Islamoloog en Midden-Oostenkenner professor Bernard Lewis verklaarde dezer dagen op een symposium in Jeruzalem dat Europa de strijd tegen de islamisering heeft opgegeven. Zijn collega Raphael Israeli gelooft dat Europa daarvoor een zware prijs gaat betalen.

JERUZALEM – Raphael Israeli gelooft dat Europeanen een zware prijs gaan betalen voor hun – in zijn ogen – naïviteit. Vier jaar geleden publiceerde hij het boek Islamikaze , waarin hij voorbeelden gaf van de opmars van de radicale islam in Europa. Over enkele maanden komt bij Vallentine Mitchell in Londen een nieuw boek van hem uit, met de titel The Third Islamic Invasion of Europe (‘De derde islamitische invasie van Europa’). Volgens de Israëlische professor maakt de islam ditmaal goede kansen.
De eerste invasie vond plaats in de zevende eeuw, vertelt de islamoloog in zijn kantoor op het Harry S. Truman Instituut van de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem. De moslims veroverden toen Spanje, Portugal en het zuiden van Frankrijk. In 732 stopte Karel Martel de opmars bij Portiers. Als dat niet was gebeurd, zou Europa vandaag islamitisch zijn geweest. Achthonderd jaar later werd de islam uit het zuiden van Europa verdreven. In 1492 werd de terugtrekking afgerond bij Granada onder de druk van de Spaanse reconquista .
De tweede invasie vond plaats in de vijftiende eeuw, toen de Ottomaanse Turken Europa vanuit het oosten aanvielen. Ze veroverden de Balkan en trokken op tot de poorten van Wenen, waar ze in 1683 werden verslagen. De terugtrekking verliep langzaam. Pas in de Eerste Wereldoorlog werd de Turkse heerschappij helemaal verbroken.
De derde invasie vindt volgens Israëli plaats op een totaal andere wijze. Hij gebruikt het Arabische woord ‘ dawa ‘. De islam rukt volgens hem op door penetratie, propaganda, bekering en demografische veranderingen. De gezinnen van de autochtone Europeanen zijn klein. Ook in rooms-katholieke landen is de groei van de bevolking teruggelopen. ,,De Europeanen plegen demografische zelfmoord”, luidt zijn conclusie.

Immigratiewetten
Een oplossing voor het probleem bestaat volgens hem niet. Toen hij zijn boek begon te schrijven, lag volgens hem Europa nog te sluimeren.
Nu beginnen de Europeanen zich bewust te worden van de ernst van de situatie. Europa kan de opmars van de islam afremmen of stoppen door de immigratiewetten te veranderen. Maar de maatregelen zijn vanwege de Europese eenwording nooit sterker dan de zwakste schakel. Illegale immigranten blijven maar toestromen en de landen bieden bovendien de mogelijkheid van familiehereniging. Het aantal moslims in Europa zal zich verder uitbreiden. De moslimbevolking verdubbelt bij elke nieuwe generatie – dat is ongeveer 25 jaar, aldus Israeli. In het ene land gaat de groei sneller dan in het andere. Toen hij jong was, woonden er in Egypte 25 miljoen mensen. Nu zijn het er 75 miljoen. De schattingen over het aantal moslims in Europa lopen uiteen. Israeli komt tot een getal van 30 miljoen.

Zware prijs
In Groot-Brittannië bijvoorbeeld nam het aantal immigranten met een miljoen toe gedurende de tien jaar van Tony Blair. Ongeveer driekwart van hen zijn moslims. Velen van hen zijn niet geregistreerd en tellen dus niet mee in de officiële statistieken. Inmiddels zijn de immigratiewetten in Groot-Brittannië zwaar verscherpt. Als Turkije bij de Europese Unie komt, komen er direct 75 miljoen moslims bij. Israeli gelooft dat Europa een zware prijs gaat betalen voor het op grote schaal toelaten van de islam op zijn grondgebied.
,,Mijn vrouw komt uit Zweden. Als ik naar de markt ga in Malmö, spreek ik Arabisch met de marktkooplui. Ze zijn dik tevreden. Ze zeggen: ‘Het gaat goed, we zijn volledig beschermd.’ Maar een van hen vertelde me: ‘Er is één ding dat we niet leuk vinden. We zijn nu Zweden, en we hebben dezelfde rechten als anderen. Maar we kunnen niet accepteren dat er een kruis staat op de Zweedse vlag. Daardoor worden onze gevoelens gekrenkt’.” Ik zei: ‘Ze waren aardig voor jou, ze gaven je bescherming. En nu wil je zeggen dat ze hun nationale symbolen moeten veranderen? Toen je hier kwam, wist je dat die er waren. Als dat je tegenstaat, kom hier dan niet.’ Hij stond er echter op dat ze zijn gevoelens niet mogen bezeren, omdat hij en de zijnen dezelfde rechten hebben als anderen.”
In zijn boek geeft Israeli vele citaten van moslims die erop duiden dat ze niet naar Europa kwamen om zich aan te passen, maar om Europa te veranderen. ,,In Engeland zeggen ze dat openlijk en zonder schaamte. Sjeik Umar al-Bakri zei: ‘Over twintig jaar wappert de islamitische vlag bij Westminster en Downing Street.’ Veel mensen nemen hem niet serieus. Hij neemt zichzelf wel serieus.”

Evangelie
Sommige christenen hebben gezegd: de komst van de moslims is een zegen, omdat ze die kunnen bereiken met het evangelie. Israeli geeft toe dat een aantal moslims christen zijn geworden, maar de aantallen vallen volledig in het niet bij de Europeanen met een christelijke achtergrond die de overstap hebben gemaakt naar de islam. ,,In de afgelopen tien jaar zijn 50.000 Fransen en 50.000 Britten overgegaan tot de islam. Sommigen geloven dat de islam de toekomst heeft. Anderen hebben er een romantisch idee van, geïnspireerd door figuren als ‘Lawrence of Arabia’. En weer anderen zijn ervan overtuigd dat de islam de ware godsdienst is.”
,,In Europa gaan steeds minder jonge mensen naar de kerk. Ze hebben geen doel meer in hun leven. Ze zien dat de jonge moslims naar de moskee gaan. Voor hen draait alles om de moskee. Sommigen willen zien wat daar gebeurt. Ze raken verder en verder van de kerk en hun eigen achtergrond verwijderd. Ze voelen zich dan ook tot de moskee aangetrokken.”
Een deel van de moslims heeft zich helemaal aangepast aan het leven in Europa. Ze trouwen met Europeanen en ze sluiten zich aan bij de liberale cultuur.

,,Maar ik ben bang dat het in de meeste gevallen anders gaat. Als een moslimman een Franse vrouw trouwt – en dat gebeurt duizenden keren – zijn de kinderen volgens de moslimtraditie eveneens moslim. Ook als de vrouw zich formeel niet bekeert, beschouwen moslims haar als opgenomen in de moslimtraditie. Maar als een moslima met een Fransman omgaat, wordt zij als verraadster beschouwd. Als zij met hem trouwt, wordt ze onrein door het seksuele contact met een niet-moslim.”

