De mensen die Jezus willen navolgen, zijn niet altijd populair in de wereld, maar Jezus legt uit waarom zij toch van geluk mogen spreken:

Zaligsprekingen (dl 2)

De mensen die Jezus willen navolgen, zijn niet altijd populair in de wereld, maar Jezus legt uit waarom zij toch van geluk mogen spreken:
– Zij zijn maar klein in wijsheid en kennis (nederig, arm van geest), vergeleken met de machtigen der aarde. Maar door Gods vrije gunst mogen zij in het hemels Koninkrijk zijn.
– Dan zien zij dat het in de wereld vaak zo heel anders gaat dan in het Koninkrijk. Zij wordenbemoedigd (getroost) met Gods kracht.
– Uit zichzelf zouden zij zich niet thuis voelen in dat Koninkrijk, want dat is heel anders dan ze gewend zijn. Gods Geest maakt hen eenvoudig van hart (zachtmoedig), daarom zal de aarde van hen zijn.
– In die wereld blijven zij uitzien naar Gods wil (gerechtigheid) te midden van al het onrecht en ontdekken dat God op zijn eigen manier te werk gaat.
– Daardoor gaan zij andere mensen zien zoals God hen ziet. Egoïsme maakt plaats voor medeleven (barmhartigheid) met anderen. En zij ontvangen dat zelf ook terug.
– Hun geweten wordt weer zuiver. Zij begrijpen beter hoe God is en leren Zijn verborgen Koninkrijk kennen.
– Daarin wordt met geduld vrede gebracht. Vrede tussen God en mensen en tussen mensen onderling. Want met stoer doen en dreigen kan er nooit vrede bereikt worden.
– Natuurlijk zullen zij weerstand ontmoeten, want er zullen altijd mensen zijn die geen vrede willen. Toch merken zij juist dan dat Gods Koninkrijk kostbaarder is dan enig aards koninkrijk.

 

Een martelaar is iemand die zijn getuigenis voor Jezus met de dood moest bekopen. De eerste martelaar van het christendom was Stefanus, die na zijn verdedigingsrede voor de joodse rechters werd gestenigd.

Martelaar (dl 4)

Een martelaar is iemand die zijn getuigenis voor Jezus met de dood moest bekopen. De eerste martelaar van het christendom was Stefanus, die na zijn verdedigingsrede voor de joodse rechters werd gestenigd.

Zolang er christenen zijn geweest, werden zij door anderen vervolgd. Zo had de keizer in Rome een pantheon gebouwd. In die supertempel was voor alle godsdiensten een nis uitgespaard waarin zij hun godheid, of een symbool ervan, konden plaatsen (Grieks pantheionbetekent: alle goden samen). Op het eerste gezicht heel tolerant, maar boven alle goden torende het beeld van de keizer. Zo werden alle godsdiensten dus beschouwd als ‘dialecten’ van de Romeinse keizercultus.

Andere religies hadden daartegen geen bezwaar, maar de nis voor de christelijke religie bleef leeg. Dit leidde al gauw tot christenvervolging. Ter wille van hun veiligheid kwamen zij vaak onder de grond bijeen in de zogenaamde catacomben, waar ook hun doden werden begraven. Bekende martelaren van de vroege kerk waren, behalve Petrus en Paulus, ook de bisschop van Smyrna, Polycarpus en de bisschop van Antiochië, Ignatius. Maar steeds bleek weer de juistheid van de uitspraak van een van hen: “Het bloed der martelaren is het zaad der kerk.”

 

Veel joden dachten dat `geloven’ vooral betekende: gehoorzamen aan de wet. Door zich aan de wet te houden, probeerden veel mensen rechtvaardig of `zalig’ te worden. Ook veel christenen hebben hiermee geworsteld, zoals Augustinus en Maarten Luther.

Zekerheid (dl 4)

Veel joden dachten dat `geloven’ vooral betekende: gehoorzamen aan de wet. Door zich aan de wet te houden, probeerden veel mensen rechtvaardig of `zalig’ te worden. Ook veel christenen hebben hiermee geworsteld, zoals Augustinus en Maarten Luther.

