Een vergelijking tussen wat de Bijbel en de Koran zeggen over een viertal actuele onderwerpen. Opgesteld door een Turkse leraar, zoon van een imam, die 30 jaar geleden christen werd.

Introductie

BIJBEL “Zoals geschreven staat: Er is niet één mens die Gods wil doet, niet één, er is niemand die verstandig is, niemand die zich tot God wendt. Iedereen gaat zijn eigen gang, ze zijn allemaal even slecht. Er is niet één mens die iets goeds doet, niet één. Hun keel is een open graf. Hun tong spreekt leugentaal, slangengif ligt op hun lippen. Hun mond is vol van vloek en venijn. Ze zijn snel ter been als er bloed moet vloeien. Waar zij komen, brengen ze verwoesting en afbraak. Ze weten de weg niet die naar vrede leidt. Ontzag voor God kennen ze niet. (Rom. 3:10-18)”

Houding tegenover Joden en Christenen

KORAN “Er zijn onder de Joden, die woorden uit hun verband rukken. En zij zeggen: ” Wij horen en gehoorzamen niet” en “luistert gij, zonder te horen” en “Raainaa”, terwijl zij woorden verdraaien en het geloof zoeken te schenden. En indien zij gezegd hadden: “Wij horen en wij gehoorzamen” en “hoort toe” en ,,Kijk ons aan” zou dit beter en oprechter voor hen zijn geweest. Maar Allah heeft hen wegens hun ongeloof vervloekt, zij geloven dus slechts weinig.” (Soera 4:46)

“O, mensen van het Boek (Christenen), gelooft in hetgeen Wij hebben nedergezonden, vervullende hetgeen bij u is voordat Wij uw leiders vernietigen en neerwerpen of hen vervloeken, zoals Wij het volk van de Sabbath vervloekten. Allah’s gebod zal volbracht worden.” (Soera 4:47)

BIJBEL “Pas op voor de valse profeten. Ze komen in schaapskleren naar u toe, maar in werkelijkheid zijn het roofzuchtige wolven. U kunt hen herkennen aan hun vruchten. Men plukt geen druiven van doornstruiken en geen vijgen van distels. Een goede boom kan geen slechte vruchten voortbrengen en een slechte boom geen goede. Zo kunt u hen herkennen aan hun vruchten.” (Matt. 7:15-18,20)


‘Heilige’ strijd tegen de vijanden

KORAN “Wanneer gij de ongelovigen (in oorlog) ontmoet, treft dan hun nek en wanneer gij overwinnaar zijt, bindt hen dan vast. En wanneer de oorlog opgehouden is, laat hen dan vrij uit gunst of voor een losprijs. Zo zij het. En indien Allah wilde, had Hij hen Zelf kunnen bestraffen. Doch Hij wilde sommigen uwer door anderen op de proef stellen. En degenen die terwille van Allah worden gedood, hun werken zal Hij zeker niet vruchteloos maken.” (Soera 47:4) “O profeet, spoor de gelovigen aan om te vechten. Als er twintig onder u zijn die stand houden, zullen zij tweehonderd overwinnen en als er honderd uwer zijn zullen zij duizend der ongelovigen verslaan, omdat zij een volk zijn dat niet wil begrijpen.” (Soera 8:65)

BIJBEL “Heb uw vijanden lief en bid voor wie u vervolgen. Dan zult gij kinderen zijn van uw Vader in de hemel. Hoe kunt u verwachten dat God u zal belonen, als u alleen uw vrienden liefhebt? Zelfs de tollenaars doen dat! U moet volmaakt zijn, zoals uw hemelse Vader volmaakt is.” (Matt. 5:44,46,48) “De Zoon des mensen is niet gekomen om de zielen der mensen te verderven, maar om te behouden.” (Luk. 9:56 SV)

KORAN “Wanneer de heilige maanden voorbij zijn, doodt dan de afgodendienaren waar gij hen ook vindt en grijpt hen en belegert hen en loert op hen uit elke hinderlaag.” (Soera 9:5) “Zij (de gelovigen) zullen strijden op de weg van Allah en doden en worden gedood – een onfeilbare belofte in de Torah en het Evangelie en de Koran.” (Soera 9:111)

BIJBEL Daarop zeiden zij (de joodse leiders): “Wij hebben maar één vader: God! Jezus zei: Als God uw vader was, zou u mij liefhebben. Want Ik ben van God gekomen en Ik ben nu hier. Ik ben niet op mijn eigen gezag gekomen, maar Hij heeft mij gezonden. Weet u waarom u niet begrijpt wat Ik zeg? Omdat u niet kunt luisteren naar mijn woorden! De duivel is uw vader en wat uw vader wil, wilt u ook graag doen. Hij is vanaf het begin een moordenaar geweest. Hij heeft ook nooit aan de kant van de waarheid gestaan omdat er geen waarheid in hem is. Wanneer hij leugentaal spreekt, spreekt hij zoals hij is, want hij is een aartsleugenaar, hij is de vader van de leugen.” (Joh. 8:41-45)

KORAN “Zij vragen u (o Mohammed) omtrent de oorlogsbuit. Antwoord: De oorlogsbuit behoort aan Allah en de boodschapper.” (Soera 8:1) “Eet van de buit die gij ontvangt als wettig en goed en vreest Allah.” (Soera 8:69)

BIJBEL “Want de zonde betaalt een loon uit: de dood. Maar God geeft een geschenk: eeuwig leven in eenheid met Christus Jezus, onze Heer.” (Rom. 6:23) “In Hem alleen is redding, er is op aarde de mensen geen andere naam gegeven waardoor we gered zullen worden.” (Hand. 4:12) “Johannes zei: Daar is het Lam van God dat de zonde van de wereld wegneemt!” (Joh. 1:29)


De positie van vrouwen (moslima’s)

KORAN “Mannen zijn voogden over de vrouwen omdat Allah de enen boven de anderen heeft doen uitmunten en omdat zij van hun rijkdommen besteden. Deugdzame vrouwen zijn dus zij, die gehoorzaam zijn en heimelijk bewaren, hetgeen Allah onder haar hoede heeft gesteld. En degenen, van wie gij ongehoorzaamheid vreest, wijst haar terecht en laat haar in haar bedden alleen en tuchtigt haar. Als zij u dan daarna gehoorzamen, zoekt geen weg tegen haar. Waarlijk, Allah is Verheven. Groot.” (Soera 4:34)

Gij kunt geen volkomen gelijkheid tussen (uw) vrouwen handhaven, hoe gaarne gij het ook zoudt wensen. Maar neigt niet geheel tot één, zodat gij de andere in onzekerheid laat. En als gij u betert en vroom zijt, dan is Allah voorzeker Vergevensgezind, Genadevol. En als zij scheiden, dan zal Allah hen beiden door Zijn overvloed onafhankelijk maken; Allah is Milddadig, Alwijs.” (Soera 4:129-130)

BIJBEL “Mannen, hebt uw vrouw lief, zoals Christus zijn gemeente heeft liefgehad: hij heeft zijn leven voor haar gegeven. Zo moeten ook de mannen hun vrouw liefhebben als hun eigen lichaam.” (Ef. 5:22-23; 25,28) “Mannen, hebt uw vrouw lief en reageer uw ergernis niet af op haar.” (Col. 3:18-19).

KORAN “O profeet, Wij hebben voor u uw vrouwen wettig gemaakt, aan wie gij haar huwelijksgiften hebt gegeven, en degenen die uw rechterhand bezit van haar, die Allah u als een oorlogsbuit heeft gegeven en de dochters van uw ooms en tantes van vaderszijde en de dochters van uw ooms en tantes van moederszijde die met u emigreerden, en elke gelovige vrouw indien zij zich aan de profeet toevertrouwt als de profeet haar wenst te huwen; dit is slechts voor u en niet voor de gelovigen. Gij moogt verlaten wie gij wilt en tot u nemen wie gij wilt, er rust geen blaam op u wanneer gij haar terugneemt van wie gij u afzijdig hebt gehouden.” (Soera 33:50-51)

BIJBEL “Wat God heeft samengevoegd, mag een mens dus niet scheiden. Een man die zijn vrouw wegstuurt en met een ander trouwt, begaat echtbreuk, behalve in het geval van ontucht.” (Matt. 19:6, 9)

“Op iemand die leiding geeft, mag niets zijn aan te merken. Hij moet trouw zijn aan zijn vrouw, matig zijn, verstandig, beschaafd, gastvrij en een goed leraar; niet aan de drank verslaafd; niet opvliegend, maar redelijk, afkerig van ruzie en vrij van geldzucht.” (1 Tim. 3:2-3)

“Beheers je daarom en laat niemand van jullie ontrouw zijn aan zijn vrouw. De almachtige Heer, de God van Israël, zegt: Ik verafschuw het wanneer iemand zijn vrouw verstoot. Het is even erg als moord. Beheers je en blijf je vrouw trouw.” (Mal. 2:15c-16)


Verstaan moslims ook wat zij opzeggen?

KORAN In de Arabische en niet-Arabische wereld worden de Koran en zijn gebeden opgedreund als in de tijd van Mohammed. Vaak zonder dat men de betekenis ervan begrijpt. Bijvoorbeeld:

“Tabbat yadaa Ebie Lahabin va tobb. Maaegnaa anhu maaluhuuvama kasab. Sayaslaa naaran a zaatalahab. Vamraatuhuu hammalaata’l-hatabie, fiegiedeha hablun min-mesed.”(Soera 111:1-5)

Dit betekent: “De macht van Aboe Lahab en hijzelf zullen vergaan. Zijn rijkdommen en daden zullen hem niet baten. Weldra zal hij in een laaiend vuur branden. Ook zijn vrouw, de draagster van brandstof,

Om haar hals zal een koord van palmvezels hangen.”

BIJBEL In het boek Handelingen lezen wij van een Ethiopische man die in Jeruzalem een boek had gekocht dat hij op de terugweg naar zijn land zat te lezen. Een dienaar van God, Filippus, ging op aanwijzing van een engel van de Heer naast de wagen lopen en hoorde de man uit de profeet Jesaja lezen. “Begrijpt u wat u daar leest?” vroeg Filippus hem. “Hoe zou ik?” antwoordde de man, “als niemand mij daarin de weg wijst?” Hij verzocht Filippus in te stappen en naast hem te komen zitten. Het schriftgedeelte dat hij las, luidde:

“Als een lam werd hij naar de slachtbank gebracht en geen woord kwam over zijn lippen; hij hield zich stil als een schaap in de handen van de scheerder. Hij werd vernederd en het vonnis werd voltrokken. Wie kan over zijn nakomelingen spreken? Want hij werd uit het leven weggerukt.”

“Vertel me,” vroeg de kamerheer aan Filippus, “over wie zegt de profeet dit? Over zichzelf of over een ander?” En Filippus begon te spreken. Uitgaande van die woorden uit de Schrift verkondigde hij hem het goede nieuws over Jezus. (Hand. 8:30-35)

KORAN Ook voor moslims is de Koran een moeilijk boek. Daarom wijzen wij op de volgende uitspraak van de profeet: “En als gij over hetgeen Wij tot u hebben neergezonden twijfelt, vraagt dan degenen die het Boek vóór u hebben gelezen. Inderdaad, de waarheid is van uw Heer tot u gekomen; behoor daarom niet tot de twijfelaars.” (Soera 10:94)

In deze tekst wordt verwezen naar het Boek dat er was vóór de Koran, de Bijbel. Joden en christenen als raadgevers van moslims en als uitleggers van de Koran, een interessant gezichtspunt!

 

Vullen ze elkaar aan . . . of sluiten ze elkaar uit?

Eind januari 2004 verscheen het rapport van de commissie-Blok ‘Bruggen bouwen’ over 30 jaar integratiebeleid in Nederland. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen geslaagde integratie en niet-geslaagde integratie. Ook wordt een aantal factoren vermeld die echte integratie moeilijk of onmogelijk maken, zoals het handhaven van de eigen – op moslimwaarden en sjaria-ethiek – gebaseerde cultuur.

Bezwaren tegen het rapport waren gebrek aan duidelijkheid en aanbevolen maatregelen. Het Platform voor islamvragen heeft nu een studie gemaakt om aan deze onvoldoende geachte duidelijkheid bij te dragen, waaruit wij alvast enkele gevens noemen.

