Het laatste Bijbelboek ‘Openbaring van Jezus Christus’ is geschreven met een dubbel doel.

Openbaring (dl 4)

Het laatste Bijbelboek ‘Openbaring van Jezus Christus’ is geschreven met een dubbel doel. Het eerste is vertroosting en bemoediging, het tweede is waarschuwing en appèl. Dat gold voor de tijd waarin Johannes leefde en het geldt ook voor alle tijden. Het boek laat zien waar het in de geschiedenis om gaat en waarop het zal uitlopen en heeft drie grote thema’s, die deel zijn van het Raadsbesluit van God:

Genadeboodschap Oordeelsboodschap Overwinningsboodschap
Boodschap van HEIL

Tijd tussen de apostelen en Christus’ wederkomst. Periode van de christelijke gemeente (geschiedenis der kerk).

Boodschap van GERICHTEN

Doorlichting en afloop van de wereldgeschiedenis.
Grote verdrukking voor Israël en de hele mensheid.

Boodschap van HOOP.

Periode van duizend jaar, die uitmondt in `de dag der eeuwigheid’. Soms aangeduid als `de jongste dag’.

 

Een bekend Joods woord is Aliya. Het betekent `opgaan’, dat wil zeggen: opgaan naar Jeruzalem.

Opgaan naar Jeruzalem (dl 2)

Een bekend Joods woord is Aliya. Het betekent `opgaan’, dat wil zeggen: opgaan naar Jeruzalem. De pelgrims (de Joden die de feesten komen vieren en ver moesten reizen) moesten altijd omhoog om in Jeruzalem te komen. Wanneer zij gingen over de laatste heuvels, zagen zij de stad liggen, gebouwd op een heuvel en met een hoge stadsmuur er omheen. Het tempelcomplex rees ver boven de stadsmuur uit: een wit gebouw met gouden daken. Daar zijn veel liederen over geschreven, zoals psalm 48, die als volgt begint:
Machtig is de Heer, onze God.
In zijn stad moet iedereen Hem eren.
Prachtig verheft zich Sion,
een vreugde voor de hele wereld,
die machtige berg daar in het noorden,
de stad van de grote Koning
.”

Ook toen alle Joden uit het land waren verdreven en onder alle volken verstrooid, riepen ze elkaar al die eeuwen elk jaar weer toe: “Volgend jaar in Jeruzalem!”

 

De opname of wegrukking van de Gemeente van Jezus Christus is een geheimenis dat aan Paulus werd geopenbaard. Wij geven dit met de woorden van Paulus weer:

Opname van de Gemeente (dl 4)

De opname of wegrukking van de Gemeente van Jezus Christus is een geheimenis dat aan Paulus werd geopenbaard. Wij geven dit met de woorden van Paulus weer:

“Wat wij hier zeggen, is het woord van de Here: Wij die bij de terugkeer van de Here nog leven, zullen Hem niet eerder tegemoet gaan dan de gestorvenen. Want als het bevel klinkt, als een aartsengel zijn stem laat horen en de trompet van God schalt, zal de Here zelf uit de hemel neerdalen. Dan zullen de gestorven christenen eerst opstaan en daarna zullen wij, die op dat moment nog leven, met hen in de wolken worden opgenomen om de Here in de lucht te ontmoeten en altijd bij Hem te zijn. Met dit nieuws kunt u elkaar troosten en bemoedigen.”1 Thessalonisenzen 4:15-18

In de achttiende eeuw brachten de gebroeders John en Charles Wesley de eenvoudige boodschap van het Evangelie met grote kracht in Wales, Engeland en Schotland. Soms spraken zij tienduizenden mensen tegelijk toe, waarvan er zich duizenden bekeerden.

Opwekking (dl 4)

In de achttiende eeuw brachten de gebroeders John en Charles Wesley de eenvoudige boodschap van het Evangelie met grote kracht in Wales, Engeland en Schotland. Soms spraken zij tienduizenden mensen tegelijk toe, waarvan er zich duizenden bekeerden.

In Amerika heeft de zgn. `Great Awakening’ een geweldig effect gehad. Grote gebieden aan de Oostkust werden geestelijk in vuur en vlam gezet. Dat ging gepaard met een diepe overtuiging van een heilig God en de zondige mens.

In Nederland leidde deze beweging in de 19e eeuw tot het zgn. Reveil, dat mede de stoot gaf tot belangrijke sociale vernieuwingen.

 

In Israël was het de gewoonte dat een vader voor zijn zoon een rabbi of leermeester koos.