Door te geloven in Jezus Christus als Verlosser en Heer staat een mens gerechtvaardigd voor God. Dat betekent niet: van alles voor Hem doen, maar inzien wat God voor ons heeft gedaan.

 

Met dit thema betreed je een gebied waarvan velen nog maar kort geleden dachten dat dit niet meer bestond! Magie werd afgedaan als ‘middeleeuws bijgeloof’ of behorend bij ‘primitieve volken die niet beter weten’.

                                                        Thema 1. MAGISCHE KRACHTEN

                                                                De geestelijke wapenrusting

1. Koninkrijken in botsing

Met dit thema betreed je een gebied waarvan velen nog maar kort geleden dachten dat dit niet meer bestond! Magie werd afgedaan als ‘middeleeuws bijgeloof’ of behorend bij ‘primitieve volken die niet beter weten’. Maar tegenwoordig hebben we er in onze moderne samenleving weer mee te maken: de wereld van heksen en tovenaars, de wereld van magie en mystiek, kortom… de ‘andere wereld’.
Wat Gods Woord daarover vermeldt, is ineens weer heel actueel. Ook de vraag hoe je hiermee om moet gaan en er weerbaar tegen kunt zijn:
Tenslotte nog dit: Zoek uw kracht in de Here, in zijn sterke macht. Bewapen u met alle wapens die God ons geeft. Dan zal de duivel met zijn slinkse streken u geen kwaad kunnen doen. Want wij vechten niet tegen mensen, maar tegen onzichtbare wezens: de duivelse heersers en machten, die deze donkere wereld tiranniseren, een heel leger van boosaardige geesten in de onzichtbare wereld om ons heen. Efeziërs 6:10-12

Op hun reizen krijgen de apostelen telkens weer te maken met grote tegenstand. Vaak komt die uit een hoek waarvan ze het niet hadden verwacht. Op Cyprus wil een tovenaar het werk belemmeren, in Antiochië zijn het de Joden die Paulus wegjagen, in Lystra willen ze een stier offeren voor de apostelen. In Filippi is het een meisje met een waarzeggende geest, in Efeze zetten zilversmeden de stad op stelten. Wat zit hierachter? Wat je ziet, zijn mensen die plotseling in actie komen tegen de boodschappers van het Evangelie. Wat je niet ziet, zijn de demonische machten die het voor het zeggen hebben in die streken en zich door Paulus’ verkondiging van Jezus’ naam voelen uitgedaagd. Het koninkrijk van God en het koninkrijk van de duivel komen tegenover elkaar te staan en daarbij gaat het heftig toe.

Opdracht 1
Lees Handelingen 13 en 14 (eerste zendingsreis van Paulus).

Maak van deze reis een kort verslag. Bijvoorbeeld je noemt de belangrijkste steden waar hij kwam en je noteert kort een voorval. (Wanneer je deze opdracht al hebt gedaan in Hoofdthema 2/thema 2, kijk dan eerst wat je daarvoor hebt opgeschreven!)


2. Krachtmetingen op de zendingsreizen
In primitieve culturen wordt vaak gedacht dat er geheime machten in de natuur schuilen. Ook in de Middeleeuwen dachten de mensen vaak zo met het gevolg dat ze bang waren voor een uil die in de avondschemer voorbij vloog of voor een zwarte kat die over straat liep.

In zo’n denkwereld zijn de mensen bang voor de natuur en bang voor de geesten die erin schuilen. Dan zijn ze niet in staat om de natuurkrachten te onderzoeken en aan te wenden voor het welzijn van de mens. Gelukkig hebben we dit middeleeuwse denken achter ons gelaten. In dit thema zul je zien dat magische krachten niet via de natuur werken, maar via de menselij­ke geest.

a Op Cyprus

Samen met Silas maakt Paulus zijn eerste reis. Hun eerste doel is Cyprus, waar zij een tovenaar ontmoeten, een valse profeet.