Fundamentalisten
In de immigrantenwijken zijn de fundamentalisten actief. Ze stellen onomwonden dat Europa moet worden overgenomen en zijn bereid daartoe geweld te gebruiken. In de afgelopen jaren heeft er een toename plaatsgevonden van geweld.
Europese politici zullen in toenemende mate rekening moeten houden met de moslimkiezers. Die zullen weer hun eigen eisen stellen, bijvoorbeeld op het gebied van de familiehereniging. Israeli wil geen tijdpad geven, maar hij verwacht dat een groeiend deel van de bevolking de invoering van de sharia (islamitische wetgeving) gaat eisen. ,,Het is niet zo dat je van de ene dag op de andere overgaat van de grondwet naar de sharia. De sharia kan langzamerhand invloed gaan krijgen op de wetten die een land aanneemt. Je kan de sharia niet helemaal naast je neerleggen, omdat je rekening moet houden met een groeiend deel van de bevolking. Er zijn al hele gebieden waar niemand bij de verkiezingen kan winnen, als hij niet de steun heeft van de moslims.”
,,Europa is zeer naïef geweest, net zoals de rest van het Westen. Wij, westerlingen, denken: ‘als wij het beste met de anderen voorhebben, dan hebben ze dat ook met ons. Als wij tegenover hun vriendelijk en open en beleefd en weet ik veel wat zijn, dan is de hele wereld zo. Als je hen maar een kans geeft, dan komt alles wel goed’. Maar zo zit het niet in elkaar. Het is legitiem als ze de immigratie beschouwen als een manier om economisch en educatief vooruitgang te boeken. Maar ze vinden dat Europa deel moet worden van de islamitische wereld.”

Alfred Muller, ND 3 feb. 07

 

 

Trouw, Letter en Geest, zaterdag 11 oktober 2003

door Ibn Warraq

,,Edward Saids boek ‘Orientalisme’ rechtvaardigde de haat van de moslims tegen het westen en gaf het boosaardige anti-Amerikanisme een verfijnde, hoogliteraire glans.” De Islam-kenner Ibn Warraq beschrijft de pretenties, de blunders en het zelfbeklag van een bevoorrechte professor die het land haatte dat hem had opgenomen en hem overlaadde met eerbewijzen.

‘Alle kwalen van de Arabische wereld komen voort uit het oriëntalisme en hebben niets te maken met de sociaal-economische, politieke en ideologische gesteldheid van de Arabische landen of met de cultuurhistorische achterlijkheid die daaraan ten grondslag ligt.’ (Edward Said)

Toen hij al op gevorderde leeftijd was, maakte Edward Said een ongebruikelijk verzoenend gebaar. In 1998 beschuldigde hij de Arabische wereld van hypocrisie omdat ze een holocaust-ontkenner verdedigde in naam van de vrijheid van meningsuiting. Per slot van rekening, merkte hij op, ‘bestaat de vrijheid van meningsuiting nauwelijks in onze eigen samenlevingen’. Hij gaf toe dat de geschiedenis van de moderne Arabische wereld wordt gekenmerkt door ‘politiek falen, schending van mensenrechten, een verbijsterende militaire incompetentie, afnemende productiviteit en het feit dat wij, als enige van de moderne volken, achteruit zijn gegaan in democratische, technologische en wetenschappelijke ontwikkeling’.

Eindelijk had Said eens gelijk. Maar treurig genoeg zal hij de geschiedenis ingaan als degene die de hedendaagse intellectuele verdediging van de moslimwoede heeft uitgevonden. Oriëntalisme (1978), de multiculturele bestseller van Said, heeft in de Arabische wereld de kunst en wetenschap van de slachtofferkunde geïntroduceerd. Oriëntalisme, ongetwijfeld het meest invloedrijke boek van de afgelopen decennia voor Arabieren en moslims, gaf op schrille toon de hele westerse geschiedenis en wetenschap de schuld van de ziektes van de moslimwereld. Het rechtvaardigde de haat van de moslims tegen het Westen en gaf het boosaardige anti-Amerikanisme een verfijnde, hoogliteraire glans. Natuurlijk was Said in Frankrijk behoorlijk populair.

Zonder de verdorven imperialisten, racisten en zionisten zou de Arabische wereld weer groot zijn, was de boodschap van Oriëntalisme. Zoals we nu allemaal weten, wordt het Westen ook door het islamitisch fundamentalisme de grote Satan genoemd, die de islam, alleen al door te bestaan, onderdrukt. Oriëntalisme bracht dit idee op een hoger plan en bouwde het om tot multiculturalistische chic voor de westerlingen. Het deed elke kritiek op de islam verstommen, het bracht zelfs het onderzoek tot stilstand van uitmuntende islamologen, die bang werden dat hun bevindingen de gevoeligheden van moslims zouden kunnen kwetsen en die niet het gevaar wilden lopen het etiket ‘oriëntalist’ opgeplakt te krijgen.

Door zijn agressieve toon is Oriëntalisme een vorm van intellectueel terrorisme; het probeert niet te overtuigen met argumenten of met een historische analyse, maar met het spuien van beschuldigingen van racisme, imperialisme en eurocentrisme. Omdat Said gelooft dat zijn positie moreel onberispelijk is, denkt hij dat hij het recht heeft alle mogelijke middelen te gebruiken om deze te verdedigen, óók door de opvattingen van uitstekende geleerden te verdraaien en de intellectuele en politieke geschiedenis tendentieus te interpreteren, kortom: door de waarheid geweld aan te doen. Maar daar had Said een handig excuus voor. In zijn filosofie, erkende hij, bestond geen ‘waarheid’. Zogenaamde waarheden waren op z’n best alleen maar relatief.

Tegenspraken
De oriëntalistiek is gewijd aan het wetenschappelijke onderzoek van de Orient. Said beschuldigt deze hele wetenschap ervan negatieve rasstereotypen en anti-Arabische en anti-islamitische vooroordelen te bestendigen en de mythe van een onveranderlijke Orient in stand te houden. Bovendien houdt hij de oriëntalisten verantwoordelijk voor het creëren van het onderscheid tussen westerse superioriteit en oosterse inferioriteit, wat ze bereiken door de stem van de oosterling te onderdrukken en door hun anti-humane neiging om vage generalisaties te maken over hele volken, die in werkelijkheid bestaan uit miljoenen individuen. Met andere woorden: veel van wat was geschreven over het Oosten in het algemeen en de islam en islamitische cultuur in het bijzonder was onjuist. De oriëntalisten worden ook beschuldigd van het creëren van de ‘Ander’ – de niet-Europeaan, die altijd negatief wordt gekarakteriseerd als passief, zwak en hunkerend naar beschaving.

Een belangrijke stelling van Said is dat de oriëntalistiek geen belangeloze, maar een politieke activiteit was: de oriëntalisten effenden het pad voor de imperialisten. De oriëntalist verschafte de kennis die de Orient onder controle houdt: ,,Kennis van de onderworpen rassen of oosterlingen maakt het besturen ervan gemakkelijk en winstgevend; kennis geeft macht, meer macht vereist meer kennis, enzovoort in een steeds voordeliger dialectiek van informatie en controle.’

Het is niet moeilijk te zien dat er een tegenspraak zit in deze opvattingen van Said. Als de oriëntalisten een onjuist beeld hebben gegeven van de Orient, de islam, de Arabieren en de Arabische samenleving, hoe kan deze onjuiste kennis de Europese imperialisten dan hebben geholpen om driekwart van de aardbol te overheersen? ‘Informatie en controle’, schrijft Said, maar hoe zit het met ‘onjuiste informatie en controle’?

Soms lijkt Said te erkennen dat de oriëntalisten echte kennis hebben verworven. Zo betitelt hij Edward William Lane’s boek Manners and Customs of the Modern Egyptians uit 1836 als ‘een klassieker op het gebied van de historische en antropologische waarneming, vanwege zijn stijl en zijn enorm intelligente en briljante details’; ook schrijft hij over ‘een toenemende systematische kennis in Europa van de Orient’. Aangezien Said het woord kennis niet tussen sarcastische aanhalingstekens zet, neem ik aan dat hij bedoelt dat er een toename van echte kennis is geweest. Verder zegt Said van de oriëntalistiek dat het ‘een behoorlijke hoeveelheid exacte positieve kennis over de Orient’ oplevert. Opnieuw neem ik aan dat Said niet ironisch is wanneer hij het heeft over ‘filologische ontdekkingen op het gebied van de vergelijkende grammatica gedaan door Jones’.