Rabbi – discipel (dl 2)

In Israël was het de gewoonte dat een vader voor zijn zoon een rabbi of leermeester koos. Die jongens gingen niet naar school, maar vormden een leefgemeenschap van discipelen. Als er dan wat gebeurde, legde de rabbi hen uit waardoor dat kwam en waarom je het beste kon doen zoals hij deed. Dat is leren door het leven. Het Hebreeuws maakt niet zo’n onderscheid als wij tussen:

– woord en daad:

– leer en leven:

– hoofd en hart:

– theorie en praktijk:

– kennis en wijsheid:

het Hebreeuwse woord dabar betekent zowel woord als daad.

dus niet: ik geloof in de juiste leer, hoe ik leef doet er niet toe

door de omgang met elkaar leerden ze hoofd en hart gebruiken

het gaat niet om de theorie maar om de praktijk.

kennis in je hoofd moet worden omgezet in wijsheid uit het hart

Jezus’ discipelen waren niet naar Jezus gekomen omdat Hij als de beste rabbi gold: het was precies andersom. Jezus zegt: “Jullie hebben Mij niet uitgekozen, maar Ik heb jullie uitgekozen. Ik heb jullie aangewezen om erop uit te gaan en blijvende vrucht voort te brengen, zodat mijn Vader jullie alles zal geven wat jullie Hem vragen in mijn naam.”

 

De offerdienst aan de hemelkoninging (ook wel moedergodin genoemd) wordt beschreven in Jeremia 7:16-20 en in 44:15-19.

Hemelkoningin (dl 3)

De offerdienst aan de hemelkoninging (ook wel moedergodin genoemd) wordt beschreven in Jeremia 7:16-20 en in 44:15-19. Wie tegenwoordig goed oplet, moet wel denken: Er is niets nieuws onder de zon!

 

In de medezeggenschapsraad (M.R.) zijn de verschillende geledingen van de school vertegenwoordigd. Christen-ouders kunnen, door zich beschikbaar te stellen voor de M.R., invloed uitoefenen op het beleid van de school.

Uit onze Handreiking voor ouders (uit 1989) nemen wij het volgende over:
Vrijwel iedere school heeft een medezeggenschapsraad (M.R.) In deze raad zijn de verschillende geledingen, zoals leraren en ouders (bij het voortgezet en hoger onderwijs de leerlingen) vertegenwoordigd. De M.R. heeft, afhankelijk van het onderwerp, een adviserende of instemmende functie over zaken als:

  • schoolwerkplan (i)
  • schoolreglement (i)
  • beëindiging, inkrimping of uitbreiding van de werkzaamheden van de school, overdracht van de school en aangaan van een fusie (a)
  • aangaan, verbreken of belangrijk wijzigen van een duurzame relatie met een andere instelling (a)
  • deelneming of beëindiging van deelneming aan een onderwijskundig project of experiment (a)
  • vaststelling of wijziging van benoemingsprocedures (i)
  • vaststelling of wijziging van het beleid t.a.v. het toelaten of verwijderen van leerlingen (a)
  • vaststelling of wijziging van regels op het gebied van veiligheid en gezondheid (i).

Afhankelijk van het reglement van de school heeft de M.R. voor deze en andere punten adviesrecht (a) en voor sommige van deze punten zelfs instemingsrecht (i). In dat laatste geval dient het schoolbestuur een voorgenomen besluit ter instemming voor te leggen aan de M.R. De wetgever heeft vastgesteld welke zaken vallen onder het instemmingsrecht en welke onder het adviesrecht. Vanwege de mogelijke invloed op de identiteit kunnen scholen vragen om ontheffing van de plicht tot het instellen van een M.R

Christenouders kunnen, door zich beschikbaar te stellen voor de M.R., invloed uitoefenen op het beleid van de school. Zij kunnen er mede op toezien dat het beleid van de school gebaseerd wordt/blijft op de grondslag. Voorts is het voor het goed functioneren van de M.R. van belang dat alle leden van de raad hebben ingestemd met de grondslag. Gelet op de bevoegdheid van de M.R. is het wenselijk dat alleen ouders die instemmen met de grondslag van de school, deel uitmaken van de M.R. Het is dan ook gewenst dat leden van de M.R. zich laten voorlichten omtrent actuele onderwerpen die de identiteit van de school mede-bepalen.
Meedoen aan de medezeggenschapsraad

Een vader schreef ons een bemoedigende brief, waaruit wij het volgende overnemen:
Na het bijwonen van een informatieavond is mijn belangstelling voor uw vereniging gewekt. Op die avond werd er met klem op gewezen dat wij onze kinderen dienen op te voeden voor de toekomende eeuw en niet voor de tijd waarin wij zijn opgegroeid. Deze stelling heeft mij alert gemaakt op datgene wat ik mijn kinderen wel en juist niet mee wil geven. Met name het begeleiden van mijn kinderen bij datgene waar ze via de televisie (video), school, zondagsschool, spelen op straat, e.d. mee worden geconfronteerd, is voor mij erg belangrijk.

