In hoeverre is het onderwijs op onze scholen doordrongen van aantoonbaar antichristelijke invloeden zoals de welig tierende evolutietheorie, mensonterende seksuele voorlichting en newage-pedagogiek? Daarom een belangrijke analyse van de werkelijke gevolgen. Zoals op veel scholen kan worden aangetoond, staat de anti-Bijbelse, atheïstische evolutietheorie centraal in het onderwijs over de oorsprong van de mens. De volgende verklaring is onvermijdelijk: Als volgens deze theorie over de oorsprong al het leven zich ontwikkelt uit het niets van het toeval over niet te bewijzen perioden van miljoenen, zelfs miljarden jaren, dan is het respectievelijke menselijke leven niets. Ten koste van het individu en de samenleving kan iedereen dan in principe met zijn leven doen wat hij wil, aangezien hij aan niemand verantwoording schuldig is over de zin of onzin van zijn bestaan. Dit betekent ultieme onverantwoordelijkheid. Dit maakt het geloof in de enige Schepper God, die in de Heere Jezus alles voor tijd en eeuwigheid tot zijn vervulling wil leiden, wat de mens en elke gemeenschap ten goede komt, totaal overbodig. Door deze volstrekt onaanvaardbare leer- en levenshouding raken steeds meer kinderen en leerlingen, vooral uit christelijke gezinnen, in toenemende mate in innerlijke en uiterlijke conflicten verstrikt.

De meest verontrustende ontwikkeling komt van de parlementaire vergadering van de Raad van Europa in Straatsburg. Tijdens zijn 35e zitting op 4 oktober 2007 heeft de Raad resolutie 1580 aangenomen. Diverse citaten worden overgenomen. ”Indien wij niet alert zijn, zou het creationisme een bedreiging kunnen worden voor de mensenrechten, die een van de voornaamste belangen van de Raad van Europa vormen” (artikel 2 Resolutie). “Creationisten trekken het wetenschappelijke karakter van bepaalde kennisgebieden in twijfel en beweren, dat de evolutietheorie slechts één interpretatie is onder andere (terecht, red.).” ” De totale afwijzing van de wetenschap (die een serieuze creationist nog nooit heeft gedaan!, red.) (artikel 5 Resolutie) is zeker een van de ernstigste bedreigingen voor de rechten van de mens en de samenleving.” (artikel 12 Resolutie)

Een hoogtepunt van deze resoluties van de Raad van Europa is de uitspraak: “Het onderwijs van alle verschijnselen betreffende de evolutie als fundamentele wetenschappelijke theorie is derhalve van cruciaal belang voor de toekomst van onze samenleving en onze democratieën.” (artikel 15 Resolutie)

“Het onderzoek naar de groeiende invloed van creationisten laat zien, dat het debat tussen creationisme en evolutie veel verder gaat dan een doorsnee debat. Als we niet oppassen, worden de waarden die de basis vormen van de Raad van Europa rechtstreeks bedreigd door creationistische fundamentalisten. Het behoort tot de taak van de parlementsleden van de Raad van Europa om te reageren, voordat het te laat is.” (artikel 18 Resolutie) “De parlementaire vergadering dringt er derhalve bij de lidstaten, en met name bij hun onderwijsinstanties,(artikel 19 Resolutie) “op aan om zich krachtig te verzetten tegen het onderwijzen van het creationisme als wetenschappelijke discipline op gelijke voet met de evolutietheorie en, in het algemeen, tegen de opvattingen van creationistische ideeën in alle disciplines behalve godsdienst” en “om het onderricht in de evolutie als fundamentele wetenschappelijke theorie in het leerplan te bevorderen.” (artikel 19.5 Resolutie)

Hier gaat de toekomstbepalende Raad van Europa volledig voorbij aan het feit dat zowel de evolutietheorie als de scheppingsleer niet wetenschappelijk bewezen kunnen worden. Beide theorieën gaan uit van basisveronderstellingen die moeten worden geloofd: respectievelijk toeval en schepping. Met de resolutie wil de Raad van Europa de mensenrechten beschermen en in feite artikel 9 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) – vrijheid van geloof – en artikel 2 van het eerste aanvullende protocol uit het EVRM ongedaan maken. Volgens dit artikel 2 moet binnen het schoolonderwijs de levensovertuiging van de ouders worden gewaarborgd. Vooral de evolutietheorie kan de ordelijkheid van de schepping niet verklaren. Ontstaat orde door toeval? De menselijke ervaring kent alleen het tegenovergestelde. Evolutie volgens de huidige ideeën zou een ononderbroken opeenvolging van onwaarschijnlijke veranderingen zijn, die telkens en voortdurend verbonden zouden zijn met een theoretisch volstrekt onwaarschijnlijke toename van de orde. Alleen al op basis van de logica kan worden geconcludeerd dat er een Wereldarchitect en dus de Schepper God moet zijn! Laten we nu de uitdagingen en verantwoordelijkheden van geloof, gemeenschap en samenleving aangaan, vooral in de schoolsector.

Iedere gelovige in Christus is geroepen tot voortdurend gebed voor de Raad van Europa en voor de boven beschreven situatie, zodat het Bijbelgerichte denken gewaarborgd blijft. De Heere Jezus Christus vermaant ons: Iedereen dus die mij belijdt voor de mensen, die zal Ik ook belijden voor mijn Vader die in de hemel is (zie Mt 10: 32).

De door de Raad van Europa veronderstelde gevaren van het creationisme in de opvoeding worden vermeld op https://assembly.coe.int/nw/xml/XRef/Xref-XML2HTML-en.asp?fileid=17592&lang=en.

 

Bron: De Internationale Arbeitsgemeinschaft Bekennender Christen (Internationale studiegroep van belijdende christenen) geeft naast het blad ‘Zeitruf’ ook diverse brochures uit. Een ervan gaat over de evolutie. Het is beperkt overgenomen.

 

Inleiding
Kan er een gevaar schuilen in Acceptance and Commitment Therapie (ACT), een therapie die je helpt je problemen te aanvaarden en je toe te wijden aan je waarden? Mogelijk komt deze therapie niet heel bekend voor. Toch is er een grote kans dat je ermee wordt geconfronteerd zonder daar misschien zelf van bewust te zijn. Een huisarts of bedrijfsarts die dit een geschikte therapie vindt voor o.a. burn-out klachten. Of een psycholoog die steeds meer op deze manier gaat werken voor een grote variatie aan diagnoses. Of in een revalidatiecentrum waar deze therapie de kern is van de behandeling voor patiënten met chronische pijn. Veel van wat er geschreven is over deze therapie legt voornamelijk de behandeling uit en benadrukt de voordelen. In dit artikel wil ik een evaluatie geven vanuit een christelijk standpunt. Daarvoor is het wel nodig om echt de diepte in te gaan en de onderliggende laag waar ACT op gebaseerd is, te onderzoeken. Pas dan zien we echt hoe de mooie buitenkant ons kan verhinderen om de gevaarlijke binnenkant te herkennen.  Dit artikel gaat in op wat ACT precies is, het gedachtegoed en de processen in de behandeling. Daarna onderzoeken we de postmoderne basis van ACT als een onderdeel van een nieuwe groep therapieën (de derde generatie gedragstherapie), waar het aanleren van mindfulnessvaardigheden in de behandeling verweven zit. Het onderzoeken van de basis van ACT is taaie kost, maar wel nodig om de link met het postmoderne denken te kunnen herkennen. Waarom is er nauwelijks kritiek op deze therapie? Vanuit christelijke oogpunt klinkt het zelfs wel mooi: accepteren en toewijden; met een christelijk sausje erover lijkt het zelfs wel christelijk te noemen! Hoewel het doel van ACT best aantrekkelijk lijkt, met een fundament dat steunt op een boeddhistisch en een postmodern denkkader, wil ik zelf ver wegblijven van deze therapie.

Het doel van ACT
ACT beoogt om op een flexibele manier te leren omgaan met de obstakels die men in het leven tegenkomt (Acceptance) om te kunnen blijven investeren in de waarden die men echt belangrijk vindt (Commitment). ACT stelt dat pijn, problemen en beperkingen onvermijdelijk bij het leven horen en dat alle pogingen tot het vermijden daarvan alleen maar meer pijn en lijden met zich meebrengen. In ACT is het doel niet het verminderen van symptomen. Het doel is gedachten en gevoelens te veranderen zodat deze niet meer als symptomen worden ervaren. Namelijk door iets te ervaren als symptoom wordt beweerd dat dit abnormaal is en daarom iets om vanaf te komen om weer gezond en normaal te leven. Het doel van ACT is dus niet zozeer het verminderen van klachten, maar het ontwikkelen van persoonlijke veerkracht of psychologische flexibiliteit. Acceptance and Commitment Therapie (ACT) is ontwikkeld door Hayes, Wilson & Strosahl. Onder de oppervlakte is het gebaseerd op het boeddhistische gedachtegoed. En toch wordt deze psychologische interventie steeds meer toegepast voor allerlei psychische stoornissen en ook voor de behandeling van chronische pijn. Tevens kan ACT ingezet worden bij een coachingproces voor persoonlijke ontwikkeling en om een gelukkiger leven te gaan leiden.

De zes kernprocessen van ACT
Het ultieme doel van ACT is psychologische flexibiliteit: het leren om datgene te gaan doen om een waardevol leven te leiden. Om dit doel te behalen, bestaat de behandeling uit zes processen, maar eigenlijk zijn het gewoon verschillende mindfulnessvaardigheden. De mindfulness gaat verder dan alleen meditatietechnieken; het zijn verschillende vaardigheden die ons denken her-programmeren. Ze worden kort uitgelegd.

Cognitieve defusie Met cognitieve defusie wordt geleerd cognities (kennis, ideeën of overtuigingen) en gedrag van elkaar te scheiden met als doel om afstand te nemen van je gedachten.
Mindfulness De essentie van mindfulness is het bewust aandacht geven aan het huidige moment, zonder hierover te oordelen. Het de bedoeling om te leren aandachtig te observeren en te ondergaan zonder actie te ondernemen om deze ervaring te vermijden.
Het observerende zelf (zelf als context) berust op het idee dat er een ‘zelf’ is buiten iemands huidige ervaring. Met andere woorden, we zijn niet wat ons overkomt, maar wij zijn degenen die ervaren wat er met ons gebeurt. Het leert jezelf zien in samenhang met je omgeving en dat je problemen niet zijn wie je bent.
Acceptatie is meer dan alleen maar tolerantie. Het is het actief en zonder veroordeling omarmen van de ervaring in het hier en nu. Instinctief wil de mens juist de negatieve ervaringen vermijden. Acceptatie in ACT is een actieve keus om deze ervaringen te laten bestaan zonder ze te vermijden of ze te willen veranderen.
Verheldering van Waarden Waarden zijn die kwaliteiten en idealen waarin we geloven en waar we voldoening in vinden. Het benoemen van waarden is van belang om te zorgen dat je leven in overeenstemming is met je eigen waarden. Waarden in de praktijk Door steeds meer volgens je eigen waarden te gaan leven, wordt je leven steeds waardevoller en bevredigender. Commitment in ACT is de bereidheid om je gedrag stap voor stap te veranderen in de richting van de waarden waaraan je jezelf verbonden hebt. Wat ACT dus eigenlijk beoogt is om met behulp van de cognitieve defusie de interpretatie van gedachten en gevoelens aan te passen. Hiermee wordt de objectieve waarheid in een subjectieve waarheid veranderd. Dan wordt een permanente bron van ware acceptatie gezocht in het observerende zelf van waaruit je los van je gedachten in het nu aanwezig en waarde gericht kunt zijn. Het observerende zelf is dus altijd aanwezig als een vredige toeschouwer van alles wat zich voltrekt. Het klinkt wel erg new-age dat er dus een onveranderlijk zelfgevoel is, die een veilige plek moet bieden. En als we dan onze eigen waarden bepalen, dan is het eigenlijk hetzelfde als gewoon de god in onszelf zoeken en daarnaar luisteren.

De postmoderne basis van de derde generatie gedragstherapie
We gaan nu kijken naar het fundament van ACT. Het postmoderne denken konden we al herkennen in het anders leren aankijken tegen onze gedachten. Dit postmoderne denken heeft langzaam maar zeker steeds meer invloed gekregen in de psychologie. Tot voor kort waren in de psychologie de meeste modellen gebaseerd op de filosofie van de mens als mechanisme. Deze modellen zien de psyche van de mens als een machine met verschillende onderdelen. Problematische gedachten en gevoelens worden dan gezien als fout functionerende onderdelen of fouten in de structuur van deze machine. En die fouten zijn dus te behandelen en te herstellen. In de postmoderne denkwereld is deze classificatie van gedachten en gevoelens als goed of fout nu juist niet meer wenselijk. Dit geeft de ruimte voor een andere filosofie, namelijk de Functionele Contextuele filosofie. Deze filosofie gaat ervan uit dat de waarheid subjectief is (afhankelijk van de context) en dus dat gedachten en gevoelens niet kunnen worden geclassificeerd als goed of fout. Functioneel Contextualisme is een radicaal andere filosofische benadering die in de psychologie leidt tot een andere manier van therapie doen: de derde generatie gedragstherapie. De eerste generatie was de klassieke gedragstherapie; de tweede generatie was de cognitieve gedragstherapie. Beide legden de nadruk op de verandering van gedrag, emoties of gedachten. De derde generatie gedragstherapie legt niet zozeer de aandacht op het veranderen van gedrag of gedachten, maar op het anders leren hanteren van ongewenste gedachten en gevoelens. Om die verandering te bereiken leggen de therapieën van deze derde generatie gedragstherapie allemaal een grote nadruk op acceptatie en mindfulness. Naast ACT zijn dit o.a. Dialectische Gedragstherapie (DBT), Mindfulness-Based Cognitive Therapy (MBCT), Functionele Analytische Psychotherapie (FAP).