Toch worden deze erkenningen van de echte ontdekkingen van oriëntalisten tegengesproken doordat Said vol blijft houden dat er niet zoiets als ‘waarheid’ bestaat; of doordat hij het oriëntalistiek karakteriseert als ‘een vorm van paranoia, kennis van een andere soort dan, bijvoorbeeld, gewone historische kennis’.

Pretenties
Het ondoordringbare proza van Said wordt opgesierd met postmodern jargon en een pretentieus taalgebruik waarachter vaak banale waarnemingen schuilgaan. Zo gebruikt hij de term ’textuele attitude’ waar hij alleen maar ‘geleerd’ bedoelt. Of neem deze zin: ,,Zo kwam uit de Napoleontische expeditie een hele reeks textuele kinderen voort, van Chateaubriands Itinéraire tot Lamartines Voyage en Orient tot Flauberts Salammbô, en in dezelfde traditie, Lane’s Manners and Customs of the Modern Egyptians en Richard Burton’s Personal Narrative of a Pilgrimage to al-Madinah and Meccah.’ Met de pretentieuze zinsnede ‘uit de Napoleontische expeditie kwam een hele reeks textuele kinderen voort’, kan Said alleen maar het verpletterend voor de hand liggende feit bedoelen dat deze vijf sterk uiteenlopende werken allemaal na 1798 zijn geschreven. Misschien ligt er een diepzinnige stelling verborgen in dit jargon, bijvoorbeeld dat deze werken op een of andere manier werden beïnvloed door de Napoleontische expeditie, erdoor geïnspireerd werden of zonder die expeditie niet geschreven hadden kunnen worden. Maar zo’n stelling voert Said niet aan.

Historische blunders
Voor een boek dat een serieuze intellectuele geschiedschrijving wil zijn, bevat Oriëntalisme wel erg veel historische blunders. Volgens Said overheersten Engeland en Frankrijk tegen het einde van de 17de eeuw het oostelijk Middellandse Zeegebied, terwijl de Levant in werkelijkheid nog honderd jaar beheerst zou worden door de Ottomanen. Britse en Franse kooplieden hadden toestemming van de Sultan nodig om aan land te gaan. Hij omschrijft Egypte en Pakistan als Britse koloniën, maar dat waren ze niet. Pakistan werd in 1947 gecreëerd toen de Engelsen weggingen uit India. Egypte was korte tijd een protectoraat, maar werd nooit gekoloniseerd. In echte kolonies zoals Australië en Algerije vestigden zich grote aantallen Europeanen, en dit was duidelijk niet het geval in Egypte.

Said beweert dat moslimlegers Turkije veroverden voor ze Noord-Afrika onder de voet liepen. Dat is niet zo. De Arabieren vielen Noord-Afrika in de zevende eeuw binnen, terwijl het christelijke Turkije pas aan het eind van de elfde eeuw, toen het Oost-Romeinse Rijk definitief instortte, werd veroverd door de Seljoek-Turken.

Said schildert het Portugese rijk ten onrechte af als kolonialistisch. Portugal was geen koloniale macht, maar domineerde slechts de handel in de 16de eeuw om aan het begin van de 17de eeuw plaats te maken voor de Hollanders. Begin 18de eeuw bestond er een Nederlandse suprematie in de Indische Oceaan en Indonesië, maar net zomin als de Portugezen onderwierpen de Hollanders de Orient. Ze gingen te werk via diplomatieke betrekkingen met inheemse heersers en een netwerk van handelsposten.

Dante
Said is geen historicus. Zijn deskundigheid om, als literatuurcriticus, een boek te schrijven over de oriëntalistiek was überhaupt twijfelachtig. Maar hij blijkt ook geen zorgvuldige lezer te zijn van Dante en diens meesterwerk De Goddelijke Komedie. In zijn speurtocht door de westerse literatuur naar vuiligheid om de westerse beschaving te besmeuren, stoot Said op Dante’s beschrijving van Mohammed in de Hel, en concludeert dat ‘Dante’s vers de lezer geen eschatologisch detail bespaart: de darmen en uitwerpselen van Mohammed worden met onverbloemde accuratesse beschreven’. Said verwart hier eschatologisch (leer van de laatste dingen) met scatologisch (leer der uitwerpselen). En hoe weet hij dat Dante’s beschrijving accuraat is? Ik neem aan dat hij bedoelt dat die zeer beeldend is.

Said verwenst Dante’s Hel omdat daarin drie moslims (de grote filosofen Avicenna en Averroës en koning Saladin) in het gezelschap verblijven van filosofen als Plato en Aristoteles. Voor Said is dit een grove en onrechtvaardige belediging, gezien het feit dat ‘de Koran Jezus vermeldt als een profeet’. Anders gezegd: de drie moslims wisten wel van Jezus, maar Plato en Aristoteles niet en toch zitten ze samen in de Hel.

Professor Said vergist zich hier. Deze moslims hadden niet gezondigd, maar ze waren gewoon niet gedoopt en omdat de doop het eerste sacrament is en de ‘poort naar het geloof’, konden zij niet worden gered. Daarom zaten ze in de buitenste kring van de Hel. Maar dat zij, volgens de christelijke leer, waren uitgesloten van redding, bedroefde Dante (‘mijn hart werd bevangen door een groot verdriet toen ik dit hoorde’).

Waarom verbande Dante Mohammed dan nog dieper in de Hel? Dante en zijn tijdgenoten aan het einde van de dertiende en het begin van de veertiende eeuw hadden slechts de allervaagste notie van de geschiedenis en theologie van de islam en zijn stichter. Dante dacht dat Mohammed het intiatief had genomen tot het grote schisma tussen christendom en islam. Net als zijn tijdgenoten dacht Dante dat Mohammed oorspronkelijk een christen was, een kardinaal die paus wilde worden. Mohammed zaaide verdeeldheid onder de mensen, terwijl Dante opkwam voor de eenheid van de mensheid.

Zelfbeklag
Said schildert de Orient af als eeuwig slachtoffer van het westers imperialisme, de westerse overheersing en agressie. De Orient wordt nooit gezien als een zelfstandige instantie met een eigen wil, met eigen plannen of ideeën. Daaraan hebben we die onvolwassen en onaantrekkelijke eigenschap te danken van een groot deel van de cultuur van het Midden-Oosten: zelfmedelijden en het geloof dat al zijn kwalen het resultaat zijn van westers-zionistische samenzweringen. Zo beweert Said in The Question of Palestine (1980) dat de zionistische beweging en Israël werden bedacht om de islam en het communisme op een afstand te houden.

Said is zelf een genotzuchtig beoefenaar van de politiek van het slachtofferschap. Hij wentelt zich in zelfbeklag: ,,Het leven van een Arabische Palestijn in het Westen, vooral in Amerika, is ontmoedigend. Er bestaat hier een bijna unanieme consensus dat hij politiek gezien niet bestaat, hoogstens een lastpost of een oosterling is. De Arabier of moslim wordt gevangen gehouden in een krachtig web van racisme, culturele stereotypen, politiek imperialisme en een ontmenselijkende ideologie, en het is dit web dat iedere Palestijn als zijn unieke bestraffende lot is gaan voelen.’

In zijn autobiografie Out of Place (1999) spuit deze gezaghebbende en gevierde professor aan de Columbia Universiteit, waar hij een behoorlijk salaris geniet en privileges heeft waarvan wij mindere stervelingen slechts kunnen dromen, zijn haat tegen het land dat hem heeft opgenomen en overladen met eerbewijzen. Zoals Ian Buruma schreef in zijn bespreking van dit boek: ,,Hoe meer hij uitweidt over zijn lijden en zijn positie als balling, hoe meer zijn bewonderaars hem bewonderen. Maar op mij heeft het het tegengestelde effect.’

