Een pedagogische en levensbeschouwelijke beoordeling van de griezelboeken van Paul van Loon, toegespitst op de voorstellingen die in de ‘Griezelbus’ worden gegeven.
Waarheen rijdt de Griezelbus, Griezelbus, Griezelbus
(op de wijs van: Zeg, ken jij de mosselman?)
Waarheen rijdt de Griezelbus, Griezelbus, Griezelbus
Ja, waar gaat de Griezelbus naar toe met onze kind’ren?
Hij rijdt naar een duister land, Fluisterland, Kluisterland
Ja, daar gaat de Griezelbus naar toe met onze kind’ren!
Samen gaan zij naar een duister land, Fluisterland, Kluisterland
Kijk! Daar rijdt de Griezelbus! weg met onze kind’ren.
- Daarheen rijdt de Griezelbus!
- Uit de reclame voor de Griezelbus
- Bloedstollend griezelplezier
- Griezelend naar de duisternis
(bezoekverslagen en commentaren)
- Griezel- en gruweltrainingen – Wat zit erachter?
- Daniel in Zweinstein
- Oordeelt u zelf!
Daarheen rijdt de Griezelbus!
Na de dikke Griezelbus-boeken, rijdt er nu ook een echte Griezelbus door Nederland. Daarin worden voorstellingen gegeven die zoveel mogelijk ‘net-echt’ zijn. Behalve een bus, worden ook grote zalen afgehuurd om zoveel mogelijk kinderen te laten ‘genieten’ van een middagje echt griezelen. Na een aantal try-outs, waarover ouders al eerder reageerden, onder meer in het B&O magazine van februari en december 2001, begonnen in Friesland de eerste voorstellingen. Met pech, want de voorstelling in Dokkum kon tot twee keer toe niet doorgaan: een keer vanwege een technische storing bij de Griezelbus, daarna begaven de stembanden van de verteller het. “Alsof de duvel ermee speelt” . . . Het is maar van welke kant je het bekijkt. . .
Bloedstollend griezelplezier
In een uitnodiging tot de voorstelling van de Griezelbus rekent de griezelbus-boeken van schrijver Paul van Loon “met recht en reden tot de meest populaire kinderboeken die ook menig ouder uren griezelplezier bezorgen. In het kader van de Kinderboekenweek zal De Griezelbus met deze spetterende theatervoorstelling het lokaal onveilig maken. Dat wil zeggen: als jullie opgewassen zijn tegen vijf kwartier bloedstollend plezier.”
Het pedagogisch studiecentrum van het humanistisch vormingsonderwijs te Grouw denkt dat “kinderboekenschrijver Paul van Loon wel weet wat kinderen aankunnen en wat niet. . . Griezelen is een emotie die bij kinderen hoort. Niet in de zin van bang maken of bedreigen, maar gezond leren griezelen.”
De Culturele Commissie Dongeradeel (waar Dokkum onder valt) plaatst iemand die bezwaren heeft tegen de Griezelbus terug in de Middeleeuwen. Geen index voor Paul van Loon en Harry Potter en ook geen boekverbrandingen! Een eigen mening wordt niet gegeven, want “de producent heeft mij verzekerd dat het hier gaat om een vrolijke familievoorstelling. Geen onverantwoorde gruwelijkheden, maar een spannende, kindvriendelijke musical.”
Griezelend naar de duisternis
Hieronder geven wij de berichten die enkele ouders op hun website hebben geplaatst:
Verslagen van twee proefvoorstellingen |
Commentaren op de voorstellingen |
23 januari 2001, Diemen
Voordat ik overga tot het beschrijven van enkele scènes, eerst even de afloop. Er werd luid gezongen en geklapt, de kinderen werd gevraagd mee te klappen: de tekst ging ongeveer zo: |
“Vergeet het nooit, de griezelbus is overal, is er altijd”
“Je kwade geweten, brengt je zorgen in de nacht.”
“Is er een macht die je ervan bevrijden kan?”
Een man heeft een schilderij op de kop weten te tikken met daarop een ophanging van een (kinder?)moordenaar uit een ver verleden. Hij is verraden door zijn zoon, die op het schilderij toekijkt. In de bus was al eerder de aandacht gevestigd op een strop waaraan die man zou zijn opgehangen. De vader wil het schilderij ophangen, maar de vrouw niet. Een van de jongens in de bus moet voor hun zoon spelen (hij blijft wel zitten). Hij zou lijken op het schilderij. De moeder zegt haar zoon welterusten en de vader hangt het schilderij stiekem op. Plotseling overvalt hem een razernij en komt de geest van de opgehangen man over hem. Hij wordt wild en wil het jongetje dat onder de strop zit, de strop omdoen. Dit alles omhuld met enge muziek. (…) In een volgende scène gaat het over het vissersdorpje Gurk of Gork. Daar heeft de bevolking een vrouw een oog dichtgenaaid, omdat ze een boos oog zou hebben. Een schilder wil haar graag schilderen. Zij vraagt hem om met zijn mes haar oog open te maken. Dat is een gruwelijke scène. Zij verandert (met een masker) in iemand die anderen aankijkt en dan sterven ze.
(…) een ordinair echtpaar zit op de bank en de buurvrouw, een verschrikkelijk eng iemand, vraagt of ze de babyfoon bij hen mag laten. Ze horen verschrikkelijke geluiden. De man is bang (…) en de vrouw gaat op onderzoek uit. Ze ziet een baby met een varkensgezicht en rode oogjes. De vrouw komt thuis en blijkt er net zo uit te zien. Opnieuw een angstaanjagende scène. De boodschap, ook zo gezongen: pas op met de buren, je weet nooit wat er achter de gordijnen gebeurt.
(…) vertelt over nog een vervelende jongen in haar klas. En op haar verjaardag, de volgende dag, is ook die jongen verdwenen. Ze krijgt een taart met bloederige vingertjes als kaarsjes. Vingers van die jongens die haar tante hebben vermoord.
(…) Tussendoor wordt opgemerkt dat het weer bij volle maan ideaal is voor het contact met geesten. Een man heeft een jonge vriend die gespecialiseerd is in weerwolven. Aan de kinderen wordt gevraagd wie van hen weet wat een weerwolf is, wanneer hij verschijnt, verdwijnt en hoe hij gedood kan worden.
De chauffeur van de bus, die ook wat bijrollen vervult, zei dat groep 7 of 8 de minimumleeftijd is. Jonger worden ze te bang. Maar ook bij die leeftijd worden er wel eens kinderen zo bang dat ze de bus uitvluchten.
We kunnen ons niet voorstellen dat ouders, leerkrachten en opvoeders jonge kinderen met dit soort horror in aanraking willen brengen. We zien hier ernstige gevaren en wel op verschillende terreinen. Allereerst zijn er een aantal algemene risico’s.
1. Risico’s op psychisch gebied. Niemand kan voorspellen wat de psychische reacties van kinderen zijn wanneer ze extreme angst ervaren. Het meest voor de hand liggende risico – (tijdelijke) nachtmerries – kan gedurende lange tijd aanhouden. Ernstiger verschijnselen als het ontwikkelen van fobieën en contactstoornissen zijn niet uit te sluiten. Ter illustratie een citaat uit het bovenaangehaalde verslag:
2. Risico’s voor het gedrag. Het is na enkele decennia van films en videospelletjes algemeen bekend dat het gedrag van (jonge) mensen beïnvloed wordt door hetgeen ze zien. Dat wordt bewezen door de groei van de criminaliteit onder jongeren. De gebeurtenissen in het Amerikaanse Littleton waar twee jongens geheel naar het scenario van een videospel dood en verderf zaaiden op een middelbare school, zijn een voorbeeld uit velen.
Niemand kan voorspellen in hoeverre kinderen die de Griezelbus bezoeken zich gedrongen weten een en ander te willen naspelen: dat is namelijk wat kinderen normaal doen!
3. Risico’s op moreel gebied. Onze maatschappij lijkt steeds op zoek naar sterkere prikkels. Men kan zich afvragen welke reactie de meest gezonde is: walging of waardering. Met de Griezelbus wordt kinderen voorgehouden dat dingen die niet normaal zijn maar afschrikwekkend, er ook bijhoren, gewoon voor de lol.
4. Risico’s op esthetisch gebied. Opvoeden betekent ook dat we de (goede) smaak van kinderen willen bevorderen. Het met een mes opensnijden van een dichtgenaaid oog of een verjaardagstaart met kaarsjes van bloederige vingers past daar niet in, bevordert slechts afstomping van het gevoel.
Vanuit christelijk standpunt bekeken kan men nog twee risico’s toevoegen.
5. Risico’s op zedelijk gebied. Het spelen met geesten, vampiers en weerwolven zoals in de voorstelling van de Griezelbus het geval is, brengt ons in de buurt van het occulte. In het Oude Testament wordt aan Israël ten strengste verboden zich daar mee in te laten. Het wordt een gruwel in de ogen van God genoemd. Is het niet op zijn minst opmerkelijk dat vele van de gruwelen in het Oude Testament beschreven (kinderoffers, door het vuur gaan) juist samenhangen met heidense cultussen? Christenen mogen daar de ogen niet voor sluiten.
