Waar zijn de wachters?
Intro
Er doet zich in onze tijd een geestelijk ontwikkeling voor die haar weerga niet kent, maar er één is, die bij zorgvuldige bestudering van Gods Woord duidelijk binnen datzelfde Woord als teken van de tijd is voorzegd, de laatste fase van de menselijke geschiedenis aankondigend. De grote vraag is, in hoeverre wordt dit door wie zich christen noemt onderkent en… maakt dit diegene tot een wachter.
Wachter(s)
Hoewel ik de eerste zal zijn om toe te geven dat als er door God in Jesaja en Ezechiël e.d. gesproken wordt over ‘wachters’ dit allereerst Israël geldt, meen ik toch – zonder de vervangingstheologie aan te hangen! – dat dit aspect
van ‘wachter zijn’ ook voor de gemeente van Christus geldt. Beide keren mag de betekenis van het begrip ‘wachter’ als bekend worden verondersteld. Sowieso mag het juist dan als opvallend worden beschouwd, dat zowel Israël als ook de gemeente het niet zo nauw schijnt genomen te hebben en te nemen met de verantwoordelijkheid die God hun daarin toevertrouwde en (nog steeds) toevertrouwt. Immers, de (religieus historische) feiten rond allereerst Israël spreken voor zich, ook al mag haar falen hier de gemeente tot genade heten. Maar wandelt niet ook juist de gemeente, en dat zeker in onze tijd, in het spoor van Israël? Zijn er vandaag nog werkelijk wachters in de zin zoals door God bedoeld?
Erosie
Wie eerlijk en realistisch durft zijn, zal moeten toegeven dat het bijvoeglijk naamwoord ‘christelijk’ door de erosie van de tijd haar werkelijke betekenis meer en meer heeft verloren en zelfs nog steeds verder lijkt te verliezen. Het denken van het grootste percentage van wie zich christen noemt, is namelijk al lang niet meer Bijbelcentrisch te noemen. Het is te gemak-kelijk om de verandering in denken te verklaren door te verwijzen naar de invloed hier van de Verlichting tot en met het zogeheten modernisme. De Bijbel laat heel duidelijk weten dat een en ander haar wortels heeft in de zondeval van de mens, een gebeuren beschreven in het eerste boek van de Bijbel (Genesis 3:1 e.v.) en dat zich kenmerkt door het, op instigatie van de duivel, onafhankelijk van God willen zijn van de mens (Genesis 3:4,5) – het loslaten van God en diens gebod.
De erosie van het begrip ‘christelijk’ valt niet slechts waar te nemen binnen wat nu gemak-halve te benoemen is als de PKN-kring en alleen op haar kerkelijk erf. Vooral in de laatste jaren zien we de devaluatie van ‘christelijk’ ook binnen, wat onderscheidend genoemd werd, orthodoxe en evangelische kring. In naar het lijkt versneld tempo valt in deze met name daar een inhaalslag waar te nemen ten opzichte van de regulier protestants kerkelijke kring. De impact van deze verschuiving in denken zien we op alle terreinen: binnen het gezin, de samenleving als geheel en dan met name in de omgang met elkaar, op ethisch terrein, de politiek, de media, de wetenschap en het onderwijs enz. Daarnaast blijkt deze erosie dwars door alle lagen van de samenleving waar te nemen, van laag tot hoog opgeleid. In het Nieuwe Testament wordt in relatie hiertoe – voor met name onze tijd, de eindtijd – gesproken over leringen van demonen (1 Timotheüs 4:1), terwijl daarmee wat hiervoor gezegd is, over de wortels van de verandering in denken, bevestigend wordt onderstreept.
Emancipatie en vooruitgang?
Het meer en meer loslaten van God en zijn gebod en het zelf bepalen van normen en waarden, alsook het op basis daarvan zelfstandig handelen, wordt – zeker in onze tijd – gepresenteerd als een bevrijding en emancipatie van de mens, terwijl het resultaat van het daaruit handelen als vooruitgang wordt betiteld. Maar is dit ook werkelijk zo? Leidt een en ander in feite niet tot het volstrekt tegenovergestelde, namelijk gebondenheid en chaos? Kijken we daarvoor alleen maar eens om ons heen en evalueren we de feiten en resultaten aan de hand van Gods Woord. Wat dan opvalt is, dat de erosie het teken van de tijd, de afval, bevestigt. We zien daarnaast de liefde verkillen en de wetteloosheid domineren, terwijl het individualisme en het egoïsme hoogtij vieren – de mens is god in het diepst van zijn gedachten. Op ethisch terrein is eveneens het hek van de dam en zinkt de moraal naar een angstaanjagend dieptepunt.
Van Bijbelcentrisch naar religieus
Moet een herijking van het begrip ‘christelijk’, gelet op het voorgaande, niet als een dringende noodzaak worden gezien? Bijbels gaat het bijvoeglijk naamwoord ‘christelijk’ terug op de persoon van Jezus Christus. Het duidt de absolute verwantschap met Hem aan in identische zin. Wie en wat zich dus siert met dit bijvoeglijk naamwoord, zegt Hem te vertegenwoordi-gen. Het bijvoeglijk naamwoord ‘christelijk’ is derhalve niet alleen niet vrijblijvend, ze is ook nooit los van het Woord van God verkrijgbaar. Immers, Jezus Christus zelf vereenzelvigde zich volledig met het Woord. Daarnaast gaf Hij aan, dat het liefhebben van Hem het bewaren – in de zin van onvoorwaardelijk
gehoorzamen en navolgen – van Zijn Woord en geboden inhoudt. Helaas moet dan op grond van onder meer de geschetste situatie geconstateerd worden, dat ‘christelijk’ van een Bijbelcentrisch tot religieus begrip verworden is. Parallel hieraan zien we eenzelfde devaluatie van ‘geloof’, ook dat heeft veelal niet meer dan een religieuze inhoud en dan bepaald door het eigen ik. Ieder is vrij om haar inhoud te bepalen – alternatieven te over blijkens de praktijk, van pantheïsme tot atheïsme (want ook dit laatste fenomeen heeft een religieuze geladenheid). Maar al die alternatieven bewegen zich al verder af van Gods Woord en zo van de oorspronkelijke betekenis. De uitspraak van Karl Barth: ‘Religion ist Unglaube’, heeft een profetische strekking die hemzelf is ontgaan – ze blijkt juist in deze tijd maar al te waar! Het is Jezus zelf die richting het slot van de eindtijd publiekelijk de retorische vraag stelde: ‘Doch, als de Zoon des mensen komt, zal Hij dan het geloof vinden op aarde?’ (Lucas 18:8.) Geloof zal Hij zeker vinden, te over! Zelfs de duivel heeft een zodanig geloof, dat hij zelfs siddert (Jacobus 2:19). Maar zal Hij het geloof vinden? Niet religieus geladen, maar Bijbelcentrisch. Hoe voor zich sprekend en confronterend zijn hier de woorden van de apostel Paulus als hij in 2 Corinthiërs 15:5 zegt: ‘Stelt uzelf op de proef, of gij wel in het geloof zijt, onderzoekt uzelf. Of zijt gij niet zo zeker van uzelf, dat Jezus Christus in u is? Want anders zijt gij verwerpelijk.’ Kortom, Bijbelcentrisch of religieus?