In zijn bijzonder onoprechte Nawoord bij de heruitgave van Orientalisme in 1994, ontkent Said dat hij anti-westers is, hij zegt te geloven dat er geen stabiele realiteiten als ‘de Orient’ en ‘het Westen’ bestaan, dat er geen duurzame oriëntaalse werkelijkheid is en nog minder een duurzame westerse essentie.
Maar een feitelijke lezing van Orientalisme is voldoende om de anti-westerse houding van Said aan te tonen. Hoewel hij de Orient en het Westen af en toe tussen aanhalingstekens zet, berust de hele kracht van zijn polemiek op de polaire tegenstelling van het Oosten en het Westen, de Orient en Europa, Wij en de Ander, die door het hele boek heenloopt. Said beweert dat ,,elke Europeaan, in wat hij over de Orient kon zeggen, logischerwijs een racist was, een imperialist en bijna totaal etnocentrisch’. Anders gezegd: niet alleen was elke Europeaan een racist, maar dat moest hij noodzakelijk zijn.

Westerse schrijvers en geleerden die niet in zijn theoretische kader passen, laat Said gewoon weg. Aangezien volgens hem alle Europeanen a priori racistisch zijn, kan hij het zich niet veroorloven om schrijvers aan te halen die dat niet zijn. Toch zou je, parallel aan Orientalisme, een boek kunnen schrijven, dat is samengesteld uit fragmenten uit het werk van westerse schrijvers, geleerden en reizigers die niet-Europese culturen juist prezen en gunstig lieten afsteken tegen de decadentie, kwezelarij, onverdraagzaamheid en oorlogszucht van hun eigen cultuur.

Aeschylus en Herodotus
Said meent dat in De Perzen van Aeschylus de ‘Ander’ zijn intrede doet in de westerse beschaving. Aeschylus beschrijft daarin een veldslag tegen de Perzen, de slag bij Salamis, waaraan hij zeer waarschijnlijk zelf heeft deelgenomen in 480 v.C. Van die veldslag hing het naakte bestaan van het Athene uit de vijfde eeuw af. De Grieken veroverden 200 schepen en verloren er veertig, wat voor Aeschylus symbolisch was voor de triomf van de vrijheid over de tirannie, van de Atheense democratie over het Perzisch imperialisme. Aeschylus kan zijn triomfalisme dus wel vergeven worden.

Als Said wat dieper in de Griekse beschaving was gedoken, en had gekeken naar de grote geschiedschrijving van Herodotus, dan was hij twee eigenschappen tegengekomen die kenmerkend zijn voor de westerse beschaving en die Said uit alle macht probeert weg te stoppen en weigert te erkennen: het zoeken naar kennis omwille van de kennis zelf en de diepgewortelde overtuiging dat de mensheid één is, met andere woorden: het universalisme.

Het Griekse woord historia, waarvan ons ‘historie’ afkomstig is, betekent onderzoek, en Herodotus geloofde dat zijn werk het resultaat was van onderzoek. Voor Herodotus hebben historische feiten een intrinsieke waarde en een rationele betekenis. Hij was volledig vrij van raciale vooroordelen – Plutarchus brandmerkte hem later zelfs als een filobarbaros (letterlijk: een vriend van vreemdelingen) – en in zijn werk toonde hij veel sympathie voor de Perzen en de Perzische beschaving. Herodotus stelt de Perzen voor als eerlijk, dapper, waardig en trouw aan hun koning. Hij was nieuwsgierig naar de religies van de vele volken die hij bestudeerde, en eerbiedigde die want ‘alle mensen hebben dezelfde kennis van goddelijke zaken’.

Montaigne
Montaigne was de eerste die de nobele wilde beschreef in zijn beroemde essay ‘Over de kannibalen’ (1580), dat ook de oorsprong is van het cultuurrelativisme. Montaigne, die zijn nogal onbetrouwbare informatie heeft van een eenvoudig man, beschrijft enkele gruwelijke gebruiken bij de Braziliaanse Indianen en geeft dan als commentaar dat het hem niet verontrust dat men wijst op de barbaarsheid van die gebruiken, maar wel dat men volkomen blind is voor de eigen fouten. ,,Ik vind het barbaarser om een levend mens te eten dan een dode, om een lichaam dat nog vol gevoel is, op de pijnbank uit elkaar te scheuren en langzaam te roosteren of door honden en varkens te laten bijten en verminken (wat we in het jongste verleden zelf hebben zien gebeuren, niet onder vijanden in de oudheid, maar onder buren en medeburgers en, wat erger is, in naam van de vroomheid en de godsdienst), dan hem te roosteren en op te eten, nadat hij gestorven is.’

Elders in zijn essay benadrukt Montaigne de onvermijdelijke eenvoud, zuiverheid en onbedorvenheid van de Indianen. Zelfs hun ‘manier van oorlog voeren is in alle opzichten edel’. Montaignes nogal dubieuze, uit de tweede hand verkregen kennis over deze edele wilden weerhoudt hem er niet van zijn eigen cultuur en beschaving te kritiseren en moreel te veroordelen: ‘Wij overtreffen hen in elke vorm van barbaarsheid.’

Voltaire en Gibbon
De houding van Voltaire is typerend voor de hele 18de eeuw. Voltaire lijkt spijt te hebben gehad van wat hij in zijn, voor een moslim godslasterlijke toneelstuk Mahomet (1742) had geschreven over Mohammed. Hij had de Profeet voorgesteld als een bedrieger die de zielen van mensen knechtte: ‘Ik heb hem stellig slechter gemaakt dan hij was.’ Maar in zijn Essai sur les Moeurs (1756) en in verschillende lemmas in zijn Filosofisch Woordenboek toont Voltaire zich bevooroordeeld ten gunste van de islam en ten koste van het christendom in het algemeen en het katholicisme in het bijzonder.

Net als Voltaire, stelde de historicus Edward Gibbon (1737-1794) de islam in een zo gunstig mogelijk licht om zich beter af te kunnen zetten tegen het christendom. Hij benadrukte de menselijkheid van Mohammed om de christelijke leer van de goddelijkheid van Christus te kritiseren. Zijn anti-klerikalisme bracht Gibbon ertoe het zogenaamde ontbreken van die vervloekte priesterkaste in de islam te onderstrepen. Gibbons visie op de islam als een rationele, priesterloze religie, met Mohammed als wijze en verdraagzame wetgever, zou de Europese kijk op de islam voor jaren beïnvloeden.

Saids ogenschijnlijk erudiete selectie van westerse auteurs is dus bevooroordeeld. Met mijn selectie uit de westerse literatuur kun je het tegengestelde aantonen van wat hij doet. En mijn selectie bestaat niet uit een stuk of wat perifere figuren uit de marges van de westerse cultuur, maar het zijn de makers van die cultuur zelf, mensen als Montaigne, Voltaire, Gibbon, maar ook Bayle, Lessing, Montesquieu en Diderot horen daarbij.

Westerse nieuwsgierigheid
De gouden draad die door de westerse beschaving loopt, is de intellectuele nieuwsgierigheid. Zoals Aristoteles zei: ‘De mens streeft van nature naar het weten.’ Marxisten, freudianen en anti-imperialisten die alle menselijke activiteiten grofweg reduceren tot respectievelijk geld, seks en macht, hebben problemen met het begrijpen van het hele idee van belangeloos intellectueel onderzoek, kennis omwille van kennis.