6. Risico’s op geestelijk terrein. Niet alle kinderen reageren geschokt. Er zijn ook kinderen die dankzij dit soort voorstellingen een belangstelling voor het occulte hebben ontwikkeld en zelf op zoek gaan naar ‘geheime wetenschap’ als glaasje draaien, het ouija-bord en andere vormen van waarzeggerij. Onschuldig? Velen die zich op dit pad begaven werden jarenlang geplaagd door onverklaarbare aanwezigheden in huis, hoorden stemmen in hun hoofd en worden nu steeds meer met de drang tot zelfmoord geconfronteerd.
26 september 2001, Franeker.
Het verhaal gaat over P. Onnoval die in een vervallen huis vol zombies zit. Hij zingt een lied over volle maan, zwarte krachten en dat buiten de dood wacht. Zijn waarschuwing is: “Houd je deur op slot!”
Ondertussen komt Liselore op de ‘cirkel van licht’ af en belandt dus door nieuwsgierigheid in het huis van P. Onnoval en zijn zombies. Het kind geeft aan dat het altijd al stemmen hoort, maar dat de volwassenen haar niet geloven.
Na een lied van P. Onnoval over hoe mooi alles was, verschijnt uit de haard vol vuur iemand in het zwart met rode ogen. De haard is de poort naar de andere werkelijkheid wordt ons duidelijk gemaakt (later in het stuk zegt hij letterlijk: “Het huis is het voorportaal van mijn hel, van de werkelijke wereld.”). Het meisje kan hem niet zien.
Dan komen er een aantal flashbacks waarin naar voren komt dat P. Onnoval gepest en mishandeld werd. Ferluci (de duivel, de man uit de haard) komt in z’n leven en biedt hem het volgende aan: “Zou je geen wraak willen nemen, ze zullen bang voor je zijn” en “Je zult je dromen kunnen begrijpen”. P. Onnoval sluit een pact met de duivel en een weerwolf vermoordt alle mensen die hem iets aan hebben gedaan. Klasgenoten komen onder de trein, z’n pleegouders en z’n vriend worden vermorzeld. Dit wordt uitgebeeld in een schimmenspel, maar je hoort botten kraken en gegeten worden, je ziet het hoofd van pa nog in een wasmand e.d. Deze vermoorde mensen worden zombie. Er wordt ook een lied gezongen door de zombies waarin ze uitleggen dat zombie-zijn inhoudt dat je halverwege de dood bent.
Er ontstaat liefde tussen P. Onnoval en het kind, maar dan komt Ferluci vertellen dat alleen zotte zielen in de liefde donderen en ook wordt duidelijk dat P. Onnoval de weerwolf is. Het meisje wil bij P. Onnoval blijven, ze maakt een keuze en dan kan ze ineens ook Ferluci zien!
Volgens het kind kan Ferluci door te schrijven overwonnen worden en dan komen zijn letters op borden het podium op. Levensgroot komen aan de rechterkant van het podium de letters FER in beeld en aan de linkerkant LUC, de haard vormt de I en wij lezen dus over het hele podium L U C I F E R!!!!!! (Ferluci verdwijnt door de poort; “Ik kom terug!!”)
In de slotscène zien we ze vrolijk in de bus, kinderliedjes zingend.
· Een zombie wil bewijzen dat hij zombie is en trekt z’n oor af , hij loopt daarmee rond en laat het fladderen.
· Een zombie drinkt wijn en dat spuit z’n lichaam uit. “Ik houd ook niks meer binnen, die wormen vreten dwars door je heen”, is zijn commentaar. De wormen zie je ook uit zijn kleding hangen.
· Zombies halen verhalen op over het pak waarin je begraven ligt. Hun conclusie is dat je altijd in een goedkoop pak begraven wordt (“van C&A, nooit van Armani”) en dat die goedkope pakken zo weggerot en aangevreten zijn.
· Een zombie ziet de laatste tijd wat slecht, net of het oog vettig is en hij haalt het uit z’n kas en loopt een tijdje met zijn oog in de hand.
· De (pleeg)vader bedreigt zijn zoon, staat op een gegeven moment met een zaag boven z’n nek. Later wordt pa gedood door de weerwolf en is zelf onthoofd; zijn hoofd komt al pratend uit de wasmand zetten.
· De beste vriend van P. Onnoval wordt langzaam onder het gordijn getrokken, luid krakend wordt hij door de weerwolf verorberd, bloedspetters spatten omhoog.
· De zombies drinken uit felgekleurde schedels, met een rietje erin.
Willen we onze kinderen voorhouden dat dit soort zaken normaal zijn? Schotelen we ze niet steeds sterkere prikkels voor onder het mom van vermaak? Qua boodschap vonden wij het bijzonder schokkend: weerwolf zijn, klopgeesten (dat werden de klasgenootjes die P. Onnoval hadden gepest na hun dood), de duivel, stemmen horen, de andere werkelijkheid, zombies e.d. en dat alles speels gebracht. Het kind Liselore verbeeldt ook echt het kind dat vol onschuld en nieuwsgierigheid de andere werkelijkheid wil gaan ontdekken waarin je macht beloofd wordt.
P. Onnoval is in het stuk een schrijver en het is een anagram van P. van Loon. Je kunt je dus afvragen: heeft hij zich hier bloot gegeven; is hij het werktuig van het anagram van ferluci, lucifer dus!?! (Vergelijk Faust).
Wat kinderen in deze voorstelling meekrijgen is: ga overal op af, want je kunt zelf wel zorgen dat het goed afloopt; het kwade is de werkelijke wereld; als je dood gaat word je zombie of klopgeest (Hoe moet dat zijn voor een kind in de zaal waarvan net bijv. zijn oma is overleden? Die kwam toch in de hemel?). Wraak nemen is normaal en geoorloofd; de duivel heeft macht over alles, hij regeert; belangstelling voor het occulte levert kennis op en in ieder geval vermaak (alle erge dingen werden weer afgezwakt met een grapje).
Onze conclusie: Wij hadden eenmaal de pedagogiek van de hoop.
Een generatie later groeien onze kinderen op met de pedagogiek van de angst.
Zo wordt in het begin van een programma gezongen “Houd je deur op slot!”.
Wat een tegenstelling met het liedje dat wij thuis graag zingen
“Is je deur nog op slot? Zet hem open voor God”.
Jezus is immers de Goede Herder en wil dat ook zijn voor onze kinderen.
Griezel- en gruweltrainingen – Wat zit erachter?
Prof. Dr. Reinhardt Franzke (hoogleraar te Hannover) doet sinds jaren onderzoek naar de achtergronden van occulte verschijnselen, speciaal met betrekking tot het onderwijs. In zijn gedocumenteerde studie over Hexen-, Grusel- und Ekeltraining schrijft hij onder meer het volgende:
“Bijzonder gevaarlijk is ook de soms bijna verplichte gruwel-, angst- en griezeltraining. Dit is een binnenvoeren in de psychologie van het kwaad. Het is de psychologie van de verschrikking, van de huiver, van de walging, en de angst, dat is de psychologie van de duivel en duivelsaanbidders. De griezeltraining, evenals verschrikking en gruwel zijn vaste bestanddelen van diverse magische en occulte systemen, zoals bijv. het satanisme, het Tibetaanse tantrisme en veel andere magische en geheime culten.”
God heeft voor de mens een paradijs geschapen (en opnieuw beloofd), een wereld zonder leed, ziekte, oudheid, nood en dood, een wereld zonder angst en schrik. Maar Gods tegenstander heeft slechts het tegendeel op het oog, dat is de wereld van de horror en horrorwezens, wier aanblik alleen al verschrikkelijke angsten en kwellingen geeft.
Gruwelen en griezelen, schrik en kwaad kwellen en beangstigen de normale menselijke ziel. Zij kunnen gevoelige kinderen geestesziek maken en geestelijk verwarren, ze kunnen depressies en nachtmerries veroorzaken en het leer – en prestatievermogen van de scholieren beïnvloeden. Zij zijn zelfs in staat om menselijke gevoelens zoals medelijden en meevoelen alsook het menselijke geweten te doden en daarentegen de bereidheid tot sadistische gewelddadigheden te bevorderen. In de naaste toekomst zal de geestelijke gezondheidszorg en de politie er dus nog wel een hele taak bij krijgen.
De normale menselijke reactie op griezel, gruwel en schrik is negeren of vluchten. Het feit dat basisschoolkinderen deze pedagogiek overwegend enthousiast opnemen, toont aan hoe ver verbreid de verschrikkelijke geest van de hekserij en magie al is.
Conclusie: De confrontatie met griezeldieren, griezelscènes en griezelgerechten (heksenkeuken), met horrorwezens en horrorscènes is een brutale mishandeling van de kinderziel. Gruwelweken en griezelscenario’s beschadigen en verkrachten de ziel van onze kinderen.