Onze Europese (Westerse) culturen dragen het stempel van een joods-christelijk en humanistisch erfgoed. Tegenwoordig is men in onze Westerse landen eerder geneigd te zwijgen over het joods-christelijke erfgoed (Europese Grondwet en WRR rapport) en zich te beperken tot de humanistische waarden, die voortkomen uit de Renaissance en Verlichting. Daarmee doen wij echter onszelf tekort en zijn wij onvoldoende opgewassen tegen de uitdagingen waarmee de islam ons confronteert.

De islamitische ethiek is allereerst religieus in de betekenis van onderworpenheid aan Allah en geloof in de laatste dag, engelen, het Boek en de profeten.
Volgens Westerse maatstaven gaat deislamitische ethiek uit van een dubbele moraal:

  • de vriendelijke of ‘Mekka-islam’ gebruikt Westerse termen zoals vrijheid, tolerantie en democratie in Dar al-Kufr’ (het land van de ongelovigen); deze ethiek is tijdelijk totdat overal de ‘Dar al-Islam’ is aangebroken;
  • de radicale of ‘Medina’islam’ geldt in het ‘Huis van Islam’, waar de moslims de meerderheid hebben en waar de hadieth en sjaria van toepassing worden verklaard op alle inwoners van Dar al-Islam.

Het gaat in wezen om enkele basisbegrippen zoals Recht en Gerechtigheid; Vrijheid van godsdienst en Democratie (zie bijv. www.jamaat.org/islam/HumanRightsPolitical.html).

Het kan geen uitstel velen dat de samenleving zich gaat bezinnen op de te nemen maatregelen. Dit om te voorkomen dat door gebrek aan voldoende kennis en inzicht het probleem van de integratie alleen maar groter wordt.

 

auteur: prof. dr. Anton Wessels, Amsterdam 2001, uitg. Nieuwezijds, 286 pag. € 22,–

‘Verhalen’ zijn tegenwoordig ‘in’: Wanneer het niet lukt om door logisch redeneren het gewilde resultaat te bereiken omdat de dogma’s als vastgeroeste uitgangspunten in de weg staan, probeert men het met ‘verhalen’. Zo tracht ds Nico ter Linden met zijn boeken ‘Het verhaal gaat’ de Bijbel weer toegankelijk te maken voor intellectuele twijfelaars en wordt in veel godsdienstlessen de bijbelse boodschap doorgegeven als ‘Op verhaal komen’. Niet woordelijk natuurlijk, niet historisch of wetenschappelijk, maar als nieuw ‘verhalenboek voor religieuze mensen’.

In zijn boek ‘Islam verhalenderwijs’ heeft ook dr. Anton Wessels, hoogleraar godsdienstwetenschap aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, het verhaal gekozen om voor niet-moslims de islam verstaanbaar te maken en karikatuurbeelden neer te halen. Maar . . . met zijn visie op de ‘Abrahamitische oecumene’ van de drie monotheïstische religies: jodendom, christendom en islam, gaat hij daarbij lijnrecht in tegen onder meer:

  • de oorspronkelijke uitgangspunten van de Vrije Universiteit
  • de leer van de Bijbel en het christendom der eeuwen
  • het credo van zijn voorganger-missioloog: prof. dr. J. Verkuyl.

“In de communicatie van het evangelie met moslims kunnen we niet volstaan met de opmerking dat christenen en moslims en talmoedische joden allen in één God geloven en dat ze allen op de een of andere manier monotheïsten zijn en dat daarom hun godsconcepties vrijwel gelijk zijn. Zulke opmerkingen getuigen van grote oppervlakkigheid”
(J. Verkuyl, Met moslims in gesprek over het evangelie, p.47/48)

“Wie knielt voor Jezus, de Gekruisigde en Verrezene, kan niet meer zeggen dat het er niet toe doet wat je gelooft en in wie je gelooft. Wie knielt voor Jezus kan niet meer zeggen: Ik zie tussen de boodschap van Jezus, Boeddha, Mohammed e.a. slechts relatieve verschillen”
(J. Verkuyl, Zijn alle godsdiensten gelijk? p.98)

Wat moeten wij, ouders, leraren en besturen van christelijke scholen hier nu mee? Lopen wij met opvattingen zoals prof. Verkuyl die eenmaal heeft geformuleerd, niet tientallen jaren op de ontwikkelingen achter? Wij menen van niet, want als wij goed om ons heen zien, blijken de tijden opnieuw te zijn veranderd, mogelijk ten goede! Dit blijkt bijvoorbeeld wanneer wij letten op de reactie in het studentenblad ‘Ad Valvas’ op de recente lezing ‘Moslims in Mokum’, waarin Wessels nadrukkelijk JA zegt op de vraag: “Is Mohammed onder de profeten?” Of wanneer wij zien en horen hoe ongeloofwaardig een centrale uitspraak in ‘Islam verhalenderwijs’ overkomt op moslims die tot het geloof in Jezus Christus zijn gekomen.
“Het is goed om de Godsnaam Allah met God te vertalen, om zo de suggestie te vermijden dat met Allah een andere god bedoeld zou worden.” (pag. 93)

Het boek zelf geeft blijk van een grote belezenheid en ‘missionaire gedrevenheid’, waarbij de vele ‘verhalen’ in een tiental pakkende hoofdstukken zijn ingedeeld. Die verhalen zijn niet alleen vaak boeiend (met soms een verhelderende uitleg erbij) en brengen de lezer in een wereld die zij hooguit kennen vanuit Sindbad de Zeeman of Sprookjes van Duizend en één nacht. Tegelijk zijn deze verhalen dragers van verwarrende boodschappen zoals:
1. Islam en salam wil zeggen: vrede
2. De verhalen uit de joodse, de christelijke en de islamitische traditie dragen – ondanks de verschillen – bij tot het bewust worden van een gemeenschappelijke bron (op pag. 241-248 wordt zelfs het Babylonische Gilgamesj-epos als oertekst voor veel verhalen genoemd!)

Het behoeft geen betoog dat wij hierin grondig met Wessels van mening verschillen. Dat geldt niet alleen in theologisch opzicht, maar ook wetenschappelijk gezien vragen wij ons af hoe een geleerde een belangrijk verschijnsel als de islam zo eenzijdig met een roze bril kan benaderen.

Zo is de uitspraak ‘Islam en salam wil zeggen vrede’ ronduit misleidend. Islam betekent onderwerping, en wel in slaafse zin en met uitschakeling van het kritisch vermogen (waarvan hij overigens zelf een sprekend voorbeeld geeft). Hij vermijdt te zeggen wat een vernederende positie (als getolereerde dhimmie) de niet-moslim inneemt in Dar al-Islam alias Dar al-Salam (Huis van Vrede).

Sharia betekent voor de moslim ‘de weg’ en zou volgens pag. 91-92 dezelfde functie hebben als de thora, namelijk leefregels. Daarbij wordt niet ingegaan op de verstillende en verkillende gevolgen ervan voor degenen (moslims en niet-moslims) die eronder moeten leven.
Ook over de djihad wordt op pag. 32 vergoelijkend gesproken: de meeste moslims zouden die zien als de ‘inspanning op de weg van Allah’ in het beteugelen van hun driften. De djihad met het zwaard is iets voor fundamentalisten, waar niet verder op wordt ingegaan. Voor het verschil tussen kleine en grote djihad wordt zelfs verwezen naar Spreuken 18:32!

Dat ook de islam geworsteld heeft met de spanning tussen uitverkiezing/lotsbestemming en eigen verantwoordelijkheid, blijkt wel uit het volgende, door P.N. van Eijck bewerkte gedicht:

De tuinman en de dood

Een Perzisch Edelman:
Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
Mijn woning in: “Heer, Heer, één ogenblik!
Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot,
Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.

Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant,
Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.
Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan,
Voor de avond nog bereik ik Ispahaan!” –

Van middag (lang reeds was hij heengespoed)
Heb ik in ’t cederpark de Dood ontmoet.
“Waarom,” zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt,
“Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd?”

Glimlachend antwoordt hij: “Geen dreiging was ’t,
Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,
Toen ‘k ’s morgens hier nog stil aan ’t werk zag staan,
Die ‘k ’s avonds halen moest in Ispahaan.”

Samenvatting. Dit boek is te beschouwen als een verrijking voor iedereen die over de grenzen van de eigen cultuur wil heenzien naar de uitgebreide verhaaltraditie uit de moslimculturen. Onze bezwaren richten zich op het sterk relativeren van de eigen christelijke godsdienst, met name van het unieke van de Bijbelse openbaring van de Persoon van Jezus Christus. Bovendien missen wij het kritisch vermogen om de islam als ‘politieke religie’ te toetsen aan zowel de Bijbel als aan de fundamenten van onze Westerse samenleving. Daarmee voldoet dit boek niet aan de eis van het Woord van God, dat als “een tweesnijdend scherp zwaard onderscheid maakt tussen ziel en geest, gewrichten en merg, het schiften van overleggingen en gedachten des harten,” Hebr. 4:12.

 

Islam

Christendom

1. God is de schepper van de werelden en van de mens, maar hij is transcendent, d.w.z. van de schepping gescheiden.
Er bestaat geen brug tussen hem en de schepping.
1. God schiep de mens naar zijn beeld en gelijkenis. Hij openbaart zijn wezen in de schepping. Hij houdt zich aan zijn beloften. Jezus is de brug tussen God en mens. (Johannes 14:6)
2. Adam zondigde in het paradijs door de verboden vrucht te eten. Maar dat had geen gevolgen voor de verdere relatie tussen God en mens
De begrippen zondeval en erfzonde zijn in de islam onbekend.
2. Adam heeft Gods gebod in het paradijs overtreden. Daarmee werd hij voor alle mensen de oorzaak van de zonde, de dood en de scheiding van God.
Verzoening met God is slechts mogelijk door de dood van Jezus. (2 Corinthiers 5:18-19)
3. De mens is bij zijn handelen in staat onderscheid te maken tussen goed en kwaad.
Hij moet als moslim voor het goede kiezen en het kwade mijden. Mocht hij dan toch zondigen, dan raakt hij God daar niet mee. Hij zondigt in eerste instantie tegen zichzelf.
3. De mens is geneigd tot het kwade en mist daarmee het doel dat God met zijn leven heeft. Uit zichzelf kan hij de schuld niet goedmaken, want zijn persoonlijke zonden houden hem voortdurend in vijandschap met God (Romeinen 3:10-12).
4. De mens kan door goede werken en door zich aan Gods geboden te houden, God behagen.
De mens is niet wezenlijk van God gescheiden.
4. De mens kan niet door eigen werken tot God komen. Elk pogen om de Wet te vervullen doet hem nog sterker beseffen dat hij door de (erf) zonde van God gescheiden is. (Romeinen 3:20)
5. Jezus werd door God door zijn Woord geschapen en door Gods macht in Maria geplaatst. Niettemin is hij slechts een mens. 5. Jezus werd door de Heilige Geest in Maria verwekt en is tegelijk waarachtig (Zoon van) God en zoon des mensen. (Lukas 1:35).
6. God heeft geen kinderen
Jezus mag niet als God vereerd worden.
Het geloof in drie goden is heidens en veelgoderij. Meerdere goden te vereren is de ergste zonde in de islam, waarvoor geen vergeving is.
6. Jezus is Gods Zoon en dus is Hij zelf ook God.
Vader, Zoon en Heilige Geest zijn één God in drie Personen. (Johannes 1:1-2)
7. De Koran verwijt de christenen dat zij drie goden aanbidden, namelijk God, Jezus en Maria. Vermoedelijk heeft Mohammed in zijn tijd met de leer der Drie-eenheid kennis gemaakt. 7. De Drie-eenheid bestaat uit Vader, Zoon en Heilige Geest. Maria was een mens en heeft geen deel aan de drie-eenheid (Mattheus 28:19).
8. Jezus was een van de belangrijkste profeten uit de geschiedenis. Toch is Mohammed groter dan hij. De komst van Mohammed wordt in het Oude Testament door Mozes en Jesaja en in het Nieuwe Testament door Jezus aangekondigd. 8. Jezus’ komst in de wereld als Verlosser en Redder werd reeds in het Oude Testament aangekondigd. Hij is als Zoon van God de hoogste profeet en kondigde de Komst van Gods Geest als de Trooster aan (Johannes 14:16).
9. Jezus is niet gekruisigd en ook niet opgestaan. Een kruisiging zou voor Hem een smadelijke nederlaag zijn geweest.
Het is principieel onmogelijk om voor een ander verlossing te bewerken. Over Jezus’ dood vermeldt de Koran niets. Waarschijnlijk heeft God hem aan zijn vijanden ontrukt en werd een ander in zijn plaats gekruisigd.
9. Jezus stierf naar de wil van zijn Vader aan het kruis; Hij werd in het graf gelegd en stond op de derde dag op uit de doden.
Door de kruisiging heeft Hij voor de mensen de straf op de zonde gedragen. Door zijn opstanding heeft Hij zonde en dood overwonnen. Zo heeft Hij de verlossing bewerkt voor iedereen die gelooft (1. Petrus 1:18-19).
10. Mohammed is de laatste en belangrijkste profeet. (het ‘zegel’ der profeten) 10. Mohammed is een valse profeet wiens leer ingaat tegen de kernuitspraken van het Oude en Nieuwe Testament. (Handelingen 10:43)
11. De Koran is het reine en onvervalste Woord van God, een afschrift van het hemelse boek.
Het Oude en Nieuwe Testament is in de loop van de tijd vervalst en daarom niet meer betrouwbaar. De Koran corrigeert het Oude en Nieuwe Testament.
11. De Bijbel is Gods betrouwbare Woord. De Geest Zelf heeft ervoor gewaakt dat alles juist is opgeschreven. De Bijbel wordt door niets gecorrigeerd en blijft in eeuwigheid Gods Woord tot in eeuwigheid (Openbaring 22:18)
12. De Koran is aan Mohammed door bemiddeling van de engel Gabriel rechtstreeks door God ingegeven zonder dat de persoonlijkheid van Mohammed daarbij betrokken was.
Daarmee is elke vervalsing uitgesloten
12. De Bijbel is door God ‘ingeblazen’.
Daarbij werd de persoonlijkheid van de bijbelschrijver niet uitgeschakeld, maar deze komt zich duidelijk in de verschillende bijbelboeken tot uiting. (2 Timotheus 3:16).
13. Geloven betekent: God erkennen, Hem dankbaarheid bewijzen en zich aan zijn geboden houden. 13. Geloven betekent dat wij onze schuld en verlorenheid inzien, de verlossing van Jezus aannemen en leven uit de kracht van de Heilige Geest.
14. Inhet jongste gericht kan Mohammed misschien nog voor zijn gemeente voorspraak doen. 14. Jezus is de Middelaar die voor zijn gemeente bij God voorspraak doet.
15. De zonde raakt God niet, maar richt zich in eerste instantie tegen de mens die die zonde begaat. 15. De zonde richt zich eerst als rebellie tegen God en tast bovendien de mens zelf aan.
16. Er zijn zondeloze mensen, namelijk de profeten die Allah aan de mensen heeft gezonden. 16. Zondeloze mensen bestaan niet; alleen Jezus was zonder zonde.