Said zou moeten weten dat het dit verlangen naar kennis van de Europeanen was, dat ertoe heeft geleid dat de volken van het Nabije Oosten hun eigen verleden en hun eigen identiteit hebben herontdekt. In de 19de en begin 20ste eeuw werden de archeologische opgravingen in Mesopotamië, het oude Syrië, het oude Palestina en Iran, geheel uitgevoerd door Europeanen en, later, Amerikanen. De wetenschappelijke disciplines egyptologie, assyriologie, iranologie die de mensheid een groot deel van zijn erfgoed teruggaven, waren de exclusieve scheppingen van weetgierige Europeanen en Amerikanen. Terwijl de islam, om leerstellige redenen, welbewust weigerde te kijken naar zijn pre-islamitische verleden, dat werd beschouwd als een periode van onwetendheid.

De oriëntalisten vechten terug
Al enige jaren zijn de islamologen zich bewust van het desastreuze effect van Saids Orientalisme op hun discipline. Zo klaagt een islamoloog dat de invloed van dat boek heeft geresulteerd in ,,een angst om mogelijk pijnlijke vragen te stellen en te beantwoorden – vragen die moslimse gevoeligheden zouden kunnen kwetsen…’. Een andere islamoloog vond het boek ,,vakmatig erg slecht, in elk opzicht, in zijn bronnengebruik, in zijn gevolgtrekkingen; het heeft geen precisie en evenwicht. Het resultaat is een karikatuur van de westerse kennis van de Orient’.

De beroemdste hedendaagse geleerde die Said niet alleen antwoordde, maar die de vloer met hem aanveegde, was natuurlijk Bernard Lewis. Lewis heeft gewezen op veel ernstige fouten in de geschiedschrijving, in de interpretatie en analyse, en door weglating. Lewis heeft nooit antwoord gekregen, laat staan dat zijn bezwaren weerlegd zijn.

Het moet bijzonder bitter voor Said zijn geweest om de vijandige besprekingen van zijn Orientalisme onder ogen te krijgen van Arabische, Iraanse en Aziatische intellectuelen, van wie hij sommigen zelf hoogschatte. Nikki Keddie bijvoorbeeld, die hij prijst in Covering Islam, sprak van de rampzalige invloed van Orientalisme, hoewel zijzelf delen ervan bewonderde: ,,Ik denk dat er op het gebied van het Midden-Oosten een neiging heeft bestaan om het woord ‘oriëntalisme’ te gebruiken als scheldwoord voor mensen die het verkeerde standpunt innemen in het Arabisch-Israëlische conflict of voor mensen die als te conservatief beschouwd worden. Het heeft niets te maken met of ze goed of slecht zijn op hun vakgebied. Zodoende is ‘oriëntalisme’ voor veel mensen een woord dat het denken vervangt en mensen in staat stelt om bepaalde wetenschappers en hun werk af te keuren. Ik vind dat erg jammer. Edward Said heeft het wellicht helemaal niet zo bedoeld, maar de term is een soort slogan geworden.’

De eminente Iraakse geleerde Kanan Makiya zag vooral de noodlottige invloed van Said in de Arabische wereld: ,,Orientalisme beïnvloedde een hele generatie jonge Arabische wetenschappers, en het vormde de Midden-Oosten studies in de jaren tachtig. Het boek voedde een populistische politiek van wrok tegen het Westen.’

Maar het schadelijkste gevolg van Said’s Orientalisme is de steun die het geeft aan het religieuze fundamentalisme en zijn hardnekkige bewering dat ,,alle kwalen van de Arabische wereld voortkomen uit het oriëntalisme en niets te maken hebben met de sociaal-economische, politieke en ideologische gesteldheid van de Arabische landen of met de cultuurhistorische achterlijkheid die daaraan ten grondslag ligt’.

Copyright: Warraq, Ibn

 

Een Soedanese Moslim Imam de zich vijf jaar geleden tot het Christendom bekeerde maakte bekend dat hij in 1991 door het Khartoemse gerechtshof tot zes maanden gevangenis werd veroordeeld, de aanklacht was afvalligheid.

Sylvador Ali Ahmad – 38 jaar oud – vertelde dat in juni aan News Network International dat hij op 22 april 1991 gearresteerd werd omdat hij zich tot het Christendom bekeerd had.

Hij was op de meest aanziende universiteit Al-Azhar in Cairo geslaagd in de Islam geleerdheid. Ahmad diende voor 11 jaar als Imam in het Shagra district in de Khartoum.
Als jonge Imam was hij actief anti-Christelijk, Ahmad begon het Nieuwe Testament te lezen als voorbereiding voor de Doctors graad vergelijkende godsdiensten.
Hij werd er zeer onrustig van wat hij allemaal in de Bijbel las. “Ik herinner me dat ik het niet geloofde, ik was bang het allemaal op te volgen, maar het raakte me diep in het hart na zo’n zes maanden vergelijkende studie tussen de Bijbel en de koran besloot hij in september 1988 christen te worden.”
Alhoewel zijn vrouw in het begin meeging in zijn beslissing, boog en zwichtte zij ten slotte voor haar vaders vooroordelen dat hij een Kafir (afvallige) was. Haar kinderen meenemend verliet zij hem en eiste een scheiding die haar werd verleend na een verhoor van 2 uur voor een Shariagerechtshof (Islamitisch wetsgerechtshof) in Kahrtoem.

Toen Ahmad vrijwillig al zijn salaris van zowel zijn onderwijzersbaan en zijn militaire baan aan zijn vrouw gaf, antwoordde de shariarechter:”Je hebt nog steeds een moslim geest. Je zult tot de Islam terugkeren.”
Ahmad zei daarentegen, dat hij aan zijn nieuwe geloof toegewijd bleef hij werd op 14 mei 1990 gedoopt.
Zo’n klein jaar later na een van de regering uitgaande Islamitiseringsdwang die door Lt. Gen. Umar al-Bashir werd uitgevoerd vroeg Ahmad’s vorige vrouw aan de veiligheidsdienst zijn zaak van zijn afvalligheid te onderzoeken.

Toen Ahmad opgeroepen werd om voor te komen voor verhoor verklaarde deze ruiterlijk dat hij de afgelopen zondag nog een kerk bezocht had en dat hij Christen was. Hij werd onmiddellijk gearresteerd en in eenzame opsluiting in ketenen geslagen.
De volgende dag werd Ahmad bij zes rechters van het hooggerechtshof voorgeleid die hem vroegen waarom hij de Islam verlaten had.
“Ik kwam de Waarheid te weten,” was zijn antwoord.
“Dus de Islam is niet de waarheid,” antwoordde één der rechters.
“Die vraag is niet voor mij,” zei Ahmad. “Ik kan alleen vragen aan Christenen beantwoorden.”
“Dus, je hebt de Islam verlaten?” Weet je dat de straf daarop de doodstraf is?
“Ja, ik ken de Sura’s zeer wel. Ik heb U reeds verteld dat ik zo’n 11 jaar Imam geweest ben. Ik weet dat de Islam eist dat ik daarvoor gedood moet worden.”

Uiteindelijk gaven de rechters hem zes maanden gevangenisstraf. Ahmad werd van zijn militaire rang beroofd uit zijn leergezag ontheven, en omgang met zijn kinderen verboden, zijn auto, huis en bankrekening werden hem ontnomen.
Toen waarschuwde de rechter hem, “Als je weigert terug te keren tot de Islam, en je je geloof in Jezus Christus vasthoudt, dan zal het vonnis met zes maanden verlengd worden totdat je je in berouw bekeert.”
Maar na zo’n zes maanden veranderde het gevangeniswezen van gedachte. Onverschrokken in zijn Christelijke getuigenissen had Ahmad al gauw kleine gebeds- en Bijbelgroepen over de gehele Omdurman gevangenis verspreid.
“Na zo’n drie maanden vertelde Ahmad aan het NNI dat er al 305 in de gevangenis als Christen bekend stonden en er waren er minsten 7 met een Moslim achtergrond.