Een tovenaar kan naar believen handelen en `wonderen’ doen. Met zijn macht ontketent hij zogenaamde kosmische krach­ten. Wanneer hij het wil, kan hij zelfs energie omzetten in mate­rie, of materie doen ‘verdwijnen’ in energie.

Maar een dienaar van God staat onder de volmacht van God. Zo kon Mozes in Egypte grotere wonderen doen dan de tovenaars van Farao. Er is een groot verschil tussen iemand die zijn kracht ontleent aan de boze en iemand die zijn kracht ontleent aan God. Een man van God kan namelijk níet naar believen handelen en bijvoorbeeld zeggen “Kom, laten wij eens slangen gaan opnemen!” Wie zoiets wel probeert, doet dat tot zijn eigen schade en schande, zoals we later lezen bij de zonen van Sceva. *[1])

De landvoogd van Cyprus toont belangstelling voor het Evangelie, maar de tovenaar Elymas probeert hem ervan af te hou­den. Paulus doorziet de magiër en bestraft hem. Hij noemt hem zelfs­: duivelskind’ en dan kan Elymas een tijd lang niet zien. Nu is de betove­ring verbroken en de landvoogd komt tot geloof. *[2])

b In Antiochië, centraal Turkije

Op het eerste gezicht lijkt hier alles goed te gaan. De eerste sabbat houdt Paulus daar een grote redevoering. Vanuit het Oude Testament maakt hij de mensen duidelijk dat Jezus de beloofde Messias is.
De tweede sabbat gaat het mis. De joodse leiders worden jaloers als zij zien hoeveel mensen komen luisteren: “Zoveel komen er bij ons nooit!”. Zij zitten helemaal niet te wachten op de boodschappers van het evangelie; daarom spreken zij hun woorden tegen en lasteren Paulus en Barnabas. Die gaan dan naar de niet-Joden die uitroepen: “Het woord van God is dus ook voor ons bestemd!” Wanneer zij het Evangelie van Jezus Christus horen, komen er velen tot geloof. *[3])

c. In Lystra
In deze stad wordt er voor de apostelen bijna een offer gebracht, nadat zij een verlamde man mochten genezen. De mensen denken dat zij `avatars’ zijn, goden in menseng­edaante die hen komen zegenen.
Dan komen er joden die hen zijn nagereisd. Zij overreden de bevolking om hen te stenigen: “Het zijn helemaal geen goden, maar bedriegers!” Direct slaat de stemming om, zoals vaak wanneer het gaat om religieuze gevoelens. Paulus wordt gestenigd en blijft voor dood liggen. *[4])

d In Filippi
De tweede zendingsreis voert Paulus en Silas naar Europa. Maar er is een macht die de mannen wil beletten er binnen te gaan. Dat gebeurt door een meisje, een slavin, die een waarzeggende geest heeft. Zij loopt Paulus en Silas achterna met de woorden: “Deze mensen zijn dienaars van de allerhoogste God. Zij zijn gekomen om u te vertellen hoe u gered kunt worden.”
Tenslotte krijgt Paulus hier genoeg van en beveelt de geest, in de naam van Jezus Christus, van haar uit te gaan. De meester van het meisje is woedend dat zij nu geen geld meer in het laatje brengt, want zij kan de toekomst niet meer voorspellen. Paulus en Silas worden gegeseld en in de gevangenis gegooid. *[5])
Samengevat:

Plaats Tegenstanders Wat zit erach­ter? Geestelijk wapen erte­gen:
CyprusAntiochië

Lystra

Filippi

Efeze

TovenaarJoden

Cultuur

Waarzegster

Zilversmeden

demon van leugenheersende demon

heersende demon

demon van kennis

demon van geld

zwaard van de geestschild van geloof

gordel van waarheid

zwaard van de geest

harnas van recht

Opdracht 2

Ook Jezus werd regelmatig met boze geesten geconfronteerd. Lees Marcus 1:21-34.

a. Hoe kunnen boze geesten (demonen) zich manifesteren en hoe reageerde Jezus op hen?

b. Leg uit dat in Mattheüs 28 vers 18 de voorwaarde wordt gegeven voor vers 19.