Toen mijn vrouw en ik dus voor de keus kwamen naar welke (basis-) school wij onze kinderen wilden sturen, zijn wij hier heel bewust mee om gegaan. Biddend en informerend zijn wij op zoek gegaan naar een positief christelijke school waar datgene wat de Bijbel ons leert centraal stond. Ik moet erkennen dat dit geen gemakkelijke taak is. Op het moment dat je je hierin gaat verdiepen, blijkt dat er veel meer haken en ogen aan zitten dan je in eerste instantie denkt. Gelukkig hebben wij m.i. toch een school gevonden die (in grote lijnen) strookt met onze levensopvatting als kinderen van God.

Ondanks het feit dat we heel bewust een keus gemaakt hebben voor een bepaalde school, waren wij ons er terdege van bewust dat hiermee onze verantwoordelijkheid als ouders niet ophield. Wij proberen dan ook, op een positieve manier, een vinger aan de pols te houden bij alles wat onze dochter krijgt opgediend. Dit heeft er ook toe geleid dat ik mezelf, toen er een plaats vrij kwam, heb opgegeven voor de medezeggenschapsraad, wat ik nog steeds ben.

De MR krijgt allerlei post en lectuur die door de leden van de MR doorgelezen kan worden. Deze post rouleert tussen de MR-leden. Eerlijk gezegd moet ik toegeven dat ik lang niet alle post doorlees. In de praktijk komt het erop neer dat ik alles even doorblader en alleen de moeite neem om iets door te lezen als de kop of het onderwerp me aanspreekt. Eind vorig jaar heb ik een exemplaar van het magazine van Bijbel & Onderwijs meegenomen naar een MR-vergadering. Toen ik vroeg wie van de aanwezigen het blad kende, bleek dat slechts 1 (ouder-) lid van het bestaan ervan op de hoogte was. Hierop had ik al een beetje gerekend, zodat ik meerdere exemplaren had meegenomen.

Aan iedereen heb ik er toen een exemplaar gegeven met de vraag het eens door te lezen omdat het m.i. een goede zaak zou zijn om ook dit blad met de post van de MR te laten rouleren
Op de vorige MR-vergadering kwam een lid uit het lerarenteam terug op mijn vraag inzake Bijbel & Onderwijs. Ze vertelde dat het (proef-) exemplaar zeer goed van pas was gekomen. Het team van ‘onze’ school is de laatste tijd bezig geweest met het zoeken naar een nieuwe schrijfmethode. De methode ‘Schrijfdans’ scoorde bij het personeel hoge ogen. Mede op basis van uw artikel hierover (in het nummer dat was uitgedeeld) is besloten om niet tot aanschaf van deze methode over te gaan! Tegelijkertijd kwamen er van de andere MR-leden alleen maar positieve reacties over uw blad. Om kort te gaan kwam het erop neer dat alle leden het er volmondig mee eens waren dat het blad een waardevolle aanvulling was en is op de post van de MR. U zult begrijpen dat ik zeer gelukkig ben met bovenstaande; dat ik hiervoor onze Hemelse Vader heb gedankt!

drs. R.H. Matzken

Gaat het kennis nemen van de wereldreligies zover dat onze kinderen moeten meegaan naar een viering in een hindoetempel? Wat is het holifeest eigenlijk?


Een groepsleerkracht op een christelijk instituut schreef ons een brief met de vraag hoever respect voor elkaar in een multiculturele samenleving gaat.

“Op onze school besteedt men aandacht aan de vier wereldreligies. Daarbij zou het accent liggen op het informeren en respect tonen ten opzichte van elkaar. Dit jaar staat gedurende twee weken het hindoeïsme centraal in de groepen 3 t/m 8. Enkele hindoestaanse dames zullen de klassen bezoeken en de kinderen bestrooien met poeder en parfum in het teken van het holifeest; enkele leerlingen zullen een hindoestaanse school bezoeken en daar eveneens het holifeest bijwonen; een hindoe-tempel zal bezocht worden waar een viering zal worden bijgewoond en tot slot zal een hindoestaanse danseres een voorstelling geven voor alle kinderen van onze school.

Discussie over genoemde activiteiten was onmogelijk; van directiezijde werd meegedeeld, dat wij als docenten gewoon verplicht zijn het vak ‘geestelijke stromingen’ te geven en dat enkele excursies daarvan deel kunnen uitmaken. Inmiddels hebben ook enkele ouders gereageerd op deze gang van zaken. Maar wat tegen de leerkrachten werd gezegd, is ook aan de ouders meegedeeld. Kinderen van ouders die bezwaar maken, hoeven echter niet deel te nemen aan de excursies en kunnen op school blijven.”


a. Wat is het holifeest?
Als christenen in een pluriforme samenleving dienen wij bekend te zijn met de godsdienstige gebruiken van ‘Medelanders’, maar dat mag niet zover gaan dat onze kinderen, op een christelijke school, zouden moeten deelnemen aan de godsdienstige riten van dienaren van andere goden. Dat gebeurt zonder meer wanneer zij in een hindoe-tempel een viering bijwonen.