Uiteindelijk brandmerkte men hem als een zeer gevaarlijk man,” De Imam van de gevangenis vroeg overplaatsing aan naar de Gerif gevangenis een werkkamp in Oost Khartoum.
Maar daar bleef Ahmad doorgaan met evangeliseren en al gauw waren er al 8 Christelijke samenkomsten, een week later waren er al vijftig rond een boom in de gevangenis samengekomen. En twee maanden later werd er een kerkdienst ruimte voor zo’n 150 Christen gelovigen gegeven.

Na verluidt werden er gevangenisgenoten naar het christelijk geloof getrokken door veel wonderlijke gebedsverhoringen, en ook door Ahmad’s moedige getuigenissen wat de leerstellingen van Jezus betrof.

Zijn zesmaandenvonnis werd niet hernieuwd die de rechters beloofd hadden. ” Ik denk dat ik in de gevangenis werd gegooid omdat ik niet een gewone Moslim was, Aman vertelde de NNI dat hij een Imam was en ik had een groep Moslims die mij volgden en dat maakte mij voor hen een gevaar.
Maar toen er in de gevangenis zovele om mij tot bekering kwamen stelde hij vast dat het voor mij beter was om buiten de gevangenis te verkeren!”

 

 

Over de auteur

Ajith Fernando, die uit Sri Lanka komt, zegt dat de christenen van vandaag moeten leren hoe ze op een gevoelige, bewogen, respectvolle en wijze manier kunnen reageren op de culturen en overtuigingen van niet-christenen, uit welk land dan ook. Maar tegelijkertijd moeten ze op een onmiskenbare manier de absolute uniekheid en noodzakelijkheid van Jezus Christus overbrengen.

In dit boek brengt Ajith drie principes over voor een kerk die te maken heeft met een samenleving die steeds pluralistischer wordt. De auteur maakt duidelijk hoe gelovigen op een wijze en duidelijke manier dingen die verkeerd zijn moeten bestrijden, terwijl ze Gods liefde door hen heen laten werken om anderen tot Christus te trekken.
Ajith is sinds 1976 de directeur van Youth for Christ in Sri Lanka. Hij is momenteel ook actief aan Colombo Theological Seminary, en hij is gastdocent aan verscheidene bijbelscholen.
Ajith beschouwt zijn vrouw, Nelun, als zijn belangrijkste metgezel in zijn bediening. De Fernando’s hebben twee kinderen: hun dochter Nirmali (21) en hun zoon Asiri (17).

Een tv-programmamaker vertelde onlangs in een interview: ‘Mijn christelijke opvoeding zal altijd mijn basis blijven. Daarnaast is er ruimte voor Boeddha. Naast mijn trouwbijbel liggen kalebassen, wierook en kaarsen. Soms gebruik ik wintirituelen. Allemaal naast elkaar. Er is zoveel om dankbaar voor te zijn in deze grote kosmos. Weet je wat het is, er zijn nooit genoeg manieren om God te bedanken. Maar blijf het alsjeblieft doen.’

De wereld waarin onze ouders opgroeiden, werd nog gekenmerkt door een meerderheid aan christenen die geloofden in de uniciteit van Jezus. Dat is nu in haast één generatie veranderd in een wereld gekenmerkt door religieus pluralisme. Een wereld waarin sommige verschillende rituelen, zoals in bovengenoemd citaat, uit verschillende godsdiensten door elkaar heen worden gebruikt.

Deze wereld is voor veel jongeren heel vertrouwd. Ze groeien op in een samenleving waarin de meerderheid van hun geloofsgenoten niets meer heeft met het christelijk geloof. Waarin velerlei geloven naast elkaar bestaan binnen hun directe blikveld. Het is goed om ons te realiseren dat dit ook van toepassing was op de wereld van de eerste christenen. Ook Paulus trof in Athene een veelheid aan goden aan.

Hoe reageren we daarop?
Leslie Newbigin geeft in zijn boek: The Open Secret twee veelgehoorde reacties, ook in onze tijd: Waarom zoeken we niet samen met alle oprechte aanhangers van alle religies naar de volheid van de waarheid waar we allemaal een deeltje van hebben? Of: Waarom werken we niet met alle mensen die iets goeds willen aan het oplossen van de werkelijke menselijke problemen zoals honger, ziekte, uitsluiting. Dit in plaats van meer aanhangers te zoeken voor onze religieuze groepering.

Van belang bij deze veelgehoorde reacties is de vooronderstellingen boven tafel te halen. Alsof alle godsdiensten een deel van de waarheid hebben, of dat economische rechtvaardigheid (hoe gewenst ook), werkelijk de problemen van de mensheid oplossen.

Helaas komen veel mensen niet zover dat ze vragen naar de vooronderstellingen waarmee velen om ons heen soms verstrekkende conclusies trekken en waarheden verkondigen die op z’n minst discutabel zijn.

Ajith Fernando’s boek helpt ons om een weg te vinden in een multireligieus aanbod. Hij doet dit op een zeer integere en authentieke wijze. Ik heb hem leren kennen als een collega die vanuit zijn theologische achtergrond antwoorden probeert te vinden op de vragen van deze tijd. Met respect voor anders-gelovigen maar Anchored to the Rock and Geared to the times. Een van de leidende principes in het Youth for Christ-werk wereldwijd. Het boek geeft een helder overzicht van onze huidige religieuze samenleving. Zeer lezenswaardig om er kennis van te nemen.
Vroeger dacht de kerk nog voor jou. In het moderne tijdperk was het levensmotto: ‘zorg dat je zelf denkt, en laat anderen dat niet voor jou doen.’ In ons postmoderne tijdperk hoef je niet meer te denken, laat het je gebeuren, onderga het gewoon. De reclames communiceren niet de functies van een product of dienst, maar dragen een sfeer uit. Gevoel verkoopt.De nadruk ligt op de subjectieve waarheid. Jij hebt jouw waarheid en ik de mijne. Die van mij is even waardevol als die van jou. Een houding van tolerantie maar met weinig respect voor elkaar. Waar we naar elkaar luisteren en met elkaar in debat gaan.
Voor ons als christenen is het belangrijk om vanuit een houding van respect in gesprek te gaan met anders-gelovigen. Waarbij ook beleving een belangrijke plaats krijgt. Hoe communiceren we het evangelie vanuit een houding van liefde en respect in deze tijd? Waarbij het niet draait om onze dogma’s maar om een commitment aan Jezus. Zoals Johannes het verwoordt in Joh.17:3: Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt.’

Ajith schrijft dat hij zich 25 jaar geleden nog niet rijp voelde dit boek te schrijven. Hij vond dat hij nog te weinig ervaring had. Dit boek is nu door al die jaren heen gerijpt. Geschreven niet door een westers theoloog, maar door een gepassioneerde theoloog uit Sri Lanka, met zijn beide voeten in de modder. Trouw aan Christus. Met groot respect voor anders-gelovigen en onderscheidingsvermogen waar het op aankomt. Iemand die er steeds voor blijft kiezen om het evangelie te leven te midden van zijn medeburgers in Sri Lanka, vaak in armoedige levensomstandigheden. Evangeliedienaar stond er op de rouwkaart van prof. dr. J. Verkuyl. Een treffende typering voor een groot missioloog uit de vorige eeuw. Dergelijke woorden zijn wat mij betreft ook van toepassing op Ajith Fernando, al hoop ik dat hij nog vele levensjaren krijgt om zijn levenswijsheden in boekvorm te publiceren. Ook om nog vele jongeren en ouderen te vertellen van de Liefde van Christus die dringt.