Deze therapieën lijken dan misschien nieuw, maar dat zijn ze niet. Reeds in 1982 ontwikkelde Jon Kabat-Zin (ook de grondlegger van de westerse Mindfulness) de Mindfulness Based Stress Response: een behandeling van acht weken voor begeleiding van mensen met chronische pijn. Ook over ACT zijn al publicaties te vinden door Steven Hayes, de bedenker ervan, uit de jaren 80. Maar toen was de fundering van dit model nog te zwak om kritisch onderzoek te weerstaan. Hayes en zijn collega’s zijn nog vele jaren bezig geweest met het formuleren van de juiste filosofie en het leggen van een postmoderne fundering, voordat deze therapie voor het eerst in 1999 werd gepresenteerd en acceptabel begon te worden voor de reguliere psychologie. Het postmoderne denken heeft dus een kentering gebracht in de psychologie. Het was voor mij echter lange tijd ongrijpbaar waar de basis van deze invloed ligt. Met de bestudering van ACT is het mij nu duidelijker geworden. Deze therapie is gefundeerd op de postmoderne filosofie van Functioneel Contextualisme. Maar daartussen zitten nog 2 andere lagen: Relational Frame Theory en Applied Behavioral Analysis. De eerste is een psychologische gedragstheorie gebaseerd op het idee dat het menselijk vermogen om te relateren de basis is van taal en cognitie. Dit legt dus de basis voor cognitieve defusie. Het gaat hier te ver om op deze tussenlagen verder in te gaan. Het gevaar verschuilt zich in de postmoderne filosofie die uitgaat van de subjectieve waarheid. En de verandering naar dat postmoderne denken wordt bereikt door mindfulnessvaardigheden te leren.

Instappen in een oosterse denkwereld
Met de mindfulnessvaardigheden stappen we in de wereld van het oosterse denken. Het is niet alleen maar meditatie of tijd nemen om tot rust te komen. In ACT worden verschillende mindfulnessvaardigheden ingezet als het ultieme herkaderingsinstrument. Daarmee verplaats je pijnlijke gedachten en gevoelens van het oude denkkader naar het nieuwe denkkader. Met behulp van mindfulness functioneren diezelfde gedachten, gevoelens en herinneringen nu heel anders. Misschien zijn ze nog steeds pijnlijk, maar ze houden ons niet langer tegen om een waardevol leven te leiden.
Het uitgangspunt van de onvermijdelijkheid van het menselijk leed van ACT verraadt de link met het boeddhisme. Het boeddhisme kent ‘vier edele waarheden.’ De eerst drie daarvan stellen kort samengevat dat de wereld veel pijn en verdriet kent, dat verdriet komt omdat we te veel willen en het verdriet zal ophouden als we niet meer zo veel verlangen. Dit is toch hetzelfde als ACT? Het doel van ACT is dat we gewoon hebben te accepteren wat er is en dat we daar zo goed mogelijk mee om leren te gaan, niet om iets te veranderen. Daarnaast zorgt het leren van mindfulnessvaardigheden in de behandeling dat we nog dieper in de boeddhistische ervaringen komen. Nog even de vierde edele waarheid van het boeddhisme: die zegt dat iedereen gelukkig kan worden door het volgen van het achtvoudige pad. In dit pad wordt uitgelegd hoe je tot een ontwaakt leven komt: door de juiste visie, de juiste intentie, het juiste spreken, het juiste handelen, het juiste levensonderhoud, de juiste inspanning, de juiste concentratie en de juiste meditatie. En met ACT bestaat de behandeling uit zes processen om anders tegen onze problemen aan te kijken en vooral te richten op onze waarden. Moeten we heel veel dieper graven om de overeenkomsten te zien?

Conclusie
Ik ben me ervan bewust dat dit allemaal erg taaie kost is. Mijn bedoeling met dit artikel is om de fundering van ACT te onderzoeken en te laten zien wat er onder deze boeddhistische en postmoderne therapie verborgen zit. Het blijkt een wolf in schaapskleren te zijn! Deze schaapskleren, die zeer zacht aanvoelen, confronteren ons met dingen in ons leven die moeten veranderen. Ze leren ons dat gevoelens accepteren in plaats van de gevoelens te negeren behulpzaam kan zijn. Ze laten ons zien dat de mens in nood is. Maar daar houdt de functie van deze schaapskleren op. Ze zijn er namelijk voor bedoeld om ons te verleiden. Te verleiden in denken dat als de nood eenmaal duidelijk is, dat alleen deze boeddhistische wolf de oplossing heeft en dat je zonder mindfulnessvaardigheden niet gelukkig kan worden. Maar het wordt niet beter als we de god in onszelf gaan verheerlijken. Beter wordt het alleen als we de enige, ware God, de Schepper, gaan gehoorzamen. Hij heeft ons geschapen en weet daarom ook beter dan die wolf wat wij nodig hebben. Voor een evaluatie hebben we gekeken naar de fundering van de therapie. De moeilijkheid met elke postmoderne therapie is in de kern de ontkenning van de absolute waarheid. Die ontkenning resulteert in het niet erkennen van het echte probleem van de mensheid. Het echte probleem van de mens is dat we in een gevallen wereld leven die bezoedeld is door zonde. Alleen de Heere Jezus kan ons redden van de zonde, en dat is de absolute waarheid. Het leren accepteren van de problemen en indirect ook het accepteren van de zonde, creëert een veel groter probleem. Het zorgt ervoor dat we tevreden gaan zijn met de zondige status waarin we ons bevinden en het geluk in onszelf willen vinden. Dan zijn we dus op een punt gekomen waar we ons voor kunnen houden dat we de ware God niet meer nodig hebben in ons leven.

De houding om te blijven worstelen met onze eigen gedachten en gevoelens is volgens ACT een strijd die vaak desastreuze gevolgen heeft. ACT leert ons om deze strijd op te geven. Volgens de Bijbel is dit echter een strijd die kan leiden tot het keren tot de echte waarheid. Moeten we deze strijd dan wel opgeven? In dit geval heeft ACT op een rare manier gelijk; het opgeven van de strijd lijdt tot desastreuze gevolgen: het gevolg is namelijk dat we ons afsluiten voor “de weg, de waarheid en het leven” en daardoor zal inderdaad onze pijn, zowel psychologisch als geestelijk, alleen maar toenemen.

drs. S.F.I. Matzken MA, ing

 

 

 

Hoe komt het toch dat de maatschappij steeds harder lijkt te worden? En dat de mensen zo druk zijn dat ze nauwelijks meer tijd hebben om er gewoon te zijn voor een ander? We leven in een maatschappij waar de ik-gerichtheid en daardoor ook de eenzaamheid steeds verder toeneemt. Heeft het te maken met de mens die op steeds weer een andere manier probeert te leven zonder zich onder de enige en echte waarheid van God te stellen? We leven al een geruime tijd in een wereld waar het postmoderne denken steeds meer de overhand krijgt. Aanvankelijk richtte het postmodernisme zich vooral tegen het ontkennen van waarheid ten aanzien van religieuze en spirituele kwesties, maar het krijgt steeds meer zijn effect in de hele basis van ons bestaan. Denk eens aan de psychologie maar ook aan de communicatie en het onderwijs. Met de vooruitgang van de wetenschap had de wereld eigenlijk een betere plek moeten worden. Dat was de belofte van het moderne denken: de mens kan alles steeds beter maken, maar die belofte kon niet worden vervuld. De oorzaak werd gezocht in de kern van het moderne denken: het geloof in de absolute waarheid. Men was zo teleurgesteld in het modernisme dat in het postmodernisme de lijnrechte tegenstelling werd gezocht in het volledig ontkennen van absolute waarheid. De oplossing werd gezocht in het relativeren van de waarheid, aan de omstandigheden en aan wat een individu voelt en bedenkt. Het fundament waarop het postmodernisme is gebouwd is dus dat waarheid subjectief is. Het is een heel erg wankel fundament met grote gevolgen en de impact van die gevolgen wordt steeds groter.

Subjectieve waarheid
De kentering in het denken van modern naar postmodern kwam vooral sinds de tweede helft van de vorige eeuw op gang. De waarheid mocht niet langer absoluut zijn, dus de betekenis werd afhankelijk van de omstandigheden. Voor de interpretatie van bv. teksten ligt een basis hiervan bij Jacques Derrida en Hans-Georg Gadamer. De leer van Derrida, het deconstructionisme, bepaalde dat woorden geen objectieve inhoud meer hebben. En Gadamer stelde dat de ervaring door de lezer de maatstaf is voor de interpretatie van een tekst, en niet meer de originele boodschap die de auteur wilde overbrengen. Dat betekent dus al dat elke lezer een andere interpretatie kan hebben, afhankelijk van de omstandigheden, gevoel, cultuur, etc. Dit had direct gevolgen op hoe de Bijbel werd geïnterpreteerd. Een ieder kon zo weer wat anders lezen in de tekst of argumenteren dat het in de huidige cultuur toch vast iets anders betekent dan vroeger.  Als de waarheid niet meer objectief en absoluut mag zijn, dan kan er ook eigenlijk geen ‘goed’ of ‘fout’ meer bestaan. Wat eerst als fout werd bestempeld, wordt dan gerelativeerd aan de omstandigheden. De maatstaf voor waarheid die dan wordt toegepast is meer gericht op wat men voelt dan wat men denkt. Dat betekent vervolgens dat ieder dan de waarheid in zichzelf kan vinden. Subjectieve waarheid betekent tolerant zijn voor de waarheid van de ander. Het betekent dat niet de feiten de waarheid bepalen, maar de gevoelens en de omstandigheden. En dat zorgt ervoor dat ieders mening even waardevol is en alle meningen gelijkwaardig zijn. Laten we kijken naar die drie punten en hoe die de laatste jaren een steeds grotere impact krijgen in zowel de samenleving als in de kerken.

Tolerantie
Er zijn genoeg omstandigheden waarin af en toe wat meer tolerantie geen slecht idee is. Maar in het postmodernisme hoort er tolerantie te zijn voor alle mogelijke meningen, behalve dan voor intolerantie. Maar tolerantie is eigenlijk al niet meer genoeg. Ondertussen zijn we ongemerkt nog een stap verder gegaan. Er wordt namelijk aanvaarding gevraagd en zelfs geëist. Bij tolerantie kon je tenminste nog je eigen mening hebben ook al moest je die dan voor je houden. Het ging dus om een verandering van je gedrag. Maar bij aanvaarding gaat het verder. Er wordt geëist dat je niet alleen de mening van de ander tolereert, maar ook respecteert, hoe absurd die mening ook is. Bij acceptatie gaat het dus ook om een verandering in je denken. De tegenstelling is dat tolerantie juist zo ontzettend beperkend is. Hoe tolerant je ook bent in het postmoderne denken, je bent nog steeds intolerant tegen de enige echte waarheid. Dus het postmodernisme, dat ons eigenlijk vrij zou moeten maken, maakt ons juist gevangen in de beperking om de objectieve en absolute waarheid te zien en te erkennen. En alleen als je de waarheid verstaat, dan zal je echt vrij worden (Joh 8:32).

Nadruk op gevoel
Omdat in het postmoderne denken niet de feiten maar het gevoel de waarheid bepaalt, wordt de nadruk op het gevoel alsmaar groter. Daarom gaat een ieder de waarheid in zichzelf zoeken. Dit brengt met zich mee dat het gevoel de maatstaf voor waarheid is geworden en niet meer het verstand. Luisteren naar het gevoel; dat is leuk voor een mening over de smaak van eten of kleding, maar hoe zit het dan met de religie? Verschillen van mening zijn nu verward met verschillen van waarheid. Als ieder zijn eigen gevoel gaat volgen, komen we al snel uit bij het universalisme dat stelt dat iedereen uiteindelijk verzoend zal worden met God. En als ons gevoel de maatstaf is om te bepalen wat wel en geen zonde is, en niet meer de Bijbel, dan zullen we ook niet meer graag een preek willen aanhoren die onze zonde aan het licht brengt. Deze nadruk op emoties en gevoelens zorgt echter ook voor een verlies aan verbondenheid. Ieder zijn mening betekent dat je uiteindelijk niet echt meer contact kan krijgen met elkaar. Als iemand tegen mij zegt dat ik mijn gevoel wel mag hebben, maar zij hebben nu eenmaal een ander gevoel, dan wordt er een blokkade opgeworpen voor verdere communicatie. In feite wordt daarmee het gesprek beëindigd. Het lijkt misschien wel dat er dan sprake is van empathie voor het gevoel van de ander, maar het is eigenlijk gewoon een stap richting afstandelijkheid.

Gelijkwaardigheid van meningen
Dat bijna iedereen een mening over van alles heeft, kunnen we uitgebreid op allerlei social media lezen. Tolerantie en subjectieve waarheid zorgen er samen voor dat al die meningen gelijkwaardig moeten zijn. Niemand heeft de echte waarheid, dus hoe gek de mening, we krijgen het allemaal te horen en moeten het allemaal respecteren. (Oeps, ik mag natuurlijk helemaal niet zeggen dat die mening gek is, want dat is al gebaseerd op mijn waarheid!) Ook die gelijkwaardigheid gaat ondertussen wel steeds verder. Zelfs de expert is dan geen expert meer. In de psychologie en vooral in veel coachingpraktijken, vindt er een fascinerende kentering plaats. Een therapeut die een postmoderne benadering gebruikt, ziet niet meer zichzelf als de expert die het probleem van de cliënt kan oplossen, maar nu wordt de cliënt gezien als de expert. Zo’n therapeut wil de ervaring van de cliënt betreden en de gedachten van de cliënt verkennen door het verhaal dat de cliënt vertelt. De therapeut helpt de cliënt om op een andere manier tegen zijn ervaringen aan te kijken, zodat hij het verhaal op een nieuwe manier kan vertellen en nieuwe betekenissen kan vormen. Uiteindelijk gaat het er vooral om dat we ons dan beter voelen over onszelf, maar of het dicht of ver van de waarheid is, dat maakt helemaal niets uit.

De gevaren in de maatschappij
Met al die verschillende waarheden, en ondanks de tolerantie aan de oppervlakte, is op een of andere manier de natuur van de mens er toch op gericht om zijn eigen waarheid te laten zegevieren. Dat is volgens mij een belangrijke reden dat in het maatschappelijke debat verschillende meningen steeds feller lijnrecht tegenover elkaar staan. Nu tolerantie niet meer voldoende is, lijkt wel dat de hardheid van meningen is toegenomen. Met minder nadruk op het verstand kan en wil men de dialoog steeds minder aangaan en met meer nadruk op gevoel is er in de discussie ook bijna geen doorkomen meer aan! En zorgt dit dan niet ook voor nepnieuws? Door het gebrek aan kritiek op alles wat er aan informatie rondzwerft, krijgt de onwaarheid al snel het stempel waarheid. Je mag immers niet zeggen dat iets onzin is? We zijn geschapen voor verbondenheid. Allereerst verbondenheid met God en daarna met de mensen om ons heen. Door vast te houden aan de waarheid krijgen we steeds meer strijd met mensen die hun eigen waarheid nastreven. Het is niet makkelijk om de enige te zijn die nog de waarheid vasthoudt. Daarom is deze strijd ook zo moeilijk. Als we maar weten dat de ontkenning van de enige en echte waarheid het basisprobleem is waar we tegen vechten. Als we eerst de waarheid van God aanvaarden, dan kunnen we wel de strijd aan die we tegenkomen in de samenleving, vooral als we strijden voor het juiste onderwijs voor onze kinderen!

