men de door de staat verordende tekst van Zaid als zodanig beschouwt. De korantekst heeft een lange geschiedenis van standaardisatie, waardoor veel vragen open blijven. Een zwak punt is de “wanorde” van de aardse koran. Zou de “hemelse koran” ook zo ongeorganiseerd zijn? En hoe zit het met de vele toespelingen in de koran op het leven van Mohammed, zelfs op beschamende episodes ervan? Moet de hemelse koran zo’n  ‘seculier’ boek zijn?

Koran en het Oude Testament
Het is vrij zeker dat Mohammed alleen zijn moedertaal, het Arabisch, kende. Het is ook vrij zeker dat er geen vertaling was van het Oude Testament in het door Mohammed gesproken Mekka-Arabisch. Vanwaar kreeg Mohammed dan zijn kennis van oudtestamentische verhalen? De toespelingen in de koran erop vertonen overeenkomsten met de talmoed, de Joodse onderwijstraditie. We kunnen er van uit gaan dat de Joden, die in Arabië woonden en goed thuis waren in het Arabisch, in gesprek met Mohammed hem veel dingen vertelden die ze wisten van de Joodse onderwijstraditie. Dit week echter aanzienlijk af van het Oude Testament. De vertaling van het Aramees in het Arabisch heeft mogelijk nog meer vertekeningen gemaakt. En tenslotte paste Mohammed de inhoud die hij had gehoord in zijn beperkte denkkader aan. Het is geen wonder dat hij een aantal dingen verkeerd begrepen heeft. De koran laat zien, dat Mohammed vooral onderwerpen gehoord heeft uit de Bijbelse historie (Adam en Eva, Noach), uit de Bijbelse geschiedenis van de vaderen (Abraham, Ismaël, Isaak, Jacob, Jozef) en uit de geschiedenis van Mozes. Grote delen van het Oude Testament komen niet voor in de koran. Waarom werden de bijbelverhalen belangrijk voor Mohammed? In Mekka werd Mohammed blootgesteld aan veel vijandigheid van zijn heidense landgenoten. Zijn religieuze vernieuwingswerk stond op het punt te mislukken. In deze situatie zocht Mohammed hulp bij Joden en christenen in zijn omgeving. Hij begreep, dat God zijn profeten en boodschappers, Noach, Abraham, Mozes en de Heere Jezus, weliswaar aan enkele geduldsbeproevingen onderwierp, maar dat God ze uiteindelijk altijd hielp te slagen. Bij Jezus is Mohammeds herinterpretatie bijzonder ernstig. Volgens de koran wilden de Joden Jezus doden, maar ze hadden het mis en het leek alleen maar dat ze Jezus hadden gedood. In plaats daarvan nam Allah Jezus tot zich (vgl. soera 4:57 e.v.). Uit deze “succesverhalen” concludeerde Mohammed, dat Allah hem uiteindelijk ook de doorbraak naar succes zou geven. De op deze manier begrepen “bijbelse” geschiedenissen werden een troost voor Mohammed en daarom nam hij ze, in geïslamiseerde vorm, op in zijn prediking.

Bijbel en koran – de vraag naar de waarheid
Sommige christelijke theologen proberen tegenwoordig de prediking van de bijbel en de koran als ‘elkaar aanvullende boodschappen’ onder één noemer en met elkaar in overeenstemming te brengen. Dit is alleen mogelijk als beide boeken worden “geontmythologiseerd” en gereduceerd tot algemene waarheden over een fictieve menselijke “God/Allah”. Daarmee wordt noch de bijbel, noch de koran echter serieus genomen in hun echte uitspraken. Wie de bijbel en de koran laat, zoals ze het bedoelen, zal moeten concluderen dat, ondanks enkele, meestal schijnbare overeenkomsten, in essentie tegengestelde boodschappen prediken. Als de Bijbel Gods geopenbaarde Woord is, dan kan God, de God van Israël en de Vader van Jezus Christus, niet in de koran spreken.

Dit verschil wordt het duidelijkst in het bijbelse getuigenis van God en de koran- uitspraken van Allah. De Bijbel getuigt van de getrouwe God van het verbond, op wiens beloften kan worden vertrouwd en die Zijn beloften vervuld in de komst van de Messias. Aan de andere kant verkondigt de koran Allah als een absoluut vrije en uiteindelijk willekeurige macht. De Bijbel getuigt van God als de persoonlijke God die, in zijn Zoon Jezus Christus reddend tot de mensheid komt en door Zijn Heilige Geest de harten van mensen beweegt. De Koran daarentegen spreekt van Allah als de absolute ene en in zichzelf enige, die geen contact heeft met mensen en uiteindelijk de onbekende blijft. De Bijbel getuigt van God als van de barmhartige Vader, wiens vergeving in het nieuwe verbond door het zoenoffer van zijn eniggeboren Zoon, Jezus Christus, geschonken is en daarom zekerheid geeft. De Koran spreekt over Allah’s barmhartigheid als zijn vrijgevigheid bij het schenken van aardse goederen, het onthullen van een weg naar verlossing en het vergeven van bepaalde zonden als de mens  als moslim daarmee worstelt, maar alles blijft onder voorbehoud “als Allah het wil”, dus vaag en onzeker.

In het licht van het bijbelse Woord moet daarom Mohammeds openbaringsaanspraak worden afgewezen. Achter Mohammeds verkondiging moeten andere machten staan. Met het oog op de polemiek van de koran tegen de Drie-eenheid van God en tegen de gekruisigde Zoon van God, gezien alle verdraaiingen, vervormingen en inperkingen van centrale Bijbelse waarheden, kan achter Mohammed en de koran alleen de “aloude vijand” en “diabolos” staan, de verleider en misleider van de mensen, die er belang bij heeft mensen weg te houden van de enige God, de Vader, Zoon en Heilige Geest en zijn heilswerk. Het bestuderen van de koran kan christenen er alleen toe bewegen moslims uit te nodigen de Bijbel te lezen en Gods aanbod van verlossing in Jezus Christus te aanvaarden.

Eberhard Tröger

 

Bron: www.efg-hohenstaufenstr.de

Voor de soerateksten is de koranvertaling van Kramer gebruikt (bewerkt door Jaber en Jansen).