Het holifeest wordt beschouwd als een soort nieuwjaarsfeest. Hierbij moeten we wel bedenken dat in de hindoe-cultuur (bijna) alles bij het hindoeïsme ook een cultische betekenis heeft, waarbij de aanwezigen worden betrokken. Bij het holi-feest wordt de wijze herdacht hoe een koning erachter kwam wie van zijn beide kinderen goddelijk was. Hij besloot hen allebei te verbranden; wie overleefde, was goddelijk. De zoon Holi overleefde de vlammen, de dochter Holica stierf. Daarmee was zij (de vrouw!) het symbool van het kwaad dat teniet gedaan werd. Het hoeft weinig betoog dat de inhoud van het holifeest flagrant in strijd is met datgene wat de Bijbel leert over de manier waarop God handelt met het kwaad.
b. Hoe moet men in een dergelijke situatie handelen?
* U kunt uw bezwaar bij de directie of het bestuur aanhangig maken, eventueel zelfs via de ledenvergadering.
* U kunt, op democratische gronden en om des gewetens wil, ontheffing vragen om niet hieraan deel te nemen. Leg uit waarom u (en de betreffende kinderen) hieraan geen deel wenst te nemen.

 

De Bijbel is niet zomaar een bundel verhalen, maar het waarachtig getuigenis van Gods handelen in de geschiedenis van Israël en de volken. Een weerlegging van de moderne godsdienstvisie.

Het onderwerp waarover dr. J. Hoek enkele opmerkingen wil maken, is uiterst actueel. De auteur wil trachten duidelijk te maken waarom de Bijbel niet zomaar een bundel verhalen is, maar het waarachtig getuigenis van Gods handelen in de geschiedenis van Israël en de volkeren. Misschien lijkt dit het intrappen van een open deur. Maar zodra u de beschouwingen leest over de hedendaagse invulling van de identiteit van christelijk onderwijs en zodra u allerlei moderne onderwijsmethodes kritisch onder de loep neemt, verandert u snel van gedachten en ziet u hopelijk in hoe belangrijk het is op dit punt uiterst waakzaam te blijven en expliciet voor onze overtuiging uit te komen.

Onlangs las ik het boek Kleuren van een toekomst (Hilversum 1997), dat onder redactie van Tom Kroon is uitgegeven als ‘ een praktisch handboek voor de identiteit van de christelijke school’. De samensteller is docent aan de Marnix-academie te Utrecht. Hij geeft in deze bundel zelf een stevige voorzet inzake de identiteitsvernieuwing van het protestants-christelijk onderwijs en oogst daarna van elf andere auteurs voornamelijk bijval, maar toch ook hier en daar fundamentele kritiek.

Visie op de Bijbel
Nu ga ik niet het betoog van Kroon samenvatten. Het gaat mij om een centraal element uit dat betoog, namelijk de visie op de Bijbel. Kroon is daarover niet onduidelijk. Volgens hem is het beeld dat de verhalen, de liederen en het gebed in de traditionele benadering oproepen, ongeloofwaardig. Op blz. 15 verwijst hij naar de uitingen van enkele door Tom ter Bogt geïnterviewde jongeren. Een voorbeeld: ” Vroeger dacht ik wel dat God de aarde geschapen had, maar wanneer je op school zit, hoor je van allerlei natuurkundige processen, dan wordt het toch moeilijk om aan dat idee vast te houden. Ik weet niet hoe het allemaal begonnen is, maar volgens mij heb je God niet nodig om dat te verklaren.” Aan dit soort uitlatingen verbindt Kroon verstrekkende beschouwingen zoals deze: ” Het christelijk onderwijs slaagt er in het algemeen niet in om ‘de fundamentele en bevrijdende eigen bijdrage aan de culturele ontwikkeling’ niet te laten botsen met het moderne, rationele wereldbeeld. Het beeld dat de verhalen, de liederen en het gebed oproepen is nogal ongeloofwaardig. Als je gelooft, zo komt het op veel leerlingen over, dan moet je ook aannemen dat blinden weer kunnen gaan zien, dat je met één kruikje olie maandenlang koeken voor een gezin kunt bakken, enz… Christelijke scholen boeken dus tegendraadse resultaten’. In een voetnoot gaat Kroon nog verder. Wat is de reden dat uitgerekend het vanouds zo godsdienstige Nederland tegenwoordig zo hevig geseculariseerd is? Hij zoekt die reden in de wijze waarop de Nederlandse jeugd van jongs af aan op de christelijke school met godsdienst is geconfronteerd! De traditionele bijbelvertelling als katalysator van de secularisatie!