De gevaren in de gemeente van Christus
Helaas is de strijd voor de waarheid ook de kerken binnengekomen. Door de focus op tolerantie is er een intolerantie ontstaan tegen autoriteit. En intolerantie tegen autoriteit maakt het concept gehoorzaamheid steeds moeilijker om mee om te gaan. Dat is vooral te merken in het erkennen van de autoriteit van God. De gehoorzaamheid is er alleen als we het ermee eens zijn. Maar dat is dan toch gewoon een schijn-gehoorzaamheid? En hoe wordt er dan bepaald wat zonde is? Als het toch geen zonde voelt, dan is de redenering dat het dan ook niet zondig hoeft te zijn. Dit leidt tot een groeiend gebrek aan zondebesef. Het leidt tot niet meer gehoorzaam kunnen en willen zijn. In Rom 7:26 schrijft Paulus: Derhalve ben ik met mijn verstand dienstbaar aan de wet Gods, maar met mijn vlees aan de wet der zonde. Als we dus ons verstand steeds meer uitschakelen en met het gevoel gaan redeneren, doen we precies waar Paulus ons tegen waarschuwt. Ja, de zonde herkennen gaat tegen ons natuurlijke gevoel in. Maar is dat niet juist de bedoeling? Om geestelijk te kunnen groeien gaat het om de natuurlijke mens te laten sterven en de geestelijke mens te laten groeien. Het gaat puur om gehoorzaamheid aan God. Als we de absolute waarheid van het leven loslaten, dan hebben dus ook in de gemeente van Christus niet meer de gezamenlijke basis die ons nu juist met elkaar zou moeten verbinden. Het gebrek aan verbondenheid leidt vervolgens tot steeds meer individualisme en dus ook eenzaamheid, helaas dus ook in de gemeente van Christus.

Conclusie
Het verdraaien en dan maar helemaal subjectief maken van de waarheid is gewoon de volgende leugen om maar niet gehoorzaam te hoeven zijn. Het is een leugen die vroeg of laat ook tot een enorme teleurstelling zal leiden. Absolute waarheid bestaat nou eenmaal. Die waarheid heeft wel zijn consequenties. Het vraagt om het leren van gehoorzaamheid. Dat betekent dus ook vooral het opgeven van de natuurlijke mens. De natuurlijke mens is niet geneigd om een waarheid van een ander aan te nemen. Maar dan de geestelijke mens: die accepteert dat er een waarheid is die buiten hem ligt. Daardoor kan de geestelijke mens gehoorzaam zijn aan God. Eigenlijk hebben de natuurlijke mens en de geestelijke mens een dieet dat elkaar tegenspreekt. De natuurlijke mens wil graag de controle in eigen hand houden en de geestelijke mens groeit juist als het zich richt in gehoorzaamheid naar God. Als je de natuurlijke mens voedt, dan honger je de geestelijke mens uit. Wat het postmodernisme bewerkstelligt is dat deze natuurlijke mens alleen maar meer ruimte krijgt. Daardoor komen we juist verder af van de geestelijke mens. In feite is de geest wel opnieuw geboren, maar we laten het geestelijke kind in ons niet groeien. Wat wellicht nog erger is, met het dieet dat ons gevoel voedt, laten we het geestelijke kind in ons gewoon verhongeren. Als je een keuze hebt gemaakt voor het geestelijke leven, kun je niet bezig blijven met het verheerlijken en voeden van het natuurlijke leven. Postmodernisme dwingt ons om ons steeds meer met de natuurlijke mens bezig te houden. Dan is er maar één keuze te maken: ons keren tegen het postmoderne denken. Onze relatie met God gaat via onze geestelijke mens. Laten we een duidelijke keuze maken voor de absolute waarheid, want alleen dan volgen we de enige ware weg.

 

drs. S.F.I. Matzken MA, ing

.

 

Het onderstaande artikel werd door pastor Fouad Adel M.A. geschreven. Hij werd in 1955 in Khartoem (Soedan) in een christelijk gezin geboren en studeerde daar en in Alexandrië theologie. Hij kwam naar Duitsland in 1991. Met zijn Arabische moedertaal en traditie heeft hij een meer oosters-authentieke basis dan sommige Europese theologen. Pastor Fouad Adel was sinds 2001 Duits staatsburger. In 2009 werden hij en zijn gezin door Arabische moslimburen als christen belasterd en met de dood bedreigd. In 2018 is hij overleden. Zie https://www.pi-news.net/2018/01/pastor-fouad-adel-gestorben/.

1. takiyya:- liegen en bedriegen in de naam van Allah

Moslim-koepelorganisaties proberen met alle middelen hun ware bedoelingen te verbergen voor de ongelovigen en de ‘levensonwaardigen’, de ‘kafir’, in hun verklaringen over geweld, toenemende criminaliteit en terroristische aanslagen door moslims, en doen altijd alsof ze vreedzaam zijn volgens het islamitische gebod van ‘takiyya’ (Arabisch voor bedrog). Takiyya wordt gebruikt om de Europese volken voor te liegen en te bedriegen. Alle islamitische stromingen zijn het eens met deze tactiek en passen deze toe:  Soera 16: 106 “Wie Allah loochent nadat hij heeft geloofd, behalve hij die daartoe wordt gedwongen terwijl zijn hart vrede heeft in het geloof, over degenen die hun hart openen voor ongeloof is de toorn van Allah en voor hen is er een strenge bestraffing.”

 2. Allah is de bedenker van listen

Allah moet worden gezien als de bedenker van het begrip taqiyya, want hij beschrijft zichzelf in de koran als de “beste bedenker van listen”. Dus als de islamitische Allah al listen smeedt, hoeveel te meer is het dan legitiem voor zijn volgelingen om hetzelfde te doen om hun doelen te bereiken: Soera 3: 54 “En zij maakten listen en Allah maakte listen en Allah is de beste bedenker van listen.”

3. De oorzaak van het wereldwijde islamitische terrorisme.

Sommige vertegenwoordigers van de islamitische koepelorganisaties reageren soms met “woede en afschuw” op terroristische aanslagen. Daarmee ontkennen deze moslims, dat zij in dezelfde Koran en dezelfde hadith (overleveringen van Mohammed) geloven als alle islamitische terreurgroepen in de wereld, zoals Islamitische Staat IS, Boko Haram in Nigeria, Hamas in de Gazastrook en Hezbollah in Libanon. Zij verwijzen allemaal naar Mohammed als hun rolmodel en geloven, dat de schrikwekkende soera’s hun wreedheden legitimeren. Wie daarentegen de Koran, de hadith of Mohammed verwerpt, wordt niet als moslim beschouwd. Hebben de ‘boze’ leiders van de islamitische organisaties hun Koran misschien niet goed gelezen? Soera 5: 101-102 “O jullie die geloven! Vraag niet naar dingen die, als ze aan u zouden worden onthuld, onaangenaam voor u zouden zijn; ….. Mensen voor u hebben zulke dingen gevraagd, maar toen weigerden ze te geloven.”De islam vormt volgelingen die niet mogen nadenken over wat ze gehoord en gezien hebben. Maar zij worden gedwongen de oproepen tot moord van Allah en zijn boodschapper Mohammed blindelings te volgen, zonder vragen te stellen. Soera 8: 39 “…… en doodt hen, totdat er geen verleiding meer is en de godsdienst geheel voor Allah is.”

4. De kruistochten rechtvaardigen niet de jihad

De kruistochten waren ongetwijfeld legitiem als defensieve oorlogen tegen eeuwen van agressief en brutaal islamitisch fascisme en imperialisme. De theologische rechtvaardiging van paus Urbanus II kan echter niet aan het evangelie worden ontleend. Nergens beveelt de HEERE JEZUS CHRISTUS deze of een andere oorlog. De islamitische ideologie eist absolute wereldheerschappij. Aan het begin van de 7e eeuw islamiseerden de moslims steeds meer landen in het Midden-Oosten en Afrika. De christelijke bevolking werd gedwongen zich te bekeren tot de islam, vernederd tot “dhimmis” (niet-moslims) of gedood. Onder deze steeds uitbreidende jihad, die tot op de dag van vandaag voortduurt, stierven miljoenen of werden onder dwang bekeerd tot de islam. Het is vanaf het begin een enorme bedreiging geweest voor Europa en de rest van de wereld en heeft zich over grote afstanden verspreid door oorlog, genocide, slavernij en gedwongen islamisering: van Spanje tot Indonesië, van Mali tot Oezbekistan. Tot de kruistochten had het Europese christendom niet gereageerd op deze bedreigingen.

5. Schijntolerantie

Soera 5: 32 “….als iemand een mens doodt,…. is alsof hij de mens gezamenlijk heeft gedood en dat wie iemand laat leven, is alsof hij de mensen gezamenlijk heeft laten leven.” (vert. Leemhuis) Dit vers volgt op het verhaal van Kaïn en Abel in de Koran en wordt altijd aangehaald om de grote verdraagzaamheid van de islam te bewijzen. Meestal wordt in het citaat echter weggelaten, dat het verbod om te doden uitsluitend gericht is tot de “mensen uit Israël”, de Joden, en niet tot de moslims. Bovendien ontbreekt de vermelding die uitzonderingen op dit verbod op doden toestaat. Het volgende vers ontmaskert echter het bedrog: Soera 5: 33 “Het loon van hen die oorlog tegen Allah en Zijn boodschapper voeren en verderf in het land zaaien, zal zijn dat zij gedood of gekruisigd worden of dat hun handen en voeten aan tegenovergestelde zijden zullen worden afgehakt of dat zij uit het land zullen worden verdreven. Dit zal een schande voor hen in deze wereld zijn en in het hiernamaals zullen zij een zware straf ondergaan.”

 

Foouad Adel

 

. Op de site van B&O staat nog een artikel over takiyya: https://bijbelenonderwijs.nl/huis-van-islam/takiya/

. De vertaling van de Koran is van Fouad Adel, tenzij anders vermeld.

 

 

Gelovigen leven in een God vijandige wereld. We leven ‘in de boze dag’. De duivel is de overste van deze wereld. Hij valt gelovigen en hun gezinnen aan met verleidingen en leugens. Het is geen sinecure zijn werken te ontmaskeren en onze kinderen hiertegen te beschermen.

Kinderen zijn een gave van onze God en Vader
Als gelovigen weten we, dat het ontvangen van kinderen geen vanzelfsprekende zaak is. Kinderen zijn een gave van de levende God. In 1Samuël 1:19 lezen we, dat de HERE denkt aan Hanna. In Genesis schenkt God in Zijn genade aan Abraham en Sarah een zoon, Isaäk geheten. Kinderen zijn een kostbare gave van God  (Ps 127:3). Laten we Hem daarvoor voortdurend danken. Het ontvangen van kinderen van God betekent daarom een grote verantwoordelijkheid voor de ouders en voor de medegelovigen. Ouders wijden hun kinderen in geloof aan de HERE en willen vanuit het geloof en door het geloof, de kinderen beschermen voor ongeestelijke invloeden.

De vreze van de HERE
Door heel de Bijbel horen we Gods opdracht aan de ouders om ‘nauwlettend, nauwkeurig te wandelen’ (Efeze 5:15, HSV). Geloven in de HERE Jezus gaat gepaard met een nieuwe levenshouding, waarin de HERE en Zijn Woord een centrale plaats innemen. Door Mozes zegt God: Deze woorden, die ik u heden gebied, moeten in uw hart zijn. U moet ze uw kinderen inprenten en erover spreken, als u in uw huis zit en als u over de weg gaat, als u neerligt en als u opstaat …, (Deuteronomium 6: 6, 7, HSV). Het moet een gewoonte zijn met onze kinderen te praten over het evangelie, over onze dierbare HERE Jezus. De gelovige ouders hebben hun kinderen lief en willen hun kinderen geestelijk opvoeden. In Kolossenzen 3:21, staat: Vaders, terg uw kinderen niet, opdat zij niet moedeloos worden. In Efeze 6:4 staat: En vaders, wek geen toorn bij uw kinderen op, maar voed hen op in de onderwijzing en terechtwijzing van de HERE. Ja, kinderen staan in hoog aanzien bij onze God, de Vader. God heeft daarom zowel de ouders als de medegelovigen een grote verantwoordelijkheid in de geestelijke opvoeding gegeven. De HERE Jezus zegt: Laat de kinderen begaan en verhinder hen niet bij Mij te komen, want voor zodanigen is het Koninkrijk der hemelen ( Mattheus 19:14). Kinderen horen erbij. Ze zijn een zeer kostbaar ontvangen bezit. Ouders en ook de medegelovigen hebben de opdracht van de HERE hier zorgvuldig mee om te gaan.

De vreze des HEREN geldt ook de kinderen
Efeze 6:1-3  komt volledig overeen met het Oude Testament. Er staat: Kinderen, wees je ouders gehoorzaam in de HERE, want dat is juist. Eer je vader en moeder, dat is het eerste gebod met een belofte, opdat het je goed gaat en je lang leeft op de aarde. De apostel verwijst naar de gedeelten in Exodus 20:12 en Deuteronomium 5:16. Hoe bijzonder heeft God alles gemaakt. Zijn orde is goddelijk en zegenrijk. De ouders hebben van Hem een plaats gekregen van geestelijk gezag en geestelijke leiding en bescherming. Kinderen worden opgevoed door ouders die verbonden zijn met de levende God en HERE . Hun nieuwe leven is een leven vol van Christus Jezus. Als kinderen hun ouders gehoorzamen, zullen ze door de HERE worden gezegend. Dat betekent niet, dat de ouders volmaakt zijn. Neen, geestelijk opvoeden gaat met vallen en opstaan. Geestelijke ouders hebben geen moeite dit toe te geven. Juist deze open relatie zal zegenrijk zijn voor groei en stabiliteit van het gehele gezin. Zo zijn de ouders een voorbeeld voor de kinderen.