Waar zijn de wachters
De erosie van het bijvoeglijk naamwoord ‘christelijk’ (en daarmee tegelijk de devaluatie van ‘het geloof’) leidt, breed maatschappelijk, onherroepelijk en overduidelijk tot ontkrachting van Bijbelse normen en waarden. Om één terrein te noemen: het ‘christelijk’ onderwijs, van lager tot middelbaar en hoger onderwijs. Wat houdt ‘christelijk’ daar nog wezenlijk in? Waarin kenmerkt dit onderwijs zich als concreet onderscheidend aan het niet-christelijk onderwijs? Wordt daar wezenlijk gestalte gegeven aan het ‘gij geheel anders’ (Efeze 4:20)? Is bijvoorbeeld een kop als in het Reformatorisch Dagblad naar aanleiding van de onderwijsdag van Colon, gehouden op 28 september 2016, terecht: ‘Christelijke leraar biedt hoop’? Wordt die geboden hoop bepaald door en ingevuld vanuit het behoren tot de gewenste kerkelijke ge-meenschap (en mogelijke ondertekening van de drie formulieren van enigheid), of door het werkelijk wedergeboren zijn van een docent? Vragen ouders zich überhaupt wel eens af of de docent voor de klas (en directieleden) wel wedergeboren is (zijn)? Immers, dat zou toch verwacht mogen worden, als er gesproken wordt over een ‘christelijke leraar’ en een ‘christelijke school’.
Vanuit ervaring en praktijk (als ouder, predikant en docent) moet ik vaststellen dat, evenals vandaag menig predikant op de preekstoel zich niet zeker weet van behoud, ook het overgrote deel van de docenten deze zekerheid ontbreekt. Hooguit tref je enige religieuze affiniteit aan, maar wat vaak ook een uitgesproken vijandigheid tegenover God en diens Woord. Is het dan een wonder dat de dagopening kant nog wal raakt en de lessen allerminst spiegelen met Gods Woord? Dat te bevragen zaken als mandala’s en occulte literatuur, evolutie, dubieuze sociale vaardigheidstrainingen enz. enz. gepresenteerd worden aan onbevangen kinderzielen? De docent die zich wel het eigendom van Jezus Christus weet, loopt, als hij/zij hier verantwoordelijkheid neemt, maar al te vaak een groot risico. Soms betekent dit, dat hij/zij op dubieuze wijze het veld moet ruimen, terwijl de redenen van een vertrek naar buiten toe ingenieus verhuld worden. Waar is de ouder hier als wachter? Maar allereerst, zijn ouders nog wachter binnen het gezin?
Ten aanzien van alle eerder genoemde maatschappelijke terreinen valt de vraag te stellen waar is, als het gaat om christelijke normen en waarden, de wachter?
Wie heeft het laatste Woord
Is het geschetste beeld te somber? Voor wie de werkelijkheid onder ogen durft te zien, zal eerder gelden dat het beeld zelfs nog onvolledig is. De enige grond voor optimisme is het Bijbelse gegeven, dat God die het eerste Woord heeft in deze ook het laatste Woord zal hebben. De geschetste ontwikkeling die past bij de door Hem in zijn Woord
voorzegde tekenen van de tijd, zijn om die reden allerminst een alibi voor apathie, maar allereerst een aansporing om als wedergeboren kind van God je verantwoordelijkheid te nemen en ver-volgens in geloof te verwachten dat Hij in en met de wederkomst van Jezus Christus het gelijk van zijn Woord zal bevestigen. Dat laatste geeft de moed om tegen de stroom in te gaan, het Woord van Exodus 23:2 indachtig, dat zegt: ‘Gij zult de meerderheid in het kwade niet volgen.’ Daarnaast bepaalt het ons erbij om de eerder aangehaalde woorden van Paulus uit 2 Corinthiërs 15:5 serieus te nemen en dat, vanuit het besef dat een ieder van ons persoonlijk rekenschap voor God heeft af te leggen. Ook in deze heeft Hij het laatste Woord.
Blijft voor nu actueel: waar zijn de wachters?
Jesaja 62:6 en 7
Op uw muren, o Jeruzalem, heb Ik wachters aangesteld, die de ganse dag en de ganse nacht nimmer zullen zwijgen. Gij, die de Here indachtig maakt, gunt u geen rust. En laat Hem geen rust, totdat Hij Jeruzalem grondvest en het stelt tot een lof op aarde.
Drs. J.G.Hoekstra
Facetten van de islam in Bijbels perspectief
Deze handreiking voor ouders biedt op een korte, overzichtelijke wijze de wezenlijke verschillen tussen het Bijbels denken en het denken volgens de Koran.
Gratis te downloaden door op onderstaande link te klikken.
Epub
Mobi
Flyer brochure over griezelen
Deze brochure over griezelen is gratis te downloaden, als PDF bestand, door op de afbeelding van de flyer te klikken.
Waar zijn de wachters
Waar zijn de wachters?
Intro
Er doet zich in onze tijd een geestelijk ontwikkeling voor die haar weerga niet kent, maar er één is, die bij zorgvuldige bestudering van Gods Woord duidelijk binnen datzelfde Woord als teken van de tijd is voorzegd, de laatste fase van de menselijke geschiedenis aankondigend. De grote vraag is, in hoeverre wordt dit door wie zich christen noemt onderkent en… maakt dit diegene tot een wachter.
Wachter(s)
van ‘wachter zijn’ ook voor de gemeente van Christus geldt. Beide keren mag de betekenis van het begrip ‘wachter’ als bekend worden verondersteld. Sowieso mag het juist dan als opvallend worden beschouwd, dat zowel Israël als ook de gemeente het niet zo nauw schijnt genomen te hebben en te nemen met de verantwoordelijkheid die God hun daarin toevertrouwde en (nog steeds) toevertrouwt. Immers, de (religieus historische) feiten rond allereerst Israël spreken voor zich, ook al mag haar falen hier de gemeente tot genade heten. Maar wandelt niet ook juist de gemeente, en dat zeker in onze tijd, in het spoor van Israël? Zijn er vandaag nog werkelijk wachters in de zin zoals door God bedoeld?
Hoewel ik de eerste zal zijn om toe te geven dat als er door God in Jesaja en Ezechiël e.d. gesproken wordt over ‘wachters’ dit allereerst Israël geldt, meen ik toch – zonder de vervangingstheologie aan te hangen! – dat dit aspect
Erosie
Wie eerlijk en realistisch durft zijn, zal moeten toegeven dat het bijvoeglijk naamwoord ‘christelijk’ door de erosie van de tijd haar werkelijke betekenis meer en meer heeft verloren en zelfs nog steeds verder lijkt te verliezen. Het denken van het grootste percentage van wie zich christen noemt, is namelijk al lang niet meer Bijbelcentrisch te noemen. Het is te gemak-kelijk om de verandering in denken te verklaren door te verwijzen naar de invloed hier van de Verlichting tot en met het zogeheten modernisme. De Bijbel laat heel duidelijk weten dat een en ander haar wortels heeft in de zondeval van de mens, een gebeuren beschreven in het eerste boek van de Bijbel (Genesis 3:1 e.v.) en dat zich kenmerkt door het, op instigatie van de duivel, onafhankelijk van God willen zijn van de mens (Genesis 3:4,5) – het loslaten van God en diens gebod.