 

In de meeste Westerse landen is de vraag (opnieuw) actueel of het moslima’s moet worden toegestaan in het openbare leven door middel van het dragen van de hoofddoek nadrukkelijk uiting te geven van hun religie.

Frankrijk is geneigd dit – evenals Turkije – geheel te verbieden op grond van de scheiding tussen kerk en staat. Andere landen staan het dragen van de hoofddoek door moslima’s toe. Duitsland treedt zelfs op tegen scholen of werkgevers die het dragen niet toestaan: Verboden te verbieden! (recente uitspraak van het Hooggerechtshof te Karlsruhe)

De publieke opinie maakt zich meestal nogal makkelijk af van de vraag of de Nederlandse samenleving het in het openbaar dragen van een hoofddoek door moslima’s moet toestaan of verbieden. Zelfs de vraag of instellingen op grond van hun eigen identiteit het recht hebben het dragen van een hoofddoek te verbieden, wordt verschillend beantwoord.

Men houdt daarbij geen rekening met de wezenlijke functies van deze hoofddoek, zowel voor de moslims zelf als voor de Nederlandse rechtstaat. Gebruik makend van onze ‘vrijheid van godsdienst’ en ‘vrijheid van meningsuiting’ demonstreren de hoofddoekdragende moslima’s hun onderworpenheid aan de sjaria, waarmee zij zich feitelijk onttrekken aan het Nederlandse rechtsysteem en internationale verdragen zoals de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.)

Zij die verantwoordelijk zijn voor de verhoudingen in onze samenleving dienen volgens dr. Hans-Peter Raddatz uit Munchen) de volgende zaken goed te overwegen:

  • Het dragen van de hoofddoek (hijab) is voor elke moslima verplicht. Turkije heeft het openbaar dragen ervan verboden op grond van de feitelijke discriminatie jegens vrouwen die zo’n hoofddoek niet wensen te dragen.
  • De religieuze hoofddoek is het symbool voor de verhouding tussen mannen en vrouwen die zich niet alleen achter gesloten deuren maar ook in de openbare ruimte manifesteert. De dynamiek ervan is niet – zoals wij graag ‘wensdenken’ – dat de democratische vrijheid van het openbare leven zal doordringen in de gezinnen, maar veeleer omgekeerd, dat de onvrijheid en ongelijkheid binnen de families in toenemende mate ons sociale klimaat gaat beïnvloeden.
  • Hiermee manifesteert de islam als religie zich steeds meer als een politieke rechtsorde die berust op de strenge scheiding der geslachten. In deze orde is de hoofddoek beide: – het invoeren van een aan ons wezensvreemde, man-gedomineerde rechtsorde – het afschermen van de openbare Nederlandse rechtsorde.
  • In naam van de zogenaamde godsdienstvrijheid ondersteunen de hoofddoekdragende moslima’s op non-verbale maar niet minder effectieve wijze de roep van de moskee en de moslimorganisaties tot het propageren van een godsdienst die binnen haar eigen kring de onvrijheid van godsdienst en de dominantie van de man over vrouw en kinderen als religieuze voorschriften moet erkennen en doorvoeren.
  • Een ander effect van het toelaten van de hoofddoek – naast het gedogen van de ongelijke positie van moslima’s – is een inbreuk op de geloofsvrijheid van kinderen, niet-moslims, moslims die wensen te integreren en vooral degenen die de islam vaarwel gezegd hebben.

Wie het dragen van een hoofddoek door moslima’s op grond van de vrijheid van godsdienst wil toestaan, gaat daarmee voorbij aan de centrale betekenis van de verhulling der vrouw in het islamitische rechtssysteem. Dit impliceert het gaandeweg overgeven van steeds meer terreinen van het democratische rechtssysteem aan de immer doorgaande ‘sjariatisering’ van de Westerse samenleving.

De heilige oorlog toen en nu

door Wilmos Oosterhoff

Wat vandaag in Indonesië gebeurt is niets nieuws, het gebeurt al zolang als de islam bestaat. Het past precies in de tactiek van de heilige oorlog. Zo noemen ze het ook: jihad (heilige oorlog). Zoals het goed geweest zou zijn als onze politici in de jaren ’30 ‘Mein Kampf’ van Hitler gelezen hadden, zo zou het goed zijn als onze politici van nu kennis namen van de jihad, zoals die sinds Mohammed gevoerd wordt. Er zijn (islamitische) boeken vol over geschreven. Een moderne Nederlandse handleiding voor de heilige oorlog doen we aan het eind van dit artikel hierbij.

Nooit meer Kerstfeest op de Molukken. Dat was de leus van de jihadstrijders die afgelopen zomer met een paar duizend man vanuit Ambon en Atjeh naar de Molukken gegaan zijn om daar de christenen uit te roeien. Duizenden christenen, jonge mannen, kleine kinderen en oude vrouwen, zijn al vermoord. Een veelvoud van dit aantal is gevlucht. De vluchtelingen zijn bijna nergens welkom in Indonesië. De meerderheid van moslims, gehersenspoeld door de eenzijdige media, ziet hen als christenen die de moslims wilden uitroeien en nu hun verdiende loon krijgen. De christenen in Sulawesi en Papoea zijn bang dat de strijd met de vluchtelingen naar hun gebied overslaat. Ze beseffen niet dat de strijd sowieso naar hun gebied zal overslaan als de jihadstrijders op de Molukken hun taak volbracht hebben. De gevechten zijn namelijk niet spontaan, ze worden gedirigeerd. Er zit een plan achter. En de christelijke wereld staat erbij en kijkt ernaar.

Rijk van de islam
De wereld wordt verdeeld in twee kampen: dar al islam en dar al harb (rijk van de islam en rijk van de oorlog). Onder het rijk van de islam worden alle landen beschouwd waar de islamitische wetgeving, de sjaria, van kracht is. Christenen en joden worden in die landen gedoogd als ‘houthakkers en waterdragers’, z.g. dhimmi’s. Als de dhimmi’s dezelfde rechten willen als de moslims, moeten zij zich tot de islam bekeren. Onder het rijk van de oorlog (dar al harb) worden alle landen beschouwd waar dat nog niet het geval is. Ze heten ‘rijk van de oorlog’, omdat zij in feitelijke staat van oorlog zijn met het rijk van de islam. Ook als er niet werkelijk gevochten wordt, is er toch sprake van oorlog. Het einddoel van de jihad is dat de hele wereld door de islam (sjaria) geregeerd wordt. Om dat doel te bereiken zijn alle middelen toegestaan, zoals prediking, propaganda, educatie, indoctrinatie, het maken van slaven en die gedwongen bekeren, liegen en bedriegen, omkopen en regelrechte oorlog.

Let wel, het doel is niet dat iedereen moslim wordt, maar dat de hele wereld door de islam geregeerd wordt. De uitnodiging om moslim te worden (dawah), prediking of evangelisatie dus, is een middel om dit doel te bereiken, maar in veel gevallen is oorlogvoering effectiever. Hierin heeft Mohammed het voorbeeld gegeven. Vanuit Medina heeft hij in de zevende eeuw het hele Arabische schiereiland met het zwaard tot de islam bekeerd, en van daaruit brachten zijn opvolgers het Midden-Oosten met het zwaard onder de heerschappij van de islam. Hier zijn de Arabieren erg trots op, ze dromen nog steeds van die gloriedagen van de islam. De vlag van Saoedi-Arabië toont niet voor niets het zwaard van de islam, een groot zwaard in een groen veld.

Wanneer moslims in een land de meerderheid vormen en de sjaria is er niet van kracht, dan zullen fundamentalistische moslims de invoering van de sjaria boven aan hun prioriteitenlijst zetten. Zij proberen dit doel te bereiken met alle middelen, van politiek tot terreur. Om de fundamentalisten de wind uit de zeilen te nemen, geven veel regeringen die onder die terreur lijden steeds meer toe aan de fundamentalisten. De gevangenissen van Egypte zitten vol met fundamentalisten, maar tegelijk krijgen zij steeds meer hun zin en wordt Egypte steeds meer een moslimstaat. Hetzelfde geldt voor veel islamitische landen waar de sjaria nog niet (geheel) is ingevoerd, zoals Pakistan.Doelwitten

De islamitische landen waar de sjaria nog niet heerst, zijn dus het eerste doelwit voor de jihad. Het tweede doelwit zijn de buurlanden. De moslimwereld grenst in het zuiden aan Zwart Afrika. Er is een strategie bedacht om heel Afrika voor de islam te winnen. Op 28 november 1989 werd in Nigeria de ‘Islam in Afrika Organisatie (IAO) opgericht. Er werd een strijdplan opgesteld om geheel Afrika te islamiseren. Het (uitgelekte) plan bevat veel punten, die een kopie lijken van christelijke zendingsstrategieën, zoals de inzet van ‘tentenmakers’.

Andere punten zijn minder onschuldig, zoals het besluit

  • “ervoor zorg te dragen dat alleen moslims worden aangesteld in strategische nationale en internationale posities in de lidstaten.”
  • “om alle vormen en vertakkingen van alle niet-islamitische religies in de lidstaten (zoals christendom, ahmadiyya en alle andere voor moslims onacceptabele vormen van godsdienst.) uit te roeien.”
  • “ervoor zorg te dragen dat alleen moslims gekozen worden op alle politieke posten van de lidstaten.”
  • “ervoor zorg te dragen dat vóór de volgende Islam in Afrika Conferentie alle Westerse vormen van wetgeving en rechtssystemen zullen zijn vervangen door de sjaria.”