Daniël in Zweinstein
Er is al heel wat occults over onze kinderen uitgestort en dat gaat nog steeds door!
Nog maar kort geleden lazen ze de boeken van Kippenvel aan stukken (toen ik er een bij de bieb wilde inzien, zei de computer: dat boek is bij de binder). Dan kwamen de rages Pokemon, Halloween en Harry Potter. Nu is zijn er de Griezelbus, The Lord of the Rings en de verfilming van Narnia zonder de bijbelse achtergrond die C.S. Lewis bedoelde. Om nog maar niet te spreken van alle heksen die de kinderen ‘boeien’.
Ons advies is natuurlijk in de eerste plaats om dit allemaal zoveel mogelijk te vermijden. Geef uw kinderen liever andere dingen te doen en te lezen: er zijn zoveel goede boeken, die u kunt vinden in onze brochure Rijp zonder Gifgroen.
Maar wanneer het niet te vermijden is dat uw kinderen hiermee in aanraking komen, raden wij u aan om eens goed Daniël 1 te lezen. Daniël en zijn drie vrienden: Hananja, Misael en Azarja, hoorden bij de eerste groep ballingen die naar Babylon werden weggevoerd, ver van hun vertrouwde omgeving en de lezing van de Schriften (die toen tot en met Jeremia waren voltooid). Behalve dat zij knappe knapen waren, staat van hen vermeld:
Van huis uit . . . |
Op grond hiervan . . . |
waren zij bedreven in wijsheid
bezaten zij veel kennis
waren zij academisch geschoold |
Gingen zij dienst doen in het paleis van de koning
leerden zij de geschriften en de taal der Chaldeeën
kregen zij drie jaar lang een heropvoeding. |
Wat een bedreiging was dat: compleet gehersenspoeld in de tovenarij en astrologie van ‘Zweinstein’ te Babylon! Maar het wordt allemaal nog erger Zij moesten zelfs hun naam, hun identiteit, prijsgeven! Zij hadden namen die hen met de Allerhoogste God verbonden. Die namen werden hun afgenomen in ruil voor namen die hen met een afgod verbonden.
Oude naam verbonden met Israëls God |
Nieuwe naam verwijzend naar Babels goden |
Daniël: God is mijn richter/rechter
Hananja: De HERE is genadig
Misaël: Wie is als God?
Azarja: De HERE is een helper |
Beltsazar: Bel beschermt het leven van de koning
Shadrach: Inspiratie van de zon
Mesach: Hoort bij de god van de wijn
Abednebo: Dienaar van Nebo |
Toch zien deze mannen een uitweg waardoor die bedreiging wordt tot een uitdaging.
Zij nemen zich voor zich niet te verontreinigen met de spijze en de wijn van de tafel van de koning, met een verrassend resultaat. Tijdens hun studie van de ‘Old Age’ van Babel was de Here God hen nabij en zo ontvingen zij kennis en verstand van de geschriften en wijsheid. Maar omgekeerd gebeurde dat ook, zodat eeuwen later de nazaten van deze magiërs, astrologen en tovenaars de ster volgden naar de nieuwgeboren Koning in de kribbe!
Na drie jaar slagen zij allemaal cum laude! Gelijk treden zij in dienst van de koning en met wijs inzicht kunnen zij de koning bij elke zaak wijze raad geven. Beter dan alle tovenaars, wichelaars en bezweerders bij elkaar, zoals blijkt uit Daniël. 2.
Oordeelt u zelf!
Hieronder volgen enkele titels van boeken waar Paul van Loon in grossiert:
De Griezelbus
(diverse delen)
Griezelige gasten |
Griezelbeelden
Griezelverzen van gruwelrijm
Griezelige klanken
Spoken bestaan wel!
’s Nachts is alles anders
Foeksia de miniheks
Lyc-drop
De andere werkelijkheid
Vampier in de school
Bang voor vampiers?
De vampierclub
Weerwolfhandboek
Dolfje weerwolfje
Tegenover al dit griezelgeweld noemen wij enkele websites die al dit griezelgeweld tegen het Licht houden en adviezen geven aan ouders en scholen om de kinderen die aan hen zijn toevertrouwd, ook in deze
Als enkele goede Amerikaanse websites noemen wij
www.family.org
www.logosresourcepages.org
Waarheen rijdt de Griezelbus
Een pedagogische en levensbeschouwelijke beoordeling van de griezelboeken van Paul van Loon, toegespitst op de voorstellingen die in de ‘Griezelbus’ worden gegeven.
Waarheen rijdt de Griezelbus, Griezelbus, Griezelbus
(op de wijs van: Zeg, ken jij de mosselman?)
Waarheen rijdt de Griezelbus, Griezelbus, Griezelbus
Ja, waar gaat de Griezelbus naar toe met onze kind’ren?
Hij rijdt naar een duister land, Fluisterland, Kluisterland
Ja, daar gaat de Griezelbus naar toe met onze kind’ren!
Samen gaan zij naar een duister land, Fluisterland, Kluisterland
Kijk! Daar rijdt de Griezelbus! weg met onze kind’ren.
(bezoekverslagen en commentaren)
Daarheen rijdt de Griezelbus!
Na de dikke Griezelbus-boeken, rijdt er nu ook een echte Griezelbus door Nederland. Daarin worden voorstellingen gegeven die zoveel mogelijk ‘net-echt’ zijn. Behalve een bus, worden ook grote zalen afgehuurd om zoveel mogelijk kinderen te laten ‘genieten’ van een middagje echt griezelen. Na een aantal try-outs, waarover ouders al eerder reageerden, onder meer in het B&O magazine van februari en december 2001, begonnen in Friesland de eerste voorstellingen. Met pech, want de voorstelling in Dokkum kon tot twee keer toe niet doorgaan: een keer vanwege een technische storing bij de Griezelbus, daarna begaven de stembanden van de verteller het. “Alsof de duvel ermee speelt” . . . Het is maar van welke kant je het bekijkt. . .
Bloedstollend griezelplezier
In een uitnodiging tot de voorstelling van de Griezelbus rekent de griezelbus-boeken van schrijver Paul van Loon “met recht en reden tot de meest populaire kinderboeken die ook menig ouder uren griezelplezier bezorgen. In het kader van de Kinderboekenweek zal De Griezelbus met deze spetterende theatervoorstelling het lokaal onveilig maken. Dat wil zeggen: als jullie opgewassen zijn tegen vijf kwartier bloedstollend plezier.”
Het pedagogisch studiecentrum van het humanistisch vormingsonderwijs te Grouw denkt dat “kinderboekenschrijver Paul van Loon wel weet wat kinderen aankunnen en wat niet. . . Griezelen is een emotie die bij kinderen hoort. Niet in de zin van bang maken of bedreigen, maar gezond leren griezelen.”
De Culturele Commissie Dongeradeel (waar Dokkum onder valt) plaatst iemand die bezwaren heeft tegen de Griezelbus terug in de Middeleeuwen. Geen index voor Paul van Loon en Harry Potter en ook geen boekverbrandingen! Een eigen mening wordt niet gegeven, want “de producent heeft mij verzekerd dat het hier gaat om een vrolijke familievoorstelling. Geen onverantwoorde gruwelijkheden, maar een spannende, kindvriendelijke musical.”
Griezelend naar de duisternis
Hieronder geven wij de berichten die enkele ouders op hun website hebben geplaatst:
Voordat ik overga tot het beschrijven van enkele scènes, eerst even de afloop. Er werd luid gezongen en geklapt, de kinderen werd gevraagd mee te klappen: de tekst ging ongeveer zo:
“Vergeet het nooit, de griezelbus is overal, is er altijd”
“Je kwade geweten, brengt je zorgen in de nacht.”
“Is er een macht die je ervan bevrijden kan?”
Een man heeft een schilderij op de kop weten te tikken met daarop een ophanging van een (kinder?)moordenaar uit een ver verleden. Hij is verraden door zijn zoon, die op het schilderij toekijkt. In de bus was al eerder de aandacht gevestigd op een strop waaraan die man zou zijn opgehangen. De vader wil het schilderij ophangen, maar de vrouw niet. Een van de jongens in de bus moet voor hun zoon spelen (hij blijft wel zitten). Hij zou lijken op het schilderij. De moeder zegt haar zoon welterusten en de vader hangt het schilderij stiekem op. Plotseling overvalt hem een razernij en komt de geest van de opgehangen man over hem. Hij wordt wild en wil het jongetje dat onder de strop zit, de strop omdoen. Dit alles omhuld met enge muziek. (…) In een volgende scène gaat het over het vissersdorpje Gurk of Gork. Daar heeft de bevolking een vrouw een oog dichtgenaaid, omdat ze een boos oog zou hebben. Een schilder wil haar graag schilderen. Zij vraagt hem om met zijn mes haar oog open te maken. Dat is een gruwelijke scène. Zij verandert (met een masker) in iemand die anderen aankijkt en dan sterven ze.