De erosie van het begrip ‘christelijk’ valt niet slechts waar te nemen binnen wat nu gemak-halve te benoemen is als de PKN-kring en alleen op haar kerkelijk erf. Vooral in de laatste jaren zien we de devaluatie van ‘christelijk’ ook binnen, wat onderscheidend genoemd werd, orthodoxe en evangelische kring. In naar het lijkt versneld tempo valt in deze met name daar een inhaalslag waar te nemen ten opzichte van de regulier protestants kerkelijke kring. De impact van deze verschuiving in denken zien we op alle terreinen: binnen het gezin, de samenleving als geheel en dan met name in de omgang met elkaar, op ethisch terrein, de politiek, de media, de wetenschap en het onderwijs enz. Daarnaast blijkt deze erosie dwars door alle lagen van de samenleving waar te nemen, van laag tot hoog opgeleid. In het Nieuwe Testament wordt in relatie hiertoe – voor met name onze tijd, de eindtijd – gesproken over leringen van demonen (1 Timotheüs 4:1), terwijl daarmee wat hiervoor gezegd is, over de wortels van de verandering in denken, bevestigend wordt onderstreept.
Emancipatie en vooruitgang?
Het meer en meer loslaten van God en zijn gebod en het zelf bepalen van normen en waarden, alsook het op basis daarvan zelfstandig handelen, wordt – zeker in onze tijd – gepresenteerd als een bevrijding en emancipatie van de mens, terwijl het resultaat van het daaruit handelen als vooruitgang wordt betiteld. Maar is dit ook werkelijk zo? Leidt een en ander in feite niet tot het volstrekt tegenovergestelde, namelijk gebondenheid en chaos? Kijken we daarvoor alleen maar eens om ons heen en evalueren we de feiten en resultaten aan de hand van Gods Woord. Wat dan opvalt is, dat de erosie het teken van de tijd, de afval, bevestigt. We zien daarnaast de liefde verkillen en de wetteloosheid domineren, terwijl het individualisme en het egoïsme hoogtij vieren – de mens is god in het diepst van zijn gedachten. Op ethisch terrein is eveneens het hek van de dam en zinkt de moraal naar een angstaanjagend dieptepunt.
Van Bijbelcentrisch naar religieus
gehoorzamen en navolgen – van Zijn Woord en geboden inhoudt. Helaas moet dan op grond van onder meer de geschetste situatie geconstateerd worden, dat ‘christelijk’ van een Bijbelcentrisch tot religieus begrip verworden is. Parallel hieraan zien we eenzelfde devaluatie van ‘geloof’, ook dat heeft veelal niet meer dan een religieuze inhoud en dan bepaald door het eigen ik. Ieder is vrij om haar inhoud te bepalen – alternatieven te over blijkens de praktijk, van pantheïsme tot atheïsme (want ook dit laatste fenomeen heeft een religieuze geladenheid). Maar al die alternatieven bewegen zich al verder af van Gods Woord en zo van de oorspronkelijke betekenis. De uitspraak van Karl Barth: ‘Religion ist Unglaube’, heeft een profetische strekking die hemzelf is ontgaan – ze blijkt juist in deze tijd maar al te waar! Het is Jezus zelf die richting het slot van de eindtijd publiekelijk de retorische vraag stelde: ‘Doch, als de Zoon des mensen komt, zal Hij dan het geloof vinden op aarde?’ (Lucas 18:8.) Geloof zal Hij zeker vinden, te over! Zelfs de duivel heeft een zodanig geloof, dat hij zelfs siddert (Jacobus 2:19). Maar zal Hij het geloof vinden? Niet religieus geladen, maar Bijbelcentrisch. Hoe voor zich sprekend en confronterend zijn hier de woorden van de apostel Paulus als hij in 2 Corinthiërs 15:5 zegt: ‘Stelt uzelf op de proef, of gij wel in het geloof zijt, onderzoekt uzelf. Of zijt gij niet zo zeker van uzelf, dat Jezus Christus in u is? Want anders zijt gij verwerpelijk.’ Kortom, Bijbelcentrisch of religieus?
Moet een herijking van het begrip ‘christelijk’, gelet op het voorgaande, niet als een dringende noodzaak worden gezien? Bijbels gaat het bijvoeglijk naamwoord ‘christelijk’ terug op de persoon van Jezus Christus. Het duidt de absolute verwantschap met Hem aan in identische zin. Wie en wat zich dus siert met dit bijvoeglijk naamwoord, zegt Hem te vertegenwoordi-gen. Het bijvoeglijk naamwoord ‘christelijk’ is derhalve niet alleen niet vrijblijvend, ze is ook nooit los van het Woord van God verkrijgbaar. Immers, Jezus Christus zelf vereenzelvigde zich volledig met het Woord. Daarnaast gaf Hij aan, dat het liefhebben van Hem het bewaren – in de zin van onvoorwaardelijk
Waar zijn de wachters
De erosie van het bijvoeglijk naamwoord ‘christelijk’ (en daarmee tegelijk de devaluatie van ‘het geloof’) leidt, breed maatschappelijk, onherroepelijk en overduidelijk tot ontkrachting van Bijbelse normen en waarden. Om één terrein te noemen: het ‘christelijk’ onderwijs, van lager tot middelbaar en hoger onderwijs. Wat houdt ‘christelijk’ daar nog wezenlijk in? Waarin kenmerkt dit onderwijs zich als concreet onderscheidend aan het niet-christelijk onderwijs? Wordt daar wezenlijk gestalte gegeven aan het ‘gij geheel anders’ (Efeze 4:20)? Is bijvoorbeeld een kop als in het Reformatorisch Dagblad naar aanleiding van de onderwijsdag van Colon, gehouden op 28 september 2016, terecht: ‘Christelijke leraar biedt hoop’? Wordt die geboden hoop bepaald door en ingevuld vanuit het behoren tot de gewenste kerkelijke ge-meenschap (en mogelijke ondertekening van de drie formulieren van enigheid), of door het werkelijk wedergeboren zijn van een docent? Vragen ouders zich überhaupt wel eens af of de docent voor de klas (en directieleden) wel wedergeboren is (zijn)? Immers, dat zou toch verwacht mogen worden, als er gesproken wordt over een ‘christelijke leraar’ en een ‘christelijke school’.
Vanuit ervaring en praktijk (als ouder, predikant en docent) moet ik vaststellen dat, evenals vandaag menig predikant op de preekstoel zich niet zeker weet van behoud, ook het overgrote deel van de docenten deze zekerheid ontbreekt. Hooguit tref je enige religieuze affiniteit aan, maar wat vaak ook een uitgesproken vijandigheid tegenover God en diens Woord. Is het dan een wonder dat de dagopening kant nog wal raakt en de lessen allerminst spiegelen met Gods Woord? Dat te bevragen zaken als mandala’s en occulte literatuur, evolutie, dubieuze sociale vaardigheidstrainingen enz. enz. gepresenteerd worden aan onbevangen kinderzielen? De docent die zich wel het eigendom van Jezus Christus weet, loopt, als hij/zij hier verantwoordelijkheid neemt, maar al te vaak een groot risico. Soms betekent dit, dat hij/zij op dubieuze wijze het veld moet ruimen, terwijl de redenen van een vertrek naar buiten toe ingenieus verhuld worden. Waar is de ouder hier als wachter? Maar allereerst, zijn ouders nog wachter binnen het gezin?
Ten aanzien van alle eerder genoemde maatschappelijke terreinen valt de vraag te stellen waar is, als het gaat om christelijke normen en waarden, de wachter?
Wie heeft het laatste Woord
voorzegde tekenen van de tijd, zijn om die reden allerminst een alibi voor apathie, maar allereerst een aansporing om als wedergeboren kind van God je verantwoordelijkheid te nemen en ver-volgens in geloof te verwachten dat Hij in en met de wederkomst van Jezus Christus het gelijk van zijn Woord zal bevestigen. Dat laatste geeft de moed om tegen de stroom in te gaan, het Woord van Exodus 23:2 indachtig, dat zegt: ‘Gij zult de meerderheid in het kwade niet volgen.’ Daarnaast bepaalt het ons erbij om de eerder aangehaalde woorden van Paulus uit 2 Corinthiërs 15:5 serieus te nemen en dat, vanuit het besef dat een ieder van ons persoonlijk rekenschap voor God heeft af te leggen. Ook in deze heeft Hij het laatste Woord.