Opdracht 3

Lees Handelingen 19:13-20.

a. Hoe werden de rollen omgedraaid in het verhaal van de zonen van Sceva?

Wat moet je je voorstellen bij een demon die spreekt? Er klinkt ineens een stem met een heel andere klankkleur uit iemands mond. Zo maakte iemand eens mee dat een alterna­tieve genezeres die haar behandelde, plotseling ging spreken met een mannenstem en zich voorstelde als een arts die zich vroeger voor de trein had gegooid en nu in de genezeres woonde.

b. Vreemd gedrag kan je niet zomaar `bezetenheid’ noemen. Leg dat uit.

c. Noem twee verschillen tussen iemand die wonderen doet door de boze en iemand die wonderen mag doen voor God? Vergelijk Exodus 7:10-12.

Opdracht 4

Lees Handelingen 16:16-31.

a. Hoe werken de volgende negatieve machten (magie, geldzucht, agressie, leugen, volkswoede, on­recht) in deze geschiedenis samen?

b. Wat denk je, zou Paulus van te voren hebben kunnen aanvoelen wat hij allemaal losmaakte toen hij het meisje bevrijdde? En zou hij dan misschien anders gereageerd kunnen hebben, volgens jou?
c. Wat zou de reden geweest zijn dat Paulus deze gratis reclame van het meisje niet wenst en de geest de mond snoert?
d. Omschrijf het gedrag van Paulus en Silas waardoor de situatie weer normaal werd.

 


*[1]) Zie Handelingen 19:13-16.

*[2]) Je leest dit in Handelingen 13:6-12

*[3]) Je leest dit in Handelingen 13:14-49.

*[4]) Je leest dit in Handelingen 14:8-20.

*[5]) Je leest dit in Handelingen 16:12-40.

 

Zending of Missie is het verkondigen van het Evangelie van Jezus Christus in gebieden waar dit Evangelie nog (grotendeels) onbekend is (het verkondigen van die boodschap in eigen land heet Evangelisatie).

Zending (dl 4)

Zending of Missie is het verkondigen van het Evangelie van Jezus Christus in gebieden waar dit Evangelie nog (grotendeels) onbekend is (het verkondigen van die boodschap in eigen land heet Evangelisatie). Hiermee geven de zendelingen en de kerkelijke gemeenten die hen uitzenden gevolg aan het zendingsbevel van Jezus uit Matt. 28:18-22.

Bij zending gaat het nadrukkelijk om de verkondiging van de Naam van Jezus, het stichten van christelijke gemeenten, het vertalen van de Bijbel en het opleiden van nationale mensen.

 

Misschien heb je wel eens de uitdrukking gehoord: “dit restaurant, deze winkel is `kosjer'”.

Kosjer (dl 1)

Misschien heb je wel eens de uitdrukking gehoord: “dit restaurant, deze winkel is `kosjer‘”. Dit heeft te maken met een tekst die je vindt in Deuteronomium 14:21: “Je zult een bokje niet koken in de melk van zijn moeder.” Als een lam klaargemaakt wordt in de melk van het moederdier, is dat tegen de natuur. De melk is bedoeld voor de groei van het jonge dier, niet voor de dood.

Zo is in het jodendom de gewoonte ontstaan om vleesproducten nooit in aanraking te laten komen met zuivelproducten. Steeds moeten daarom aparte schalen, borden en bestek worden gebruikt. Wanneer dit niet gebeurt, dan is het niet meer kosjer. Niet alle Joden houden zich hier strikt aan. Het is gaan gelden als een maatstaf voor rechtzinnigheid.

Na zijn opstanding gaf Jezus Zijn discipelen een belangrijke opdracht. Zij moesten het Evangelie in de hele wereld bekend maken.