(…) een ordinair echtpaar zit op de bank en de buurvrouw, een verschrikkelijk eng iemand, vraagt of ze de babyfoon bij hen mag laten. Ze horen verschrikkelijke geluiden. De man is bang (…) en de vrouw gaat op onderzoek uit. Ze ziet een baby met een varkensgezicht en rode oogjes. De vrouw komt thuis en blijkt er net zo uit te zien. Opnieuw een angstaanjagende scène. De boodschap, ook zo gezongen: pas op met de buren, je weet nooit wat er achter de gordijnen gebeurt.
(…) vertelt over nog een vervelende jongen in haar klas. En op haar verjaardag, de volgende dag, is ook die jongen verdwenen. Ze krijgt een taart met bloederige vingertjes als kaarsjes. Vingers van die jongens die haar tante hebben vermoord.
(…) Tussendoor wordt opgemerkt dat het weer bij volle maan ideaal is voor het contact met geesten. Een man heeft een jonge vriend die gespecialiseerd is in weerwolven. Aan de kinderen wordt gevraagd wie van hen weet wat een weerwolf is, wanneer hij verschijnt, verdwijnt en hoe hij gedood kan worden.
De chauffeur van de bus, die ook wat bijrollen vervult, zei dat groep 7 of 8 de minimumleeftijd is. Jonger worden ze te bang. Maar ook bij die leeftijd worden er wel eens kinderen zo bang dat ze de bus uitvluchten.
We kunnen ons niet voorstellen dat ouders, leerkrachten en opvoeders jonge kinderen met dit soort horror in aanraking willen brengen. We zien hier ernstige gevaren en wel op verschillende terreinen. Allereerst zijn er een aantal algemene risico’s.
1. Risico’s op psychisch gebied. Niemand kan voorspellen wat de psychische reacties van kinderen zijn wanneer ze extreme angst ervaren. Het meest voor de hand liggende risico – (tijdelijke) nachtmerries – kan gedurende lange tijd aanhouden. Ernstiger verschijnselen als het ontwikkelen van fobieën en contactstoornissen zijn niet uit te sluiten. Ter illustratie een citaat uit het bovenaangehaalde verslag:
2. Risico’s voor het gedrag. Het is na enkele decennia van films en videospelletjes algemeen bekend dat het gedrag van (jonge) mensen beïnvloed wordt door hetgeen ze zien. Dat wordt bewezen door de groei van de criminaliteit onder jongeren. De gebeurtenissen in het Amerikaanse Littleton waar twee jongens geheel naar het scenario van een videospel dood en verderf zaaiden op een middelbare school, zijn een voorbeeld uit velen.
Niemand kan voorspellen in hoeverre kinderen die de Griezelbus bezoeken zich gedrongen weten een en ander te willen naspelen: dat is namelijk wat kinderen normaal doen!
3. Risico’s op moreel gebied. Onze maatschappij lijkt steeds op zoek naar sterkere prikkels. Men kan zich afvragen welke reactie de meest gezonde is: walging of waardering. Met de Griezelbus wordt kinderen voorgehouden dat dingen die niet normaal zijn maar afschrikwekkend, er ook bijhoren, gewoon voor de lol.
4. Risico’s op esthetisch gebied. Opvoeden betekent ook dat we de (goede) smaak van kinderen willen bevorderen. Het met een mes opensnijden van een dichtgenaaid oog of een verjaardagstaart met kaarsjes van bloederige vingers past daar niet in, bevordert slechts afstomping van het gevoel.
Vanuit christelijk standpunt bekeken kan men nog twee risico’s toevoegen.
5. Risico’s op zedelijk gebied. Het spelen met geesten, vampiers en weerwolven zoals in de voorstelling van de Griezelbus het geval is, brengt ons in de buurt van het occulte. In het Oude Testament wordt aan Israël ten strengste verboden zich daar mee in te laten. Het wordt een gruwel in de ogen van God genoemd. Is het niet op zijn minst opmerkelijk dat vele van de gruwelen in het Oude Testament beschreven (kinderoffers, door het vuur gaan) juist samenhangen met heidense cultussen? Christenen mogen daar de ogen niet voor sluiten.
6. Risico’s op geestelijk terrein. Niet alle kinderen reageren geschokt. Er zijn ook kinderen die dankzij dit soort voorstellingen een belangstelling voor het occulte hebben ontwikkeld en zelf op zoek gaan naar ‘geheime wetenschap’ als glaasje draaien, het ouija-bord en andere vormen van waarzeggerij. Onschuldig? Velen die zich op dit pad begaven werden jarenlang geplaagd door onverklaarbare aanwezigheden in huis, hoorden stemmen in hun hoofd en worden nu steeds meer met de drang tot zelfmoord geconfronteerd.
26 september 2001, Franeker.
Het verhaal gaat over P. Onnoval die in een vervallen huis vol zombies zit. Hij zingt een lied over volle maan, zwarte krachten en dat buiten de dood wacht. Zijn waarschuwing is: “Houd je deur op slot!”
Ondertussen komt Liselore op de ‘cirkel van licht’ af en belandt dus door nieuwsgierigheid in het huis van P. Onnoval en zijn zombies. Het kind geeft aan dat het altijd al stemmen hoort, maar dat de volwassenen haar niet geloven.
Na een lied van P. Onnoval over hoe mooi alles was, verschijnt uit de haard vol vuur iemand in het zwart met rode ogen. De haard is de poort naar de andere werkelijkheid wordt ons duidelijk gemaakt (later in het stuk zegt hij letterlijk: “Het huis is het voorportaal van mijn hel, van de werkelijke wereld.”). Het meisje kan hem niet zien.
Dan komen er een aantal flashbacks waarin naar voren komt dat P. Onnoval gepest en mishandeld werd. Ferluci (de duivel, de man uit de haard) komt in z’n leven en biedt hem het volgende aan: “Zou je geen wraak willen nemen, ze zullen bang voor je zijn” en “Je zult je dromen kunnen begrijpen”. P. Onnoval sluit een pact met de duivel en een weerwolf vermoordt alle mensen die hem iets aan hebben gedaan. Klasgenoten komen onder de trein, z’n pleegouders en z’n vriend worden vermorzeld. Dit wordt uitgebeeld in een schimmenspel, maar je hoort botten kraken en gegeten worden, je ziet het hoofd van pa nog in een wasmand e.d. Deze vermoorde mensen worden zombie. Er wordt ook een lied gezongen door de zombies waarin ze uitleggen dat zombie-zijn inhoudt dat je halverwege de dood bent.
Er ontstaat liefde tussen P. Onnoval en het kind, maar dan komt Ferluci vertellen dat alleen zotte zielen in de liefde donderen en ook wordt duidelijk dat P. Onnoval de weerwolf is. Het meisje wil bij P. Onnoval blijven, ze maakt een keuze en dan kan ze ineens ook Ferluci zien!
Volgens het kind kan Ferluci door te schrijven overwonnen worden en dan komen zijn letters op borden het podium op. Levensgroot komen aan de rechterkant van het podium de letters FER in beeld en aan de linkerkant LUC, de haard vormt de I en wij lezen dus over het hele podium L U C I F E R!!!!!! (Ferluci verdwijnt door de poort; “Ik kom terug!!”)
In de slotscène zien we ze vrolijk in de bus, kinderliedjes zingend.
· Een zombie wil bewijzen dat hij zombie is en trekt z’n oor af , hij loopt daarmee rond en laat het fladderen.
· Een zombie drinkt wijn en dat spuit z’n lichaam uit. “Ik houd ook niks meer binnen, die wormen vreten dwars door je heen”, is zijn commentaar. De wormen zie je ook uit zijn kleding hangen.
· Zombies halen verhalen op over het pak waarin je begraven ligt. Hun conclusie is dat je altijd in een goedkoop pak begraven wordt (“van C&A, nooit van Armani”) en dat die goedkope pakken zo weggerot en aangevreten zijn.
· Een zombie ziet de laatste tijd wat slecht, net of het oog vettig is en hij haalt het uit z’n kas en loopt een tijdje met zijn oog in de hand.
· De (pleeg)vader bedreigt zijn zoon, staat op een gegeven moment met een zaag boven z’n nek. Later wordt pa gedood door de weerwolf en is zelf onthoofd; zijn hoofd komt al pratend uit de wasmand zetten.
· De beste vriend van P. Onnoval wordt langzaam onder het gordijn getrokken, luid krakend wordt hij door de weerwolf verorberd, bloedspetters spatten omhoog.
· De zombies drinken uit felgekleurde schedels, met een rietje erin.
Willen we onze kinderen voorhouden dat dit soort zaken normaal zijn? Schotelen we ze niet steeds sterkere prikkels voor onder het mom van vermaak? Qua boodschap vonden wij het bijzonder schokkend: weerwolf zijn, klopgeesten (dat werden de klasgenootjes die P. Onnoval hadden gepest na hun dood), de duivel, stemmen horen, de andere werkelijkheid, zombies e.d. en dat alles speels gebracht. Het kind Liselore verbeeldt ook echt het kind dat vol onschuld en nieuwsgierigheid de andere werkelijkheid wil gaan ontdekken waarin je macht beloofd wordt.