Het romantische antwoord
Kroon wijst het af wanneer men in reactie op de secularisering krachtig terugvalt op ‘ Gods onfeilbaar Woord, de belijdenisgeschriften van de Reformatie en een herstel van een opgewekt en bijbelgetrouw geloofsleven’. Hij noemt dat ‘het romantische antwoord’. In feite dus een vergeefse vlucht in het verleden dat voorgoed voorbij is. Hij wil anderzijds ook geen ‘postmoderne’ scheiding tussen godsdienstige opvoeding in het gezin enerzijds en de seculiere school anderzijds. Het gaat hem om het ‘opwekken van een spirituele levenshouding’ bij het kind, een inleiding tot een religieuze interpretatie van de werkelijkheid. De docenten op de christelijke school zouden ‘overtuigde pluralisten’ moeten zijn die de kinderen niet voorgaan in een bepaald welomschreven geloofsbelijden, maar hen willen opwekken tot geestelijk leven, als het ware een openheid creërend die nog op allerlei manieren kan worden ingevuld. Het gaat om ‘het neerleggen van een basis waarop later een zelfgekozen geloofsleven tot stand kan komen’.

Literair hoogstaande verhalen
Daartoe moet het vertellen uit de Bijbel een radicale vernieuwing ondergaan. Op blz. 23 noemt hij het vertellen ‘een van de zwakste punten van het godsdienstonderwijs’. Een breed citaat: “De wijze waarop het kind met de inhoud van de bijbel in aanraking komt, de geijkte vorm van vertellen brengt het gevaar met zich mee dat een mythisch-sacrale godsdienstigheid in de hand wordt gewerkt. De vertelling heeft dan veel weg van een gepedagogiseerd verslag van de gebeurtenissen die in vergane tijden hebben plaatsgevonden. Er klinkt niet in door dat zij berust op een weldoordacht en gecomponeerd proza of poëzie. De verhalen in de Bijbel zijn geen nieuwsberichten, geen reportage of verslag van iets, maar de verhalen vertellen van geestelijke ervaringen van goddelijke manifestaties in mensen in historische situaties”.

Hier hebt u het nieuwe dogma dat veel hedendaagse methodes voor het godsdienstonderwijs beheerst of op z’n minst geïnfiltreerd heeft. Het zou in de Bijbel gaan om literair hoogstaande vertellingen die een veelheid van interpretaties toelaten en als ‘het grote Verhaal’ op allerlei creatieve manieren verbonden kunnen worden met de kleine verhalen van mensen van nu. Maat het mag beslist niet gaan om ‘de weergave van een op schrift gestelde… gebeurtenis, die men vroeger alleen maar kon verklaren door een onwetenschappelijk beroep te doen op bovenaards ingrijpen’.

‘Cape Canaveral en Cape Jeruzalem’
Kroon durft zijn benadering zelfs ‘een meer bijbelgetrouwe vertelopvatting’ te noemen.
Uiteraard krijgt hij op dit punt stevige support van de bekende ds. Nico ter Linden. Op een citaat van hem, op blz. 66, wil ik wat nader ingaan: Cape Canaveral en Cape Jeruzalem. Citaat: “Er is bij ons thuis een ernstig ongeluk gebeurd”, kwam een keer een vader mij vertellen. Hij had een zoontje van acht dat zo’n beetje alles over de ruimtevaart wist. Op school had hij het verhaal van Jezus’ hemelvaart gehoord. “Wat is dat voor verhaal?” vroeg hij aan zijn vader. Dat is precies de goede vraag. Ruimtevaart en Hemelvaart, zijn dat twee verhalen in dezelfde taal, het één over Cape Canaveral en het ander over Cape Jeruzalem? “Dan zit ik wel met een probleem”, zegt dat jongetje. “Willen jullie dat ik doorga met denken, dan zal ik moeten ophouden met geloven; willen jullie dat ik doorga met geloven, dan moet ik ophouden met denken.” De vader in kwestie wist het antwoord wel, maar hij kon het niet zeggen. Hij kon niet met die twee taalvelden spelen, en dat noemde hij terecht ‘een ernstig ongeluk’. Wij moeten leerkrachten en ouders helpen om antwoord te geven op de geloofsvragen van hun kinderen. En die komen steeds vroeger. Dus moet je al vroeg het misverstand vermijden dat een kind aan H2O denkt wanneer je het verhaal vertelt van Jezus die over de wateren gaat”.

Wat gebeurt hier? Ter Linden wijst de heilshistorische opvatting van de geschiedenis van Jezus’ hemelvaart af. Het kan dus niet werkelijk zo gebeurd zijn als in Handelingen 1 beschreven staat. In de wereld van de ruimtevaart kun je niet meer geloven in de hemelvaart. Daar kun je bij kinderen niet meer mee aankomen en doe je dat toch, dan dwing je ze een onzindelijke keus te maken tussen denken en geloven. Maar intussen heeft Ter Linden wel een grove karikatuur getekend van de historische opvatting van Christus’ hemelvaart! Alsof Lucas ook maar in de verste verte iets zou vertellen wat analogie vertoont met de lancering van een ruimteraket van Cape Canaveral. Jezus verdwijnt achter de wolk die Hem wegneemt uit het gezicht van de discipelen. Er is geen sprake van lichtjaren reizen door het heelal, evenmin van doorbreking van de zwaartekracht dankzij astronomische snelheden. In de taal van toen heet het dat Jezus’ voeten zich losmaakten van de aarde en dat Hij verdween achter een wolk. In de taal van nu zouden we kunnen zeggen dat Jezus in een andere dimensie overging en zo aan het bereik van de menselijke zintuigen werd onttrokken. Maar het gaat intussen om de heilshistorische werkelijkheid.