Kortom een boek dat een goede wegwijzer vormt in onze wereld van religieus pluralisme. Een boek dat helpt om antwoorden te geven aan mensen zoals in de aanhef. Waarbij allerlei religies op één hoop worden gegooid. Vaak vanuit goede bedoelingen maar waarbij fundamentele vragen uit de weg worden gegaan of vooronderstellingen onduidelijk blijven. Waarbij de wegwijzer vaak na enige tijd naar een doolhof lijkt te verwijzen. Ajith geeft ons vanuit zijn levenservaring kennis van vele wegwijzers waarbij hij naar één grote vuurtoren als helder en betrouwbaar baken op zee verwijst: Christus. En voor ons één levensdoel: een commitment aan Jezus Christus. Aan Zijn Grote Opdracht voor deze wereld. Een weg, navolging waard!

Edward de Kam
Directeur Youth for Christ Nederland

De paus, Allah en de weg naar het djimmidom*

Van Eberhard Kleina, Lübbecke

De kameel in de tent

Overal in het Nabije Oosten vertellen ze elkaar het verhaal van de man, die met zijn kameel door de woestijn is gereisd. Omdat het ´s nachts gevoelig koud kan worden, had hij een warme tentmeegenomen. Die zette hij op en ging slapen. Na een poos werd hij door een geruis gestoord. Hij zag, hoe de kameel zijn neus naar binnen stak. „Wat doe je daar?“ vroeg de reiziger. „Buiten is het zo koud“, zei de kameel, „ik ga mijn neus een beetje opwarmen in je tent“. „Dat mag je!“ En de man viel weer in slaap. Opnieuw werd hij wakker door een geruis. Hij zag, hoe de kameel z´n kop in de tent had geschoven. „Ik had je alleen toestemming gegeven om je neus in mijn tent op te warmen“, zei de man. „Maar het is zo koud. Laat me nou toch m´n kop in je tent opwarmen“, antwoordde de kameel. „Oké dan!“ Weer viel de man in slaap om al gauw weer wakker te worden en te zien, dat kop, nek en voorpoten van de kameel in zijn tent stonden. „Ik vond alleen goed om je kop in mijn tent op te warmen“, zei de man wrevelig. „Maar het is zo koud. Laat me nou tenminste de helft van mijn lijf bij je warm worden“, antwoordde de kameel. „Vooruit dan maar, maar meer ook niet!“ De man viel in slaap. Toen hij wakker werd, voelde hij een bedreigende engte in zijn tent. „Wat doe je hier in mijn tent? Voor twee is het te klein!“ De reiziger was buiten zichzelf van woede. „Verdwijn uit mijn tent“, zei de kameel op gebiedende toon, „domme man, die je bent!“

Een leuk verhaaltje? Een levensles? Of misschien meer? Zou het ook een soort profetie kunnen zijn of een wensdroom van de oprukkende islam? Hoe dan ook, het verhaal past in elk geval op de huidige situatie.

_______________________________________

*djimmi: een Arabisch moslimbegrip voor „onder bescherming staande mensen“, waarmee bedoeld zijn christenen en Joden als burgers met mindere rechten in overwegend islamitisch en volgens de sjariawetgeving geregeerde staten. Ze mogen weliswaar hun geloof houden, maar niet openlijk in practijk brengen. Als „ongelovigen“ moeten ook zij zich onderwerpen aan de sjaria. Volgens de Koran moeten ze een hoofdelijke belasting betalen (soera 9:29). Als voorbeeld voor de behandeling van djimmi´s dient tot op heden het verdrag van kalief Omar, die de christenen van het veroverde Syrië in 635 n.C. dwong dit verdrag te ondertekenen, drie jaar na Mohammeds dood.

—————————————————————————————————————-

De Turken voor Wenen

Toen in 732 n.C. Arabisch-islamitische legers vanuit het bezette Spanje diep in Frankrijk waren doorgedrongen, toen in 1529 ten tijde van Martin Luther Wenen voor de eerste en in 1683 voor de tweede keer door Turks-islamitische legers werd belegerd, waren de destijds wanhopig vechtende christelijke verdedigers van één ding zeker: ze vochten voor hun vrijheid tegen de met geweld oprukkende religie van een god, die niet identiek is met de God van de Bijbel.. Bijzonder intensief is men zich ten tijde van de Reformatie gaan bezighouden met de oprukkende islam. Niet alleen Luther en het protestantse kamp als geheel, maar ook de katholieke kerk en de pausen van toen waren het ondanks de diepe onderlinge kloof en vijandschap erover eens: de god van de Koran, die van zijn aanhangers als goddelijk gebod „heilige oorlogen“ verlangt ter uitbreiding van zijn heerschappij, is niet dezelfde als de Vader van Jezus Christus in de Bijbel.

Dit weten is in de afgelopen twee eeuwen, waarin de islam voor de landen van Europa (schijnbaar!) geen gevaar meer vormde, helaas verloren gegaan. Paus Benedictus XVI verkondigde op zijn reis naar Turkije van 28.11. tot 1.12.2006 publiekelijk het tegenovergestelde. Daardoor werd een motivatie voor de verdediging en de innerlijke confrontatie met de oprukkende islam heel erg verzwakt en dat in een tijd, waarin de aanhangers van Allah de in de geschiedenis grootste en gevaarlijkste aanval tegen de landen van het christelijk geloof wereldwijd, maar vooral tegen Amerika, de „grote satan“, en Europa hebben ingezet. Ook tegen de „kleine satan“ Israël, dat als doorn in het vlees van de islamitische wereld wordt gevoeld en extreem bedreigd wordt.

Islam en fascisme

Sinds 11.9.2001, het Pearl Harbour van de 21e eeuw, werd met een vreselijke klap het gevaar zichtbaar, dat door velen tot op heden verdrongen wordt. Trouwens dat gevaar was al sedert lang in aantocht, namelijk sinds 1928, het jaar van de oprichting van de moslimbroederschap door de onderwijzer Hassan al-Banna in Egypte. Slechts weinigen hadden toen een benul van de toekomstige conflicten. Die radicaal-islamitische beweging stond aan het begin van een radicaal-fundamentalistische heroriëntering in de islamitische wereld. En zij kan zich terecht beroepen op de Koran en het levensvoorbeeld van Mohammed. Ze was inspiratiebron voor vele soortgelijke bewegingen en bestaat nog steeds. Weinig bekend is het feit, dat ze een navolging van het Europese fascisme was. In Duitsland waren de fascisten te herkennen aan bruine hemden, in Italië aan zwarte. De moslimbroeders droegen groene hemden, de kleur van de profeet Mohammed. Recht overeind staat tot op heden in de Arabische landen, maar zeker ook in het algemeen in de islamitische gebieden de grote verering voor Hitler.

Onvergeten is ook, dat er in de Tweede Wereldoorlog verscheidene pure moslim SS-divisies bestonden. Europese neo-nazi´s en radicale moslims vinden kennelijk zo langzamerhand de weg tot elkaar, zoals uit de z.g. holocaust-ontkennersconferentie in Teheran in december 2006 is gebleken. De gemeenschappelijk basis id e jodenhaat, die voor moslims op wel 10 plaatsen in de Koran is vastgelegd. Meerdere malen heeft de Iraanse staatspresident Achmadinejad de liquidatie van Israël aangekondigd. Naast de jodenhaat vertoont de islam evenals ook het fascisme een uitsluiting van bepaalde sociale groepen:

Staat in het fascisme de Arische herenmens op de bovenste plaats van de waarderingsschaal, dan is het bij de islam de vrije man en zijn zonen. Op de helft van die schaal staan de vrouw en de dochters, daarna als djimmi´s Joden en christenen. Hekkesluiters zijn de leden van de andere godsdiensten (heidenen) en zij die de islam hebben verlaten en volgens Mohammed kunnen worden gedood.