P. Onnoval is in het stuk een schrijver en het is een anagram van P. van Loon. Je kunt je dus afvragen: heeft hij zich hier bloot gegeven; is hij het werktuig van het anagram van ferluci, lucifer dus!?! (Vergelijk Faust).
Wat kinderen in deze voorstelling meekrijgen is: ga overal op af, want je kunt zelf wel zorgen dat het goed afloopt; het kwade is de werkelijke wereld; als je dood gaat word je zombie of klopgeest (Hoe moet dat zijn voor een kind in de zaal waarvan net bijv. zijn oma is overleden? Die kwam toch in de hemel?). Wraak nemen is normaal en geoorloofd; de duivel heeft macht over alles, hij regeert; belangstelling voor het occulte levert kennis op en in ieder geval vermaak (alle erge dingen werden weer afgezwakt met een grapje).
Onze conclusie: Wij hadden eenmaal de pedagogiek van de hoop.
Een generatie later groeien onze kinderen op met de pedagogiek van de angst.
Zo wordt in het begin van een programma gezongen “Houd je deur op slot!”.
Wat een tegenstelling met het liedje dat wij thuis graag zingen
“Is je deur nog op slot? Zet hem open voor God”.
Jezus is immers de Goede Herder en wil dat ook zijn voor onze kinderen.
Griezel- en gruweltrainingen – Wat zit erachter?
Prof. Dr. Reinhardt Franzke (hoogleraar te Hannover) doet sinds jaren onderzoek naar de achtergronden van occulte verschijnselen, speciaal met betrekking tot het onderwijs. In zijn gedocumenteerde studie over Hexen-, Grusel- und Ekeltraining schrijft hij onder meer het volgende:
“Bijzonder gevaarlijk is ook de soms bijna verplichte gruwel-, angst- en griezeltraining. Dit is een binnenvoeren in de psychologie van het kwaad. Het is de psychologie van de verschrikking, van de huiver, van de walging, en de angst, dat is de psychologie van de duivel en duivelsaanbidders. De griezeltraining, evenals verschrikking en gruwel zijn vaste bestanddelen van diverse magische en occulte systemen, zoals bijv. het satanisme, het Tibetaanse tantrisme en veel andere magische en geheime culten.”
God heeft voor de mens een paradijs geschapen (en opnieuw beloofd), een wereld zonder leed, ziekte, oudheid, nood en dood, een wereld zonder angst en schrik. Maar Gods tegenstander heeft slechts het tegendeel op het oog, dat is de wereld van de horror en horrorwezens, wier aanblik alleen al verschrikkelijke angsten en kwellingen geeft.
Gruwelen en griezelen, schrik en kwaad kwellen en beangstigen de normale menselijke ziel. Zij kunnen gevoelige kinderen geestesziek maken en geestelijk verwarren, ze kunnen depressies en nachtmerries veroorzaken en het leer – en prestatievermogen van de scholieren beïnvloeden. Zij zijn zelfs in staat om menselijke gevoelens zoals medelijden en meevoelen alsook het menselijke geweten te doden en daarentegen de bereidheid tot sadistische gewelddadigheden te bevorderen. In de naaste toekomst zal de geestelijke gezondheidszorg en de politie er dus nog wel een hele taak bij krijgen.
De normale menselijke reactie op griezel, gruwel en schrik is negeren of vluchten. Het feit dat basisschoolkinderen deze pedagogiek overwegend enthousiast opnemen, toont aan hoe ver verbreid de verschrikkelijke geest van de hekserij en magie al is.
Conclusie: De confrontatie met griezeldieren, griezelscènes en griezelgerechten (heksenkeuken), met horrorwezens en horrorscènes is een brutale mishandeling van de kinderziel. Gruwelweken en griezelscenario’s beschadigen en verkrachten de ziel van onze kinderen.
Daniël in Zweinstein
Er is al heel wat occults over onze kinderen uitgestort en dat gaat nog steeds door!
Nog maar kort geleden lazen ze de boeken van Kippenvel aan stukken (toen ik er een bij de bieb wilde inzien, zei de computer: dat boek is bij de binder). Dan kwamen de rages Pokemon, Halloween en Harry Potter. Nu is zijn er de Griezelbus, The Lord of the Rings en de verfilming van Narnia zonder de bijbelse achtergrond die C.S. Lewis bedoelde. Om nog maar niet te spreken van alle heksen die de kinderen ‘boeien’.
Ons advies is natuurlijk in de eerste plaats om dit allemaal zoveel mogelijk te vermijden. Geef uw kinderen liever andere dingen te doen en te lezen: er zijn zoveel goede boeken, die u kunt vinden in onze brochure Rijp zonder Gifgroen.
Maar wanneer het niet te vermijden is dat uw kinderen hiermee in aanraking komen, raden wij u aan om eens goed Daniël 1 te lezen. Daniël en zijn drie vrienden: Hananja, Misael en Azarja, hoorden bij de eerste groep ballingen die naar Babylon werden weggevoerd, ver van hun vertrouwde omgeving en de lezing van de Schriften (die toen tot en met Jeremia waren voltooid). Behalve dat zij knappe knapen waren, staat van hen vermeld:
bezaten zij veel kennis
waren zij academisch geschoold
leerden zij de geschriften en de taal der Chaldeeën
kregen zij drie jaar lang een heropvoeding.
Wat een bedreiging was dat: compleet gehersenspoeld in de tovenarij en astrologie van ‘Zweinstein’ te Babylon! Maar het wordt allemaal nog erger Zij moesten zelfs hun naam, hun identiteit, prijsgeven! Zij hadden namen die hen met de Allerhoogste God verbonden. Die namen werden hun afgenomen in ruil voor namen die hen met een afgod verbonden.
Hananja: De HERE is genadig
Misaël: Wie is als God?
Azarja: De HERE is een helper
Shadrach: Inspiratie van de zon
Mesach: Hoort bij de god van de wijn
Abednebo: Dienaar van Nebo
Toch zien deze mannen een uitweg waardoor die bedreiging wordt tot een uitdaging.
Zij nemen zich voor zich niet te verontreinigen met de spijze en de wijn van de tafel van de koning, met een verrassend resultaat. Tijdens hun studie van de ‘Old Age’ van Babel was de Here God hen nabij en zo ontvingen zij kennis en verstand van de geschriften en wijsheid. Maar omgekeerd gebeurde dat ook, zodat eeuwen later de nazaten van deze magiërs, astrologen en tovenaars de ster volgden naar de nieuwgeboren Koning in de kribbe!
Na drie jaar slagen zij allemaal cum laude! Gelijk treden zij in dienst van de koning en met wijs inzicht kunnen zij de koning bij elke zaak wijze raad geven. Beter dan alle tovenaars, wichelaars en bezweerders bij elkaar, zoals blijkt uit Daniël. 2.
Oordeelt u zelf!
Hieronder volgen enkele titels van boeken waar Paul van Loon in grossiert:
(diverse delen)
Griezelige gasten
Griezelbeelden
Griezelverzen van gruwelrijm
Griezelige klanken
Spoken bestaan wel!
’s Nachts is alles anders
Foeksia de miniheks
Lyc-drop
De andere werkelijkheid
Vampier in de school
Bang voor vampiers?
De vampierclub
Weerwolfhandboek
Dolfje weerwolfje
Tegenover al dit griezelgeweld noemen wij enkele websites die al dit griezelgeweld tegen het Licht houden en adviezen geven aan ouders en scholen om de kinderen die aan hen zijn toevertrouwd, ook in deze
Als enkele goede Amerikaanse websites noemen wij
www.family.org
www.logosresourcepages.org
Wat bieden wij onze kinderen te lezen?
Vertaling van de bijdrage ‘What Literature shall we give our Children?’ tijdens het congres ‘Wereldbeeld en levensstijl–Wat laten wij onze kinderen na?’ in Yalta, De Krim, mei 2000
B&O magazine, door dr. Fawn Knight
Alle kinderen houden van een goed verhaal. Wanneer we nadenken over wat we onze kinderen laten lezen, moeten we ons afvragen: Wat maakt iets voor kinderen tot een goed verhaal? Om te beginnen is een goed verhaal iets waarvan kinderen kunnen genieten, waar ze graag naar luisteren omdat het hun wereld verruimt. Maar het plezier om te luisteren komt ook voort uit de taal die de verteller gebruikt, uit het ritme en de muziek in de woorden. Een kind dat zich nooit behaaglijk heeft genesteld bij een haardvuur, of opgerold onder de dekens, om naar een verhaal te horen, heeft iets heel belangrijks in zijn jonge leven gemist.