Opgroeien in een geestelijke, liefdevolle en genadige omgeving
Kinderen ontvangen, opvoeden en bewaren is een grote genade. Dit geldt zowel voor de ouders als de medegelovigen. De wereld is boos, de zonde is  krachtig en de duivel listig. Paulus zegt: Geeft de duivel geen plaats (voet)  (Efeze 4:27). Als kinderen in een geestelijk klimaat van liefde, genade en waarheid, leven en opgevoed worden, is dat een uitnemende zegen. We kunnen het vergelijken met een boom die pas is geplant. Door water, droogte, warmte en kou gaan de wortels groeien in de diepte en verstevigt zich de boom (Psalm 1). Het onmisbare tegenwicht in deze wereld zijn ouders en de medegelovgen die het evangelie van onze HERE Jezus centraal stellen en laten zien. Zijn heilig Woord geeft groei, stabiliteit en geestelijke weerbaarheid (1Korinthiërs 3:5-9 en 2Timotheûs 3:14-17).

De geestelijke tegenstand
Op veel gebieden hebben we te maken met geestelijke tegenstand. We noemen de zonde, onze eigen vlees, de wereld en de geestelijke machten. Gods Woord maakt ons duidelijk, dat er in de geestelijke en onzichtbare wereld machten en krachten zijn die het hebben voorzien op de gelovigen en hun kinderen. Paulus schrijft in de brief aan de Efeziërs het volgende: Want wij hebben de strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van de duisternis van dit tijdperk, tegen de geestelijke machten van het kwaad in de hemelse gewesten (Efeze 6:12). Op indrukwekkende wijze krijgen we hier een omschrijving van machten en krachten die boven de menselijke, fysieke strijd uitgaan. Hier is sprake van een andere strijd. Paulus wijst op een geestelijke strijd die het heeft gemunt op de zielen van mensen. Het zijn overheden, machten en beheersers van de wereld. Het is de dag van het kwaad waarin wij leven, de boze dag. Van deze geestelijke en onzichtbare legers is de duivel de aanvoerder. Hij en zijn geestelijk leger  richten zich op deze wereld en met name op de gelovigen en hun kinderen. Daarom heeft God Zijn wapenrusting ter beschikking gesteld. We kunnen beslist niet met minder toe. Het is immers een geestelijke strijd. We moeten ons bewapenen met Zijn wapens, anders gaan we ten onder.

De werkwijze van deze geestelijke machten en krachten
De duivel en zijn trawanten werken met list, bedrog en dood. In Efeze 6:11,  lezen we: opdat u stand kunt houden tegen de listige verleidingen van de duivel. En in 2Korinthiërs 11 lezen we twee keer over de duistere eigenschappen van de duivel: Maar ik vrees dat, zoals de slang met zijn sluwheid Eva verleid heeft, zo misschien ook uw gedachten bedorven worden, weg van de eenvoud die in Christus is. En verder: En geen wonder, want de satan zelf doet zich voor als een engel van het licht. De HERE Jezus zegt over de duivel: U bent uit uw vader, de duivel, en wilt de begeerten van uw vader doen; die was een mensenmoordenaar van het begin af, en staat niet in de waarheid, want er is in hem geen waarheid. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij vanuit wat van hemzelf is, want hij is een leugenaar en de vader van de leugen (Johannes 8:44). List, sluwheid, incognito werken, liegen en moorden, dat komt van hem en de gevallen engelen.

Vele onwaarheden
Het is ondoenlijk om alle leugens de revue te laten passeren. Als we bijvoorbeeld naar het onderwijs kijken, dan willen we enkele zaken noemen die voortgekomen zijn uit de leugen van het evolutionisme. Het meeste onderwijs in Nederland en in de wereld, is gebaseerd op het geloof in het evolutionisme. Dit evolutie-geloof heeft ook op veel zgn. christelijke scholen haar intrede gedaan. De deur staat al tientallen jaren wijd open voor deze ‘geloofsovertuiging’. Ik noem het geloof, omdat het is gebaseerd op onwetenschappelijke argumenten. Met het evolutionisme kwam een nieuw paradigma, een nieuw denkkader. De introductie van dit leugenparadigma heeft tot grote verandering geleid in maatschappij, wetenschap en onderwijs. Het evolutionisme beheerst immers bijna alle wetenschappen. Vele disciplines, zoals pedagogiek, psychologie, onderwijskunde, geschiedenis, biologie, maatschappijleer, godsdienst, enz., zijn gerelateerd aan dit evolutionistische onderwijs. De kinderen, onze kinderen, worden dagelijks blootgesteld aan deze grove leugens, waarin de Schepper en Zijn Schepping worden weggezet als een fabel. Onze kinderen worden dagelijks met deze leugenachtige informatie gehersenspoeld en gemanipuleerd. Ja, op deze zeer geraffineerde wijze heeft de duivel en zijn geestelijke machten tienduizenden verslagen. En het gaat nog steeds door. Het evolutionistische geloof bepaalt voor een groot deel het huidige geestelijke klimaat in Nederland. Het is een klimaat van dood, wanhoop, geestelijke depressie en ongeloof. Ook christelijke ouders en kerken zijn hier vatbaar voor.

Hoe nu verder?
Paulus schrijft het volgende aan zijn geestelijk kind Timotheüs: Want God heeft ons niet gegeven een geest van vreesachtigheid (lafhartigheid), maar van kracht en liefde en bezonnenheid (2Tim. 1:7). De gelovige heeft de Heilige Geest ontvangen, de Geest van de Vader en de Zoon. Die Geest geeft niet alleen geestelijk onderscheidingsvermogen, maar ook moed, kracht, liefde en bezonnenheid (nuchterheid). We hebben gelovige ouders en gelovige gemeenschappen nodig, die staan voor het evangelie en dit evangelie met kracht willen uitdragen.

De afgelopen twee jaren hebben ons een duidelijke les geleerd: niets op aarde blijkt vast te staan. Vele gelovigen capituleerden voor allerlei maatregelen van de overheid. Is dit een opmaat voor verdere beperking van ons onderwijs. We moeten niet schrikken, als de overheid het onderwijs gaandeweg verplicht om de lessen genderneutraal te geven. Of om uitgebreid aandacht te genereren voor homofilie en vrije seksualiteit. In de praktijk neemt deze overheidsdruk alleen maar toe.  Timotheüs werd door Paulus nadrukkelijk op de goddelijke feiten gewezen. Hij moest zich noch schamen voor het evangelie, noch schamen voor Paulus en ook niet bang zijn voor verdrukking. Als het er werkelijk op aankomt, moeten we  het geestelijk schip niet verlaten. Het zijn aanvallen uit de duisternis. De gelovigen en hun kinderen moeten aan het wankelen worden gebracht. Paulus noemt het leringen van demonen, misleidende geesten (1Tim 4:2). Wij als gelovigen krijgen de opdracht deze leugens, het bedrog, de verkeerde demonische leringen aan de kaak te stellen en te ontmaskeren (Ef 5:11). We willen en kunnen er niet aan deelnemen. Het zijn immers de onvruchtbare werken van de duisternis (Ef 5:10). Zonder Gods kracht, moed, liefde en bezonnenheid lukt dat niet. Maar voor de HERE en onze kinderen doen we het. Ons levensschip laten we niet varen op de golven van wat de overste van deze wereld allemaal bedenkt. Dat mogen we en kunnen we niet accepteren.

Een roepende in de woestijn
Misschien vindt u zichzelf een roepende in de woestijn. Dan weet u zich in goed gezelschap. Vele gelovigen hebben dezelfde ervaring. De woestijn is een beeld van de zondige en arme wereld. Een wereld gescheiden van God. Een wereld waar zondigen heel normaal is. Wij, onze kinderen en de gemeente van de HERE Jezus, leven in deze wereld. De HERE Jezus is echter naar deze verloren wereld gekomen (Jh 3:16). Hij kwam naar deze wereld, niet om haar te veroordelen, maar om haar te redden (Jh 3:17). Dat evangelie willen we, ja, moeten we uitdragen. We moeten pal staan voor Zijn waarheid en voor het geestelijke heil van onze kinderen. God zegt immers tegen Ezechiël: Elke ziel (elk mensenleven) is van Mij (Ez 18:4, NBG). Dus ook de ziel van onze kinderen. Mag Hij u steeds bekwamen in de goede geestelijke strijd.

Rennie Schoorstra

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

‘Noem jij jezelf een christen?’ vroeg ik onlangs aan een tiener in de kerk. ‘Een beetje wel en een beetje niet’, was zijn antwoord, waarop ik hem de vraag stelde waar hij naar toe zou gaan, als hij vandaag zou sterven. ‘Ah, als ik vandaag zou sterven zou ik naar de hemel gaan,’ wist hij met enige zekerheid te zeggen.  ‘Waarom dan? ’antwoordde ik, waarop hij aangaf dat hij de laatste tijd zijn leven had gebeterd. Voor hem was een christen iemand die zich houdt aan de verchristelijkte versie van de Tien Geboden. Zijn geloof was gebouwd op christelijke waarden en niet op Christus zelf!

Werken van de wet
God leert ons duidelijk in Zijn Woord dat een mens niet gerechtvaardigd wordt uit werken van de wet, maar door geloof in Jezus Christus.[i] Dit vormt de basis van het Evangelie en is haast door iedere gelovige gekend. In theorie althans, want in de praktijk van ons leven neigen we makkelijk op een of andere manier terug naar een Evangelie waarbij onze werken toch een bepaalde beslissende factor spelen in onze verlossing. Bij de een klinkt het als ‘ja, ik ben gered door geloof, maar moet mijn geloof vasthouden door werken van de wet’. Terwijl het bij de ander klinkt als ‘ja, ik ben gered door geloof, maar moet de echtheid van mijn geloof bewijzen door werken van de wet.’ Over beide posities valt wel iets te zeggen. Het punt dat ik hierbij wil maken is, dat we als christen de ‘werken van de wet’ niet altijd even juist weten te plaatsen in Gods verlossingsplan. Het resultaat is, dat we in sommige situaties onze verlossing door het bloed van Jezus wel omarmen, en toch daarbij bepaalde vereisten van de wet nog steeds krampachtig in onze handen vasthouden.  Maar waar de wet op een of andere manier nog regeert, komt wetticisme onvermijdelijk gluren om de hoek.  En dat geven we helaas door aan de kinderen en jongeren.

Merg van het Evangelie
Wat moet ik doen om in de hemel te komen? Dit lijkt een eenvoudige vraag, maar het zal je verbazen hoe veel kinderen en jongeren deze beantwoorden. De foute antwoorden kun je doorgaans in twee groepen verdelen. De ene groep wijst naar het doen van goede werken. Als ik bijvoorbeeld niet lieg en anderen help, dan kom ik in de hemel. Hoe je weet of je werken goed genoeg zijn en wat te doen met al die keren dat je niet goed hebt gehandeld, blijft dan open. De andere groep lijkt te beseffen, dat goede daden niet de oplossing zijn en wijzen naar geloof.  ‘Je moet geloven en bidden om in de hemel te komen.’ Dit klinkt al heel vroom, maar de vervolgvraag ‘wat moet ik dan geloven?’ doorprikt hun gedachten. ‘Ik moet geloven dat God bestaat’, hoor ik geregeld. Bij het antwoord dat satan dat ook gelooft en toch niet in de hemel komt, fronsen dan de wenkbrauwen en wordt het stil.  Beide groepen zetten bepaalde christelijke waarden voorop.  

Op de een of andere manier is het merg van het Evangelie, dat wat leven voortbrengt, minder duidelijk geworden. Een christen kan nog wel omschreven worden als iemand die God wil behagen en zich van de zonde afwendt. Maar waarom hij dat doet en wat die levenswijze voedt, lijkt soms uit het oog te zijn verloren. Christelijke waarden worden vaak sterker benadrukt dan Christus zelf. En is dat niet de kar voor het paard spannen? Het is de liefde van Christus die ons drijft tot een goede levenswandel en niet omgekeerd!  Paulus verwoordde het zo: Want de zaligmakende genade van God is verschenen aan alle mensen, en leert ons de goddeloosheid en de wereldse begeerten te verloochenen en in deze tegenwoordige wereld bezonnen, rechtvaardig en godvruchtig te leven.[ii] De nadruk ligt hierbij op de genade van God, want het is die genade die iemands wandel reinigt en niet een reeks opgelegde waarden en normen. Laat Christus zèlf en Die gekruisigd dan ook onze getuigenis blijven![iii]

Verse appelen aan een dode boom
Hoeveel verse appels moet je aan een dode appelboom hangen om deze toch vrucht te laten dragen? Je kunt het eens proberen en de eerste dag zal het lijken alsof de boom helemaal tot leven is gekomen. Toch zal duidelijk worden dat deze appels niet van de boom zelf zijn. Zo is het ook als iemand buiten zijn wil gedwongen wordt om goede werken te doen. Iemand die wel weet hoe God vraagt om te leven en goede waarden najaagt zonder wedergeboren te zijn, is uiteindelijk slechter af dan aan het begin. Vroeg of laat komt naar voren, dat het onmogelijk is om een volmaakt heilig leven te leiden. Alleen al omdat de wil om dit te doen niet eens altijd aanwezig is. Dan wordt schijnheiligheid de enige uitweg. Daarom dat geloof in Christus vóór goede werken of christelijke waarden komt. Het vertrouwen dat je door het offer van Christus volledig verzoend bent met God en niets Zijn liefde naar jou hindert.[iv] Dit geloof reinigt ons geweten en doet ons rechtvaardig staan voor Hem, zodat er geen schuld meer overblijft.[v] Het opent de weg naar een nieuw leven waarin in alle vrijheid de levende God oprecht kan worden gediend.  

Toen de Israëlieten in de woestijn na het horen van de Tien Geboden volmondig aangaven deze te zullen doen, zei God tegen Mozes: Och, hadden zij maar zo’n hart, om Mij te vrezen en Mijn geboden alle dagen in acht te nemen.[vi] Alles begint dus bij het hart. God is evenmin op zoek naar mensen met christelijke waarden en goede werken, dan dat Hij op zoek is naar offers. Maar ga heen en leer wat het betekent: Ik wil barmhartigheid en geen offer; want Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen tot bekering te roepen, maar zondaars, zei Jezus.[vii] Niet dat God geen vreugde schept in een offer of dat Hij niet wil dat men goed doet. Het gaat hier om de volgorde. Eérst een hart dat zich in geloof bekeert tot God, vanwaaruit vervolgens goede werken kunnen voortkomen. Het doorgeven van dit kostbare geloof heeft prioriteit, nog voor we spreken over goede waarden en normen.