Is het geschetste beeld te somber? Voor wie de werkelijkheid onder ogen durft te zien, zal eerder gelden dat het beeld zelfs nog onvolledig is. De enige grond voor optimisme is het Bijbelse gegeven, dat God die het eerste Woord heeft in deze ook het laatste Woord zal hebben. De geschetste ontwikkeling die past bij de door Hem in zijn Woord
Blijft voor nu actueel: waar zijn de wachters?
Jesaja 62:6 en 7
Op uw muren, o Jeruzalem, heb Ik wachters aangesteld, die de ganse dag en de ganse nacht nimmer zullen zwijgen. Gij, die de Here indachtig maakt, gunt u geen rust. En laat Hem geen rust, totdat Hij Jeruzalem grondvest en het stelt tot een lof op aarde.
Drs. J.G.Hoekstra
Het huwelijk in ere, het bed onbezoedeld – Bijbelse visie op relatievorming
Het huwelijk in ere, het bed onbezoedeld – Bijbelse visie op relatievorming
Inleiding
De Bijbel begint met een huwelijk (tussen Adam en Eva) en eindigt met een huwelijk (de bruiloft van het Lam). God heeft dus een bedoeling met het huwelijk. Deze bedoeling te kennen en te leren is noodzakelijk, opdat wij tot een huwelijk naar Gods wil komen. Geloven wij vandaag nog dat God het is die samenvoegt (Mat 19:6) en dat Hij getuige is bij het huwelijk (Maleachi 2:14)? De huidige opinie in veel christelijke gemeenten en de staat waarin veel christelijke (huwelijks)relaties verkeren, vragen om een grondige Bijbelse bezinning. Er ligt een bijzondere pedagogische rol in het gezin en in de gemeente. Ik noem bewust het gezin als eerste, omdat voor de vader een sleutelrol is weggelegd zoals we zullen zien. Laat ik eerst een definitie van seksualiteit geven: Een geschenk van God aan de mens (Gen 3) dat niet alleen dient tot voortplanting, maar tot eenwording van man en vrouw, een afbeelding van Christus en de Gemeente (Ef 5:32). (R.H. Matzken, Dialectisch woordenboek, pag.34).
Gelijkvormigheid aan de wereld?
In december 2012 werd Bert den Hertog, destijds directeur van de landelijke studenten organisatie IFES, bevraagd welke veranderingen hij onder christelijke studenten waarnam. Hij zei: “Dat verschillen verdwijnen zie ik bijvoorbeeld in een onderzoek naar seksualiteit dat is uit-gevoerd onder verschillende studentenverenigingen. De verschillen tussen christelijke en niet-christelijke studenten op dit gebied zijn miniem .“ Het blijkt dat seksuele gemeenschap in christelijke kringen al lang niet meer het exclusieve domein van het huwelijk is. Zelf heb ik sinds 2006 in het bestuur van een christelijke boekhandel gezeten en durf te beweren dat de meeste christelijke boeken die de laatste tien jaar zijn uitgekomen op het gebied van relatie-vorming, ronduit on-Bijbels zijn. Sterker nog, door te suggereren dat het christelijke boeken zijn, worden onze jongeren ingewijd in een wereldse visie op relatievorming en seksualiteit waardoor de betekenis van het huwelijk wordt uitgehold en samenwonen en echtscheiding als normaal gezien worden. De ervaring van anderen is daarbij de norm geworden. De relatie betekent ook niet meer onder hetzelfde dak te leven en de ander hoeft ook geen christen te zijn, zoals bleek vlak voor de kerst in het interview bij de NOS: “Zij gelooft, hij niet”.
Annemijn (19) heeft geen probleem een relatie met een ongelovige aan te gaan. “In de eerste maand stelde Annemijn haar kersverse vriend al meteen op de proef: of hij aanwezig wilde zijn bij haar doopdienst….Ik vroeg hem erbij, omdat dat toch wel een heel belangrijk moment is voor mij.” Daarmee stemde hij in. En seks voor het huwelijk dan? Annemijn: “We hebben daar best veel over gesproken, maar denken er allebei hetzelfde over: het hoort bij een gezon-de relatie, dus het is geen bezwaar voor ons.” Het geloof is voor Annemijn naar eigen zeggen vooral een manier van leven. “Ik hou er niet van om over mensen te oordelen. Dat staat zo in de Bijbel en daar leef ik naar.” Wel of niet naar de kerk? “Ik ben in de weekenden veel bij hem. Daar is geen evangelische gemeente, dus ik kan niet vaak gaan.”
De mens centraal?
Een verschuiving heeft plaats gevonden van trouw aan de ander naar trouw aan jezelf in de relatie. Als het niet meer goed voelt, dan neem je een relatiepauze. Dat werkt bevrijdend. De, wat mij betreft diabolische, vraag wordt dan gesteld: Kan ik leren om mezelf trouw te blijven, of moet ik de relatie beëindigen? Meestal wordt de relatie beëindigd. Het gaat niet meer om trouw aan God en trouw aan de ander, maar het gaat om trouw aan jezelf. De bevrijding is niet van de zonde, maar van het juk van de Bijbel en van God, zodat jezelf de norm bent geworden. De mens op de troon die zichzelf tot god heeft gekroond en zelf bepaalt wat goed en kwaad is en zich niet meer laat beoordelen. Dit sluit aan bij de verandering in veel christelijke gemeenten waar ook de geloofsbeleving centraal staat. Hiermee wordt bedoeld het gevoelsmatig zelf vaststellen dat God aanwezig is. Vaak in muziekmomenten. Het moet goed voelen voor mij. Christus, het Woord, staat niet meer centraal maar de hoorder, de mens en zijn ervaring. De Bijbel wordt selectief gelezen en de zonde wordt niet meer benoemd. Het kruis van Christus is een holle klank geworden, het vlees tiert welig en het is een kwestie van tijd dat de zonde uitbreekt. Dezelfde man-made theologie komen we tegen bij relaties. Het voelt goed, ik ben gelukkig, God heeft mij zo gemaakt.
Seriële monogamie als nieuwe norm?
Ik sprak een christenstudent die mij introduceerde tot wat nu gangbaar is onder christelijke studenten: “seriële monogamie”. Je bent trouw in een seksuele relatie dat vraagt de Bijbel, maar hoe lang de relatie duurt, dat weet je niet. Je kunt dus een relatie aangaan en beëindigen en daarna gewoon weer op zoek gaan naar een nieuwe relatie. De relatie kan voor de studie-duur zijn, maar ook voor een vakantie. Tijdens mijn studententijd gingen (niet-christelijke) studenten uit en ruzieden bij thuiskomst welke jongen bij welk meisje ging slapen. Een “one night stand”. Het kan nog bonter. Er zijn tegenwoordig muziekfeesten waar hotelkamers voor ‘het moment’ kunnen worden gehuurd. De drogredenering van seriële monogamie zal nu wel duidelijk zijn.