Los daarvan is het onze taak om iets aan onze kinderen door te geven. Een goed verhaal zal een diepgaande invloed op hun leven hebben en hen leren hoe zij over zichzelf denken en over de wereld waarin ze leven. Als deskundige op het gebied van kinderboeken leg ik de nadruk op kwaliteit. Kinderen vormen de toekomst van een land of volk en zij verdienen het beste dat wij hen kunnen bieden. Het beste is voor hen nauwelijks goed genoeg.
Kinderboeken vormen een belangrijke drager voor onze cultuur, althans de cultuur die wij aan onze kinderen willen overdragen. Via de lectuur die zij voor hun kinderen kiezen, maken volwassenen machtige keuzes over de manier waarop hun kinderen in de wereld zullen staan.
Kwaliteit in kinderboeken
Als eerste poneer ik dat goede lectuur kinderen verbeeldingskracht bijbrengt. Dat is wat anders dan wat tegenwoordig als ‘fantasie’ geldt, want verbeelding betekent: creatief denken, mogelijkheden zien. Net als onze spieren moet dat vermogen worden geoefend en dat is precies wat goede verhalen doen. Een kind dat leest of luistert, construeert het verhaal in zijn of haar denken. In zekere zin beleeft ieder kind het verhaal op zijn eigen wijze, want ieder kind is uniek. Het is God die een oneindige variatie van mensenkinderen heeft geschapen, en het scheppend vermogen, onze verbeeldingskracht, reflecteert de aard van onze Schepper. Die vermogens zijn van Hem afkomstig en moeten worden gekoesterd en ontwikkeld. Ieder verhaal is een kanaal dat de verbeelding van kinderen bevordert.
In onze cultuur, met zijn televisie, bioscoop en video, wordt het woord steeds meer vervangen door het beeld. Wanneer er wordt geschreven over het effect van deze media op onze kinderen, gaat het meestal om de inhoud, maar ik wil nu even stilstaan bij de vorm van deze uitingen van kunst. Wanneer iemand een televisieprogramma of film maakt, kiest hij de beelden uit die de kijkers zullen zien. Maar in een boek of verhaal maakt iedereen die leest of luistert zijn eigen, unieke beelden. De woorden vormen de springplank, maar pas in het denken van het kind komt het verhaal echt tot leven. Het kind wordt dus betrokken bij het verhaal zelf, het wordt mede-schepper in zijn of haar verbeelding.
Taalontwikkeling
Ten tweede is er de vorming van de woordenschat. Op tv of film is die meestal erg beperkt, want daar staat het beeld voorop. Natuurlijk wordt de kijker bij tv of film bij het verhaal betrokken, maar ik geloof dat bij een verhaal, het kind een heel andere vorm van groei doormaakt. Door middel van woorden maakt het kind kennis met een nieuwe, rijke woordenschat die zichzelf vanuit de context verklaart. (Hier geeft de auteur enkele voorbeelden uit Engelse kinderboeken, zoals die van de schrijfster Beatrix Potter).
Of het nu gaat om schrijvers voor volwassenen of voor kinderen, de echte groten onder hen gebruiken woorden als drager van hun kunst. Net als in de Bijbel, gebruiken zij krachtige, rijke, waarheidsgetrouwe taal. In de Bijbel ‘spreekt’ God en daarmee roept Hij de natuurlijke wereld tot bestaan (Genesis 1-2, Johannes 1). Daarom is taal, net als creatieve verbeelding, een gave van God en daarom moeten wij onze kinderen le mot juste, het juiste woord, geven.
Morele vorming
Het derde motief om onze kinderen goede lectuur te geven, betreft de morele vorming. Verhalen zijn een krachtige drager van moreel denken en gedrag. David Augsburger merkt op:
In alle culturen komt de zedelijke ontwikkeling rechtstreeks voort uit verhalen, meer dan uit morele uitspraken en voorschriften. Verhalen, zegswijzen en beeldspraak confronteren de ons met allerlei fundamentele zaken over sociale relaties, gezag en gehoorzaamheid, evenals verantwoorde keuzes in moeilijke situaties.
Hoewel Augsburger hier niet speciaal over kinderen spreekt, is zijn uitspraak nadrukkelijk ook op hen van toepassing. In het verhaal worden belangrijke zaken tot leven gebracht op een wijze die rechtstreeks tot het kinderhart spreekt. Wij spreken hierbij niet over vervelende zedenmeesterij, maar over echte verhalen die het begrip verrijken met goede beeldspraak die hun het leven doen verstaan. De beste kinderboeken zijn een voorbereiding op het leven zelf en gaan over de existentiële vragen waar alle mensen mee te maken krijgen.
Verhalen voeren je mee naar het echte leven waarin de ethische principes worden toegepast. Veel van Jezus’ onderricht kwam in de vorm van gelijkenissen, die over de hele wereld bekend zijn geworden. Het grootste deel van de Bijbel komt tot ons als verhalen die volwassenen en kinderen meeslepen vanwege de kracht van hun beeldspraak waarin iedereen zich herkent en die het leven uitermate verrijken.
Een boodschap van hoop
De vierde en laatste kwaliteit van kinderboeken is hoop. Eerder heb ik al gezegd dat een goed kinderboek allereerst de kinderen moet boeien. Ook moet het taalgebruik het denken van het kind verrijken. Kinderen moeten voorbereid worden op het leven zelf, zodat ze het probleem kunnen bevatten en op weg gaan naar een antwoord. Maar hoe belangrijk deze drie ook zijn, van wezenlijk belang is dat het antwoord, de uitwerking van de plot, hoop biedt.
Veel Europese volksverhalen bevatten een boodschap van hoop. Ja, zeggen de verhalen, het is soms angstig om jong te zijn en je kunt je machteloos voelen in een duistere wereld. Toch overleven de helden in deze verhalen en hun boodschap aan de kinderen is: die moeilijkheden zijn er om overwonnen te worden. Het is niet te verdedigen om kinderen een verhaal te vertellen zonder hoop.
Ik zeg niet, dat alle verhalen een happy end moeten hebben. Met name oudere kinderen en volwassenen hebben soms te maken met pijnlijke realiteiten. Zo vind ik het onzin om Romeo en Julia voor tieners te herschrijven zodat de twee geliefden elkaar tenslotte krijgen! Maar wat we onze kinderen willen nalaten, is niet alleen lectuur die het leven beschrijft, het is een boodschap van hoop! In de sprookjes van Narnia van C.S. Lewis leren kinderen dat pijn en dood realiteiten zijn, evenals oorlog en bedrog. Maar met iedere reis naar dit fantasieland leren de kinderen uit het verhaal, net als de kinderen die de sprookjesboeken van Lewis lezen, meer over God.
Wij moeten niet tevreden zijn met de boeken die we onze kinderen geven, totdat we verhalen hebben gevonden die hun de zin van het leven bijbrengen vanuit onze hoop in God.
Weet je wat? Ik word dyslectisch (artikel)
Interview met drs W. de Haan, auteur van de bekende ‘Methode de Haan’, die effectief blijkt te zijn bij het behandelen van dyslexie en mogelijk ook bij het voorkomen ervan.
over oorzaken en genezing van dyslexie
Interview met drs W. de Haan, auteur van de bekende ‘Methode De Haan’, die effectief blijkt te zijn bij het behandelen van dyslexie en mogelijk ook bij het voorkomen ervan.
Naar aanleiding van onze beoordeling van lees-, taal- en schrijfmethoden hadden wij een interview met drs. W.J. de Haan, de auteur van de bekende ‘Methode De Haan’. Een opmerkelijk mens met een opmerkelijke visie die haaks staat op datgene wat sinds jaar en dag ‘onderwijspolitiek correct’ heet. “Dyslexie is een taalkundig probleem met een taalkundige oplossing.” Zijn geschriften spreken duidelijke taal: Dyslexie, het einde van een mythe; Fonologiseren veroorzaakt dyslexie; Schoolrijpheid en taalonderwijs; Taalonderwijs: analoog of analytisch . . .
Een belangrijke issue, maar wel gebracht op een manier die tegen de gangbare opvattingen ingaat. Daarom werd eind 2001 een gesprek belegd met enkele deskundigen van de Christelijke Hogeschool Ede, Methode De Haan en Bijbel & Onderwijs met als oogmerk: hoe nu verder? De resultaten van dit open en zinvol overleg zijn hierin, met instemming van betrokkenen, verwerkt.
Een korte kennismaking met drs. W.de Haan, overgenomen uit de nieuwsbrief ‘Schoolrijpheid en taalonderwijs’.
Willem de Haan is neerlandicus en taalpsycholoog. Hij begon in 1965 aan zijn studie naar de oorsprong van dyslexie met de stelling: “Geschreven taal kan niet moeilijk zijn”, omdat in die tijd de meeste mensen hun taal vrijwel foutloos schreven. Sinds vele jaren is hij voorzitter van Stichting Methode De Haan, een ideële stichting die met inzet van vele vrijwilligers verbetering van het huidige onderwijs nastreeft.
De Haan begon zijn onderzoek door veelvoorkomende fouten die mensen met taal maken te vergelijken met de gegevens over kindertaal gekoppeld aan de statische schrijftaal. Dit leverde een taalpsychologische methode op die voor iedereen leesbaar is: taal = de statische schrijftaal; psychologisch = de wijze waarop ieder individu die schrijftaal hanteert.