Leren staan in geloof
‘God heeft geen kleinkinderen’, wordt soms wel eens gezegd. Hiermee bedoelt men dan, dat iedereen persoonlijk het Evangelie in geloof moet aannemen. Je afkomst geeft je geen vrijgeleide. Maar dat wil ook zeggen, dat de kinderen en jongeren met wie we optrekken niet per se christenen zijn. Ook al hebben ze gelovige ouders. We kunnen van hen niet zomaar verwachten, dat ze groeien naar het beeld van Jezus. Leren wat het betekent om te geloven in Jezus Christus is voor hen het allerbelangrijkst. Het is dit geloof dat hun hele leven getoetst en aangevallen zal worden. Ook in Paulus’ leven lag de focus op geloof: Ik heb de goede strijd gestreden. Ik heb de loop tot een einde gebracht. Ik heb het geloof behouden.[viii]

Deze waarheid toepassen in de praktijk vraagt om enorm veel liefde, geduld en verdraagzaamheid. Het is makkelijker om iemand met regels en wetten in de pas te laten lopen, zeker als we het Gods wet kunnen noemen. Toch is het merg van het Evangelie niet dat God wil dat we heilig leven. Ook al is dat Zijn verlangen. Het is ook niet, dat we goede waarden en normen moeten uitleven. Ook al weerspiegelen die Gods karakter. Het is een boodschap van genade waarin Gods liefde voorop staat. [ix]  Vrijspraak van schuld door geloof in Jezus, dàt is het goede nieuws![x]In diezelfde liefde en genade mogen wij nu de kinderen en jongeren leren staan in geloof. Daarin kunnen we niet anders dan zoveel mogelijk wijzen naar dat Evangelie dat ons zelf recht houdt.

Oprechte interesse
De zonden in het leven van kinderen en jongeren hoeven ons niet te belemmeren om met hen te kunnen optrekken. Kijk naar onze Heere zelf!  Hij at en dronk met ‘tollenaars en zondaars’.[xi] De Farizeeën zagen daar een groot gevaar in, maar Hijzelf niet. Hij zag er mogelijkheden in. Uitzonderlijke kansen. Iedere zondag probeer ik in de kerk de jongeren op te zoeken die duidelijk met tegenzin hun warme bed hebben verlaten om ‘rond te dolen’ tijdens de samenkomst. Vaak begint het gesprek met een excuus waarom ze de samenkomst niet hebben bijgewoond. Voor mij een goed signaal, want dat geeft aan dat hun geweten aan het werk is. De flauwe excuses en flagrante leugens probeer ik onmiddellijk aan de kaak te stellen.  Maar daarna toon ik ook een oprechte interesse in hun levens. ‘k Probeer ze bijvoorbeeld allen bij hun naam te kennen en te noemen, net zoals onze Heere dat ook heeft gedaan. Soms vraag ik naar wat hen bezighoudt en hoe het gaat.  Op z’n minst laat ik iedere zondag zien, dat ik hen heb opgemerkt. In de week denk ik geregeld terug aan deze gesprekken en bid ik ook voor hen. Is dat omdat ze me zo’n leuke kerel vinden? Zeker niet altijd. Zoals de Heere mij heeft liefgehad, toen ik nog een zondaar was, wil ik hen ook liefhebben. Terwijl zij allesbehalve op zoek zijn naar een gelovige die met hen omgaat, probeer ik bewust en oprecht contact te leggen. Dit is niet altijd even makkelijk, maar ondertussen heb ik toch al goede gesprekken gehad en met sommigen spontaan het Evangelie kunnen delen.   

Gods werk op Gods manier
Toen ikzelf als 18-jarige op zoek ging naar een jeugdgroep om meer van de Bijbel te weten te komen, keek ik op naar sommige jongeren. Ze waren vroom, kwamen uit een christelijk gezin en wisten veel van de Bijbel. Althans, zo kwam het bij mij over. Achteraf gezien besef ik, dat ze een leven leidden dat nogal sterk gericht was op de wet. Nu, vijfentwintig jaar later, heb ik de meeste van die jongeren volwassen zien worden met een afkeer van de kerk. Weinigen zullen zeggen dat ze niet meer geloven, maar dat ze een leven leiden dat getuigt van Christus zullen ze ook niet durven beamen. Hooguit krijg je een verdediging te horen waarom het gerechtvaardigd is om niet naar de kerk te gaan of met andere christenen op te trekken. Weer een wettisch denken dat je afdrijft van Christus. 

Ieder werk voor de Heere heeft één basisvereiste: Gods werk hoort op Gods manier te worden gedaan. Hiermee bedoel ik niet, dat alles wat we voor de Heere doen zo perfect mogelijk moet zijn. Wat ik wel bedoel, is dat je met de kinderen en jongeren moet omgaan zoals Hij dat deed. Toen Jezus sprak in Nazareth, verwonderden de mensen zich over de woorden van genade die uit Zijn mond kwamen.[xii]Laten onze woorden naar de kinderen en jongeren van diezelfde genade getuigen. Geef hun hoop in deze verwarde tijden en leer hen Zijn gebod:  En dit is Zijn gebod: dat wij geloven in de Naam van Zijn Zoon, Jezus Christus, en dat wij elkaar liefhebben, zoals Hij ons een gebod gegeven heeft.[xiii]

 

Bart J. Aerts

 

[i] Galaten 2:16

[ii] Titus 2:11-12

[iii] 1Korinthe 2:2

[iv] Romeinen 8:31-34; 2Korinthe 5:21

[v] Hebreeën 9:14-15

[vi] Deuteronomium 5:29

[vii] Mattheüs 9:13

[viii] 2Timotheüs 4:7

[ix] Romeinen 5:8

[x] Romeinen 3:26; Hebreeën 11:6

[xi] Lukas 5:30

[xii] Lukas 4:22

[xiii] 1Johannes 3:23

Zoveel kinderen, zoveel problemen?

Is er ooit eerder een tijd geweest waarin zoveel gesproken werd van en over kinderen met problemen? Het onderhand in alle lagen van de samenleving ingeburgerde begrip ADHD is al lang niet meer voldoende om een ontwikkelingsstoornis te duiden. Het probleemkind’ kan namelijk variatie vertonen in ontwikkelingsstoornissen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een enkelvoudige en een meervoudige ontwikkelingsstoornis. Als voorbeelden van een enkelvoudige ontwikkelingsstoornis worden ADHD en ADD gezien1 beschouwd als directe familie van de steeds vaker geconstateerdmeervoudige ontwikkelingsstoornis PDD-NOS.2  beide worden Ook autisme valt onder deze noemer.3 Autisme en PDD-NOS worden gerekend tot de meest voorkomende psychologische stoornissen die bij kinderen worden aangetroffen. Een betrekkelijk nieuwe naam in het rijtje van gedragsstoornissen en voor veel mensen nog een vaag begrip, is ODD en daarnaast is ook CD4 te noemen. En zijn we er dan? Nee, er zijn meer stoornissen te noemen. Er wordt voor het categoriseren van de stoornissen wel gebruik gemaakt van het idee van een ‘glijdende schaal’ waarop vervolgens al of niet aanwezige symptomen worden afgezet, naast aard en zwaarte ervan en hun eventuele interactie onderling. Zo bevinden kinderen met meervoudige ontwikkelingsstoornissen, als bijvoorbeeld autisme, zich aan de ene kant van de genoemde schaal, terwijl aan de andere kant zich kinderen bevinden met enkelvoudige, bijzondere of meervoudige ontwikkelingsstoornissen van mildere aard. Tussen die beide uitersten vind je kinderen met ontwikkelingsstoornissen die worden benoemd met het begrip PDD-NOS.

Zoveel problemen, zoveel oorzaken?

Als het gaat om de oorza(a)k(en) van ontwikkelingsstoornissen, wordt wel verondersteld, dat deze waarschijnlijk het gevolg zijn van een klein genetisch of biochemisch probleem in de hersenen. Een probleem, dat mogelijk zou zijn ontstaan tijdens de ontwikkeling van de hersenen in de periode van de zwangerschap. Vooral ten aanzien ADHD wordt dit aangenomen. Overmatig alcoholgebruik door de vader voor, of de moeder voor of tijdens de zwangerschap wordt ook als mogelijke oorzaak aangemerkt. Er wordt onderzoek gedaan naar de rol van smaakversterkers, kleurstoffen en conserveringsmiddelen evenals naar de invloed van bepaalde vaccinaties. Ook de steeds gecompliceerder en veeleisender wordende maatschappij trekt hier, meer dan waarschijnlijk, haar sporen. Als dit laatste invloed op de ontwikkeling van een kind heeft, mag ook het effect van traumatische ervaring (van welke aard ook) binnen een gezin niet worden uitgesloten. Volledige zekerheid met betrekking tot de (mogelijke) oorza(a)k(en) van de ontwikkelingsstoornissen (zijn) er niet en al evenmin kan er zelfs in alle gevallen met absolute zekerheid een juiste diagnose worden gesteld en derhalve aan het probleem de juiste naam worden gegeven. Wat is er aan te doen? Er valt te denken aan medicatie (bijvoorbeeld Ritalin1), een adequaat inspelen op kind en problematiek door bijvoorbeeld het onderwijs middels o.a. een op het kind gerichte leeraanpak en begeleiding, gedragstherapie en mogelijke begeleiding van een kindertherapeut of kinderpsychotherapeut. Maar juist in dit alles geldt:

Pas op uw kind!

Niet enkel de onzekerheid over de oorza(a)k(en) van zogenaamde ontwikkelingsstoornissen en het soms niet juist kunnen diagnosticeren ervan, moet de ouder al tot waakzaamheid aansporen, maar helemaal de hoe goed ook bedoelde aanpak2 van ‘het probleemkind vraagt om een alert zijn én blijven ten behoeve van het welzijn van concreet jouw kind. Dit geldt in het bijzonder de christenouder! Maar juist ook het christelijk onderwijs zou hier meer doordrongen mogen én moeten zijn van de haar toevertrouwde verantwoordelijkheid in het – in breedste zin – begeleiden van het kind. Is het niet allereerst zaak om te herontdekken welke plaats een kind voor en bij God inneemt? Is vervolgens een herijken van normen en waarden in en bij de opvoeding en verzorging van het kind niet van uiterst belang? Vergeten we bij dit alles niet de noodzaak van een doordrongen zijn van wat christen-zijn volgens Gods Woord inhoudt. Dit alles zal een kritisch toetsen aan Gods Woord van welke oorzaak, diagnose en aanpak ook tot gevolg hebben.

Hoe God het kind ziet

Psalm 127 laat in het derde vers weten, dat kinderen een erfdeel van God zijn en in het Woord blijkt, dat zij voor Hem een bijzondere plaats innemen. Met name in het Nieuwe Testament staan prachtige voorbeelden die laten zien hoe Hij in Jezus zijn grote liefde voor het kind uit en dat specifiek in relatie tot Zijn Koninkrijk. In Mattheüs 18 wordt vanaf vers 1 door Jezus de plaats van het kind glashelder aangegeven. Er wordt daar niet alleen gezegd het kind te ontvangen in Zijn naam, maar ook gewaarschuwd het kind niet tot zonde te verleiden. Degene die dat weldoet, kan beter een molensteen om zijn hals gehangen krijgen en verzwolgen worden in de diepte van de zee! De engelen van kinderen, zegt vers 10, zien voortdurend het aangezicht van de Vader. Zegt dit niet voldoende van de positie die het kind voor God inneemt? Het hart van God voor het kind spreekt duidelijk in het verlangen van Jezus om het kind te zegenen: [l]aat de kinderen tot Mij komen, verhindert ze niet; want voor zodanigen is het Koninkrijk Gods (Matt19:13). Hij neemt hen daarbij zelfs in zijn armen (Marc10:16). In zijn oproep aan volwassenen om te worden als een kind (Matt 18:3), maakt Hij het kind tot toonbeeld! Tot slot nog een woord van Jezus: [u]it de mond van kleine kinderen en zuigelingen hebt Gij lof bereid (Matt 21:16). Plaats tegen de achtergrond van deze bemoedigende, troostrijke en beloftevolle woorden nu het kind met een probleem…

Een veilige plaats bij God en… op de school?

Als het kind voor God een dusdanige bijzondere plaats inneemt, mag en moet de ouder dan niet tenvolle rekenen op de hulp, steun en leiding van God in ondermeer probleemsituaties rond het kind? Belangrijk is hier je als ouder rekenschap te geven van de verhouding tot God. De Bijbel geeft immers aan, dat velen Heere Here zeggen, terwijl zij amper of geen relatie met Hem hebben. Wanneer de zekerheid van het geloof in Jezus Christus bevestigd kan worden, dan blijkt helaas vaak, dat Hij in de concrete noodsituatie nauwelijks, dan wel tenminste met ongeloof als de Almachtige wordt gezien. Oswald Chambers geeft terecht aan, dat daaromde meesten van ons zulke treurige voorbeelden van het christendom zijn’ en koppelt dit aan onze overgave aan Jezus Christus.1 Is Hij waarachtig ons fundament en onze bron in en voor heel ons leven? Is Zijn Woord richtsnoer en maatstaf in ons handelen en omgaan met elkaar én met ons kind? Zeker is, dat God past op het kind dat Hem wordt toevertrouwd. Hij maakt zijn beloften waar. Bij Hem is er een voor het kind veilige plek. Dit ontslaat je als ouder echter niet van je door God gegeven verantwoordelijkheid voor het kind, niet als het gaat om de plaats van het kind binnen het eigen gezin en niet bij het noodzakelijk uit handen moeten geven van verantwoordelijkheid voor het kind aan de school. Is de school van uw kind voor dat kind een veilige plaats? In het bijzonder als het kind een ‘probleemkind’ is? Is de school niet alleen in naam een christelijke school, maar daadwerkelijk gefundeerd op Jezus Christus en Zijn Woord? Is dit merkbaar in niet alleen de lessen, maar ook in de benadering en begeleiding van het kind? Past u op uw kind en… wordt er op uw kind gepast? Hier laten helaas veel christenouders steken vallen, zij bekommeren zich niet of nauwelijks meer om de identiteit – en dus de concrete setting – van de school in de praktijk. 