Deze strategie zien we in uitvoering in landen als Soedan en Nigeria die in de frontlinie liggen. In Nigeria kiezen steeds meer deelstaten voor de sjaria, wat weer tot hevige protesten van de christenen leidt, dikwijls uitlopend op enorme vechtpartijen met veel bloedvergieten. In Soedan heeft de islamitische regering al in 1983 de sjaria ingevoerd. In 1991 werd dat nog eens aangescherpt met de doodstraf op afval van de islam. De bevolking van het zuiden verzet zich hevig tegen de islamitische wetgeving en is in opstand gekomen. Dat geeft de regering weer een voorwendsel om de zuiderlingen uit hun gebied te verdrijven, zodat zij naar het islamitische noorden vluchten, waar zij in versneld tempo worden gearabiseerd en, naar men hoopt, geïslamiseerd.Indonesië

Aan de oostgrens van het islamitische rijk ligt Indonesië. Het is de staat met de meeste moslims van de wereld, officieel zo’n 180 miljoen op een bevolking van 210 miljoen (in werkelijkheid zijn er waarschijnlijk veel minder moslims). Als je deze enorme archipel als één land beschouwt, is het een land waar de moslims verre in de meerderheid zijn, maar waar de sjaria niet van kracht is. Zo gezien valt het onder de eerste prioriteit. Je kunt Indonesië ook zien als een aantal eilanden, waarvan sommige, zoals Java en Sumatra, overwegend islamitisch zijn en andere, zoals Ambon en Papoea (nog) niet. Voor deze gebieden geldt dan de tweede prioriteit. Zij moeten gewonnen worden voor de islam. Het feit dat Indonesië als één land geldt, maakt de verovering veel gemakkelijker. Het transmigratieproject, waarbij miljoenen moslims uit het overbevolkte Java hervestigd worden in dunbevolkte gebieden, komt de islamisten hierbij goed van pas. Intussen wonen er op Papoea (Irian Jaya) meer Javanen dan Papoea’s. Nog even en alleen de naam Papoea, die de provincie sinds kort van president Wahid mag voeren, zal het enige zijn dat nog herinnert aan de oorspronkelijke bevolking. De Papoea’s voelen zich nu al vreemdelingen in hun eigen land.

Door de slachtpartijen op de Molukken zijn we de slachtpartijen op Oost-Timor uit 1999 al bijna vergeten. Maar ze pasten precies in de tactiek van de jihad. De Oost-Timorezen zijn katholiek: dus dar al harb. Dezelfde strijdgroepen, bestaande uit een stelletje ongeregeld, losgelaten uit diverse gevangenissen en bewapend door het leger, is nu overgebracht naar Papoea om daar “de orde te bewaren”.

Op de Molukken houdt de Laskar Jihad huis. “Nooit meer kerstfeest op Ambon,” riepen zij in juli jl. Zij hadden bijna gelijk gekregen. Zij komen er openlijk voor uit dat het om de jihad gaat. Maar in Nederland durft niemand ze dat na te zeggen. “Het zijn werkloze jongeren uit Java, die verontwaardigd zijn over de slachtpartijen die de christelijke Ambonezen onder hun geloofsgenoten hebben aangericht. Zij zijn gewoon misleid door mensen die er politiek belang bij hebben.” Misleid zijn ze zeker, maar het past allemaal wonderwel in de strategie van de jihad. Waar het om gaat is: door wie zijn ze misleid?

Sinds Mohammed naar Medina vluchtte is de islam een politieke macht, dus logisch dat er mensen politiek belang bij hebben. En wij maar denken dat het vanzelf wel over gaat, als de machtsstrijd in Indonesië is bijgelegd. De werkelijkheid is dat het pas overgaat als de sjaria is ingevoerd in Indonesië en de christenen dhimmi’s zijn geworden.

Overigens is de meerderheid van de moslims heel gematigd, en wil zij helemaal geen jihad. Dat betekent echter niet dat het allemaal wel meevalt. Nee, het maakt henzelf tot dar al harb in hun eigen land, het eerste doelwit van de jihad dus. Moslims op de Molukken die niet mee willen vechten tegen de christenen, worden aangevallen door de Laskar Jihad. Europa

Het derde doelwit zijn de landen ver van het rijk van de islam: Europa en Amerika. Dikwijls worden die gezien als de landen van de antichrist. Herhaaldelijk heeft de islam geprobeerd Europa te veroveren. De eerste keer werden de Arabische islamitische legers teruggeslagen bij Poitiers in Frankrijk. Dat was in 732, een eeuw na de dood van Mohammed. Later probeerden de Turken het vanuit het Oosten. In 1453 veroverden zij Constantinopol, wat zij omdoopten tot Istanbul. Nog geen eeuw later hadden zij de hele Balkan onderworpen en stonden zij voor de poorten van Wenen. In 1529 werden zij hier verslagen, maar ze kwamen terug en in 1683 stonden zij weer voor Wenen. Het Turkse (Ottomaanse) Rijk vertegenwoordigde de dar al islam, het rijk van de islam. In de eerste wereldoorlog werd de kracht van het Ottomaanse Rijk gebroken, de Balkan bevrijdde zich uit de greep van de islam en zelfs Turkije werd een seculiere staat. Maar dat wil niet zeggen dat de islamisten zich hierbij neerleggen. In Turkije streven zij nog steeds naar de macht, en intussen zijn miljoenen Turken naar de dar al harb in het Westen verhuisd, evenals miljoenen Marokkanen, die vroeger ook deel uitmaakten van het Ottomaanse Wereldrijk. De meesten zijn zich er niet van bewust, maar door de islamisten worden zij als vijfde colonne gezien. Als de tijd daar rijp voor is moeten zij worden opgestookt om onrust te zaaien in het rijk van oorlog. Precies zoals het op Ambon gegaan is. Ook de Boeginese en Makassaarse immigranten op Ambon werden misleid en misbruikt om daar de rellen met de christenen uit te lokken. Toen de christenen begin 1999 sterker bleken, vluchtten de Boeginezen en Makassaren met duizenden naar hun stamland. Daar hebben ze een jaar lang haat gepredikt tegen de christenen en geld ingezameld voor de jihad. In 2000 keerden zij terug, tot de tanden bewapend en gevolgd door de bendes van de Laskar Jihad uit Java.

Haat zaaien kost weinig moeite. Je hoeft maar een van je eigen moskeeën in brand te steken en te zeggen dat de christenen het gedaan hebben, en dan heb je de poppen aan het dansen. Dit is waarschijnlijk in Ambon gebeurd. De moslims roepen om wraak en steken een kerk in brand. Als de christenen niet in de minderheid zijn, is de kans groot dat zij op hun beurt een moskee aanvallen. Niet goed, tegen de leer van het christendom, maar zeer menselijk, en de duivel lacht in z’n vuistje. Hoe kan God laten zien wie Hij is, als de christenen wraak nemen? De islam heeft het wat dat betreft veel gemakkelijker. De islam preekt geen God van liefde, maar een god van kracht, aan wie iedereen zich moet onderwerpen, goedschiks of kwaadschiks.Dat zal hier nooit gebeuren?

Nederland ligt in Europa, het derde doelwit. Het zal hier zo’n vaart nog niet lopen. Maar betekent dat, dat wat in Ambon gebeurt, hier in Nederland niet mogelijk is? In de grote steden wonen nu al meer moslims dan praktiserende christenen. Over een of twee generaties zullen zij in de meeste plaatsen de meerderheid vormen. Zolang zij niet kunnen, of willen, of mogen integreren in de Nederlandse samenleving, zullen zij een achterstandsvolksdeel blijven dat gemakkelijk te manipuleren is door de islamisten in Riyadh, Teheran of Tripolis. Een aanleiding is gauw gevonden, of anders maak je er wel een. Een afgebrande moskee is een goede aanleiding om een kerk in brand te steken. Goede christenen zullen geen kwaad met kwaad vergelden, maar de meerderheid van geseculariseerde Nederlanders denkt daar anders over. Zij zullen wraak nemen op een of meer moskeeën en huizen en winkels van moslims, ook al gaan ze zelf misschien nooit naar de kerk. De aanhangers van de Centrum Partij zitten alleen maar op zo’n gelegenheid te wachten. Voor je het weet is in Nederland de zaak net zo geëscaleerd als op de Molukken. Ook in Nederland hoef je dan niet op de politie of het leger te vertrouwen, want die zijn tegen die tijd zelf hopeloos verdeeld tussen christenen en moslims. Dit is onheilspellende toekomstmuziek, maar wie z’n kinderen en kleinkinderen liefheeft, moet hier ernstig rekening mee houden. Overdreven? Dat dachten ze in Ambon ook.

Toen Open Doors in 1998 aanbood om op Ambon ‘weerbaarheidsseminars’ te houden, om de kerk voor te bereiden op eventuele vervolging, kon het niet doorgaan wegens gebrek aan belangstelling. In 2000 werd Open Doors uitgenodigd, maar konden de seminars niet doorgaan wegens de onlusten.

In ieder geval is de jihad-gedachte nog lang niet dood. In de inleiding noemden we de talloze islamitische boeken die de heilige oorlog leren. De geleerde soefi Ibn Aabidien (1783 – 1863) uit Damascus heeft hier veel over geschreven. Zijn gedachtegoed wordt zelfs in het Nederlandse taalgebied levend gehouden door de Turkse soefi Özcan Arzöglü. Soefi’s staan bekend als een spirituele en vredelievende islamitische beweging, maar de geschriften van Arzöglü spreken andere taal. Hij vond het kennelijk nodig om de leer van de jihad (en andere omstreden islamitische leerstellingen) in het Nederlands te vertalen, om Turkse en Marokkaanse immigranten die hun moedertaal verleerd zijn, klaar te maken voor de “verspreiding en triomf van de islam” door middel van de heilige oorlog. Wat nu volgt is een ingekort hoofdstuk uit “een geloofsboek in voorbereiding”, dat hij toestuurde aan een Nederlandse leerling die hem naar het waarom van de jihad gevraagd had. Lees en huiver.

Tweede deel

Liberale moslims houden ons voor dat de jihad of heilige oorlog gezien moet worden als de innerlijke strijd die een moslim voert om een goed leven te leiden. Zo zouden alle moslims in Nederland en België er over denken. Waar of niet waar, zeker is dat fundamentalistische moslims hard werken aan een mentaliteitsverandering in de richting van een heilige oorlog naar het voorbeeld van Mohammed.

“De jihad is de strijd tegen de ongelovigen met de bedoeling hen tot de islam over te halen en de verspreiding en de triomf van de islam over alle godsdiensten te bewerkstelligen. Wanneer de ongelovigen weigeren moslim te worden, moeten zij worden onderworpen of vernietigd. De jihad is een goddelijk bevel en wordt als een heilige plicht voor de moslimnatie beschouwd” Zo begint het hoofdstuk over de jihad uit “een geloofsboek in voorbereiding”, in 1993 geschreven door de Turkse soefi Özcan Arzöglü uit Gent.

Het is niet bekend of het boek inmiddels in druk is verschenen. Het hoofdstuk over de jihad is per ongeluk toegestuurd aan een Nederlandse soefi-leerling, die zijn leermeester gevraagd had waarop de praktijk van de jihad gebaseerd was. Özcan Arzöglü stuurde hem toen twee hoofdstukken uit zijn ‘geloofsboek in voorbereiding’, zoals hij het zelf noemt in zijn begeleidend schrijven. Hierin wordt in keurig Nederlands een pleidooi gehouden voor een zeer fundamentalistische uitleg van heilige oorlog, waarbij wordt verwezen naar de Koran en oude islamitische schrijvers, zoals de moslimgeleerde Ibn ‘Aabidien.

De Nederlandse soefi-leerling was zo geschrokken van de inhoud, dat hij de hoofdstukken toestuurde naar minister Sorgdrager van Justitie en naar de BVD, maar hij wacht nog steeds op antwoord. Ook de Turkse imam liet verdere vragen onbeantwoord, kennelijk heeft hij zich gerealiseerd dat hij er onverstandig aan deed de hoofdstukken toe te vertrouwen aan een niet-moslim. Inderdaad heeft hij daar niet verstandig aan gedaan, want hij maakt een stuk fundamentalistische moslimideologie toegankelijk voor een breed Nederlands publiek. Het feit dat een Turkse soefi de moeite heeft genomen om zo’n opruiend fundamentalistisch geschrift in keurig Nederlands te vertalen/schrijven toont aan dat er onder de moslims in België en Nederland krachten aan het werk zijn die hen willen klaarmaken voor de “verspreiding en triomf van de islam” door middel van de heilige oorlog. Kennelijk moeten zelfs de geassimileerde moslims, die geen Turks of Arabisch meer spreken, worden overgehaald.