In het Engels heb je de uitdrukking “to fall in love”. Wij zeggen verliefd worden of raken. Dat is passief. Daarmee wordt een onrealistisch en on-Bijbels beeld geschetst, alsof het iets is dat je overkomt, waar je niets aan kunt doen en dat dus onweerstaanbaar is. Het wordt voorgesteld als een dierlijk magnetisme. Daarnaast kan dit gevoel ook weer gaan, zoals we lezen bij Amnon (2 Sam 13:15). Deze leugen die vooral via films en muziek tot ons komt, maakt niet gelukkig. Jezus, zegt in Joh 4:18 tegen de vrouw bij de bron te Samaria: “Gij hebt wel gezegd: Ik heb geen man. Want gij hebt vijf mannen gehad, en die gij nu hebt, is uw man niet; dat hebt gij met waarheid gezegd.” Ze was kennelijk niet gelukkig in de liefde.
Kiezen wij of voegt God nog samen?
Ik noem hier kort een Bijbels voorbeeld in het huwelijk tussen Izaäk en Rebecca (Gen 24). We zien hier dat God Rebecca als vrouw voor Izaäk kiest en haar bij hem brengt. Zij is zeer schoon, een maagd, behulpzaam en gastvrij. Er wordt instemming, ja zegen, van haar ouders gevraagd en ook zij zelf wordt gevraagd of ze wil. Als Rebecca Izaäk voor de eerste keer ontmoet, bedekt zij zich met haar sluier. Wat een verschil met de ontdekkende kleding die we heden ten dage in veel christelijke gemeenten tegenkomen! Pas aan het eind van het verhaal wordt zij hem tot vrouw en hij kreeg haar lief. Ik geloof, dat we in dit verhaal een diepere zin zien van hoe de gemeente als bruid bij Christus wordt gebracht door de Heilige Geest (de knecht Eliëzer), maar ook een praktisch voorbeeld hoe God een jongen en een meisje samen kan brengen tot voortgang van zijn heilsplan in volmaakt geluk. Het huwelijk is een uitdruk-king van Gods geheimenis en grote heilsplan voor de mens.
In Gen 5 lezen we, dat de zonen Gods zagen dat de dochters der mensen schoon waren en zij namen wie zij maar verkozen en dan komt in het volgende hoofdstuk Gods oordeel over de wereld. Dit vleselijke principe van zien en kiezen wie je maar wilt, ligt ten grondslag aan veel huwelijksongeluk ook in onze dagen. De vorsten van farao zagen Sarai’s schoonheid en brachten haar bij farao, Sichem zag Dina en lag bij haar en verkrachtte haar, Simson zag een vrouw en wilde haar hebben. Daarna zag hij een hoer en lag bij haar. Uiteindelijk verloor hij zijn ogen! David zag Bathseba…. Wij moeten dus leren te zien op God en af te zien van onze eigen begeerten. God leerde Samuël dat de mens ziet aan wat voor ogen is, maar de Heere ziet het hart aan. Gods leiding is nodig in het maken van de juiste keuze.
Wij zijn geschapen naar Gods beeld met een goddelijke bestemming. Door de Heere Jezus mogen christelijke jongens en meisjes biddend op zoek gaan naar degene die Hij bestemd heeft. Hij wil hen samenvoegen tot hun geluk, maar ook tot Zijn eer en bruikbaarheid. Veel voorbeelden uit de Bijbel tonen dat aan. Dit betekent wel: zonder bekering geen verkering.
In Deut 22 zien we de huwelijkswetten waarbij de centrale boodschap is dat seksuele gemeen-schap hoort bij een levenslange huwelijksrelatie. Seks is voor ín het huwelijk en niet vóór het huwelijk. Seks vóór het huwelijk is dus een vorm van ontucht. Ontucht volgens de Nederland-se wet zijn alle handelingen die gedachten opwekken met een seksuele strekking die in gaan tegen de geldende sociaal-ethische norm. De Bijbelse norm is anders dan de huidige maat-schappelijke norm. Het is niet alleen de Bijbelse norm, maar ook de Bijbelse ervaring, zoals we zien bij Izaäk, Boaz (Ruth 4:13) en Jozef (Matt 1:25). De ongetrouwden die geslachtsge-meenschap begeren … laten zij trouwen! Want geslachtsverkeer hoort binnen het huwelijk van man en vrouw.(1 Cor 7:9.)
De rol van de vader in de opvoeding
Het Bijbelse beeld is opvoeding tot Christus, zoals we lezen in Gal 3: 23 en 24. Opvoeding gaat in eerste instantie uit van het Bijbelse denken. Het is de taak van de ouders om kinderen dit denken te onderwijzen en de noodzaak om hieraan ondergeschikt te leven. Dit, totdat ze in Christus zijn ingelijfd, Hem hebben leren kennen en de werkelijkheid van de inwoning van zijn Geest weten. In de christelijke opvoeding gaat het dus niet om opvoeding tot onafhanke-lijkheid en (wereldse) vrijheid.
De vader waakt ook over de eer van zijn huis en van zijn dochter, zodat zij als maagd het huwelijk in kan gaan. (Deut 22). Ook mocht het heilig zaad niet vermengd worden met de volkeren rondom (Ezra 9). Dus geen ongelijk juk (2 Cor 6:14) met een ongelovige, maar trouwen mits in de Heere.
De vader is ook hoofd in zijn gezin. (1 Cor 11:3 en 1 Cor 15:28). Hij voedt zijn zonen op, zodat ze zelf als hoofd kunnen functioneren. De dochters gaan van het hoofdschap van de vader door het huwelijk naar het nieuwe hoofdschap van hun man. (Ef 5) Daarom moet een zoon ook zijn ouderlijk huis verlaten en zijn vrouw aanhangen. Goede boeken over dit thema zijn “Hartstocht en reinheid” en “The mark of a man” van Elisabeth Elliot
Slot en waarschuwing
Als wij God en Zijn woord eren, dan zal Hij ook ons tot ere brengen. Ik spreek regelmatig toekomstige zendelingen en mag dan getuigenissen horen hoe God man en vrouw bij elkaar heeft gebracht. Sommigen komen uit door zonde gebroken situaties. Als de Bijbel tot levensnorm wordt verheven, dan komt Zijn genade tot een volledig herstel. Dat zien we ook bij Rachab. Het huwelijk zij in ere bij allen en het bed onbezoedeld, want hoereerders en echtbrekers zal God oordelen lezen we in Hebr 13:4. Dit zijn ernstige woorden voor onze tijd.
Ing. W. van der Meer
https://www.ifes.nl/actueel/nieuwsarchief/interview-bert-den-hertog/#.WIcHkk4iyM9
http://nos.nl/op3/artikel/2149970-zij-gelooft-hij-niet-we-staan-best-verschillend-in-het-leven.html
https://www.psychologiemagazine.nl/advies/trouw-aan-mezelf-in-mijn-relatie/
Hartstocht en reinheid – Elisabeth Elliot
De profeet Samuël en het spiritisme (1Sam 28)
Een vraag die zich steeds weer voordoet, is: Was het werkelijk de profeet Samuël die op een spiritistische séance verscheen? Om die vraag te beantwoorden moeten we het volgende bedenken.
Wat is spiritisme?