Zendingsbevel (dl 2)

Na zijn opstanding gaf Jezus Zijn discipelen een belangrijke opdracht. Zij moesten het Evangelie in de hele wereld bekend maken. Zij zouden naar alle mensen op de aarde gaan om alle mensen die ernaar wilden luisteren, tot discipelen van Jezus te maken. Jezus deed dat met de woorden: “God heeft mij alle macht gegeven in de hemel en op aarde. Trek erop uit en maak alle volken tot mijn discipelen en doop ze in de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest. Leer hun alles onderhouden wat Ik jullie heb opgedragen. En, wees er zeker van : Ik ben bij jullie, van dag tot dag, tot aan de voleinding der wereld,” zie Matt. 28:18-20.

Toen Johannes volwassen was, ging hij in de woestijn wonen, en bereidde zich voor op de boodschap die hij aan de mensen te brengen had.

Johannes de Doper (dl 2)

Toen Johannes volwassen was, ging hij in de woestijn wonen, en bereidde zich voor op de boodschap die hij aan de mensen te brengen had. Toen de tijd gekomen was dat God de boodschap aan alle mensen bekend wilde maken, kwamen de mensen als vanzelf naar hem toe. Ze kwamen overal vandaan: uit Jeruzalem, uit geheel Judea en uit de hele Jordaanstreek.

Johannes zei niet wat de mensen graag wilden horen, maar hij riep eenvoudig: “Mensen, keer terug God, want het Koninkrijk van de hemelen komt eraan. De Messias zal spoedig komen. Leef voortaan zoals Hij dat wil. Jullie weten best wat Hij bedoelt.”

Toen de mensen de woorden van Johannes hoorden, begrepen zij: dit is de waarheid. Zij kregen berouw over hun zonden en lieten zich dopen in de Jordaan. Toen wisten zij dat hun zonden waren vergeven. Vaak bleven ze nog een tijdje bij hem om zijn onderwijs te volgen. Zo maakten zij zich klaar voor de komende Messias.

 

Overal waar Paulus en zijn medewerkers verschenen (Cyprus, Turkije en Griekenland), kwamen mensen tot geloof en ontstonden christelijke gemeenten.

Zendingsreizen van Paulus (dl 4)

Overal waar Paulus en zijn medewerkers verschenen (Cyprus, Turkije en Griekenland), kwamen mensen tot geloof en ontstonden christelijke gemeenten.

Als Jood kon hij heel goed communiceren met Joden. Maar omdat hij ook geboren was in Turkije kon hij al even goed communiceren met Turken. Door zijn opleiding en de Griekse taal die hij sprak kon hij ook goed met Grieken opschieten. Zelf noemde hij dat: “Ik ben (voor) de Joden een Jood en (voor) de Grieken een Griek.” Hij sprak hen allemaal aan op een manier die zij begrepen.
Later schreef Paulus brieven aan deze eerste christenen. Daarin reageerde hij op de dingen die zij meemaakten en waar ze vragen over hadden.

 

Niet iedereen zondigt `expres’. Je kunt ook `per ongeluk’ zondigen. Niet iedereen is echt een boosdoener. Er zijn veel mensen in de wereld die het dikwijls heel goed bedoelen. Maar nu komt het vreemde:

Zondaar (dl 1)

Niet iedereen zondigt `expres’. Je kunt ook `per ongeluk’ zondigen. Niet iedereen is echt een boosdoener. Er zijn veel mensen in de wereld die het dikwijls heel goed bedoelen. Maar nu komt het vreemde:

Je wordt geen zondaar doordat je veel zonden doet.

Het is precies andersom:

Je doet zonden omdat je een zondaar bent.

Dat komt doordat alle mensen afstammen van Adam en net als hij buiten het paradijs moesten leven. Dit wordt ook wel `erfzonde’ genoemd. Je `erft’ als het ware de natuur die je altijd fouten (kleine en grote) doet maken. Daardoor zit ook de mislukking, het onrecht en de rebellie er bij alle mensen als het ware ingebakken.