Wij drukken het hoofdstuk over de Heilige oorlog van Özcan Arzöglü enigszins ingekort af. Hier en daar is de spelling en (Vlaamse) woordkeuze aangepast, en om het geheel overzichtelijker te maken zijn tussenkopjes ingevoegd. De Korancitaten wijken af van de gangbare Nederlandse vertalingen van Kramer of Leemhuis. Zij zijn waarschijnlijk door Arzöglü zelf uit het Arabisch in het Nederlands vertaald. Bedenk bij het lezen van onderstaande regels dat het hier niet om een stuk islamitische geschiedschrijving gaat, maar dat het bestemd is voor hedendaagse moslims in België en Nederland als aansporing en handleiding voor de heilige oorlog.

De JIHAD of HEILIGE OORLOG door Özcan ArzöglüDe jihad is de strijd tegen de ongelovigen met de bedoeling hen tot de islam over te halen en de verspreiding en de triomf van de islam over alle godsdiensten te bewerkstelligen. Wanneer de ongelovigen weigeren moslim te worden, moeten zij worden onderworpen of vernietigd.

De jihad is een goddelijk bevel en wordt als een heilige plicht voor de moslimnatie beschouwd. Haar vervulling door sommigen ontslaat de anderen van die plicht: het is een collectieve verplichting, geen individuele; een verplichting die op de natie als geheel rust. Zij vloeit rechtstreeks voort uit de Koran. Ter illustratie hiervan enkele teksten:

Soera 9. At-Tauba, verzen 5-6: “Wanneer de heilige maanden voorbij zijn, doodt dan de heidenen waar gij hen ook vindt en grijpt hen en belegert hen en loert op hen uit elke hinderlaag. Maar als zij berouw hebben en zich aan de gebeden houden en de zakaat betalen, laat hun weg dan vrij. Voorzeker, Allah is Vergevingsgezind, Genadevol. En als één van de heidenen u om bescherming vraagt, schenk hem dan bescherming opdat hij het woord van Allah moge horen; breng hem dan naar de plaats waar hij veilig is. Dit is omdat zij een volk zijn dat onwetend is.”

Soera 9. At-Tauba, vers 29: Bestrijdt diegenen onder de mensen van het Boek (ahl al-kitaab), die in Allah noch in de Laatste Dag geloven, noch voor onwettig houden wat Allah en Zijn boodschapper voor onwettig hebben verklaard, noch de ware godsdienst belijden, totdat zij de belasting (djizia) op de ruggen van hun handen betalen, terwijl zij onderdanig zijn.”

Soera 2. Al-Bakara, verzen 214-215: “De mensheid was één gemeenschap. Daarna verwekte Allah profeten als brengers van goede tijdingen en als waarschuwers en zond met hen het Boek (d.w.z. de goddelijke wetten) neder, dat de waarheid bevatte, om onder de mensen te richten over datgene waarin zij (van mening) verschilden. En niemand verschilde erover, dan degenen aan wie het Boek was gegeven, nadat duidelijke tekens tot hen waren gekomen, uit afgunst jegens elkander. Denkt gij, dat gij de Hemel zult binnengaan, terwijl de toestand van die, die voor u gingen, nog niet over u is gekomen? Tegenslagen en rampen kwamen over hen en zij werden hevig geschokt, totdat de boodschapper en de gelovigen met hem zeiden: ‘Wanneer komt Allahs hulp?’ Ja, voorzeker, de hulp van Allah is nabij.”

Een geleerde moslim (Ibn ‘Aabidien) geeft de volgende bepaling van de Heilige Oorlog:
“Het is de oproep naar de ongelovigen om de ware godsdienst te ontvangen en diegenen te bevechten die hem niet ontvangen.”

Mohammed heeft gezegd:
“Onder de schaduw van het zwaard is het Paradijs.”
“De oorlog is tot aan de Dag van het Oordeel zonder onderbreking ingesteld.”
“Eén dag vechten heeft bij God meer waarde dan een ganse maand vasten.”
“Hij die sterft zonder ooit aan zichzelf te hebben voorgesteld aan de heilige oorlog deel te nemen, sterft de dood van een heiden.”

Strijd is af te raden, doch mochten de ongelovigen islamitisch grondgebied binnenvallen, dan vaardigt de imam onder zulke omstandigheden een algemene proclamatie uit, en wordt het de plicht van iedere moslim, man en vrouw, de aanvallers te bevechten. Men dient de ongelovigen te bestrijden zonder eerst na te gaan of men al dan niet onder het bevel van een vrome aanvoerder zal vechten.

Voor de vijand vluchten is een doodzonde, als zijn getalsterkte het dubbele of minder dan het dubbele van dat der moslimstrijders bedraagt. Maar als de vijand meer dan tweemaal zo sterk als de onzen is, mag men op de vlucht slaan.
Liegen en het gebruiken van list is in de oorlog toegestaan. Geen dwang

In het begin van zijn loopbaan verspreidde Mohammed de godsdienst van de islam door middel van onderricht, preek en discussie, en nam hij nooit zijn toevlucht tot dwang of geweld. In verscheidene Mekkaanse soera’s verklaarde hij slechts gezonden te zijn om te preken en te vermanen. In Medina, toen hij in het begin de Joden naar zijn kant wilde overhalen, zei hij dat hij geen bevoegdheid had om iemand te dwingen tot de islam over te gaan. Er zou “geen dwang in de godsdienst” zijn. Zie

Soera 2. Al-Bakara, vers 257: “Er is geen dwang in de godsdienst. Voorzeker, het juiste pad is van dwaling onderscheiden; derhalve, hij die de duivel verloochent en in Allah gelooft, heeft een sterk houvast gegrepen, dat onbreekbaar is. Allah is Alhorend, Alwetend.”

Soera 3. Aal-‘Imraan, vers 21: “En zeg wanneer zij met u redetwisten: ‘Ik, en degenen die mij volgen, hebben zich aan Allah onderworpen’. En zeg tot degenen aan wie het Boek werd gegeven en tot de onwetenden: ‘Hebt gij u onderworpen?’. Als zij zich onderwerpen, dan zijn zij op de rechte weg, maar indien zij zich afwenden, dan is uw plicht slechts de duidelijke verkondiging ervan; en Allah ziet zijn dienaren.”Het zwaard van de profeet

Maar zodra Mohammed in staat was zijn vijanden het hoofd te bieden, (nadat hij ongeveer twaalf jaar vredelievend in Mekka gewerkt had en met hulp van zijn metgezellen naar Medina gevlucht was) maakte hij bekend dat God hem en zijn volgelingen had toegestaan zich tegen de ongelovigen te verdedigen. Tenslotte beweerde hij dat hij Gods toestemming had om hen aan te vallen, de afgoderij te vernietigen en het ware geloof met het zwaard te vestigen.

De Koranteksten die het gebruik van het zwaard bevestigen worden door de islamitische rechtsgeleerden beschouwd als teksten, die de teksten die geweldloze middelen aanbevelen, opheffen (abrogatie).

Die overgang van vredelievende middelen naar dwang wordt door Ibn-‘Aabidien als volgt beschreven: “Weet dat het bevel tot vechten geleidelijk werd geopenbaard, want de Profeet werd eerst bevolen zijn boodschap te brengen, daarna te redetwisten en te discussiëren en zich in te spannen om de ongelovigen met argumenten te overtuigen; daarna werd het de gelovigen toegestaan te vechten, daarna werden zij eerst bevolen om altijd te strijden, behalve tijdens de heilige maanden, en tenslotte werden zij bevolen om absoluut te strijden, zonder enige uitzondering.”

Zo is het vandaag nog steeds. De voorwaarde de ongelovigen slechts te bevechten wanneer zij het eerst zijn begonnen, en het verbod te strijden tijdens de heilige maanden, zijn opgeheven door het algemeen en onvoorwaardelijk bevel: ” … doodt dan de afgodendienaren waar gij hen ook vindt…” (Soera 9. At-Tauba, vers 5). Dit wordt het Vers van het Zwaard genoemd. Mohammed gaf zelf aan zijn volgelingen het voorbeeld. Ibn ul Athier zegt: “Het aantal veldslagen onder het bevel van de Profeet bedraagt zevenentwintig; dat van de kleinere, oorlogszuchtige expedities zesenveertig.” De Profeet zelf vocht in negen veldslagen, de andere werden door zijn Gezellen geleid.De vijand

Volgens de leer van de islam is de wereld in twee kampen verdeeld:
1. Het ‘Land van de Oorlog’ (Dar al Harb) is ieder land in de handen van de ongelovigen dat nog niet door de islam is onderworpen, of “een land waarin de vrede tussen de moslims en de ongelovigen nog niet is afgekondigd”.
2. Het ‘Land van de Islam’ (Dar al Islam) is een land dat volgens de wetten van de islam wordt geregeerd.

Een Land van de Oorlog wordt een Land van de Islam wanneer de wetten van de islam er in worden uitgeroepen en het door moslims wordt geregeerd, zodat de vrijdaggebeden en de islamitische feesten er worden gehouden.

De Heilige Oorlog richt zich tegen drie bevolkingsgroepen:
1. Tegen alle afgodendienaren (heidenen) en ongelovigen, die weigeren zich aan het moslimgezag te onderwerpen, hetzij door de islam te aanvaarden hetzij door de djizia (belasting) te betalen.
2. Tegen degenen die onder moslimgezag staand, er tegen in opstand komen en weigeren voortaan de djizia te betalen.
3. Tegen degenen die tegen de imam opstaan, zelfs al zijn het moslims, en tegen degenen die een oorlog beginnen.

Wanneer een moslimheerser een land verovert dat door niet-moslims bewoond wordt, dan moet hij die bewoners drie keuzen aanbieden:
1. De islam aanvaarden. In dat geval zijn zij van hun leven, hun familie en hun bezittingen verzekerd, en genieten zij alle voorrechten van de moslims, wier broeders zij zijn geworden.
2. De dood voor de mannen en slavernij voor de vrouwen en kinderen van degenen die geen ‘godsdienst van het boek’ belijden, tenzij de imam anders beslist
3. Als zij de islam niet aanvaarden, dienen zij de taks, of de hoofdelijke belasting (djizia), te betalen, waardoor zij bescherming krijgen en dhimmi’s worden (d.w.z. onderdanen, aan wie het toegelaten is hun eigen godsdienst te belijden, op voorwaarde dat die geen grove afgoderij is).

De djizia
Het is de plicht van de imam het bedrag van de hoofdelijke taks (djizia) te bepalen, en wanneer zij zal worden geïnd. Die hoofdelijke taks kent twee soorten:
1. Een schatting, die tijdens onderhandeling is overeengekomen als onderdeel van een vredesverdrag voordat er oorlog is geweest.
2. Een hoofdelijke belasting naar draagkracht, na capitulatie door de imam opgelegd.

De hoofdelijke belasting wordt djizia genoemd (hetgeen betekent: ‘voldoen’, ‘compenseren’) omdat het een losprijs is voor het leven van de ongelovige. Sommigen noemen het ook een ‘gevangenschapbelasting’ omdat hij voor het eerst op de Dhimmi’s werd toegepast die op bevel van Kalief Oemar uit Arabië in gevangenschap werden gevoerd. Mohammed had het leven gespaard van de christenen van Nijraan, op voorwaarde dat zij jaarlijks tweeduizend mantels leverden, en Oemar spaarde andere christenen op voorwaarde dat zij het dubbele van de belastingen die op de moslims rustten, betaalden.