Spiritisme (Latijn spiritus= geest) wil zeggen: verkeer met geesten resp. met demonen of gevallen engelen. Het is een noodlottig misverstand te denken dat het een overleden mens of zijn menselijke geest is, die door een spiritistisch medium verschijnt of spreekt. De Bijbel laat ons zien dat een dodenbezweerder iemand is die een geest van dodenbezwering (Totenbeschwörergeist, familiar spirit) heeft (Lev 20:27; Deut 18:11; 1Sam 28:7) – precies zoals een waarzegger een geest van waarzeggerij heeft (Lev 20:27). Het is dus niet een mens (een overledene), maar een gevallen engel (demon), die iemand in bezit genomen heeft en zich voordoet als een mens. Zo’n demon materialiseert zich tegenover een spiritistisch medium en meestal overeenkomstig de verwachting van degene, die een “dode” laat oproepen! Een spiritistisch medium is dus iemand die een dienstknecht is van spiritistische geesten – niet van overleden mensen. Vaak wordt dodenbezwering in één adem genoemd met waarzeggerij resp. wordt de geest van dodenbezwering in één adem genoemd met de geest van waarzeggerij (Lev 19;31; Lev 20:6,27; Deut 18:11; 1Sam 28:3,9; 2Kon 21:6; 2Kron 33:6; Jes 8:19; Jes 19:3). Destijds was spiritisme een belangrijk middel van waarzeggerij (necromantie of waarzeggerij d.m.v. het raadplegen van “doden”). Spiritistische waarzeggerij of het raadplegen van “doden” is dus eigenlijk niets anders dan een direct raadplegen van demonen! In het moderne spiritisme zijn er nog vele andere vormen van spiritistische waarzeggerij zoals tafeldans, glasdans, het ouija-bord.
Andere vormen van spiritisme
Het spiritisme omvat veel meer dan “alleen” dodenbezwering of het raadplegen van “doden”. Tot spiritistische beïnvloeding behoren onder meer: materialisatie of het verschijnen van demonen in de gestalte van overleden mensen. In spiritualistische zin verschijnen demonen in de gestalte van Bijbelse figuren of personen uit de kerkgeschiedenis zoals in Samuël, Johannes de Doper, de apostelen, Maria. Demonen kunnen zelfs de gestalte van de Heere Jezus en van God aannemen (vergelijk de verschijning aan Joseph Smith, de grondlegger van de sekte van de mormonen). Naast materialisaties bestaan o.a. levitatie of het vrij zweven van het menselijk lichaam of althans het gevoel van vrij te zweven, telekinese of het occult bewegen van voorwerpen op een afstand, spiritistische genezingen. Ook probeert een mens invloed op overleden personen uit te oefenen door gebed voor overledenen, dodenmissen, doop voor overledenen of verzegeling van overledenen. Het gebed tot overledenen om hulp, raad, bescherming, genezing enz. behoort evenals het verkeer met spirit guides zoals Mozes Berg (Children of God), Mrs. Elisabeth Kübler Ross, Raymond Moody en vele andere doen, eveneens tot het spiritisme. Ook kan iemand bij bewustzijn, in trance, onder hypnose of in een coma of klinisch dood enz. een visueel of auditief medium zijn. Al zulke ervaringen, waarnemingen en “inzichten” zijn dan occult gestuurd.
Gods verbod van spiritisme.
God verbood en verbiedt uitdrukkelijk het oproepen en ondervragen van geesten kortom ieder verkeer met demonen (Lev 19:31; Lev 20:6,27; Deut 18:11; Jes 8:19-23). Spiritisme is immers in de éérste plaats een grove aantasting van God Zelf, van Zijn Persoon, Zijn majesteit en heiligheid. God zegt in dit verband: “Ik ben de Heere, uw God.” En “Zal een volk niet zijn God vragen?” In de context van Lev 20 zegt God: “Heiligt u dan en weest heilig, want Ik ben heilig” en van Deut 18: “Gij zult onberispelijk staan tegenover de Heere, uw God.” Spiritisme is ook overtreding van Gods Woord. Ook het verbod op spiritisme behoort tot Gods wet, waarvan geschreven staat dat ze “toegevoegd zijn om de overtreding te doen blijken” ( Gal 3:19) en “opdat de zonde bij uitstek zondig zou worden” (Rom 7:13). Paulus zegt dat hij “de zonde niet zou hebben leren kennen dan door de wet” (Rom 7:7). Wij zouden niet hebben geweten dat spiritisme grove zonde tegenover God is dan door Zijn Woord. Het was en is een grove zonde als men zich niet tot de levende God wendde en wendt. Het is echter een dubbele zonde als men zich dan ook nog tot Gods vijand, de vorst der duisternis met zijn demonen wendde – met alle gevolgen van dien voor ziel en lichaam. Je zou niet graag de kost willen geven aan al diegenen, die door een of andere vorm van spiritisme met de psychiater of een psychiatrische inrichting in aanraking kwamen of zelfs zelfmoord pleegden. Satan is nu eenmaal eerst de vader der leugen, waarbij zijn demonen zich voordoen als overledenen, daarna de grote aanklager en tenslotte de moordenaar van den beginne (Joh 8:44)! Toverij, waarzeggerij en spiritisme in al hun vormen op zich zijn niet allen een gruwel in Gods oog, maar evenzeer ieder, die zich daarmee inlaat (Deut 18:12).
1Sam 28 – een uitzondering op Gods verbod?
Er zijn christenen die 1Sam 28 misverstaan en menen dat God “bij uitzondering” de zonde van spiritisme zou hebben toegelaten. Dat zou betekenen
De voorstanders van de zgn. uitzonderingstheorie vergeten, dat ze zich daarmee aan de kant van de door God verworpen Saul scharen en diens ernstige zonde van spiritisme bagatelliseren en legitimeren. Trouwens, waar halen zij dan de absolute maatstaf vandaan, wanneer in onze tijd iemand zich op 1Sam 28 zou beroepen, bewerende, dat hem of haar “bij uitzondering” de overleden ……. was verschenen? Waar staat geschreven dat God spiritisme bij één uitzondering toeliet? Waarom niet in 5 of 10 of 100 uitzonderingsgevallen? En hoe konden én Saul in 1Sam 28:3 én Samuël in 1Sam 28:15 tegelijkertijd Gods wil doen? Dat is uitgesloten. Saul laadde een dubbele zonde op zich door éérst alle spiritisten en waarzeggers het land uit te zetten, maar later zelf bewust spiritistische waarzeggerij te zoeken (28:8).
Een demon in de gestalte van Samuël verscheen.
Dat God géén uitzonderingen ten aanzien van Zijn Persoon en Woord toelaat wordt uit het volgende duidelijk:
Kon een spiritiste werkelijk Samuël oproepen, was deze natuurlijk nooit verschenen en had hij geen woord gezegd – niet eens om Saul tot bekering te bewegen en op de zonde van spiritisme te wijzen (Lucas 16: 29,31).
“Daarna sprak Samuël tot Saul …..” (1Sam 28:15).
De vraag kan opkomen: waarom staat er dan niet: Daarna sprak de demon tot Saul? Bij nader onderzoek blijkt dat de Bijbel in zulke gevallen de situatie niet gedetailleerd weergeeft. Als we bijv. Marc 5:1-20 lezen (de bevrijding van de bezetene in het land der Gerasénen), zien wij dat soms het woord “hij” of “hem” voor de mens i.c. de bezetene zelf gebruikt wordt. (Marc 5:2-5, 6b, 18-20) en soms voor de onreine geest(en) (Marc 5:6a,7-17). Het was niet de mens, aan wie de Heere Jezus de vraag stelde: “Hoe is uw naam?” en het was niet de mens die antwoordde: “Mijn naam is legioen, want wij zijn talrijk” al sprak de overste van dat legioen wel via de mond van die bezetene. Evenals een spiritistische demon door de mond van die spiritiste te Endor sprak.