Inroepen van hulp

Als het gaat om het probleemkind, mag je als christenouder rekenen op God. Dit behoeft allerminst het inroepen van professionele hulp uit te sluiten. Zorgvuldigheid is daarbij echter niet alleen van belang ten aanzien van een te stellen diagnose, mogelijke therapie en medicatie, maar sowieso ten aanzien van de geboden hulp op zich. Veel van de aangeboden hulp – zelfs van christelijke zijde – is nadrukkelijk te bevragen. Er blijken meer dan 250 psychotherapieën te zijn waarvan een heel groot gedeelte duidelijk occulte wortels heeft. Veel therapeuten schuwen in combinatie met de door hen aangeboden therapie alternatieve (lees occulte) geneeswijzen niet. Wenselijk is, dat een en ander duidelijk vanuit christelijk perspectief wordt ingevuld en getoetst. Er moet namelijk helaas geconstateerd worden, dat veel vormen van therapie zich qua oorsprong of uiting niet laten verenigen met het christelijk geloof en het kind (én ouder) eerder dieper in de problemen brengen. De meeste vormen van therapie, ook als het gaat om de problematiek van ontwikkelingsstoornissen, laten niet alleen God buiten beschouwing, maar accentueren louter ‘het zelf’ van, in dit geval, het kind. Daarbij gaan veel therapin – zelfs onder de noemer wetenschappelijk – ook nog eens terug op Oosterse, ronduit occulte bronnen.1 Te veel christenen investeren hun geloof liever in bijvoorbeeld de psycholoog, psychotherapeut en psychiater, dan in een pastorale benadering vanuit God en Zijn Woord. Constateert Selwyn Hughes niet terecht, dat genoemde hulpverleners de mens wel uit elkaar weten te halen, maar vaak niet weer in elkaar weten te zetten, in elk geval niet op een hoger plan weten te brengen.2

Een voorbeeld van een af te wijzen therapie

Een geleidelijk aan steeds meer terrein winnende therapie, is Focussen. Hoewel het binnen het bestek van dit artikel onmogelijk is naar behoren uit te leggen wat dat precies inhoudt, wordt op de oorsprong en op enkele voor zich sprekende aspecten van deze therapie gewezen – op zich voldoende om aan te tonen dat deze therapie als Bijbels onverantwoord door de christen is af te wijzen. De therapie is ontwikkeld door de Amerikaanse psycholoog, filosoof en oprichter van ‘The Focusing Institute’, Eugene Gendlin. Onderzoek toont aan, dat de therapie in essentie terug gaat op ten laatste het gedachtegoed van Jung, terwijl (niet alleen1) een geschreven voorwoord door Marilyn Ferguson onbetwist boegbeeld binnen de newage-beweging – in Gendlin’s boek Focusing (Bantam Books 1981) newage-invloeden aantoont. Daarnaast, of in samenhang daarmee, verraadt Focussen een mengeling van yoga en boeddhistische meditatietechniek en neigt het naar een vorm van hypnotherapie ((auto= zelf) hypnose). Verder maakt onderzoek ondubbelzinnig duidelijk, dat veel ‘ingewijde’ therapeuten (waaronder reguliere psychologen, psychotherapeuten etc.) in hun praktijk de therapie combineren en/of aanvullen met een variëteit van alternatieve, als occult te benoemen behandelmethoden zoals mindfulness, regressietherapie, Reiki etc. Sommige focustherapeuten ‘beschouwen’ Gendlin als een soort goeroe.2 In de focustherapie concentreert de cliënt zich, volgens een uitgewerkte methodiek (stappen), op een innerlijk opgeroepen gevoel: felt sence (felt meaning). Het gaat daarbij om een naar binnen richten van de aandacht voor wat er lijfelijk in je omgaat. Er wordt gesteld, dat Focussen zo toegang geeft tot ‘de wijsheid van je lichaam’.3 Die innerlijke wijsheid wordt ook wel ‘Het Ware Zelf’ genoemd. Gendlin spreekt hier ook over ‘the still, small voice en daarmee zijn we op het spoor van Gendlin terug4 bij Jung met the Self, het Zelf. In de focustherapie staat zelfverwerkelijking centraal.5 Er moet bij focussen ten aanzien van ‘felt sence’ de vraag gesteld worden waarmee degene die focust nu werkelijk in contact komt. Als we Gods Woord horen getuigen, dat in de mens zelf geen goed woont en Paulus spreekt van ‘ik ellendige mens’ en daarbij het lichaam benoemt als ‘lichaam dezes doods’ (Rom 7:24), is zondermeer voor de christen de focustherapie al geen begaanbare weg. De gezindheid van het vlees is… de dood (Rom 8:6). Is het niet mogelijk, meer dan zeer waarschijnlijk zelfs, dat – helemaal wanneer de ervaring van ‘felt sence’ binnen focussen een religieuze dimensie wordt toegekend1de cliënt een ervaring meemaakt vanuit de duisternis? Er is nu eenmaal geen neutraal gebied, het is of van God, of van de duisternis.2 Laten we hier onbehandeld de plaats die erin deze therapie, in navolging van Jung, gegeven wordt aan de duiding van dromen. De occulte interesse van Jung is algemeen bekend.3

Onderzoek rond de focustherapie laat hier meer duidelijke verwantschap zien. De focustherapie raakt, evenals Jung, de weg van introspectie en dat kan een gevaarlijke weg zijn en is zeker voor de christen geen weg om tot gezondheid te komen. Inmiddels blijkt de therapie al meer haar plek binnen de school te vinden, of probeert die juist te winnen. Ten aanzien van de gedachte– en materiaalontwikkeling rond focussen en het kind levert de Nederlandse therapeute Marta Stapert een belangrijke bijdrage en dat niet enkel voor ons land, maar wereldwijd via ‘The Focusing Institute’ van Gendlin. Haar materiaal laat zien, dat de feitelijke aanpak en uitwerking van de therapie voor het kind en voor volwassenen slechts in zoverre verschilt, dat de therapie op de ervaringswereld van het kind is/wordt aangepast. Stappen en het doel – het komen tot ‘felt sence’ – blijven hetzelfde. Naast het kind probeert men vanuit de focus-ideologie tegelijk het betrokken onderwijzend personeel niet alleen voor de focustherapie te winnen, maar ook tot focustherapeuten te scholen. Het gaat zelfs zover, dat heel het schoolgebeuren in de focus-ideologie wordt ingebed. Het gaat zelfs nóg verder. Als echte ‘evangelisten’ probeert men ook het thuisfront voor de focustherapie te strikken.1 Als het bij de focustherapie, zoals aangegeven, om een Bijbels te verwerpen therapie gaat, die duidelijk antiBijbels en dus duistere achtergronden heeft, laat het gevolg zich raden. Vandaar nogmaals: pas op uw kind. Moet die oproep niet uitgebreid worden met: Pas op uzelf! Pas op de school! Focussen? Ja, maar dan alleen op de Leidsman en Voleinder van het geloof, Jezus Christus! Hij en Hij alleen geeft volkomen betekenis aan het leven. Hij roept daarbij niet op te proberen je leven – je ik – te behouden, maar juist te verliezen.

Tot slot

Het mag en moet voor de christenouder en opvoeder duidelijk zijn, dat bepaalde uitingen genoemd als horend bij bepaalde ontwikkelingsstoornissen, onder andere zelfmutilatie, anorexia, het horen van stemmen etc. een duidelijke geestelijke achtergrond kunnen hebben en als zodanig benaderd en behandeld moeten worden. Wanneer de gemeente van Jezus Christus aan de Bijbel gehoorzaam zou zijn, zou zij ook in de zaak van het probleemkind de vindplaats van heil zijn. Er is hier veel aan terrein terug te winnen! Laat het laatste woord inzake de problematiek van gedrags- ontwikkelingsstoornissen niet over aan de wereld (het wordt tijd dat de gemeente weer vindplaats van heil is!), maar zoek als christenouder, pedagoog en pastor etc. naar Gods leiding en wijsheid op basis van Zijn Woord voor en naar een juiste benoeming en aanpak, en dat vanuit het geloof en vertrouwen dat het kind Hem kostbaar en waardevol is! Pas op het kind!

 drs. J. G. Hoekstra

 

 

1 ADHD is de afkorting voor Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder = aandachtstekort/hyperactiviteitstoornis, waarbij het ‘aandachtstekort’ doelt op concentratiegebrek en ADD is de afkorting voor Attention Deficit Disorder en wordt beschouwd als één van de subtypes van ADHD. Als onderscheid tussen de beide genoemde vormen wordt aangegeven, dat kinderen met ADHD in hun gedrag hyperactief zijn en kinderen met ADD eerder passief. Het heet dat de laatste groep niet snel herkend zal worden omdat ze minder opvallen door lastig gedrag.

2  PDD-NOS is de afkorting voor Pervasive Developmental Disorder-NotOtherwise Specified. Het woord ‘pervasive’ kent in de Nederlandse taal geen echt gelijkwaardig begrip en dient in deze context te worden vertaald met ‘in alles (d.w.z. alle delen van de hersenen) doordringend‘. PDD-NOS is een ontwikkelingsstoornis.

3  Dyslexie komt soms tegelijk voor bij kinderen met ADHD ofPDD-NOS.

4  ODD is de afkorting voor Oppositional Defiant Disorder = oppositioneel-opstandige gedragsstoornis. De ontwikkelingsstoornis ODD wordt gekenmerkt door twee problemen: agressiviteit en de neiging anderen opzettelijk lastig te vallen. CD staat voor Conduct Disorders en is een antisociale gedragsstoornis. Samen worden deze gedragsstoornissen ook wel disruptieve stoornissen genoemd (DBD wat staat voor Disruptive Behavior Disorder). Soms is een combinatie van ODD met ADHD mogelijk – ODD lijkt sowieso veel op ADHD. Ligt bij de ADHD de nadruk op impulsiviteit, bij ODD ligt de nadruk op agressiviteit.

1  In Engeland is Ritalin intussen verboden en wordt het geclassificeerd als verslavend middel. Er wordt zelfs gesuggereerd dat zelfmoord een gevaar is bij het afkicken. Ook zou het diverse negatieve lichamelijke bijwerkingen kunnen hebben. Het zou bijvoorbeeld anorexia kunnen veroorzaken, tot denkstoornissen kunnen leiden, hartritmestoringenkunnen veroorzaken en het kind in de groei belemmeren (vgl. pag. 8 van het rapport van de Citizens Commission on Human Rights De Gevaren van Psychiatrische Drugs’ – vertaling en Nederlandse cijfers Nederlands Comité voor de Rechten van de Mens, 2005.)

2  Het door wie, hoe en van waaruit.

1  Oswald Chambers, Geheel voor Hem, Uitgeverij Ten Have, Baarn 1966, pag. 70.

1  Vgl. J.W. Becker e.a., Secularisatie en alternatieve zingeving in Nederland,Sociale en CultureleStudies – 24,Sociaal en

Cultureel Planbureau/ Vuga Uitg. Den Haag, 1997, pag. 24. Zie ook Els Nannen,Psychologie – Waardevrij?, Bijbel&Onderwijs 28 oktober 2008.

2  Selwyn Hughes,Every Day with Jesus,Daily devotional, Jan/Feb; CWR, WaverlyHouse, Farnham,Surrey UK.

1  De focustherapie haakt b.v. – vanuit met name de newage-visie – vaak en gretig in op de functie van de twee hersenhelften.

2  Prof. dr. Mia Leijssen, psychotherapeut en hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Leuven noemt Gendlin in één van haaartikelen ‘meester’ – vgl. Mia Leijssen, Focussen als innerlijk luisteren, KERN v.z.w. centrum voor psychotherapie erelatievorming, maart 2008, pag. 9.

3  Vgl. o.a.Mia Leijssen, ibid.,pag. 6.

4  Dit spoor loopt terug via Rogers met theactualizing tendency, Maslow met the self-actualizing tendency en Emerson met the Over-Soul.

5  Zie E. T.Gendlin, Focusing-oriented psychotherapy: A manual of the experiential method,Guilford Press, New York 1996,

pag. 21,22. Gendlin zegt: ‘…when a person’s central core or inward self expands…it strengthens and develops, the I” becomestronger’. Dat staat haaks op de Bijbelse boodschap waar juist het sterven aan het ik benadrukt wordt.

1  De therapeut Egbert Monsuur van Integro Hardenberg stelde in een persoonlijk gesprek: ’Het is een stimulans voor een positievere en dieper gaande spiritualiteit. En vgl. Elfie Hinterkopf, Integrating Spirituality in Counseling: A Manual for Usingthe Experiential Focusing Method, the American Counseling Association,Baltimore, hoofdstuk 7.

2  Vgl. M. Dieperink, Jezus of de Goeroe? Kok, Kampen, pag. 81.

3  C.G. Jung, Herinneringen, dromen, gedachten, Van Loghum Slaterus, Arnhem 1963.

1  Een niet bij name te noemen praktijk probeert zelfs ook kerken voor de therapie te winnen onder de noemer ‘partners in pastoraat’. Dus: pas op de kerk!

 

 

Het praktisch maken van geloof voor kinderen tot zes jaar.

Hoe vanzelfsprekend is het nog dat je kinderen een geloofsopvoeding meegeeft? Wil je aan de opvoeding een dimensie toevoegen, namelijk ‘geloof’, vraagt het een bewuste keuze. Tegelijk voel je de handelingsverlegenheid om het concreet gestalte te geven. Wij worden als christenen min of meer een uitzondering en ook het christelijk onderwijs is niet overal per se christelijk meer. Het valt op, dat op algemeen-christelijke scholen niet alle kinderen vanzelfsprekend naar de kerk of gemeente gaan. In dit artikel bekijken we hoe we de toevoeging ‘geloof’ aan de opvoeding kunnen meegeven.

Ter Horst
Hoogleraar Pedagogiek Wim ter Horst, die in 2018 overleed, geeft in één van zijn boeken aan dat je de geloofsopvoeding kunt vergelijken met een Fries gezin dat naar Brabant is verhuisd. De ouders willen, dat de kinderen de taal van hun voorgeslacht leren spreken. Tot hun verbijstering gaat dat niet meer zo vanzelfsprekend. Je moet het ook nog opzettelijk en tactisch weten aan te pakken. Zelf zijn ze in een Fries sprekende gemeenschap groot geworden. Iedereen sprak er Fries. Maar nu is het anders. Als de kinderen naar school gaan, komen de problemen. Ze gaan Brabantse woorden gebruiken en hun tongval blijft ook niet hetzelfde. Willen de ouders hun kinderen ook de taal van hun voorgeslacht meegeven, dan zijn er systematisch een aantal dingen nodig. Alleen maar Fries spreken en aannemen, dat de kinderen het ook wel zullen gaan doen, werkt niet in Brabant. Ze zullen de moeite moeten doen ergens een Fries sprekende gemeenschap op te zoeken of zelf te vormen. Een gemeenschap waar ze zich thuis voelen en waar de kinderen het ook fijn hebben. Want alleen thuis een taal leren, zonder hem te gebruiken buiten de deur, gaat niet. Uit deze manke vergelijking spreken drie kernwoorden: opzettelijk, systematisch en gemeenschap. Het artikel is opgebouwd uit deze drie begrippen en beperkt zich tot de geloofsopvoeding bij jonge kinderen tot zes jaar oud.