De taxatie gebeurt gewoonlijk bij het begin van het jaar en de betaling bij het einde ervan. Die hoofdelijke taks wordt geheven op de ‘volken van het Boek’, d.w.z. op joden, Samaritanen en christenen, en verder op de magiërs en de heidenen, voor zover deze laatsten niet in Arabië wonen. Arabische heidenen en afvalligen krijgen de keuze tussen de islam en het zwaard.
De belasting is verschuldigd op alle mannelijke, vrije en volwassen Dhimmi’s, maar niet op hun vrouwen, noch op hun kinderen, noch op hun slaven. Ook de blinden, kreupelen en de monniken onder hen worden niet belast.
De hoofdelijke taks dient door de schuldenaar in eigen persoon te worden betaald; hij mag niet iemand anders sturen. “De belastingplichtige zelf moet staande de djizia overhandigen, terwijl de moslim die hem ontvangt, zit en hem een slag in de nek geeft met de woorden: “Geef het, o, gij vijand van God” (Ibn ‘Aabidien).Regels voor de dhimmi’s

De dhimmi’s die onder bescherming van de moslims staan mogen geen kerken of synagogen bouwen, of kloosters, of begraafplaatsen, of enig ander gebouw voor hun eredienst. In Arabië moeten hun kerken worden afgebroken en zijzelf mogen zich in Arabië niet in een dorp of een stad vestigen, want de Profeet heeft verklaard dat het bestaan van twee verschillende godsdiensten in Arabië niet kan worden toegestaan (Ibn ‘Aabidien).
Een kerk, die verwoest is of in bouwvallige staat verkeert, mag niet weer worden opgebouwd.
Een dhimmi dient zich van een moslim te onderscheiden door andere kleren te dragen “tenzij hij de eretekenen en het respect ontvangt, dat alleen aan een moslim verschuldigd is”.
Hij dient in een staat van onderworpenheid en uiterste vernedering te worden gehouden. Hij mag niet op zadels zoals die van de moslims rijden. Wanneer een moslim staat, mag hij niet gaan zitten. Geen moslim is hem respect of eerbetoon verschuldigd. Als een moslim op straat een dhimmi tegenkomt moet de dhimmi voor hem opzij gaan.

Dhimmi’s mogen niet in groten getale tussen moslims wonen, en indien zij eigen huizen bezitten, moeten zij gedwongen worden die aan moslims te verkopen. Hun huizen moeten lager zijn dan die van de moslims.
Een Dhimmi verliest zijn recht op bescherming als zijn land een Land van Oorlog wordt, of als hij weigert voortaan de hoofdelijke belasting te betalen.
Al die regels komen voort uit een gerechtvaardigd wantrouwen door de overheid jegens bevolkingsgroepen die duidelijk de islam als godsdienst en cultuur afwijzen. Uiteraard worden die regels in normale tijden niet in al hun gestrengheid toegepast. In vredestijd wordt het betalen van de hoofdelijke belasting dan ook meer beschouwd als een rechtvaardige fiscale maatregel tegenover diegenen die niet onderworpen zijn aan de militaire dienstplicht, en die onder de bescherming van de islam ongestoord hun eigen leven kunnen leiden en zich verrijken, zonder dat zij daartoe iets moeten bijdragen aan de moslimgemeenschap, die alle verantwoordelijkheid draagt voor hun veiligheid. De taks is dus eigenlijk een afkoopsom voor de militaire dienst; de overheid kan zich immers niet veroorloven soldaten in dienst te hebben aan wier loyaliteit en motivatie in tijden van oorlog ten sterkste kan worden getwijfeld. De taks wordt dan ook alleen van mannen geëist die bekwaam zijn voor de militaire dienst.Diverse bepalingen inzake de Heilige Oorlog

Voordat zij hen aanvallen dienen moslims de niet-moslims op te roepen tot het aanvaarden van de islam. Als zij de islam aanvaarden is oorlog met hen niet nodig, omdat het doel van de oorlog dan zonder vechten bereikt is.
Als een moslim ongelovigen aanvalt zonder hen eerst uit te nodigen de islam te aanvaarden is hij een overtreder. Maar als hij hen toch aanvalt alvorens hen tot de islam uit te nodigen, en hen doodt en hun bezittingen inneemt, dan is hij toch niet verplicht tot de betaling van een boete, vergoeding of genoegdoening. Immers, hetgeen hen beschermt, te weten: de islam, is in hen niet aanwezig, en zij staan ook niet onder geografische bescherming omdat zij niet in een islamitisch land wonen.

Weliswaar is het lovenswaardig mensen tot de islam uit te nodigen wanneer reeds een oproep daartoe is geschied, maar verplicht is dit niet, daar van de Profeet wordt gemeld dat hij de stam van Al-Mustalik bij verrassing plunderde en beroofde, en dat hij ook met Usama overeenkwam een roofoverval in de vroege ochtend op Kubna te doen en de plaats in brand te steken, en die aanvallen waren “niet voorafgegaan door een oproep”.

Sommige geleerden zeggen dat zo’n oproep en uitnodiging wel vereist waren bij het begin van de islam, maar dat dat nu niet meer hoeft, aangezien de islam wijd en zijd verspreid en goed bekend is (Ibn ‘Aabidien).
Als ongelovigen zich verzetten zijn alle middelen geoorloofd om hen te onderwerpen. Het is de plicht van de moslims, met Gods hulp, hen met alle middelen en wapens aan te vallen. Zij moeten hun huizen in brand steken, zelfs als de bewoners, inclusief vrouwen en kinderen, dreigen in de vlammen om te komen. Zij moeten hen onder water zetten, en hun aanplantingen vernielen en hun graan vernietigen, omdat zij daardoor in hun weerstand zullen worden verzwakt. Daarom zijn al die middelen door de wet goedgekeurd (Ibn ‘Aabidien).

Het is niet toegestaan mensen te verminken door hun de oren of de neus af te snijden. Alhoewel er wordt gemeld dat de Profeet de Oenieien heeft verminkt, zijn zulke daden door latere regels verboden.
Het is aan de moslims verboden vrouwen of kinderen te doden, evenals bedlegerige of blinde mensen, of monniken in hun cellen die zich volledig aan de dienst van de kerk wijden.
De ongelovige die om genade smeekt dient te worden gespaard. Geen ongelovige mag worden gedood nadat hij genade heeft gekregen. Men zal de verbintenissen die in dit opzicht met hen zijn aangegaan niet verbreken. Men zal vermijden monniken en rabbijnen te doden, indien zij niet, hetzij met de wapenen, hetzij met raadgevingen of bevelen, aan de strijd hebben deelgenomen.

Als de imam het in het belang van de islam wenselijk acht met een bepaalde stam of volk vrede te sluiten, is het hem toegestaan zulks te doen. Hij mag ofwel een losgeld van hen eisen ofwel hun een geldsom betalen om vrede te verkrijgen, indien hij meent niet sterk genoeg te zijn om hen te overwinnen. Indien hij merkt dat het voordeliger is die overeenkomst te verbreken, dan mag hij opnieuw de oorlog verklaren.De oorlogsbuit

Na het eerste belangrijke succes van Mohammed twistten zijn volgelingen over de verdeling van de buit, waardoor het nodig was dat hij zelf daarover enige regelingen trof. Er kwam een goddelijke opdracht die hem machtigde de buit naar eigen inzicht onder de soldaten te verdelen, na reservering van een vijfde voor ander gebruik.

Het vijfde door de imam vooraf genomen deel dient in drie gelijke delen te worden verdeeld:
1) voor steun aan de wezen;
2) voor het voeden van de armen;
3) voor het ontvangen van de reizigers. Die laatste klasse behelst eveneens de armere leden van de familie van de Profeet die tot de Beni Haashim behoren.

Mohammed had, zoals alle andere leden van de expeditie, recht op een deel van de buit; doch hij genoot het voorrecht, als onderdeel van zijn deel, elk voorwerp dat hij wenste te mogen uitkiezen en het zich toe te eigenen voordat de algemene verdeling begon. Zo nam hij van de buit op de joodse stam van Chaibar een kostbaar zwaard, Zu’l-fiqaar, en Safiea, een heel mooi meisje.

Gevangenen maken deel uit van de buit. Men mag de volwassen mannelijke krijgsgevangenen doden. De imam mag ofwel hen ter dood veroordelen, ofwel hen in slavernij voeren, ofwel hen de hoofdelijke belasting of een losgeld opleggen, ofwel hen vrijlaten.
Men mag geen ongelovige gevangenen ruilen tegen moslimgevangenen. Zij mogen ook niet voor niets worden vrijgelaten.; alhoewel anderen dit wel wettelijk vinden.
Vrouwen en kinderen die niet kunnen worden meegenomen dienen op een verlaten plaats, waar ze voedsel noch water vinden te worden achtergelaten (zodat ze van honger en dorst moeten omkomen), want het is niet geoorloofd ze te doden. Bescherming

Veiligheid en bescherming zijn aan de ongelovigen in de islamitische landen toegezegd, en aan de moslims in de niet-islamitische landen. Dit moet strikt worden nageleefd.
Bescherming aan een niet-moslim gegeven om een islamitische stad binnen te komen en zich er te vestigen, mag niet langer dan een jaar duren, wegens het gevaar dat hij een spion zou zijn. Mocht hij langer willen blijven dan moet hij een dhimmi worden en de hoofdelijke belasting betalen.

 

Twee artikelen over moslimkinderen op een christelijke school.

 

EERSTE DEEL

Kruis en halve maan. Twee symbolen die twee wereldgodsdiensten representeren. We zien kruisen op kerktorens over heel de wereld, het symbool bij uitstek van het christendom. We treffen de sikkel of halve maan aan op islamitische gebouwen. Al in de vroege islam vinden we de sikkel samen met een ster als embleem in mozaïeken. Nu is hij als symbool opgenomen in bijna alle vlaggen van de islamitische landen. Het Rode Kruis heeft in deze landen een islamitisch alternatief, want het kruis wordt verworpen. In oorlogsgebieden in het Midden-Oosten zie je de witte busjes van ‘de Rode Halve Maan’. De bijdragen in dit en het volgende nummer gaan over de vraag: wat belijden wij en wat belijden moslims ten aanzien van God en de mens?

Dat is geen academische vraag. U en ik krijgen er meer en meer mee te maken: op straat en in de wijk, in de ontmoeting met moslimse medelanders en hun kinderen, in kerken en op scholen. Wie het meemaakt dat een moslimvluchteling aanschuift in de kerkbank, gaat onwillekeurig luisteren met de oren van de ‘vreemde gast’. Hij of zij kijkt om zich heen en vraagt zich af: Hoe gastvrij is mijn gemeente? Wat begrijpt mijn buurman in de bank van de preek? Hoe komen de liederen op hem over?

Scholen zijn veelal langer dan kerken ingesteld op de omgang met moslims. In de begintijd hield de vraag van het wel of niet toelaten van moslimse kinderen hen bezig. Scholen die kozen voor openheid met behoud van de christelijke identiteit zochten naar wegen om moslimse kinderen in harmonie een plek binnen de school te geven. Dat leverde soms spanningen op, met name daar waar geen helderheid was over de concrete uitwerking van het christelijke karakter van de school. Ook ontstonden er problemen wanneer het aantal moslimse kinderen zozeer toenam dat hun invloed merkbaar werd door inspraak en medezeggenschap van hun moslimse ouders.

Godsbeeld
Moslimse kinderen krijgen in hun opvoeding een diep besef mee dat God de Hoog-Verhevene is, de Totaal-Andere die met niets en niemand te vergelijken is. In de wereld waarin ze opgroeien, roept vooral de gedachte dat God een Verwekker-God zou zijn verzet op. Soera 112 is één van de kleine soera’s aan het eind van de koran, die ook wel de soera (hoofdstuk) van de zuiverheid genoemd wordt. Daarin is voor moslims het zuivere geloof verwoord:
* In de naam van God, de Zich erbarmende Barmhartige.
* Zeg (
jij Mohammed, tot je volk): Hij God is één, de Bestendige.
* Niet heeft Hij verwekt. Niet werd Hij verwekt. Niemand is aan hem gelijk.

De laatste woorden bevatten in het Arabisch driemaal een zeer krachtige ontkenning. Omdat christenen vrijmoedig gebruik maken van uitdrukkingen als God de Vader en God de Zoon, krijgen moslims al gauw de indruk dat christenen toch op een of andere manier God te zeer in het menselijke vlak trekken. Het is goed hier rekening mee te houden wanneer wij spreken over God en Hem aanroepen als Vader. Niet om dat achterwege te laten, maar om te beseffen dat moslimse kinderen daar niet mee opgegroeid zijn en zij dit als anders, soms zelfs als schokkend, ervaren. Laat het geen vanzelfsprekendheid zijn dat God zich zo heeft doen kennen, maar een wonder van genade, iets kostbaars, te groot om te bevatten en toch waar.

De islam benadrukt ook met alle kracht dat God één is. Het leerstuk van tawhied, Gods eenheid, wordt door moslims zelf gezien als de bedding van de islam. De zendingstheoloog Hendrik Kraemer sprak van ‘een withete eenheid’ bij dit leerstuk van de islamitische theologie. Iedere vorm van veelvuldigheid wordt als aantasting van Gods eenheid gezien. Dus niet alleen het geloof in veel goden, maar ook in een Drie-enige God. De eerste woorden van de islamitische geloofsbelijdenis luiden: laa ilaaha illa allah, (er is) geen god behalve ALLAH. Het is een spreuk van (in het Arabisch) slechts vier woorden, waarin de kern van het islamitische belijden wordt uitgedrukt.