Datzelfde zien wij bijv. in Hand 16:17. In vers 16 staat uitdrukkelijk dat de waarzegster uit Filippi “een waarzeggende geest had”. In vers 17 echter staat: “…. zij (de vrouw) riep luid …..” Een gedetailleerd en gedifferentieerd verslag zou zijn geweest: De waarzeggende geest riep via de vrouw luid …. Paulus kon duidelijk tussen de vrouw en die geest onderscheiden. Hij wendde zich dan ook niet tot die vrouw, maar tot de waarzeggende geest en gelastte hém van haar uit te gaan (vers 18). Dat 1Sam 28:15,16 zegt: “Daarna sprak Samuël ……” bewijst niet dat het inderdaad ook de overleden profeet Samuël was, die sprak! Wij mogen ook niet vergeten dat hier een spiritistische séance weergegeven wordt, waarbij ook niet “Samuël” op directe wijze, doch slechts via het spiritistisch medium sprak. Het verslag van 1Sam 28 is óf door de zondige Saul óf door de zondige spiritiste gedaan. De spiritiste wist, dat Saul de dodenbezweerders en andere waarzeggers uit het land had verwijderd (vers 9). Ze had zich waarschijnlijk verborgen weten te houden en was zo aan de door God bevolen doodstraf ontkomen (Lev 19:31). In plaats van dat ze daarna uit dankbaarheid voor Gods onverdiende genade met haar zonde van spiritisme brak, volhardde zij er in. In haar onboetvaardigheid was ze dan ook bereid een spiritistische séance te houden, toen dat van haar gevraagd werd. Ze kent geen vreze Gods, die de zonde haat. Ze is alleen bevreesd voor de doodstraf (vers 9). Ze schrikt bij de verschijning van een demon in de gestalte van Samuël dan ook niet vanwege haar zonde, maar voor Saul, die zij herkent (vers 12)! Zo verhard is ze. Deed zij het verslag aan anderen, sprak zij van “Samuël”, die verschenen was, omdat Saul dat “begreep”. Deed Saul voor zijn dood nog iemand het verslag, had hij het natuurlijk ook over “Samuël”, omdat hij hem bij zijn “opkomen” nu eenmaal verwacht had.
Wat een blijde en rustige zekerheid dat nooit en te nimmer een spiritist(e) ons of andere kinderen van God naar believen kan “oproepen” na ons overlijden – ook niet bij “uitzondering”!
E. Nannen
Rots en Water training
Waarom deze training?
Rots en Water training is een nieuw concept wat bij steeds meer scholen en verenigingen in-gang vindt. Het is bedoeld om kinderen van alle leeftijden weerbaarder te maken. Rots en Water is een psycho-fysiek trainingsprogramma voor jongens en meisjes in alle leeftijdscategorieën. Het is een Nederlands programma dat wereldwijd gebruikt wordt. Het is volgens de officiële website een weerbaarheidstraining met een meervoudige doelstelling. Een training waarin weerbaarheid samen gaat met de ontwikkeling van positieve sociale vaardigheden.
De eerste indruk als je dit leest is positief. Kinderen leren sociale vaardigheden en worden weerbaarder gemaakt om in deze maatschappij te kunnen functioneren. Het wordt gebruikt op scholen, bij het GGZ en de jeugdhulpverlening. Het programma is dus breed inzetbaar. Er zijn verschillende soorten training te volgen: Eendaagse trainingen, tweedaagse trainingen speciaal voor meisjes, kinderen met ass (autistisch spectrum stoornis), schoolkinderen en dan is er de driedaagse training waarin men wordt opgeleid tot gecertificeerd Rots en Water trainer.
Bedenkingen
Als we verder gaan kijken wat de training inhoudt dan blijkt ze allemaal niet zo onschuldig is als het op het eerste gezicht lijkt. De kinderen wordt geleerd om te gronden en centreren, ademkrachtoefeningen en stellen en verdedigen. Het gebruik van mentale kracht verbonden met je innerlijke kracht. Dit wordt geleerd door middel van allerlei oefeningen.
Gronden en centreren is iets wat voortkomt uit Japanse en Chinese religies. Bij yoga wordt dat ook geleerd. Centreren wil zeggen dat je je energie concentreert en focust in je centrum. Dit centrum bevindt zich ongeveer vier vingers breed onder je navel. Het gronden houdt in, dat je door middel van je voeten contact maakt met de aarde. Met dit gronden wordt dus een spiritueel contact met de aarde bedoeld en niet het fysieke contact wat normaal is. Dit gronden en centreren wordt toegepast om de negatieve energie via je stuitje door je benen te laten afvloeien naar de aarde.
Het centreren is ervoor om de energie die je hebt vanuit je onderbuik door je hele lichaam te laten stromen. In het hindoeïsme noemt men deze energie ook wel kundalini. Bij de Rots en Water training wordt het weliswaar op een andere manier gebruikt, maar het is dezelfde energie die vrijkomt in je lichaam. Het betreft hier dus een vorm van spiritisme en occulte belasting door middel van zogenaamde onschuldige relaxoefeningen.
In de training wordt geleerd dat je door de ademhalingsoefeningen meer contact krijgt met je gevoel en je lichaam. Deze techniek vind je terug bij allerlei spirituele oefeningen zoals bij yoga het geval is. De ademoefeningen in deze cursus moeten we niet verwarren met de oefeningen die iemand doet die hyperventilatie heeft. De oefeningen bij de Rots en Water training zijn bedoeld om in contact te komen met je lichaam en je gevoel.
Bij de oefeningen die geleerd worden leert men ook oefeningen aan vanuit de Japanse vecht-sporten zoals judo, karate en jiu jitsu. Deze vechtsporten hebben een sterk spiritueel karakter. Dit zien we dan ook terug in oefeningen die gedaan moeten worden. Ook wordt er geleerd om te kijken naar het innerlijk kompas dat verbindt en richting geeft met anderen. Solidariteit en spiritualiteit, aldus de cursus.
Rots en Water trainingen zijn geen normale trainingsoefeningen om onze kinderen weerbaar-der te maken. Alles is erop gericht om lichaam en geest samen te brengen en zo weerbaarder te worden. Allerlei technieken die bekend zijn uit de Chinese en Japanse cultuur worden hierin geleerd, zodat de kinderen vanuit deze energie hun kracht kunnen concentreren.
Conclusie
De hele Rots en Water training is gebaseerd op de Oosterse filosofie en de bijbehorende reli-gieuze leringen. Vanuit Bijbels oogpunt gezien moeten we verre blijven van dit soort trainin-gen:
Want u was voorheen duisternis, maar nu bent u licht in de Heere; wandel als kinderen van het licht want de vrucht van de Geest bestaat in alle goedheid en rechtvaardigheid en waarheid en beproef wat de Heere welbehaaglijk is. En neem niet deel aan de onvruchtbare werken van de duisternis, maar ontmasker ze veeleer (Ef.5:8-11).
Geraadpleegde bronnen:
http://www.rotsenwater.nl/
http://www.buroweerbaarheid.nl
http://www.budosportarnhem.nl/R-W-intro.html
http://www.inner-child-therapie.nl/rots-watertraining.html
Bron: rejoicenow.nl
RGM therapie
Deze therapie valt onder de categorie creatieve therapie. Creatieve therapie is een verzamelnaam voor allerlei soorten therapieën waarin men gebruik maakt van dans, zang, kunst ,muziek, enzovoort. Creatieve therapie is , zo komt het over, een holistische benadering. Doordat men danst, zingt of iets dergelijks, worden emoties en dergelijke toegankelijk waardoor de therapeut weer een ingang heeft om verder te komen. Hieronder is een voorbeeld hoe dit ongeveer werkt en wat de zienswijze is.