Tegenstemmen
Ik zei zoëven al dat Kroon behalve instemming ook fundamentele tegenspraak ontmoet in deze bundel. Ik denk dan met name aan de bijdrage van ir. Rinus Houtman, directeur van de lerarenopleiding De Driestar te Gouda, en van mevr. Kosje Guravage-Griffioen. Houtman wijst de achillespees van het betoog van Kroon aan op blz. 79. “Waar ik in de analyse van Tom Kroon moeite mee heb, is zijn vrijwel kritiekloos accepteren van het rationele wereldbeeld. Ik meen dat het een van de grondfouten van het christelijk onderwijs is geweest en vaak nog is, dat zij dit door de natuurwetenschap gecreëerde wereldbeeld zo kritiekloos heeft aanvaard en zelfs mee opgeroepen heeft. Alleen het godsdienstonderwijs bleef er wat buiten en men vertelde de verhalen gewoon als vroeger. Terecht wijst Kroon erop dat er dan spanningen optreden, maar in plaats van dan de bijbelvertelling aan te passen aan de eisen van het beperkte natuurwetenschappelijke wereldbeeld, zou je het natuuronderwijs juist in bijbels licht moeten stellen. Dan gaat het over de God geschapen werkelijkheid, die principieel anders is dan een gesloten, door natuurwetten beheerst systeem. We moeten niet bang zijn om onze kinderen iets te leren wat niet past in het gedachtengoed van onze tijd. Het gaat erom onze kinderen de grote daden van God uit de geschiedenis door te geven en Zijn geboden hen in te scherpen.” Mevr. Guravage (blz. 87) noemt de benadering van Kroon c.s. een ontledende benadering van de Bijbel die doet denken aan stenen voor brood. De Bijbel vertelt over de machtige daden van God, waardoor de mens boven zichzelf wordt uitgetild. Door de omgang met de Bijbel wordt er een wereld geopend waarbinnen wij onszelf kunnen plaatsen.

Zelf heb ik nog onlangs in de brochure Doem of doel? ‘Een christelijke visie op geschiedenis’, die verschenen is ter gelegenheid van de officiële heropening van de Christelijke Hogeschool Ede, een pleidooi gevoerd voor de hartelijke aanvaarding van de historiciteit van de bijbelverhalen.
De geschiedenis die God is aangegaan met de mensen is meer dan een verzameling parels aan een snoer van Hebreeuwse vertelkunst. Het gaat erom dat de tijd gestempeld wordt door Gods handelen. De roeping van Abraham, de uittocht van het volk Israël uit Egypte, de verbondssluiting en wetgeving bij de Horeb, het koningschap van David, de bouw van de tempel, de terugkeer uit de ballingschap, vooral de komst en het werk van Jezus Christus, het zijn niet alleen maar fragmenten van zin temidden van de onzin. Er is verbinding en samenhang tussen die gebeurtenissen. Ze rijgen zich aaneen tot een geschiedenis van heil, een reeks van Gods grote daden. Deze heilsgeschiedenis staat niet los van de concrete geschiedenis van de mensheid, maar is de zin ervan. Het gaat niet om verhalen, om sagen en mythen, maar om wat echt gebeurd is. Geloven in de Schepper snijdt ons de pas af bij elke vlucht in de mythologie. De God van de Bijbel meldt zich namelijk in de feitelijkheid en realiteit van deze wereld. Hij is de God die mensen bij hun naam roept en die ze opzoekt waar ze zijn, in hun concrete omstandigheden. Daarom staat de Bijbel vol van realistische verhalen. We ontmoeten er mensen als wijzelf. De Bijbel is alles behalve een fabeltjeskrant of sprookjesboek. Wie een mythologisch boek uit de oudheid leest of een modern sprookjesboek, weet waar hij of zij aan toe is: je wordt verplaatst naar een andere wereld waarin fantasie hoogtij viert. Lees je daarna de Bijbel, dan kom je weer tot de werkelijkheid terug. Dat Boek verhaalt van Gods daden die niet tussen hemel en aarde blijven zweven. Ze hebben effect in mensenlevens en in het leven van de volkeren, ze stempelen natuur en geschiedenis.