Op deze wijze is De Haan erin geslaagd om de structuur bloot te leggen. De resultaten die hij met moeilijklezende kinderen heeft bereikt, geven hem grond voor zijn stelling: Door de structuren van de taal als taalregels te leren, zijn leerlingen in staat foutloos te lezen en te schrijven.
Mijnheer De Haan, hoe hebt u Bijbel & Onderwijs leren kennen?
Op de NOT (Nationale Onderwijs Tentoonstelling in Utrecht) maakte een onderwijzer mij op uw vereniging attent en sindsdien ontvang ik uw magazine.
Waarom vraagt U van Bijbel & Onderwijs of wij iets zouden kunnen doen aan wat u noemt ‘de toenemende chaotisering in het onderwijs?’
Als auteur van de ‘methode De Haan’ claim ik een oplossing te hebben voor het grote probleem van dyslexie (taalzwakte) en dyscalculie (rekenzwakte). Dat bewijzen ook de resultaten van meer dan 600 kinderen per jaar die door hun ouders of leraren naar ons bureau worden verwezen.
Maar onze werkwijze gaat in tegen al datgene wat de afgelopen decennia in ons land (en daarbuiten) als ‘onderwijspolitiek correct’ wordt ervaren. Daarom zien wij graag dat een vereniging als Bijbel & Onderwijs ons gedachtegoed zelf beoordeelt en naar buiten helpt uit te dragen.
Kunt u aan ons uitleggen wat de bedoeling is van uw ‘methode De Haan’?
Het huidige taalonderwijs gaat uit van klanken in plaats van het alfabet. Dit fonologiseren grijpt terug op een vroegere fase in de ontwikkeling, alsof je de klanken van baby’s weer naar voren gaat halen. Dit is een vorm van regressie die later weer moet worden afgeleerd. Op die manier wordt het huidige klankonderwijs tot een belangrijke oorzaak van dyslexie. Het Protocol leesproblemen en dyslexie (2001) kan dit onvoldoende remediëren, omdat de aangereikte materialen voor de zorgverbreding eveneens gebaseerd zijn op analoge methoden. Vandaar de uitspraak: het leesplankje Aap-Noot-Mies moet terug! Als je het onderwijs verandert, vermindert de dyslexie weer tot het geringe percentage van weleer dat zijn oorzaak vindt in factoren bij het kind zelf.
Is uw methode een vorm van remedial teaching of een reguliere taalmethode?
Wij zijn begonnen om kinderen te helpen die grote moeite hebben met de Nederlandse taal. Meestal nemen hun ouders hierover met ons contact op, een enkele keer verwijst de school hen naar ons.
Daarbij blijkt altijd weer dat dyslexie een taalprobleem is dat ontstaat door de taalmethode die de school gebruikt. Alle bestaande taalmethoden gaan uit van klankonderwijs; grammatica krijgen ze pas in de bovenbouw. Wij gaan uit van analytisch onderwijs waarbij kinderen vanaf het begin de 25 taalregels van spelling en grammatica leren. De resultaten zijn verrassend en de dyslexie verdwijnt.
Op grond hiervan hebben wij een eigen taalmethode ontwikkeld die is vastgelegd in vier docentendelen: Lezen is zilver, schrijven is goud, voor de groepen 3 t/m 6. Daarnaast hebben we een remediërende set van vijf boeken, die samen met alle bestaande taalmethoden gebruikt kunnen worden.
Een tip: Als het blauwe boekje Aanvankelijk lezen en schrijven met de spellingmethode van De Haan wordt gebruikt, voordat je met de op jouw basisschool gangbare methode gaat werken, kun je eigenlijk alle methoden gebruiken. Daarmee wordt namelijk de basis gelegd waarop een kind kan voortbouwen.
Maar kinderen maken toch via klanken hun eerste woordjes?
Inderdaad, maar hiermee komen wij bij de ontwikkelingspsychologie. De ontwikkeling van een kind is geen doorgaande lijn maar verloopt in fasen. Dat wist vroeger iedereen. In de taalontwikkeling onderscheiden we diverse fasen:
1. De brabbelfase wordt afgesloten met het uiten van de eerste woordjes. (vaak 8 maanden na de geboorte). De baby ‘kent’ dan onbewust de samenhang tussen klinkers en medeklinkers.
2. Het combineren van enkele woorden tot een tweewoordzin: het krompraten verdwijnt vanzelf, als de opvoeder normaal blijft praten.
3. Een kind experimenteert met de taal door analogieën te gebruiken, bijvoorbeeld ik hoopte . . . ik loopte.
4. Meestal tussen de 6 en 7 jaar wordt een kind schoolrijp. Dan is het toe aan de volgende fase, waarbij het leert spellen vanuit het alfabet en de toepassing van de taalregels. Dan is de fase van de klanken en het analoge voorbij, dat geheimzinnige vermogen om te leren spreken. Met het gaan naar ‘de grote school’ (nu groep 3) begint de fase van de analyse.
Sinds de methode-Hoogeveen (het leesplankje) is vervangen door allerlei ‘globale methodes’, grijpen alle taalmethodes terug op datgene wat in vorige fasen werd ontwikkeld. Daarmee zijn deze in de meest letterlijke zin kinderachtig (regressief).
Het gevolg is dat tweederde van de kinderen moeite hebben met lezen en schrijven; wij noemen dit ‘taalzwakte’. Van de overige is 15% A-kind; zij leren het zichzelf, ondanks de problemen van de methodes. Een even groot percentage kan die problemen niet aan en ontwikkelt taalzwakte of dyslexie.
Wat vindt u van ons motto: Weet je wat? Ik word dyslectisch!
Heel typerend! In september gaan de kinderen van groep 3 met plezier aan het werk, want ieder kind is gemotiveerd om te leren lezen en schrijven. Met de huidige methodes komt na drie maanden, in december, de grote omslag. Dan blijkt het merendeel van de kinderen taalzwak te zijn en komen de eerste signalen van dyslexie. Veel kinderen zien er geen gat meer in en willen niet meer naar school. Anderen trekken zich terug in een eigen fantasiewereld.
Maar die dyslexie ligt niet aan de kinderen, die soms allerlei tests ondergaan die weinig helpen maar hen wel stigmatiseren. De beste test is de school zelf, namelijk via het wekelijkse onvoorbereide dictee.
Is Methode de Haan wetenschappelijk verantwoord, vergeleken met de bestaande taalmethoden?
De bestaande taalmethoden hebben geen wetenschappelijke basis. Onze professoren lopen als blinde paarden achter Amerika aan. Bij de vroegere analytische methode gaven 2 – 4% van de kinderen blijk van taalzwakte, maar toen eind vijftiger jaren de zgn. globale taalmethode werd ingevoerd, liep dit snel op tot 10 – 15%. Deze cijfers zijn gebaseerd op onderzoekingen door prof. Van Grewel, die hierover in 1958 en 1962 publiceerde.
Het aanwijsbare verband wordt echter ontkend en de slechte resultaten worden gewijd aan te grote klassen, nog niet goed ingespeelde leraren en te weinig remedial teachers. Nonsens! Vroeger waren de klassen veel groter dan tegenwoordig en bijstand van buiten de school kwam nauwelijks voor.
Onze methode kan bogen op resultaten, zowel in de remedial teaching als op enkele scholen die van onze methode uitgaan. Er is een schoolbegeleidingsdienst (B&O heeft deze bezocht), die in staat is de resultaten te vergelijken om tot een wetenschappelijk verantwoord oordeel te komen. Maar daarbij moet men tegen een sterke stroming oproeien en niet iedereen is daartoe in staat. Dat blijkt ook wel uit het feit dat een politieke partij die hierover Kamervragen wilde stellen, mijn dossier hierover “niet meer kan vinden.”
Wat heeft Bijbel & Onderwijs hier nu mee te maken? Wij zijn immers gericht op de (christelijke) identiteit!
Inderdaad is dyslexie geen levensbeschouwelijk maar een puur methodologisch probleem. Maar de gevolgen ervan zijn wel degelijk pedagogisch en levensbeschouwelijk. Als een kind dyslectisch blijkt te zijn, zijn ouders en leraren vaak radeloos, want hiermee wordt de basis voor de verdere ontwikkeling aangetast. De weg die dan voor hen ligt is een lijdensweg van allerlei vormen van onderzoek en remedial teaching, met dikwijls als resultaat: je moet er maar mee leren leven!
Uitgevers spelen hierop in met methoden die van alles verzinnen om het lezen ‘leuker’ te maken, bijvoorbeeld met de laptop als het nieuwe ‘leesplankje’ (bij de schooltelevisie Ik Mik Loraland) of het aanboren van innerlijke bronnen zoals bij de grafologische methode Schrijfdans, of de mythe van linker- en rechterhersenhelften zoals bij edukinesiologie.
