120 jaar lang heeft Noach gebouwd aan de ark, precies zoals God hem had voorgeschreven. Iedere dag klonk zijn boodschap: er komt een oordeel, maar in de ark is redding.

De afmetingen waren overweldigend:
300 el = 150 meter lang
50 el = 25 meter breed
30 el = 15 meter hoog.
De ark was gemaakt van goferhout, was bestreken met pek en had drie verdiepingen met vakken die samen het sterke geraamte van het schip vormden.

Zeven dagen voordat de zondvloed kwam, gingen Noach en zijn vrouw, zijn drie zoons en hun vrouwen de ark binnen. Toen kwamen overal vandaan de dieren aanzetten, zeven dagen lang:

–      van alle reine dieren (offerdieren): zeven paar

–      van alle onreine dieren: één paar.

In het heilige der heiligen stond de ark van het verbond. Dat was een houten kist die met goud was overtrokken. Op die kist lag een verzoendeksel van massief goud en daarboven stonden twee engelenfiguren: troonengelen of cherubs. Die hielden als het ware de wacht over:
– de tien geboden in de ark
– de verzoening op het verzoendeksel

De ark heette ook wel: de troon van God. Op deze twee dingen: zijn geboden en zijn verzoening, is zijn troon gevestigd.

De eerste christenen kwamen uit minstens zestien verschillende landen maar vormden een hechte gemeenschap.
Er waren vier dingen kenmerkend voor deze eerste gemeente en deze gelden nog steeds:
1. Het onderwijs van de apostelen. In de brieven van de apostelen blijkt hoe de apostelen de gemeenten onderwezen toen Jezus was weggegaan. Voor hun onderwijs gebruikten zij het Oude Testament, de Bijbel dus.
2. De gemeenschap. Natuurlijk was hun gemeenschappelijk geloof het belangrijkste. Velen kwamen met vrijwillige gaven voor degenen die te weinig hadden. Samen delen was de praktische uitwerking van hun saamhorigheid.
3. Het breken van het brood, zie Avondmaal.
4. De gebeden. In het gebed stemt de gelovige zich af op God en leert hij welke dingen hij aan God mag vragen. Daarnaast is er dankzegging en aanbidding van God voor wie Hij is en voor wat Hij heeft gedaan, individueel en gezamenlijk.

De Apostolische geloofsbelijdenis is de bekendste belijdenis van het christelijk geloof en luidt als volgt:
1. Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper van hemel en aarde.
2. En in Jezus Christus, zijn eniggeboren Zoon, onze Here;
3. die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria;
4. die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, neergedaald in de hel;
5. op de derde dag weer opgestaan van de doden;
6. opgevaren naar de hemel, zittend aan de rechterhand van God, de almachtige Vader;
7. vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden.
8. Ik geloof in de Heilige Geest.
9. Ik geloof een heilige, algemene, Christelijke Kerk, de gemeenschap van de heiligen;
10. vergeving van zonden;
11. wederopstanding van het vlees
12. en een eeuwig leven.

Toen de discipelen een tijd bij Jezus geweest waren, kwam het moment dat Hij hen uitzond om als apostelen, boodschappers twee aan twee de boodschap van het Koninkrijk bekend te maken met de woorden: “Wie jullie ontvangt, ontvangt Mij, en wie Mij ontvangt, ontvangt Hem, die Mij gezonden heeft.”

Door Jezus te volgen, werden mensen leerlingen, discipelen en beleden zij Hem. Zij kwamen er openlijk voor uit dat zij in Hem geloofden.
Toen Jezus hen uitzond, werden deze discipelen tot apostelen en getuigden zij van Hem. Zij vertelden wat zij van Hem hadden gezien en gehoord.
Na zijn opstanding en bij zijn hemelvaart, herhaalde Jezus deze opdracht met de woorden: “Wanneer de heilige Geest over jullie komt, zul je kracht krijgen, en jullie zullen getuigenis van mij afleggen in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, ja, tot in de verste delen van de wereld.”

De boeken die in de oudheid niet tot de canon behoorden maar wel werden gelezen, zijn de apocriefe boeken, verborgen of geheime boeken. Hiermee wordt aangegeven dat men niet wist door wie ze geschreven waren. Hun oorsprong was onbekend, verborgen. Zij kunnen best interessant zijn, zoals het boek Makkabeeën, maar ze hebben geen goddelijk gezag.

Antisemitisme is er altijd geweest. Het is gericht tegen de joden, die onder de volken altijd als vreemdelingen werden beschouwd. Daarin stonden zij niet alleen, want ook anderen hebben geleden onder angst en haat voor vreemdelingen, maar bij de joden komt er nog iets bij. Zij zijn het volk waaruit God de Messias deed voortkomen, maar eigenlijk is die afkeer nog meer gericht tegen de Messias zelf. Toch is Gods plan steeds doorgegaan, ook al hebben dictators steeds weer geprobeerd om dat plan te stoppen.

Antisemitisme is erg voor wie het treft. Maar het is ook erg voor de mensen die zich hieraan schuldig maken, want wie zich vergrijpt aan het volk van God, zal het oordeel van God niet ontlopen. Dit geldt ook als christenen zich hieraan schuldig hebben gemaakt. Die gingen daarmee tegen hun eigen geloof in, want de Messias van de Joden is niemand anders dan Jezus Christus.
De geschiedenis heeft veel zwarte bladzijden. Wij zouden die er het liefst uitscheuren, maar dat kan niet. Daarom moeten we altijd waakzaam zijn tegen iedere vorm van antisemitisme.

Antichrist (dl 4)

De Bijbel spreekt op twee manieren over ‘de antichrist’. Sommige vertalingen spreken over de zoon des verderfs, of de wetteloze. Het boek Openbaring spreekt over hem als ‘Het Beest’.

De verpersoonlijking van het kwaad Groep van personen, ‘de tijdgeest’
* Eén persoon `tegen’ en `in plaats’ van Christus: de Antichrist.
* Hij zal zich laten vereren in een tempel die eenmaal in Jeruzalem zal worden herbouwd.
* Personen in het christendom die het tegenovergestelde van het evangelie leren.
* Zij zijn moeilijk te herkennen en hebben veel invloed in de christelijke gemeenten.

Het voorzetsel anti kan op twee manieren worden gebruikt. In het Grieks betekent het `tégen’ (makkelijk te herkennen, maar moeilijk te bestrijden), maar ook `in plaats van’. (nog wel te bestrijden, maar moeilijk te herkennen).

Wanneer Paulus ergens een gemeente had gesticht, vertrok hij na enige tijd om ergens anders weer een nieuwe gemeente te stichten. Een gemeente die hij achterliet, bleef krachtig doordat er mensen werden aangesteld die de nieuwe christenen leidden. Men spreekt ook wel van ambten of functies, die God aan de gemeente heeft gegeven. De Bijbel noemt er vijf: Herders en Leraars, Evangelisten, Apostelen en Profeten.

In de tijd na Salomo staan de vreemde goden centraal. Steeds opnieuw lees je dat de Israëlieten de zegeningen van de HERE vergaten en de dienst van God inruilden voor de verering van beelden van hout en steeën. Die beelden hoorden bij een cultuur die grote aantrekkingskracht uitoefende: offerfeesten met priesters en priesteressen die alles voordeden wat God verboden had. De tabakscultuur was een natuurreligie die gepaard ging met paranormale verschijnselen, wichelarij (je leven laten bepalen door voortekens), magie (hekserij en toverij) en noem maar op. Maar het was ook een cultuur met veel maatschappelijk onrecht. Zowel tegen het één als tegen het ander protesteerden de profeten heftig.