Vorming in de thuisbasis
De opzettelijkheid van de geloofsopvoeding begint met het gezin te zien als belangrijke oefenplaats waar het moet gebeuren. In het klassieke gezin verdiende vader de kost en moeder zorgde voor het huishouden. Dat is nu veranderd. En het aantal één-ouder-gezinnen neemt toe. Kunnen we dat nog wel zo stellen, dat het gezin voor de geloofsopvoeding de belangrijkste plaats is? Laten we het woord ‘gezin’ vervangen door ‘thuis’. Thuis is de plaats waar je je geborgen mag weten en waar je thuis mag komen zonder voorwaarden en oordelen. Daar ligt de hoofdverantwoordelijkheid voor de geloofsopvoeding.
In Efeziërs 6:1 worden kinderen erop aangesproken, dat ze de Heere Jezus gehoorzamen:
Kinderen weest uw ouders gehoorzaam in de Heere, want dat is recht.
Wie ouders eert en gehoorzaamt, laat daarmee zien dat hij Christus eert en gehoorzaamt. ‘Eren’ is gewicht toekennen, je ouders belangrijk vinden. En ze zijn belangrijk, omdat God hen aan je gegeven heeft. Ouders zijn niet belangrijk, omdat ze zo geschikt zijn je op je wenken te bedienen. Theoloog Nico van der Voet wijst er in een artikel op dat wie zijn ouders gewicht toekent, niet alleen geïnteresseerd is in het geld dat ze verstrekken of de cadeaus die ze toestoppen. In de Bijbel hoort bij de goede omgang tussen kinderen en ouders, dat de kinderen luisteren naar het onderricht van de ouders, de vorming. Als het goed is, is die levenswijsheid geloofswijsheid. Kinderen, ook jonge kinderen, horen ook met respect over ouders te denken en te spreken. De Bijbel verwacht van kinderen, dat ze hun ouders liefhebben en trouw zijn. Liefde tussen ouders en kinderen hoort onvoorwaardelijk trouw te zijn. Trouw is een kernwaarde bij het veilig stellen van de thuisbasis.

Bekend maken met de Bijbel
De systematiek aanbrengen in de geloofsopvoeding leren we vooral bij David Cloud.

Het behoud van kinderen: hoe te voorkomen dat kinderen ten prooi vallen aan de wereld, door David Cloud.

Door kinderen bekend te maken met Gods Woord leggen we de basis voor het kunnen gaan geloven. Paulus wijst ons erop in Romeinen 10: 17, dat het geloof uit het horen is, en het horen door het Woord van God. Het Woord mag bezinken in hart en ziel en iemands leven doordringen. Voor jonge kinderen kun je Gods Woord vertellen, zingen of voorlezen. Door gebruik van de Bijbel draag je het ontzag voor Gods Woord over. Je kunt ook vertellen, dat God altijd bij je is. God is een echte Persoon die deel uitmaakt van je gezin. Het kweken van gewoontes is iets dat kinderen altijd bij blijft. Een vaste tijd nemen om samen met de kinderen in de Bijbel te lezen, is belangrijk. Dat kan aan tafel, maar ook de tijd rond het naar bed gaan kan heel waardevol zijn. In elk geval op een moment dat er rust en aandacht is. Zo slijpen gewoontes in en vormen een onderdeel van de gezinscultuur. Een kind wil gezien worden. Als dat gebeurt, weten we uit de neuropsychologie, worden de hersenen geopend voor de (blijde) boodschap die wordt gedeeld. 

De systematiek zit ‘m ook vooral in het consequent zijn in handelingen en gebruiken. Dat betekent concreet ‘gezinsmomenten’ inplannen die dienst kunnen doen als rituelen. Voor het naar bed gaan is het zingen of uitspreken van een vast gebed belangrijk. Het kind gaat al snel meezingen of de laatste woordjes zeggen. Zo wordt het iets vertrouwds om op terug te vallen. Later kun je dingen bidden die begrijpelijk zijn voor het kind, uit de eigen belevingswereld met eenvoudige woorden. Als een kind zelf bidt, kun je verrast en ontroerd worden door hun onwrikbaar geloofsvertrouwen. Het is ook een manier om teksten beter te onthouden. Zingen maakt blij en rustig en het kind leert lofprijzen.
Als het goed is heeft de kerk ook een rol in de geloofsopvoeding. Eenvoudige liederen met Bijbelteksten planten Gods Woord in het kinderhart. Via crèche, kindermomenten tijdens de dienst en voor de wat oudere kinderen de preek, kan een kind veel leren. En ze merken ook dat geloven iets is dat je samen in relatie en gemeenschap beleeft en belijdt.

Overdracht in relatie vormt gezinskapitaal
De kant van gemeenschap vinden we terug bij het gegeven, dat geloven een relationele basis heeft. Bij geloven hoort een gemeenschap. Geloofsopvoeding is het overdragen van het geloof in God en de Heere Jezus. Geloven is een relatie van liefde en vertrouwen. Kinderen kunnen zo’n relatie ervaren zonder dat ze alles zullen begrijpen. Ouders kunnen al vanaf heel jonge leeftijd een rol spelen bij het ontwikkelen van geloof. Volgens Ter Horst is geloofsopvoeding “alle invloed die het kind helpt om persoonlijk met de Heere in de wereld te leven”.De overdracht van de persoonlijke relatie van de ouders met God heeft grote invloed op de wijze waarop het kind op God zal reageren. Jonge kinderen nemen nog alles wat wordt verteld voor waar aan. Het kind stelt nog geen kritische vragen over het bestaan van God en de wonderen uit de Bijbel. Ze zijn beïnvloedbaar. Kinderen geloven zonder te twijfelen. Aan de opvoeder de taak om te zorgen dat ze het bijbels evangelie te horen krijgen, zodat ze dat gaan geloven. Het jonge kind heeft een leeftijd waar veel kansen liggen, juist door de openheid van de kinderen in die leeftijd kun je al veel meegeven. Ook de overdracht door het persoonlijke geloofsleven van de ouders is belangrijk. Wat dragen we bewust en ook onbewust over op onze kinderen? Het kan confronterend zijn om daarover na te denken, bijvoorbeeld uit je blijdschap of bezorgdheid? Heb je een houding van geven of juist nemen? Praat je positief of juist negatief over anderen na een verjaardag of visite? Hoe spreken we over de kerk, over de gemeente en over God? Dat bepaalt hoe onze kinderen straks over kerk, gemeente-zijn en over de Heere denken. In de coronaperiode was er een peuter die al kleurend meeluisterde met de livestream van de kerk. Opeens zei ze: “Kijk, dat is God!” (wijzend naar de dominee). De moeder stelde al snel, dat het de dominee was. Waarop de peuter antwoordde: “Nee hoor, hij zei net: ‘Ik ben de Heere uw God!’” Terwijl de ouders dachten, dat het kind van drie gefocust was op het kleuren, kreeg ze toch dingen mee. Bijna alles in het leven leren kinderen door af te kijken. Als ouder ben je degene bij wie ze het meeste kunnen afkijken, naast woorden zijn het gestolde beelden. Datzelfde geldt voor een juf of meester in school. Zo leren kinderen ‘het dialect’ spreken dat bij de geloofstaal hoort.
Wat van belang is in de gemeenschap van het gezin is verbondenheid. Het is één van de drie psychologische basisbehoeften van de mens (naast competentie en autonomie). Verbondenheid gaat over het wij-gevoel ervaren, erbij horen, welkom zijn, mee mogen doen, warme relaties opbouwen in een positief en veilig klimaat. Het gevoel van verbondenheid wordt versterkt door ouders die beschikbaar zijn en door zorgzaam, respectvol en waarderend om te gaan met je kind(eren). Oprecht luisteren zorgt voor verdieping van het contact. Echt luisteren is open staan voor het verhaal of mening van de ander.
Door echt naar kinderen te luisteren, leren ze dat wat ze zeggen ertoe doet, luisteren geeft ook erkenning aan gevoelens. De beleving in het gezin, de gemeenschap er te mogen zijn zoals God het bedoelt, geeft gezinskapitaal, dat is opgeteld sociaal kapitaal, het mogen weten een geliefd kind van God te mogen zijn. Dat maakt oprecht enthousiast. Dat betekent letterlijk ‘in God’ zijn (Grieks: en theou/theos), vol zijn van Hem. Over die volheid heeft Paulus het, als hij vermeldt in Romeinen 12:11 dat we ‘vurig van geest’ mogen zijn, in de Nieuwe Vertaling staat: Laat uw enthousiasme niet bekoelen, maar laat u aanvuren door de Geest. Dat brengt ons tot het gebed voor de jeugd wat verder strekt dan de leeftijd tot zes jaar (overgenomen uit de Hervormde Kerkbode uit Veenendaal PKN):

Heilige God en Vader,
wij mogen bij U komen met alles wat ons raakt en bezighoudt.
Wij willen onze kinderen aan U opdragen: de kinderen in onze gezinnen,
onze kerk en onze stad of ons dorp.
Dank, dat U ze aan ons hebt toevertrouwd.
Dank voor wie ze zijn, in wat ze ons geven.
Wij bidden voor hen thuis, op school en waar ze ook zijn,
voor gezondheid, vrienden en voor blijdschap.
We vragen om weerbaarheid
en bescherming tegen verleidingen.
Vergeef ons, waarin we met elkaar tekortschieten.
Leer ons om oog te hebben voor hun talenten.
Geef een luisterend oor voor hun verhalen;
Een open hart om van hen te houden.
Geef wijsheid en liefde,
opdat ze U leren kennen als hun Schepper en Verlosser.
Wij willen Uw Naam groot maken
dat wij dit mogen bidden in de naam van Jezus,
die de Weg, de Waarheid en het Leven is.
Amen!

dr. Hans Bakker

 

Literatuurlijst
Cloud, D. (2010). Keeping the kids. Port Huron: Way of Life Literature.
https://www.wayoflife.org/reports/teachingchildrentohavebiblereading.html. Geraadpleegd op 26 oktober 2022.
Biesta, G. (2018).
Tijd voor Pedagogiek (oratie). Utrecht: Universiteit voor Humanistiek.
Bos, M. van den, (2016).
Aan de keukentafel, creatieve gezinsmomenten met de Bijbel. Leeuwarden: Jongbloed.
Horst, W, ter (1993). Christelijke geloofsopvoeding. Kampen: Kok.
Horst, W. ter (2008).
Wijs me de weg. Kampen: Kok.
Voet, N.C. van der (2020). Een zegen van ouders; Geloofwaardig opvoeden.
Via internet: www.nicovandervoet.nl. Geraadpleegd op 24 oktober 2022.

 

 

De smurfen zijn stripfiguren en bedacht door een Belgische striptekenaar. In 1959 kregen de smurfen hun eerste stripreeks en later volgden tekenfilmseries en films. Hoewel hier niet echt artikelen over zijn te vinden, geeft Wikipedia wel voldoende informatie om te kunnen beoordelen of de smurfen passen in een christelijk huis of niet. Als je het verhaal en een paar bekende figuren uit de serie onder de loep neemt, wordt al snel duidelijk dat dit niet het geval is. Neem bijvoorbeeld de volgende informatie die te vinden is op Wikipedia:

De grootste vijand van de Smurfen is de tovenaar Gargamel, die samen met zijn kat Azraël op een plek elders in het bos woont. Gargamel probeert voortdurend de Smurfen te vangen, zodat hij ze kan gebruiken voor zijn eigen magische experimenten. Bovendien wil hij vanwege zijn eerdere nederlagen wraak op ze nemen. (https://nl.wikipedia.org/wiki/De_Smurfen)

Gargamel is dus een kwaadaardige tovenaar. Hij is bovendien op zoek naar de steen der wijzen. Bij één van zijn eerste pogingen om bij het smurfendorp te kunnen komen, maakte hij van klei de eerste vrouwelijke Smurf, de Smurfin, die hij naar het smurfendorp stuurde om haar daar zoveel mogelijk onheil aan te laten richten. Maar Grote Smurf , de leider van de smurfen, wist de Smurfin te transformeren tot een mooie dame, waarna de smurfen haar in hun harten sloten. 

Op het personage Gargamel is kritiek gekomen, omdat men er een karikatuur in zag van de Joden inclusief de slechte eigenschappen die men wel aan deze bevolkingsgroep toeschreef. Gargamel heeft namelijk een stereotiepe grote neus, een voorliefde voor goud en een ontzettende hebzucht. Verder is de naam Azrael (de kat van Gargamel ) in de Joodse en islamitische overlevering de naam van de “engel van de dood” . 

Grote Smurf is ook een bedenkelijk figuur. Hij heeft als enige een rode muts op en geniet veel gezag. Hij neemt bijna altijd in zijn eentje de belangrijke beslissingen. Hij heeft een laboratorium (met op de deur het opschrift “Verboden te smurfen”) in het Smurfendorp met daarin allerlei toverboeken, zodat hij kan wedijveren met tovenaar Gargamel. De Grote Smurf kan zijn toverkracht ook gebruiken om de smurfen een wijze les te leren, als zij strijd met elkaar hebben of als de eenheid in het Smurfendorp in gevaar is (https://nl.wikipedia.org/wiki/Grote Smurf).