Profetische geschiedschrijving
We hebben gesteld dat de Bijbel geen sprookjesboek is. Wat dan wel? Een heel bijzonder relaas over geschiedenis! Niet een geschiedenisboek zoals dat op de basisschool of bij het voortgezet onderwijs wordt gebruikt. Ook niet een boek zoals dr. Lou de Jong er vele heeft geschreven over de Tweede Wereldoorlog. Profane geschiedschrijving volgens hedendaagse wetenschappelijke maatstaven is van heel andere orde dan de profetische belichting van de geschiedenis die ons in de Bijbel wordt gegeven. De Bijbel vertelt geen geschiedenis zoals moderne historici dat doen en wie volgens hun methoden de effecten van Gods werkzame en daadkrachtige Woord (dabar) wil nameten, komt teleurgesteld uit. Je kunt de roeping van Abraham, de uittocht ui Egypte of de herbouw van de tempel historisch zeker aannemelijk maken. Maar historische wetenschap die vanuit eigen vooronderstelling het Woord van God bij voorbaat uitsluit als betrouwbare historische bron, wil hiervan niet weten. Wetenschappelijke geschiedschrijving krijgt daarom de feiten als heilsfeiten niet in het vizier. Hier liggen allerlei vragen en uitdagingen om in gelovige bijbelwetenschap de aard en bedoeling van de bijbelse geschiedschrijving in het oog te krijgen.

Geschiedenis en verhaal
Vragen dus rond de aard van de geschiedschrijving in de Bijbel, maar dan wel tegen de achtergrond van de overtuiging dat we in de Schrift inderdaad met geschiedschrijving te maken hebben. Het gaat in het Woord van God niet alleen maar om verhalen, om meesterstukjes van Hebreeuwse vertelkunst, waarmee nauwelijks enige historische realiteit zou corresponderen. Niet het verhaal maakt geschiedenis, maar de geschiedenis heeft het verhaal gemaakt.

Wie zich terugtrekt uit de geschiedenis op het verhaal, kiest voor een onaanvaardbare reductie! De God van het verbond met mensen wordt zo niet meer als de Schepper en de Onderhouder van wereld en geschiedenis erkend en herkend. Die erkenning is nu juist een bron van vreugde en troost voor het geloof! Die delen van de Schrift die zich als historisch betrouwbare, zij het op verkondiging toegespitste, informatie aandienen, dienen ook als zodanig te worden aanvaard. De heilsgeschiedenis waarvan de Schrift getuigenis aflegt, is wel degelijk historisch. Gelovigen behoeven de geschiedeniswetenschap niet te hulp te roepen om te bewijzen dat de Bijbel tòch gelijk heeft. Dat kan die wetenschap per definitie niet, maar bovendien heeft het geloof in de betrouwbaarheid van de God van het Woord zo’n bewijs ook helemaal niet nodig. Evenmin kan diezelfde wetenschap aantonen dat er, om maar een voorbeeld te noemen, nooit een historische persoon met de naam Abram uit Ur der Chaldeeën zou zijn geroepen of dat er nimmer een historische Mozes zou zijn geweest die het volk Israël uit Egypte heeft geleid. Daarom is het onterecht wanneer gesuggereerd wordt dat er een keus moet worden gemaakt tussen ofwel wetenschappelijk verantwoord bezig zijn ofwel aanvaarding van de historische betrouwbaarheid van de Bijbel. Die twee kunnen zeker samen gaan en doen dat ook metterdaad in de beoefening van gelovige bijbelwetenschap.

Heilshistorische theologie
Wie de Bijbel als een bundel diepzinnige verhalen beschouwt, vervaagt en vervluchtigt Gods weg door de tijd. Daartegenover kies ik met overtuiging voor een heilshistorische theologie. Er is een voortgang in de (heils)geschiedenis. Deze krijgen we niet als een ononderbroken lijn in het vizier. Het is ingewikkelder: er is sprake van terugval, van een wisseling van donkerder en lichter in de geschiedenis van Israël en in die van de christelijke gemeente. Er is sprake van toenemende tegenstellingen in steeds heviger worsteling. Met Berkhof kunnen we zeggen, dat de geschiedenis zowel in het teken van Christus’ kruis als in dat van zijn opstanding staat en dat zowel het één als het ander in de eindtijd zich intensiveert. De donkere schaduwen in de geschiedenis worden steeds onheilspellender en de lichte plekken worden steeds bemoedigender. Maar vanuit het gedenken van Gods grote daden is er de verwachting van wat deze levende God doet en doen zal in het heden en in de toekomst. We zijn geen kunstig verdichte fabels nagevolgd, maar de tastbare Christus, en zo is ook onze toekomstverwachting geen fata morgana, maar gegronde hoop op een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waarop de gerechtigheid eeuwig thuis zal zijn.

dr. J. Hoek

Hoe staan wij tegenover montessori-onderwijs? Kunnen christenen hun kinderen toevertrouwen aan een montessorischool?