Sensorische therapie
Bij deze therapievorm gaat men uit van de gedachte dat de mens zeven i.p.v. vijf zintuigen heeft. Naast, oog,oor, reuk, smaak en tast gaat men bij deze therapie uit van nog twee zintuigen namelijk de evenwichtszin (vestibulaire systeem) dat ervoor zorgt dat we bewust zijn waar ons hoofd zich bevindt ten opzichte van de omgeving én de propriopceptis (houdings- en bewegingsgevoel). Dit laatste zintuig bevindt zich in al onze spieren en gewrichten. Aldus de omschrijving op de website. http://www.iksimij.nl/page/wat-is-s-i-
Ondanks dat dit natuurlijk heel logisch overkomt – we zijn ons bijvoorbeeld bewust van pijn in onze spieren – wordt er vanuit het sensorische denken een andere betekenis gegeven aan deze “zintuigen”. Dit is de holistische visie dat alles met elkaar verbonden is . Men kan niet het één los zien van het ander.
Muziektherapie
Muziektherapie gebruikt muziek in allerlei soorten om bij de patiënt de emoties, waar de problemen vanuit ontstaan, te bereiken en zo op orde te brengen. Ieder mens wordt door muziek beïnvloed. Als we muziek luisteren dan doet dat iets met onze emotionele toestand en door muziektherapie wil men de persoon die een trauma heeft , toegang geven tot de emoties die bij hem of haar een normaal dagelijks leven (ver)hinderen. http://www.reflectieklanken.nl/index.php
Vanuit het holistische, creatieve en sensorische denken wordt veelal de mythe verkondigd, dat de mensen of een dominante linker of een dominante rechter hersenhelft hebben. Hieruit komt dan weer beelddenken uit voort, waarbij men uitgaat van de fabel dat ieder mens tot zijn vierde jaar enkel in beelden denkt en niet cognitief.
In onderstaande link staat een wetenschappelijk artikel dat hier duidelijkheid over schept. (Het is geen artikel vanuit Bijbels perspectief, maar geeft wel helder weer dat het niet klopt).
http://www.trouw.nl/tr/nl/6700/Wetenschap/article/detail/3624779/2014/03/30/Denkers-en-voelers.dhtml
Sharia
In het Westen vernemen we steeds, dat de islam ‘vrede’ zou betekenen en van origine vredelievend is. Het is aan te tonen dat de islam in haar geschiedenis miljoenen – bronnen noemen meer dan 250 miljoen – doden heeft veroorzaakt en sinds 11 september 2001 meer dan 28.000 aanslagen wereldwijd gepleegd heeft!
De sharia-wetgeving omvat overigens een groot deel van de islamitische doctrines en de bronnen (Koran, soenna en Hadith) staan er vol van. Zij onderscheidt onder andere de ware moslim van de kafir (niet-moslim), waarbij de laatstgenoemde als tweederangs burger wordt aangeduid. De sharia is voor de moslim al streng en past overigens precies bij een persoon als Mohammed. Een niet-gelovige wordt als een schadelijk insect beschouwd. Dit islamdenken is voor ons ondenkbaar. Een moslim mag een kafir (= een niet-moslim) niet als vriend hebben.
Het hoort bij het islamitisch denken dat uiteindelijk de sharia ook in Nederland doorgevoerd wordt. Een paar wetten moeten genoemd worden:
Bronnen
https://www.politicalislam.com/wp-content/uploads/2014/09/PDF-Look-Inside/Sharia_Non-Muslim_look_inside.pdf
http://www.encyclo.nl/begrip/sharia
http://www.crethiplethi.com/moslimvrouwen-en-sharia-wetgeving/global-islam/2010/
http://tora-yeshua.nl/2015/10/islam-walgelijk-voor-ieder-mens-vooral-voor-vrouwen/
Salaat: gebed
Na een aanslag vertelde een moslim voor de tv, dat hij in de moskee voor ‘ons’ zou bidden. Dit kan echter helemaal niet! Hun gebed, de salaat, dat dagelijks vijf maal verplicht is, is geen vrij gebed (Zie zonodig soera: 11:114-115; 35: 29-30). Dit rituele gebed verbindt alle moslims met elkaar.
De salaat is een voorgeschreven liturgisch gebed: na “allahu akbar (Allah is de grootste) volgt soera 1:1-6, de al-fatiha; de eed van trouw aan Allah (112: 1-4). Van iedere moslim wordt verwacht dat hij dagelijks 102 keer opzegt: “Geprezen zij mijn heer, de hoogste’, 51 keer: “Geprezen zij mijn geweldige heer”, 68 maal: “Allah is groter”, 5 keer de geloofsbelijdenis: “Er is geen god buiten Allah en Mohammed is zijn profeet’ en tenslotte 17 maal: “Allah hoort degene die hem prijst.” Bij dit gebed buigt de moslim 34 keer door met zijn hoofd de grond te raken. Het laatste gebed wordt afgesloten met: “Er is geen andere god dan Allah.” De koran bevat meer dan 500 eigenschappen en namen voor Allah en zij hebben de mooiste daarvan gevat in een gebedskrans, die uit 3 x 33 kralen staat. In de Koran staat: “Ik creëerde de djin en mensen alleen, opdat zij mij kunnen aanbidden.” Let op: De islam stelt, dat een djin (letterlijk plaaggeest) hetzelfde is als een engel uit de Bijbel. Als dit geen misleiding is?
http://www.bekeerlingen.nl/assets/templates/default/assets/static/downloads/gebedsboekje-bekeerlingencom.pdf
http://www.islamicsupremecouncil.org/understanding-islam/legal-rulings/53-ritual-prayer-its-meaning-and-manner.html
https://www.whyislam.org/on-faith/prayer/
Bronnen van de islam: Koran, soenna en Hadith
Sira of soenna: Dit boek is veel groter dan de Koran en bevat de biografie of overleveringen van Mohammed. Slechts 20% van de teksten van de Koran gaan over Allah (theologie) en 80% gaan over Mohammed (biografie) als de enige echte moslim. Hij is het voorbeeld en 91 keer wordt de moslim opgeroepen Mohammeds voorbeeld te volgen. Vandaar dat een moslim niet zonder de soenna en Hadith kan. In de soenna staan immers alle oorlogen beschreven en de manieren waarop Mohammed met list en bedrog veldslagen won. Zijn tegenstanders werden genadeloos afgeslacht.
Hadith: dit grootste boek bevat de 7000 uitspraken van Mohammed, die gezien worden als de enige ware grondslag van de Koran. Deze uitspraken vormen voor de moslim de leidraad voor alle beslissingen in het leven. Mohammed is immers het meest perfecte voorbeeld. Vandaar ook dat ieder commentaar op Mohammed voor onlusten kan zorgen. De Hadith is absoluut antiwesters en hoogst vrouwonvriendelijk. Maar de uitspraken t.o.v. de kafirs zijn stuitend! Zolang de islam in de minderheid is, voorzien de soenna en Hadith in de ‘juiste houding’ voor de moslim, maar zij geven ook richtlijnen om stukje voor stukje meer invloed te krijgen in het land van migratie. De teksten zetten aan om bepaalde wetten in landen te gebruiken om zodoende meer rechten te verwerven. Aanpassen, inburgeren of integreren zijn voor het islamitisch denken onbekend.
Gebed, Profeet Mohammed
https://www.politicalislam.com/product/a-simple-koran/
http://www.exmoslim.org/sira.html
http://www.ontdekislam.nl/forum/viewtopic.php?f=26&t=65092
https://ejbron.wordpress.com/2011/12/27/zestien-goede-redenen-om-de-islam-te-verlaten/