Ook christenen belijden dat God één is. Dat God Zich geopenbaard heeft als Vader, Zoon en Geest doet aan Zijn eenheid niets af; het voegt er wel iets aan toe en verdiept de eenheid. Zó heeft God Zich doen kennen. Wanneer wij spreken over God, spreken wij met meer dan één woord over Hem. Geen verschil tussen het geloof van moslims en dat van christenen is zo wezenlijk als het verschil in godsbeeld. En dit heeft vervolgens te maken met ons spreken over Jezus.

Jezus is meer dan een profeet
Moslims leven in de overtuiging dat zij het ware zicht op de persoon van Jezus hebben. ‘Wij geloven in alle profeten, beginnend met Adam en eindigend met Mohammed. Wij geloven ook in Jezus. Waarom geloven jullie niet in Mohammed?’ Er leeft het sterke besef dat joden te gering van Jezus denken, maar christenen te hoog daar zij een God van hem maken. De islam is de godsdienst van het midden (soera 2:143a), de meest uitgebalanceerde godsdienst. Bidden doe je in de naam van God (bismillah), niet in de naam van Jezus. Als volwassen moslims de grootste moeite hebben met het christelijke belijden aangaande Jezus, kunnen we verwachten dat de kinderen daarin meegaan en in verwarring geraken als ze op school die dingen horen waar ze thuis voor gewaarschuwd zijn.

In de brochure ‘kinderwerk en moslimkinderen’ van Evangelie & Moslims* staat daarover het volgende:
‘Moslims geloven volgens hun eigen overtuiging in Jezus. Over Hem staat veel in de koran (uiteraard in het Arabisch: Isa, spreek uit: Iesa). De koran tekent Hem als een zeer bijzonder profeet, die geboren werd uit de maagd Maria, die grote wonderen deed en doden opwekte. Hij is echter niet de Zoon van God. Dat zou immers suggereren dat er een Vader-God is die met een Moeder-God (Maria) gemeenschap heeft gehad en waaruit dan Jezus zou zijn geboren en dat is te menselijk en godslasterlijk om van God te zeggen, aldus moslims. De islam is ontstaan als een reactie op veelgodendom en Mohammed heeft de boodschap van het evangelie op het punt van Jezus als ‘Zoon van God’ misverstaan. Vanwege dit misverstand, want dit bedoelt de bijbel natuurlijk niet met de term Zoon van God, is het beter om deze term niet te gebruiken en als het toch ter sprake komt duidelijk uit te leggen wat we er wel en wat we er niet mee bedoelen. Het gaat er dus niet om dat we ontkennen dat Jezus tegelijk mens en God is, maar dat we door voorzichtig te zijn in ons woordgebruik proberen te voorkomen dat moslimkinderen Jezus en het evangelie afwijzen op basis van hun eigen interpretatie van onze woorden. Ook met andere woorden kunnen we vertellen van de goddelijke majesteit van Jezus.

TWEEDE DEEL

Verschillende wegen
De islam is een godsdienst waarin het doen van geboden uitermate belangrijk is. De islam wordt voorgesteld als een gebouw dat rust op vijf zuilen, vijf plichten die iedere moslim moet volbrengen om goed moslim te zijn en acceptabel voor God op de Laatste Dag. Op de Laatste Dag, de Dag van het Oordeel, zal het er om gaan wat een ieder heeft gedaan, hetzij goed hetzij kwaad. Mohammed maakte handelsreizen en de koran is ontstaan in een handelswereld. Dat is merkbaar in het taalgebruik van de koran. We lezen van winst en verlies, loon en prijs, een volle maat, een (af)rekening, balansen en weegschalen, schulden en beloningen. Verder zijn er uitvoerige passages over het vuur (de hel) en de tuin (het Paradijs). Ze staan daar bewust om de mens aan te moedigen het goede te doen en het kwade na te laten. De daden worden opgetekend in boeken die op de Dag van de Afrekening of van de Aandreiging (andere benamingen van de Laatste Dag) geopend zullen worden.

Moslims die we hierop bevragen bevestigen de noodzaak van deze aanpak. De mens moet geactiveerd worden. De islam is een actieve godsdienst. Al in de naam zit dit opgesloten, want islam betekent letterlijk ‘actieve onderwerping’. Zij die zich houden aan de vijf zuilen en andere voorschriften zoals betreffende voedselwetten en omgangsvormen hebben zicht op de beloning van de hemelse tuin. Zonder daar aanspraak op te kunnen maken, want tenslotte ligt het eindoordeel bij God en geen mens kan voor een ander bemiddelen.

Een moslim vraagt vanuit zijn geloof niet naar verlossing maar naar leiding (Arabisch hoeda), een uitermate belangrijk woord in de islam. Kenmerkende vragen aan christenen zijn: wat moet jij doen voor je geloof? Vasten jullie ook? Zo ja hoe? Hoe vaak bidden jullie, in welke richting, in welke houding, met welke teksten, in welke taal, wassen jullie je ook vooraf? Houd er rekening mee dat deze vragen ook leven in de gedachten van de moslimkinderen op school. Er zal uitleg nodig zijn om duidelijk te maken dat wij minder met de vormen bezig zijn en meer met de inhoud. Tegelijk dat het niet betekent dat de vormen er bij ons niet toe doen. Maar voor welke vormen kiezen wij? De diversiteit onder christenen is enorm groot. Het is goed als team met de vormen bezig te zijn en daarin zo mogelijk één lijn te trekken. Denk aan vragen als: Hoe openen we de dag, de week? Gebruiken wij de bijbel daarbij, welke vertaling? Hoe gaan we om met de bijbel? Hoe bidden we? In welke houding? Mogen moslimkinderen een andere houding aannemen? Hoe vieren we de christelijke feesten? Nodigen we de (moslimse) ouders daarbij uit? Houden we het feest in de kerk? Zo ja, mogen de kinderen van wie de ouders om hun geloof bezwaar maken dan thuisblijven? Krijgen moslimkinderen gelegenheid (vrij) om hun feesten te vieren? Hoe meer het team van tevoren doordacht heeft en op papier heeft gezet, des te beter. Het christelijke karakter van de school wordt daarmee concreet en helder. Ouders die dit bij de aanmelding van hun kinderen weten, kunnen later er op aangesproken worden als er problemen rijzen.

Cultuur en religie
Soms is het lastig om de islam te onderscheiden van de oosterse cultuur waaruit zij meestal komen. Is het dragen van een hoofddoekje een godsdienstig voorschrift of een cultuuruiting? En hoe zit het met de besnijdenis? Reciteert men de korantekst volgens de regels van een zangerige voordracht slechts uit respect voor het boek dat je eventueel kunt nalaten, of is het religieus verplicht? Behoren jongens en meisjes gescheiden te gymmen omdat de islam dit voorschrijft? Is het voorschrift dat een moslimman een vrouwelijke leerkracht haar (uitgestoken) hand weigert? Hoe zit het met het uithuwelijken van een dochter? Is paardenvlees geoorloofd (halaal) of verboden (haraam) voedsel voor moslims? Mag Fatima niet naar het kamp omdat de islam dit verbiedt of omdat de ouders er een (te) strenge interpretatie op na houden en de islam vermengen met de tradities van hun geboortegrond? Onderling zijn moslims vaak in discussie over dergelijke vragen. Maar ook het team kan met deze vragen geconfronteerd worden.

De meeste moslimkinderen komen uit Marokko, Turkije of één van de landen waaruit asielzoekers komen. Landen waar een oosterse cultuur overheerst, maar waar ook mengvormen met een westerse leefstijl voorkomen. Westerlingen worden vaak getroffen door de grote gastvrijheid en door het gemeenschapsdenken. Christenen zullen daarin veel herkennen van een bijbelse leef- en denkwereld. De presentie van moslimkinderen met hun inbreng kan een correctie betekenen op onze westerse geïndividualiseerde en soms kille wereld. Hun aanwezigheid kan op zijn minst aanleiding zijn voor een gesprek in de klas over bijbelse waarden die we hoog houden. Persoonlijk zou ik geen ruimte geven voor moslimse rituelen, dus geen islamitische gebeden of feesten op een christelijke school. Wel zou ik ruimte geven aan kinderen om af en toe te vertellen over hun gewoonten, hun thuisland (het land van hun ouders), hun oosterse cultuur en godsdienstige gebruiken.

Reactie van kinderen op het Evangelie
Kinderen reageren zeer verschillend op de spanning die de twee werelden waarin ze verkeren opleveren. Er zijn kinderen die thuis verzwijgen van wat op school gezegd en gedaan wordt om spanningen te vermijden. Anderen komen met hun verhalen thuis en bespreken deze met de ouders. Ouders zijn mogelijk positief over de school omdat daar met God en gebod rekening wordt gehouden. Vaak is aangegeven dat men kiest voor de (behoudende) christelijke school omdat het gezag daar sterker uitgeoefend en door de kinderen geaccepteerd wordt. Datgene wat de kinderen aan islamitische opvoeding op school missen, zullen de ouders thuis gestalte geven.

Het gebeurt ook dat kinderen jarenlang naar de christelijke school gaan (of een christelijke kinderclub) en er dan ineens vanaf gehaald worden. Dat kan zijn door een bepaalde gebeurtenis op school (bijvoorbeeld een kamp waar tussen jongens en meisjes ‘gerommeld’ is), maar ook door bezoek van een streng-islamitische oom uit Marokko: die ziet bijvoorbeeld een illustratie van de kruisiging en waarschuwt zijn broer in Nederland voor de gevaren. De problemen kunnen uit zeer onverwachte hoek komen. Vooral als meisjes de leeftijd krijgen dat jongens een meer dan gewone aandacht voor hen krijgen, zijn de ouders extra alert op het bewaken van de eer van het meisje en daarmee ook de goede naam van de familie.

Onderwijzend personeel zal daar oog voor moeten hebben. Let op godsdienstige en culturele zaken die gevoelig liggen. Immers, en daar is niet aan te ontkomen, het Evangelie roept zelf op tot een keuze, tot navolging van de Here Jezus Christus. Soms voelen de vooral wat oudere kinderen dat heel goed aan. Laat het groeien als een zaadje maar push kinderen niet om een keuze te maken of om iets dat innerlijk gegroeid is kenbaar te maken. Zij die wel druk uitoefenen op het kind zullen vroeg of laat met de wrange vruchten zitten: een kind dat bezwijkt onder conflicten en spanningen en helemaal ontworteld raakt.

Tenslotte
Kruis en halve maan. Kerktorens en minaretten. Naast elkaar, zoals moslims en christenen in onze samenleving op veel plaatsen naast elkaar leven. We dienen er naar te streven dat het een samenleving is waarin de shalom of salaam, de echte vrede, een groot goed is en waar mensen ‘er mogen zijn’, met hun verschillende opvattingen. Ook met de ruimte om te zeggen dat ‘kruis en halve maan’ niet hetzelfde zijn en als christenen te getuigen van Hem die het kruis op zich genomen heeft, de schande niet achtende (Hebr.12:2). Die de dood heeft overwonnen door die weg van de diepte te gaan.

Inhoudelijk gaan de wegen uiteen, ondanks sommige zaken die wij gemeenschappelijk hebben zoals het ‘anders-zijn’ dan de wereld. Interreligieus onderwijs is naar mijn overtuiging niet mogelijk, nog los van de praktische bezwaren en het feit dat het kinderen in verwarring brengt. Soera 4:157 benadrukt ten aanzien van Jezus: “Zij hebben hem niet gedood en zij hebben hem niet gekruisigd…” Maar christenen spreken thuis, in de kerk én op school van een gekruisigde Christus, voor Joden een aanstoot, voor heidenen een dwaasheid, voor moslims beide een dwaasheid en een aanstoot. Voor hen die geroepen zijn (Joden, Grieken, Moslims, u en ik) is Christus de kracht Gods en de wijsheid Gods (1 Cor. 1:23 en 24).

Het blad ‘Kinderwerk en moslimkinderen’ is verkrijgbaar bij Evangelie & Moslims (033-4659290) en kost € 3,20.