Wanneer kinderen gewoon analytisch leren lezen, zijn al die kunstgrepen overbodig. Dan is lezen en schrijven niet meer een vorm van levensbeschouwing (behoudens natuurlijk het taalgebruik), maar gewoon een methode en een didactiek, wat het altijd is geweest. Bovendien wordt dan vanuit de eerste klas (pardon, vanaf groep 3) hun kritisch denkvermogen ontwikkeld.
Hoe kijkt u aan tegen het fenomeen leesmoeders?
Een goede methode wordt gegeven door een goede onderwijzer. Daarbij zijn geen leesmoeders nodig (voor leeszwakke kinderen), evenmin als een stoet van remedial teachers en testers (voor dyslectische kinderen). Leesmoeders zijn het failliet van het onderwijs!
Dit is een indrukwekkend en uitdagend verhaal! Wat kan Bijbel & Onderwijs eventueel voor u doen?
Het eerste is een beoordeling van leesmethoden volgens realistische pedagogische en methodologische criteria. Het percentage dyslectische kinderen is daarvan een graadmeter.
Het tweede is uw hulp bij een wetenschappelijke onderbouwing, met name de evaluatie van scholen die gebruik maken van beide methodes: bestaande taalmethodes en de Methode De Haan. Hiertoe geef ik u de naam van een schoolbegeleidingsdienst die beide soorten scholen onder zich heeft.
Het derde is het inbrengen van de Methode De Haan bij de lerarenopleidingen (pabo’s) en hiervan een discussiestuk maken. In een enkel geval heeft een student hiervan een scriptie gemaakt.
Ten vierde. Als Bijbel & Onderwijs op levensbeschouwelijke gronden (bijvoorbeeld het gebruik van hypnotische trance in de klas) contact opneemt met de onderwijsinspectie, kan hieraan het punt van dyslexie, (on)gemotiveerdheid en zelfs home schooling gekoppeld worden.
Wereldgodsdiensten in het onderwijs
Een oriëntatie op de wereldgodsdiensten voor het onderwijs in een multiculturele samenleving.
door drs. R.H. Matzken, missioloog
De discussie over de multiculturele samenleving is nog steeds/opnieuw in volle gang. De visie van Bijbel & Onderwijs op het geven van onderwijs in zo’n samenleving is dezelfde als bij de invoering van het vakgebied Wereldorientatie: Multicultureel JA, multireligieus NEE.
Daarbij verwijzen wij met instemming naar het document van het Duitse theologenconvent van november 1999 te Kringen, waarvan B&O een samenvatting heeft gepubliceerd met de ondertitel: Christus de enige heilsweg: Christelijk onderwijs in een multiculturele samenleving.
In onze postmoderne tijd worden scholen steeds meer geconfronteerd met de relaties tussen de wereldreligies. In onze multiculturele samenleving eisen de niet-christelijke wereldreligies hun plaats naast het christendom. Ook klinkt de roep steeds luider om alle godsdiensten als ‘gelijkwaardig’ te beschouwen en het onderwijs te richten op datgene wat zij ‘gemeenschappelijk’ hebben, bijvoorbeeld in het streven naar een wereldethiek en zelfs de Ene Wereldreligie, als bouwstenen van de zgn. Nieuwe Wereldorde (zie hiervoor de deelsite‘Bijbel en new age‘).
Uitgaande van haar grondslag en bovengenoemd beginsel, wil Bijbel & Onderwijs scholen helpen hierin hun standpunt te bepalen. Dat standpunt luidt:
Speciaal voor niet-christelijke scholen zullen wij ook
Van de niet-christelijke godsdiensten zullen wij ons vooralsnog beperken tot de islam. Daarbij gaat het met name om een goed verstaan van het wezen van de islam, niet van de vele verschijningsvormen en karikaturen. Hiervoor verwijzen wij naar de website Huis van Islam,waarbij nader wordt ingegaan op Allah, Mohammed, Koran en politieke islam.
Datzelfde geldt ook voor het christendom, waarvan in veel gevallen alleen de uiterlijke verschijningsvorm wordt gegeven, die dikwijls een karikatuur is van het bijbelse christendom en eerlijk gezegd, de kerkgeschiedenis heeft daar ook dikwijls aanleiding heeft gegeven). Daartoe verwijzen wij naar ons leskatern: Bouwstenen van het christendom – geen religie maar een relatie.
Duidelijk is dat wij ons verzetten tegen een voorstelling van zaken alsof alle wereldgodsdiensten in feite neerkomen op even zovele verschijningsvormen van ‘het hogere’. Daarbij wordt gestreefd naar een samensmelting (syncretisme) van alle godsdiensten, inclusief de primitieve natuurreligies. Hierbij denken wij bijvoorbeeld aan het Parlement der Wereldreligies met haar aanbevelingen voor het de inrichting van de samenleving, inclusief het onderwijs. Dit thema zal aandacht krijgen in een speciale uitgave van ons B&O magazine. (april 2004)
Wereldoriëntatie op de basisschool
Wereldoriëntatie omvat expliciete vakgebieden zoals Geestelijke stromingen, Gezond gedrag en Natuur en Milieu. Daarnaast leren kinderen ook omgaan met zaken zoals een pluriforme en multiculturele samenleving.
Met de vakgebieden van Wereldoriëntatie worden kinderen, pedagogisch gezien, geplaatst in ‘de grote wereld’. Vroeger plaatste het onderwijs de kinderen in ‘de kleine wereld’ van de eigen cultuur, en op de christelijke school leerden zij om hierin, via de Tien geboden en het Evangelie, hun weg te vinden tot zelfstandigheid. Kennismaken met ‘de grote wereld’ gebeurde op latere leeftijd en op afstand: bij Aardrijkskunde en Algemene Geschiedenis werden andere landen en volken meestal beoordeeld vanuit de eigen gekerstende cultuur.
Dat was allemaal niet ideaal, maar pedagogisch wel een stuk eenvoudiger dan opvoeden in en voor de pluriforme samenleving en multiculturele wereld. Vandaar dat wij bij de oprichting van het Centrum voor Bijbel en Pedagogiek in maart 1992 de heer Dieter Velten hebben uitgenodigd om te spreken over Christelijke opvoeding in een pluralistische samenlevingpedagogische overwegingen waarom pluralisme gepaard moet gaan met een sterke beleving van de eigen identiteit.
Hetzelfde geldt voor multicultureel onderwijs. De visie van B&O op de plaats van Christelijkonderwijs in een pluralistisch stelsel is: multicultureel JA, multireligieus NEE. Dit is primair een vraag naar de waarheid, die tot uiting komt in wereldbeschouwing en levensstijl.
Daarom verwijzen wij met instemming naar het document van het Duitse theologenconvent van november 1999 te Krelingen: Christus is de enige weg tot het heil, waarvan B&O een samenvatting heeft gepubliceerd met de ondertitel: Christelijk onderwijs in een multiculturele samenleving.
Bij Wereldgodsdiensten vindt u een oriëntatie op de wereldgodsdiensten voor het onderwijs in een multiculturele samenleving. Gaat wij bij het kennisnemen van de wereldreligies zover dat onze kinderen moeten meegaan naar een viering in een Hindoetempel? Wat is hetHolifeest eigenlijk en hoe gaan niet-Hindoes daarmee om?
Geschiedenisonderwijs in een postmoderne tijd (artikel)
Als tegenwicht tegen de invloed van het postmodernisme is kennis van de geschiedenis meer dan ooit noodzakelijk voor de ontwikkeling van een allround persoonlijkheid die weerbaar is tegen ideologische manipulatie.
De drie gangbare geschiedenismethodes voor het basisonderwijs zijn door ons beoordeeld ivolgens levensbeschouwelijke, pedagogische en didactische maatstaven. Wij verwijzen hiervoor naar de KIESwijzer geschiedenismethoden; een EDUkatern is op ons kantoor te verkrijgen.
Onder de wereldoriënterende vakken valt ook Gezond gedrag. Anders dan velen menen, is dit vakonderdeel zeker niet waardevrij. Dit blijkt al uit de manier waarop men omgaat met verdovende/genotsmiddelen en seksualiteit. Vandaar dat hiervoor een eigen methode voor Gezond gedrag is geschreven onder de titel Genoeg is meer dan veel (uitg. Kok Educatief): twee ringbanden met materiaal dat de school zelf kan kopiëren.
Natuur- en milieueducatie is een belangrijk schoolvak geworden (als onderdeel van Wereldoriëntatie). Daarbij leert men kinderen in te gaan tegen het overvloedsdenken van ‘Veel is nooit genoeg’. Helaas gaan sommige methodes daarbij niet uit van een verantwoord bijbels rentmeesterschap en komen steeds meer elementen van natuurreligie en Gaiaverering naar voren. De christelijke methode Leef-wijzer (uitg. Groen, Heerenveen) gaat uit van drie kernwoorden als pijlers van een bijbels kader voor NME:
De methode is verschenen in vier banden en acht thema’s; iedere band bevat ook een serie dia’s.