demonologie

Acht stellingen die we op grond van de bijbel geloven en niet geloven.

1. We geloven,
dat engelen door God geschapen wezens zijn met een eigen wil en persoonlijkheid (Joh. 1: 3, Hebr. 1: 6, Col. 1: 16).

We geloven niet,
dat engelen geen werkelijke wezens zijn, maar slechts een metafoor van goed en kwaad.

2. We geloven,
dat de bijbel slechts twee groepen engelen (geestelijke wezens) onderscheidt: de gevallen engelen, waarvan Satan oorspronkelijk de hoogste in rang was en de engelen die voor altijd trouw aan God zijn gebleven (Ez. 28, Jes. 14: 11-14). De duivel of Satan en zijn handlangers gaan zowel bruut (als een leeuw, 1Pet. 5: 8) ,als verleidelijk (als een vermomde engel van het licht, 1 Cor. 11: 14) te werk.

We geloven niet,
dat er een ‘grijs’ gebied is, waarin engelen nu nog voor of tegen God kunnen kiezen, of waarin mensen ‘neutraal’ met onzichtbare machten contact kunnen maken.

3. We geloven,
* dat de oude natuur van de gevallen mens een aanknopingspunt is voor de verzoeking en beïnvloeding door de machten der duisternis. Door het verzoenend offer van Jezus Christus kan de persoon die zich aan Christus heeft overgegeven uit genade en geloof weer met God leven door de Heilige Geest en het Woord van God (1 Cor. 2: 13 -15).

* dat de bijbel de verering en aanbidding van engelen als bemiddelaars afwijst (Col. 2: 12, Op. 19: 10, Op. 22: 9)

We geloven niet,
* dat gevallen geesten alleen in de perceptie van mensen bestaan en dat ze in werkelijkheid geen contact maken met mensen.
* dat contact of hulp van heilige engelen gezocht moet worden.

4. We geloven,
* dat gevallen engelen (demonen) mensen willen en kunnen verwarren, misleiden en psychisch en geestelijk ruïneren (2 Cor. 4: 4, 2 Cor. 11: 3). We betreden het terrein van toverij, als we met behulp van de gevallen geestelijke wereld natuurlijke en bovennatuurlijke dingen gaan manipuleren (Lev. 19: 31, 20: 6, 27, Deut. 18: 9 -14, Hand. 13: 6 -10, Hand. 8: 9 -24). De bijbel roept ons op de geestelijke wapenrusting op te nemen (Ef. 6: 10 -20), de duivel in geloof te weerstaan (1 Pet. 5: 8, 9).
* dat de engelen die de Schepper trouw gebleven zijn – hoewel zij dienende geesten zijn – zich niet door mensen laten manipuleren, maar hun opdrachten slechts van de Schepper ontvangen.
* dat een heilige engel (= bode) door God uitgezonden wordt (Hebr. 1: 14) en Zijn Woord volvoert (Ps. 103: 20).
* dat er geen enkele aanwijzing en geen enkel voorbeeld van een gebed van een mens tot God met hulp van engelen is.
* dat de heilige engelen die God met een opdracht stuurde, de gestalte van een mens aannamen, zodat communicatie mogelijk was (Gen. 18: 1 – 15, Gen. 19, Richt. 13: 1 – 21).
* dat slechts de gevallen engelen zich door mensen laten bevragen en aanbidden en daarop wonderen kunnen verrichten, die echter alle uiteindelijk de vernietiging van de mens en de schepping tot doel hebben.

We geloven niet,
dat de invloed van gevallen engelen op de mens, slechts een hersenspinsel of een metafoor voor angst is, maar dat het gaat om een reële strijd tussen licht en duisternis, tussen leven en dood.

5. We geloven,
dat vooral de christenouders, -leerkrachten en -voorgangers de taak hebben om kinderen te beschermen, te leren, te waarschuwen en op te voeden en voor te leven, hoe ze met de (gevallen) geestelijke wereld moeten omgaan (Deut. 6: 4 – 9, Ef. 6: 1,2).

We geloven niet,
* dat kinderen zelf mogen experimenteren, of door schade en schande zelf ‘wijs’ kunnen worden in dit opzicht.
* dat de opdracht alles te toetsen uit 1Thes. 5: 21 een stimulans is om op ontdekkingstocht in de occulte wereld te gaan.

6. We geloven,
dat de aanvallen van de boze, vooral gericht zijn op kinderen, omdat ze gemakkelijker in hun denken te beïnvloeden zijn. Deze aanvallen zijn vele, maar hebben vooral als doel de ontkenning van de enige God en verder het aanmoedigen contact te leggen met de gevallen geestelijke wereld (2 Cor. 11: 3, Col. 2: 20 – 23) om geholpen te worden.

We geloven niet,
dat er voor de kinderen enige hulp buiten Jezus Christus om is.

7. We geloven,
dat de kinderboekenweek met het thema “Toveracademie” een middel is waarmee kinderen in de invloedssfeer van de boze en dus van de duisternis gebracht worden. We moeten dan ook als ouders, opvoeders, leerkrachten/docenten en pastores onze geestelijke verantwoordelijkheden nemen (zie stelling 5) ten behoeve van de geestelijke gezondheid van onze kinderen.

We geloven niet,
dat het uitproberen en het gebruik maken van allerlei vormen van toverij een onschuldige of vrijblijvende bezigheid is. God verbiedt immers alleen wat schadelijk voor de mens en een aantasting van Zijn heiligheid is (Deut. 18: 13 en 14).