Wij ontvingen enkele kritische reacties op het eerste artikel van de heer Herman Takken van de stichting Evangelie en Moslims:

“Ontsteld en zelfs verontwaardigd ben ik na het lezen van aflevering 1, getiteld ‘Kruis en halve maan op de christelijke school. . . Het is droevig om zoiets te lezen in het B&O magazine. Een stuk dat een knieval doet voor Allah en (zij het heel subtiel) de moderne tijdgeest ademt.”
“Ik heb sterk het idee dat de schrijver het wezenlijke van het evangelie uit het oog verliest. Ik hoop en bid dat u dat niet zult doen en ook artikelen zoals deze, die afbreuk doen aan het evangelie, zult weren. U bent (zowat) nog het enige blad dat tot nu toe niet gezwicht is (voor de tijdgeest); blijf alstublieft volhouden.”

Wij hebben de kritiek op ons laten inwerken en het artikel nog eens goed doorgelezen. In wezen komt de kritiek neer op de aanbeveling van Takken om in een klas met moslimkinderen voorzichtig om te gaan met de term ‘Zoon van God’ en om daarbij uit te leggen dat deze term gebruikt wordt om de directe relatie met God aan te geven (zoals ook Adam en de engelen ‘zoon/zonen Gods’ worden genoemd).
Aan de andere kant erkennen wij dat de voorzichtige wijze waarop de dingen werden gesteld, aanleiding kan geven tot misverstanden, speciaal ook met het oog op deze tijd. Het gaat hier in wezen om de vraag: Hebben de Moslims een ander/verkeerd godsbeeld van de waarachtige God, Schepper van hemel en aarde, Vader van onze Here Jezus Christus, of gaat het hier wezenlijk om een andere god? In o.a. onze website www.fairweb.nl/islam hebben wij aangegeven waarom o.i. stellig dit laatste het geval is.

H.Takken

De islam is niet een godsdienst op de manier zoals het westen het begrip godsdienst ziet, waarbij iedereen kan geloven en nalaten wat hij wil; deze religie verstaat zichzelf als een alles omvattende theocratie waarbij godsdienst, politiek en privésfeer een eenheid vormen. Allah regeert door de sjaria, de moslimwet. In een islamstaat dienen politiek en geloof nimmer van elkaar te worden gescheiden. Islam betekent in het Arabisch “overgave, onderwerping en uitlevering” aan Allah. De Heilige Oorlog (Al-Djihad) is voor elke moslim een wettelijke plicht. Deze drijft hen ertoe om met alle middelen te strijden tegen ongelovigen (= alle niet-moslims). Wie de aan intensiteit toenemende ontwikkelingsfasen en aspecten van de Heilige Oorlog wil begrijpen, moet het leven van Mohammed bestuderen. Daarom kunnen de verschillende verschijningsvormen en fasen van de Heilige Oorlog het beste worden uitgebeeld door middel van een analyse van de ontwikkelingen in het leven van Mohammed

 

Is met het toezicht op en zonodig optreden tegen islamscholen die zich niet houden aan de Nederlandse rechtsregels, de vrijheid van onderwijs in het geding?

Tijdens het congres van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten op 30 oktober werd aan alle deelnemers het boekje ‘Onze Grondwet’ uitgereikt. Bij Artikel 23 wordt bevestigd dat “de leiding van de school op grond van de religieuze of levensbeschouwelijke basis van de school eisen mag stellen aan de leerkrachten en leerlingen en deze mag weigeren als zij de opvattingen van de school niet onderschrijven.” Daarnaast “mag de overheid toezicht houden op het onderwijs; in de praktijk betekent dit dat de Inspecteur voor het Onderwijs bijvoorbeeld onderzoekt of de school niet oproept tot de jihad.”
Waar het nu om gaat is dat wanneer zo’n inbreuk op de Nederlandse rechtsorde wordt geconstateerd, is de overheid dan gerechtigd de nodige maatregelen te treffen?

Een ander thema is dat de school haar leerlingen de mogelijkheid moet bieden kennis te verzamelen en zelfstandig kritisch te leren denken. Het recente VN ‘Arab Human Develop-ment Report’, vrijgegeven op 23 okt. 2003 in Amman, Jordanië wijst op drie obstakels op weg naar een ’Knowledge Society’ die nog steeds levensgroot aanwezig zijn: gebrek aan vrijheid; de positie van de vrouw en niet kritisch denken.

AHDR 2002 challenged the Arab world to overcome three cardinal obstacles to human development posed by widening gaps in freedom, women’s empowerment and knowledge across the region.
Looking at international, regional and local developments affecting Arab countries since the report was issued confirms that those challenges remain critically pertinent and may have become even graver, especially in the area of freedom. Nowhere is this more apparent than the status of Arab knowledge at the beginning of the 21st century, the theme of this second report. Despite the presence of significant human capital in the region, AHDR 2003 concludes that disabling constraints hamper the acquisition, diffusion and production of knowledge in Arab societies. This human capital, under more promising conditions, could offer a substantial base for an Arab knowledge renaissance.

Onze conclusie is dat moslimscholen aan dezelfde eisen moeten voldoen als alle overige scholen van het bijzonder onderwijs (en van het openbaar onderwijs). Bij beide hiervoor vermelde zaken is thans niet de vrijheid van onderwijs, maar de integriteit van onze rechtsstaat in het geding.
Het geven van radicale bevoegdheden aan de lokale overheden dient aantasting van de rechtsstaat te voorkomen en voorts alle burgers in staat te stellen deel te nemen aan de door Nederland gewenste (en door de VN onderschreven) kennismaatschappij. Het achterblijven van een toenemend aantal burgers zal op termijn tot grote onrust en tweedeling leiden.

Radicale maatregelen moeten voorkomen dat onze rechtsstaat machteloos staat wanneer islamitische scholen te kennen geven dat buitenlandse belangen voor hen zwaarder wegen dan de democratische orde van het land waarin zij gevestigd zijn, zoals onlangs weer in Hamburg is gebleken. Zie www.taz.de/pt/2003/10/29/a0119.nf/textdruck, waarvan wij hier de kardinale vraag met een duidelijk antwoord citeren:

Tageszeitung: “Sollen die deutschen Behörden dulden, dass in einer Schule zum Dschihad aufgerufen wird?”

Aziz Alkazaz, Hamburger Arabien-Experte: “Der deutsche Staat hat die Wahl: Entweder er verlangt von den Muslimen, den Dschihad-Teil aus ihrer Religion einfach herauszuschneiden und hier nicht zu lehren. Das ist hochgradig problematisch. Oder er bekennt sich zur Religions-freiheit im vollen Sinne des Wortes. Dann müssen Muslime hier ihre Religion mit all ihren Teilen lehren können.”

Christenen denken na over vrouwen en de islam, door Ida Glaser en Napoleon John,
Uitg. Buijten & Schipperheijn, Amsterdam, 240 pag, € 17,50

Moslims wordt vaak verweten dat ze vrouwen als tweederangsburgers behandelen. De islam zou psychische en lichamelijke mishandeling zelfs toestaan. Hoe komt het dan dat van de westerlingen die tot de islam worden aangetrokken, de meesten vrouwen zijn?

Twee christenen – een Engelse docente en een Pakistaanse pastor – houden zich bezig met de relatie tussen islam en christelijk geloof. Zij doen dat op grondige wijze, wat dit boek precies de drie dimensies geeft die voor een eerlijke behandeling van de moslima’s nodig zijn:

  • academisch: prettig om te lezen, maar soms te breedvoerig
  • onderbouwd door serieuze bijbelstudie
  • geïllustreerd aan tal van voorbeelden uit de praktijk.

Het boek begint met te Luisteren naar moslims. Daarin wordt het probleem van de mannelijke dominantie over de vrouw in de islam van twee kanten belicht. Eerst van de moslim-apologeten als de goedpraters en ontkenners binnen de islam. Daarna van enkele moslima’s die ons ‘achter de sluier’ laten kijken, met citaten als “Een vrouw heeft niet het recht mannenruimten te betreden; als zij dat doet, verstoort zij de gevestigde orde en de gemoedsrust der mannen. In werkelijkheid vormt het simpele feit dat ze ergens is waar ze niet hoort te zijn, een daad van agressie.”

In Het islamitische model geplaatst houden de beide auteurs zich bezig met de vraag of de verdrukte positie van de moslima’s direct voortkomt uit de Koran of uit de traditionele interpretatie die hieraan door mannen wordt gegeven. Wist u bijvoorbeeld wat vrouwen te wachten staat die het paradijs bereiken? (volgens Mohammed zijn dat er heel weinig, vergeleken met de mannen)? Uiteraard geen 70 “zwartogige maagden om hen te plezieren”, maar ‘slechts dadels en druiven’. Moet je je daarvoor nu opblazen om er te mogen vertoeven?

Het grote ‘theologische’ hoofdstuk gaat over Na Eva, een bijbelse diagnose. Heeft Eva er nu een puinhoop van gemaakt of hebben de mannen dat van Eva gemaakt? Op het eerste gezicht zijn de moslims hier in het voordeel bij joden en christenen, omdat Koran niet spreekt van de zondeval van Adam en Eva en het hele begrip ‘erfzonde’ bij hen onbekend is. Het ‘christelijke’ (lees: kerkelijke) model heeft echter Eva als de oorzaak van alle ellende aangewezen en vooral sommige kerkvaders hebben zich daar krasse bewoordingen over geuit! Zo verwijt Tertullianus de vrouwen dat zij “het beeld van God, de man, hebben vernietigd” en stelt Augustinus “Het is nog steeds Eva, de verleidster, voor wie we in iedere vrouw op onze hoede moeten zijn.” (pag. 137)

Als theoloog wil ik erop wijzen dat de zondeval van de vrouw anders is verlopen dan die van de man. De vrouw is door de verleiding in overtreding gevallen, de man heeft Gods gebod bewust overtreden. De gevolgen hiervan uiten zich in het hele leven, óók in de verlossing. De man is ‘van zijn voetstuk gevallen’ en moet nu staan ‘in de Rots, dat is Christus’. De vrouw is verleid en moet nu een ‘(vol)macht op het hoofd hebben vanwege de engelen. Genesis 1:1-6 en 1 Timotheus 2:11-14 en 1 Corinthiers 11:10 zijn weinig begrepen teksten met als gevolg veel ruimte voor verkeerde, ‘mannelijke’ uitleg. In het boek worden ze wel genoemd. maar ook de auteur kan, met alle goede bedoelingen, niet meer helderheid geven dan een mild-feministische uitleg van enkele vrouwonvriendelijke Paulusteksten.

Terecht wordt erop gewezen dat christenmannen tot dezelfde zonden geneigd zijn als moslimmannen: domineren over de vrouwen zit hen kennelijk in het bloed! Met alle waardering voor de uitvoerige en objectieve analyse van zowel teksten als gebruiken van christenen als moslims in culturen van Oost en West, moet mij nu toch de volgende kritiek van het hart:

  • Met haar redenering dat “de problemen niet zijn te wijten aan de godsdienst op zich, maar aan de zonde” (pag. 163) versluiert Ida Glaser de feiten waar het in wezen om gaat. Moslims kunnen immers hun eigen boek citeren en hun eigen profeet navolgen bij hun behandeling van hun vrouwen. Een moslim die vriendelijk en menselijk optreedt, gaat dus in tegen zijn eigen boek en zijn eigen profeet, hetgeen een vorm van schande is.
  • Als christenen hun eigen boek lezen, kunnen zij natuurlijk misbruik maken van sommige teksten en vooral gebruiken in de kerkgeschiedenis. Wanneer zij echter op ‘kerkelijk-mannelijke’ wijze hun vrouwen domineren, gaan zij daarmee tegen hun eigen boek en het voorbeeld van hun Heiland in.

Met dit voorbeeld van Jezus had dit boek dan moeten besluiten. Heel interessant is het onderscheid dat Napoleon John maakt tussen cultuur en religie, wanneer hij uit dezelfde (Pakistaanse) cultuur moslims en christenen ten tonele voert. Daarbij gaat hij ook in op de vraag of moslimhuwelijken stabieler zijn dan christenhuwelijken. Inderdaad, Jezus doorbreekt de vicieuze cirkel, zowel in Engeland als in Pakistan. Jammer dat er dan nog een uitvoerig en moralistisch En nu? moest volgen; dat had nu echt niet meer gehoeven.

Samenvattend: een goedgedocumenteerd en opgebouwd boek. Lees echter wel kritisch!

R.H. Matzken, D. Miss.