Maria Montessori (1870-1952) was de eerste vrouwelijke arts in Italië. In haar praktijk als kinderarts kwam zijn in aanraking met zwakzinnige kinderen. Door haar studie kwam zij tot het inzicht dat de behandeling van zwakzinnigen niet in de eerste plaats medisch moet zijn, maar pedagogisch. Daarna kwam de gedachte bij haar op dat haar methode, toegepast op normale kinderen, nog een beter resultaat zou opleveren.
Het eerste Casa dei Bambini werd op 6 januari 1907 geopend. Dr. Montessori hechtte veel waarde aan de omgeving waar kinderen opgroeien. Daarom moest alles aangepast zijn aan de lengte van het kind: lage tafels en stoelen, lage kasten enz.; dit verandert naarmate het kind groter wordt.

De spel- en leerstof bestaat uit oefenmiddelen, waarmee kinderen niet bezig gehouden worden, maar waarmee zij zichzelf bezig houden. Gemeenschappelijk gebeurt er in ‘Casa’ bijna niets, alleen het gebed, het middagmaal en het stiltespel. Het kind is vrij in zijn doen en laten, maar die vrijheid heeft wel grenzen: het algemeen belang en een uiterlijke vorm: welgemanierdheid.

Aspecten van de opvoeding zijn motorische opvoeding, zintuiglijke opvoeding en intellectuele opvoeding. Montessori let niet zozeer op het aanbrengen van kennis op jonge leeftijd, maar wel op het oefenen van hun motorische en zintuiglijke functies.

Dr. Maria Montessori heeft het onderwijs uit het klassikale stelsel los gemaakt en het principe van vrijheid ingevoerd. Haar volgelingen zijn soms in uitersten vervallen. De losbandigheid van de kinderen in sommige montessorischolen heeft aan de goede naam van de methode veel afbreuk gedaan. Aan de andere kant waren er velen die de vrijheid als theoretisch gegeven aanhingen, maar bij het gebruik van materiaal sterk bindende voorschriften hanteerden. Ook deze instelling bracht het montessori-onderwijs in diskrediet.
In haar werk breekt Montessori allereerst een lans voor de individuele opvoeding van de jonge mens. In de montessoriklas zitten kinderen van ongelijke leeftijd bij elkaar. De sociale kant van de opvoeding wordt sterk geaccentueerd. Dr. Gunning merkt in dit verband op: “Wij willen ons door Montessori wel laten leiden, maar niet om de tuin laten leiden. Op haar eigen gebied, waar zij meester is op alle wapens, dat van de intellectuele ontwikkeling, voor zover die uitgaat van en verbonden is aan zintuiglijke waarneming, gaan wij gaarne met haar mee. Maar aangekomen aan de grenzen van het wonderland der kinderlijke fantasie nemen wij afscheid.”

Nu komen wij tot de tweede vraag: Kunnen christenen hun kinderen toevertrouwen aan een montessorischool? Voor het beantwoorden hiervan wijzen wij erop dat Montessori het dodend vindt voor de zelfwerkzaamheid, als opvoeders bepalen wat het kind moet doen. Hier scheiden zich onze wegen. Bij de godsdienstige opvoeding gaan wij uit van de plicht van de ouders en opvoeders dat “het kind God leert kennen, Hem dienen, liefhebben en eren.” Montessori gaat uit van de belangstelling van het kind. En als de belangstelling voor God nu ontbreekt: wat dan? Niets opleggen als er geen interesse is, zegt dr. Montessori. Als christen-ouders toch hun kinderen naar een montessori-school sturen, zullen ze hen extra-aandacht en begeleiding moeten geven, speciaal op het gebied van de persoons- en godsdienstige vorming.
Vanuit opmerkingen van P.D. Hofland in ‘Pedagogisch Denken’ voegen wij hier nog het volgende aan toe.

De opvattingen van Montessori zijn namelijk nauw verwant aan het naturalistisch denken van J.J. Rousseau. Wanneer christen-opvoeders zich tot de montessori-methode aangetrokken voelen, is dat vanwege de grote aandacht voor het individuele kind. Zij gaan dan voorbij aan het humanistische denken dat hieraan ten grondslag ligt, evenals bij een andere situatie-pedagoog als Peter Petersen, de vader van de Jenaplanscholen, wiens gedachtegoed in ons land ten grondslag lag aan zowel de basisschool als de middenschool.

Montessori beschouwde haar gedachten als een ontwerp voor een betere mondiale toekomst en heeft daarmee vele anderen (zoals Piaget) aangesproken en beïnvloed. Speciaal in onze tijd is een verbinding met ‘spiritueel onderwijs’ niet ondenkbaar, vanwege haar visie dat haar bijdrage tot een betere mondiale toekomst mogelijk zal worden wanneer “de mens de hogere psychische energie, die men nog onvoldoende kent, tot ontwikkeling weet te brengen.”

 

 Mevr. N. v.d. Giessen-Ligthart