Volgens de Franse socioloog Antoine Buéno zijn de stripverhalen over de smurfen  doordrenkt met racistische propaganda en verheerlijken ze een totalitaire samenleving. Hij ziet de Grote Smurf als een autoritaire figuur, vergelijkbaar met Marx en Lenin. Grote Smurf verbiedt privébezit en dwingt de smurfen te leven in een collectivistische samenleving die is gericht op zelfvoorziening op gebied van energie en voedsel. Buéno ziet hierin het verheerlijken van een communistisch ideaal (https://kloptdatwel.nl/2011/08/03/zijn-smurfen-anti-semitisch-en-racistisch/). In een boekje van hem over de smurfen gaat hij nog verder met zijn vergelijkingen. Of je alles zover kunt doortrekken, is de vraag, maar als je je meer gaat verdiepen en inlezen in het verhaal van de smurfen, kan duidelijk worden gesteld dat Grote Smurf, die in het dorp veel gezag geniet, neergezet wordt als een soort god. Hij moet de smurfen steeds behoeden voor het kwaad, hen redden en hij heeft als enige alle wijsheid in pacht en toegang tot het laboratorium. Daarnaast speelt magie, hoe onschuldig dit ook gebracht wordt, een grote rol. En op een zogenaamd ‘grappige’ manier sluipt het occulte d.m.v. namen en legendes binnen.

Afstand nemen
Wie de Heere Jezus kent, zal onder belijdenis afstand moeten nemen van een dergelijk hobby. Het is geen goed getuigenis t.o.v. anderen. In 1Thess 5: 21 en 22 staat, dat we ons hebben te onthouden van elke vorm van kwaad.

 

 

Inleiding

Het waren mannen van naam die in het bestuur zaten van de lokale protestantse christelijke scholenvereniging. Allen waren actief betrokken bij een eigen kerkelijke gemeente en sommigen landelijke bekend met een goed christelijk getuigenis. De tijd is eind jaren zestig en ‘hun’ eerste school was 50 jaar daarvoor opgezet en vernoemd naar de toen heersende koningin Wilhelmina. Die school was opgericht na de grondwetswijziging van 1917 die in artikel 23 het bestaansrecht van christelijke scholen had geregeld. Inmiddels waren er 9 scholen en de tijd is eind jaren zestig als een nieuwe woonwijk in voorbereiding is waar ook een christelijke school gebouwd gaat worden. De eerste directeur en motor van deze school had niet alleen een hart voor kinderen, maar zou gedurende zijn arbeidzame leven regelmatig op zondag voorgaan in evangelische gemeenten. Hoewel de school protestants-christelijk was opgezet, stond zij open voor alle leerlingen uit de nieuwe wijk. De leraren en leraressen hadden een levende relatie met hun Heere Jezus Christus en zo kon het voorkomen, dat een juf ‘geroepen werd om de zending in te gaan’. In de volksmond kreeg de school al snel de naam van evangelische school. In dit artikel deel ik ervaringen uit een gesprek met een leerkracht die 40 jaar op deze school lesgaf. Ik doe het anoniem, omdat er misschien algemene punten uit te leren zijn en ook vanwege een stukje privacy. Lees a.u.b. deze boeiende beschouwing!

Lesgeven in de kleuterklas

Eerste schooldag

De kleuterklas, tegenwoordig noemen we dat groep 1 en 2, is een vak apart. Daarom was er eerder een aparte opleiding, de kweekschool, voor de juf die hier les wilde geven en daardoor ook een aparte school: de kleuterschool. De school werd ook wel bewaarschool of fröbelschool genoemd naar de Duitse pedagoog Friedrich Fröbel. Hij is ook de bedenker van de term ‘Kindergarten’ (een tuin waar kinderen konden spelen en opgroeien als kool), introduceerde ‘zelf ontdekkend leren’, het moest leuk zijn met inspiratie uit de natuur en schepping. We zien hierin pedagogische grondslagen waarin humanisme al doorklinkt. Wat belangrijk om een christelijke juf te hebben waar je je kinderen aan toevertrouwt.

De taak van de juf was veelmeer verzorgend, zoals van een moeder, in plaats van lesgevend. Kinderen moesten geholpen worden met jasjes aandoen, eten en drinken, veters strikken, naar het toilet gaan. Door de inzet van moeders in het arbeidsproces werd de schoolvervroeging in de jaren zeventig doorgezet met facultatieve peuterspeelzalen en dat is tegenwoordig voor- en naschoolse opvang en kinderdagverblijf. Door kinderen vroeg naar een kleuterschool te sturen werden eerder sociale vaardigheden ontwikkeld. Dit wordt ook door de meeste christelijke ouders als wenselijk gezien. Sommige kinderen zijn daar al aan toe, anderen nog helemaal niet. Het karakter van kinderen is heel verschillend. Er wordt groepsgedrag aangeleerd in de kleuterklas en dat is heel wat anders dan omgaan met eigen broertjes of zusjes en kan haaks staan op thuis en op de Bijbelse waarden. De hechtingsband met moeder en vader, maar ook met broertjes en zusjes komt soms onvoldoende tot ontwikkeling. Het gezin komt losser te staan in de onderlinge relaties. Dit heeft grote gevolgen in latere jaren en dan is de toename in echtscheidingen daar nog bijgekomen.

Iedere groep zit in een ander ontwikkelingsfase en vraagt een andere aanpak

We hebben de kleutergroep al genoemd. Daarna komt groep 3 en 4. Dit vind ik zelf misschien wel de mooiste leeftijd op de basisschool. Kinderen ontdekken letters en leren lezen en schrijven. Daarmee gaat een hele wereld voor hen open. Het is een fase van verbazing, verwondering en verdere ontdekking waardoor het bewustzijn groeit. Door te lezen kunnen ze zelf in een verhaal kruipen, dit meemaken zonder van tevoren te weten hoe het afloopt. Ze komen daardoor ook in de denkwereld van volwassenen binnen. De keuze van wat ze lezen is daarbij heel belangrijk. Kies dus heel bewust wat het kind leest, zodat een introductie in de Bijbelse denkwereld plaatsvindt. In groep 5 en 6 vindt verdere verdieping plaats. Het kind krijgt aandacht voor (zak)geld, voor het begrip tijd, is zich bewust van de omgeving, vormt eigen meningen en komt tot een oordeel. Dit zijn echt de jaren om Bijbelse fundamenten in te prenten zeker op het gebied van moraliteit. Wat is goed en wat is kwaad. In plaats van op de Bijbel gefundeerde waarheden te onderwijzen worden tegenwoordig zaken als milieu, gelijkheid, non-discriminatie en dierenleed aan de kinderen geleerd. In plaats van de morele verontwaardiging zoals God naar de wereld kijkt, komen daar andere surrogaat denkbeelden te staan. De beeldcultuur verdringt daarbij steeds meer de leescultuur. In groep 7 en 8 komt de (pré)pubertijd naar voren met name bij meisjes. Een meester is dan meestal de beste keus voor het laatste jaar. Iemand met een duidelijk gezag waar jongens zich aan kunnen spiegelen en meisjes naar willen luisteren. Er is een sterke oriëntatie op eigen leeftijdsgenoten en ook dienen schoolkeuzes zich aan die een vergaande invloed op het leven zullen hebben. Het is heel belangrijk om hierbij af te stemmen met ouders en aan het kind duidelijk te maken dat God talenten heeft gegeven die ontwikkeld mogen worden.

Het belang van een veilige omgeving

Schoolschaatsen in groep 8

De kerntaak op school is het geven van onderricht. Opvoeding komt daarbij, maar is niet de primaire taak. Is een leraar in staat en bereid om een opvoedkundige taak te verrichten en tot op welke hoogte kan dat? Probleemgedrag op school begint bijna altijd met problemen thuis. Eerder deden we nog huisbezoeken, maar dat is nu overal afgeschaft. Ik had een keer een probleemklas. In één klas zaten kinderen van wie de vader op zee zat of alcoholist was of werkte in Azië én een vader die vermoord was. Als kinderen geen veilige en plezierige thuisomgeving hebben dan nemen ze hun problemen mee naar school en die komen tot uiting in het gedrag richting de andere kinderen. Als de leerkracht daar niet goed mee om weet te gaan, loopt het groepsgedrag in de klas helemaal uit de hand. De leerkracht moet weten wat er speelt en mogelijkheden hebben om groepjes in te delen en de zitplaats in het lokaal te bepalen. Door persoonlijke aandacht voor het betrokken kind wordt een relatie opgebouwd waarna ook grenzen kunnen worden aangegeven en ingegrepen bij onwenselijk gedrag. Het uitpraten van problemen is erg belangrijk. In de loop der jaren kwam echtscheiding veel vaker voor. Het effect van een echtscheiding trekt een diep spoor in de emotionele ontwikkeling van het kind. Het leidt bijna altijd tot probleemgedrag. Kinderen kunnen de echtscheiding zelf niet verwerken, krijgen een tweede woonomgeving, een andere ‘ouder’ of de moeder moet werken waardoor het kind nog minder aandacht krijgt. Het is een neergaande spiraal die dikwijls bij de jeugdzorg terecht komt.

Moderne media, hoe ga je daarmee om?

Kinderen van 4 achter de computer

De opkomst van moderne media heb ik meegemaakt. Dat de computer heel behulpzaam kan zijn, daar is iedereen het wel over eens. Toch krijgt de computer vaak een verkeerde plaats. Als kinderen hun taak af hebben, mogen ze dan gaan gamen? Ouders doen dit ook vaak thuis. Pedagogisch is dit helemaal fout. Er zijn zwakke kinderen die op deze manier nooit bij de ‘beloning van het gamen’ komen. De sterke leerlingen gaan sneller en slordiger werken. Daarbij komt de vraag of gamen wel een goede beloning is. Vroeger gingen kinderen de krant lezen voor hun algemene ontwikkeling, daarna kwam het jeugdjournaal en tegenwoordig zitten ze op sociale media. Ze creëren daar hun eigen wereldje. Ze sluiten zich af en dit leidt tot verdere isolatie van het kind. Veel kinderen komen dan in allerlei verslavingen terecht. Vaak zonder dat de ouders daarvan afweten. Met name probleemkinderen die geen fijne, veilige en sociale leefomgeving hebben, komen hierin terecht. Ik vind ouders niet verstandig die hun kinderen op de basisschool al een smartphone geven of een eigen laptop die ze meenemen om bij vriendjes of vriendinnetjes te spelen. Je kunt er bijna zeker van zijn, dat het misgaat. Het ego van het kind is in de loop der tijd in het centrum van de aandacht geplaatst. Moderne media spelen hier een hele grote rol in. De interface tussen mens en machine is allesoverheersend geworden. Door de computers worden onze kinderen geprogrammeerd. Kinderen hebben tegenwoordig een steeds kleinere spanningsboog. Ze kunnen zich niet meer langer richten op een taak of opdracht of luisteren in de les. Ze worden ongeduriger en brengen dat tot uitdrukking in hun houding. De zithouding van kinderen is dermate nonchalant en afwezig waarbij een vraag tot aanpassing leidt tot een onbeschoft verbaal antwoord waaruit blijkt, dat er geen enkel respect meer is voor de leraar of de lerares.

Opa en oma als anker voor de kinderen

Door de jaren heen heb ik de rol van grootouders in de opvoeding zien toenemen. Werd een oma vroeger gezien als iemand die af en toe iets lekkers toestopte, maar waar het kleinkind zelf geen relatie mee ervoer, nu is dat wel anders. Doordat vaak beide ouders werken en grootouders zelf ervoor kiezen om bij hun kinderen in de buurt te gaan wonen, spelen ze vaak een belangrijke rol in de opvoeding: opvang na school, oppasdag, naar zwemles of zelfs af en toe eten koken. Kinderen ervaren daardoor vaak een emotionele band met opa en oma waarbij ook opvoedkundige en zelfs correctieve taken een rol spelen. Bij éénoudergezinnen speelt dat vaak nog sterker. Grootouders kunnen zo nog een christelijke invulling geven aan de opvoeding door Bijbellezen, gebed, liederen ook als de ouders er zelf weinig meer aan doen. Grootouders worden zo een anker voor het geloof.

Beleid op school

Bepalend voor het beleid op school is met name de rol van de directeur. Meestal wordt een managementteam samengesteld met een coördinator voor onder- en bovenbouw. De directeur is meestal ambulant en heeft bijna nooit meer een eigen klas, maar heeft veel coördinerende taken binnen de school en richting het bestuur. Bij ons is altijd een grote mate van vrijheid geweest om invulling te geven aan het christelijke fundament en karakter van de school.

Bij ons op school kregen alle kinderen aan het begin van groep 7 een eigen Bijbel. Daar werd dagelijks in gelezen, zodat als de kinderen van school gingen, ze hun eigen Bijbel mee konden nemen en door konden gaan met het lezen van Gods Woord. We hadden altijd een goede godsdienstmethode die in de hele school werd gebruikt. Daarbij werden bewust de liederen gekozen. Bekende liederen maar ook nieuwe liederen werden aangeleerd. In de klas werden die liederen gezongen en op vrijdag was – en is – er altijd samenzang in de aula waarbij vijf liederen werden gezongen. Ook kinderen uit niet christelijke gezinnen die op school zaten, zongen mee. Het was een vorm van evangelisatie. Zo zag ik op een zondagmorgen een meisje uit mijn klas uit een ongelovig gezin naar een evangelische gemeente fietsen. De Bijbelverhalen en de liederen die spraken haar aan. Alle kinderen keken uit naar het samen zingen en op deze manier kenden de kinderen heel veel liederen als ze de school verlieten. Ik weet zeker, dat deze liederen gedurende hun leven terug zullen komen en tot zegen zullen zijn.

Hoewel de school in een groter verband, en koepelorganisatie, staat, was er altijd veel vrijheid om het eigen beleid te bepalen ook in de aanname van leerkrachten. Niet alleen moest de sollicitant lid van een kerkelijke gemeente zijn, maar ook leven vanuit een relatie met de Heere Jezus. De laatste jaren was men echter minder kritisch in het aannamebeleid. Niet wedergeboren leraren zullen de leerlingen de verkeerde kant optrekken.

Conclusie: een laatste advies 

Is er nog een laatste advies te geven na 40 jaar in het onderwijs te hebben gewerkt. Na een l ange denkpauze komt het antwoord: ”Het begint allemaal in je eigen leven en je relatie met de Heere. Dit geldt voor iedere meester of juf, maar ook voor iedere ouder. Leef ik met Hem, bid ik tot Hem, ontmoet ik Hem dagelijks in zijn Woord? Een mooi compliment dat ik kreeg van een kind in mijn klas was: ”Juf houdt echt van de Heere Jezus”.

Dit zijn mooie woorden om het artikel mee te eindigen. Houd ik echt van de Heere Jezus? Als u deze vraag als ouder, leraar, lerares of grootouder leest, kunt u dan dat beamen? Dan rust er zegen op uw gezin of op uw (zondagschool)klas.

 

W. van der Meer