Denk eens aan de zaak Abdoel Rahman in Afghanistan in maart 2006 en talloze andere gevallen. In politieke kringen en onder islam-deskundigen heeft men het heimelijk al lang over het islamo-fascisme en over de islam als antisemitische grote mogendheid.

En zo wordt Europa dan islamitisch

De wereldwijde terreuraanslagen hebben een klimaat van dreiging geschapen. In de ruzie over de karikaturen in februari 2006 heeft Europa voor de eerste keer gecapituleerd voor islamitische maatstaven. In september 2006 haalde men uit angst voor aanslagen in Berlijn de Mozartopera Idomeneo uit het repertoire , hetgeen uit islamitisch oogpunt een duidelijke stap is in de richting van een djimmibestaan. De islamcriticus Hans-Peter Raddatz (oriëntalist) en Udo Ulfkotte (voormalig redacteur van de Frankfurter Allgemeine Zeitung) probeert men vanuit het moslimkamp het zwijgen op te leggen. De een kreeg een moorddreiging op internet, de ander nam na massieve vijandige druk en na een eindeloze reeks aangiftes, financieel en lichamelijk totaal geruïneerd, in de zomer van 2006 zijn boek „Der Krieg in unseren Städten“ (De oorlog in onze steden) uit de handel.

Nog nadrukkelijker echter dan de diverse islamitische terreurgroepen met hun wereldwijde activiteiten is de islamitische immigratie in het westen. Er mag gerust worden gesproken van een volksverhuizing, in de eerste plaats naar Europa, maar ook naar Amerika. Het gevolg is, dat er in de grote steden parallelmaatschappijen zijn ontstaan, die haast niet zijn te overzien en slechts moeilijk te regeren zijn. Duidelijk zichtbaar is ook een supersnelle moskeebouw-boom, die deels wordt gefinancierd met EU-middelen. Zo ontstaat er o.a. momenteel in Duisburg met Duits belastinggeldeen megamoskee.

Naast de verder aanhoudende immigratie (legaal of illegaal) legt het hoge kindertal van de meeste moslimgezinnen gewicht in de schaal, terwijl de inheemse bevolking niet in de laatste plaats door hoge abortuscijfers (in Duitsland per jaar zo´n 250000!) inkrimpt en vergrijst. De volkeren van Europa plegen een demografische zelfmoord. Mohammeds bedoeling was vooral o.a. de plicht van zijn aanhangers om vele kinderen te hebben, zodat ook op die manier Allahs macht kon worden uitgebreid. „De islam heerst. Hij wordt niet beheerst“, luidt een niet mis te verstane uitspraak van Mohammed (boehari-hadith). De grootste Turkse krant Hürriyet schreef op 26.4.2004:

„In 2100 zullen er in Duitsland 35 miljoen Turken zijn. Het inwonertal van Duitsers zal dan ongeveer bij 20 miljoen liggen. Wat sultan Süleyman in 1529 begonnen is met de belegering van Wenen, zullen wij via de inwoners met onze krachtige mannen en gezonde vrouwen gaan waarmaken“.

De getalsmatig voortdurend groeiende islamitische bevolking zorgt nu reeds voor een sluipende islamisering van het openbare leven. Met behulp van artikel 4 van de grondwet van de Bondsrepubliek Duitsland (vrijheid van godsdienst) is het gelukt om delen van het islamitische sjariarecht binnen te loodsen in het Duitse rechtssysteem, zelfs wanneer ze niet in overeenstemming zijn met de grondwet: Zo stond het Constitutionele Gerechtshof in Karlsruhe op 15.1.2002 en het Administratieve Gerechtshof in Leipzig op 23.11.2006 aan een Turkse slager het slachten van slachtvee zonder verdoving toe, hetgeen naar onze opvatting een barbaarse dierenkwellerij is en voor elke Duitse slager verboden is, te meer daar de bescherming van dieren grondwettelijk is vastgelegd.

Merkwaardig is ook de opvallend milde straf voor plegers van z.g. eerwraak in islamitische immigrantenfamilies. De Duitse autoriteiten gaan uit van ongeveer 40 van zulke delicten binnen de afgelopen 10 jaren. De jurisdictiein hoogste instantie legt vast, dat rekening moet worden gehouden met de culturele achtergrond van zulke daden. Beide voorbeelden tonen aan, dat er zich twee rechtsnormen hebben geëtableerd, één voor autochtonen en één voor geïmmigreerde moslims. Waarvoor moet je eigenlijk nog integreren? Je brengt de djihad, de heilige oorlog, in zijn geweldloze vorm als zijnde het opkomen voor Allahs zaak in practijk. De Duitse jurisdictie komt dan wel een handje helpen om je doel te bereiken.

Over de uitwijzing van islamitische haatpredikers (zaak Metin Kaplan e.a.) wordt moeilijk gedaan en zo is het ook met het verbod van duidelijk antidemocratische verenigingen (Milli Görüs e.a.). De oproep van de muezzin, naar inhoud indirect overduidelijk antichristelijk, is in enkele grote steden via de luidspreker al lang heel gewoon. De islamitische godsdienstlessen aan openbare scholen worden successievelijk ingevoerd, zelfs al bestaan er twijfels over, of de islam eigenlijk wel in overeenstemming kan zijn met de democratie en ook als er twijfels bestaan over de loyaliteit aan de grondwet van de betrokken islamitische gemeenschappen. Een bijzonder sterk staaltje werd gepresenteerd door de ARD-uitzending „Panorama“ op 24.6.2004, waar mededelingen werden gedaan over de Koning Fahd-Academie in Bonn, die ondubbelzinnig haar leerlingen opvoedde (en opvoedt?) tot geweld tegen ongelovigen en tot antisemitisme. Van islamitische kant speelt men het altijd weer klaar om een niets vermoedend kritiekloos publiek te doen geloven, dat de islam verdraagzaam is.

Wanneer komt er een moslim-bondskanselier?

Dat er een islamitisch gebod bestaat om de echte bedoelingen te verhullen en versluieren, wordt hieronder meer in details uiteengezet. Inheemse critici deinzen er tot op heden voor terug hun critiek op de islam openlijk uit te spreken, want dan kun je meteen door multicultureel denkende opiniemakers als verdacht van onverdraagzaamheid, vijandigheid tegenover buitenlanders en rechtsgeoriënteerd worden neergezet. Met de hoofddoek in de openbare dienst is de islamitische kant nog niet zo erg opgeschoten, maar ook daarin zal men blijven vasthouden en het opeisen als „vrije uitoefening van godsdienst“. In werkelijkheid is het immers een symbool voor de ondergeschiktheid en onderdrukking van de vrouw. Men leze hiertoe het boek van de sociologe van Turkse afkomst Necla Kelek „Die fremde Braut“ (De vreemde bruid). De schrijfster staat onder zeer sterke druk van moslimzijde zoals ook Seyran Ates, een advocate eveneens van Turkse afkomst, die opkomt voor moslimvrouwen en hun rechten en daarom onlangs haar Berlijnse advocatenkantoor ook na massieve bedreiging moest sluiten. Er zijn hier en daar islamitischegroepen, die mikken op de tijd rond het jaar 2020 als tijd van installatie van een islamitische, in Duitsland geboren bondskanselier, evenals ook een moslimrechter in het Constitutioneel Gerechtshof (Ibrahim El-Zayat in: Jugendmagazin der Muslimischen Jugend TNT, nr. 1/9, 1996, blz. 2).

Wordt het Kerstfeest afgeschaft?

In gehoorzaamheid vooruitlopend begint het westen aan de andere kant delen van zijn cultuur in de zin van aanstaande djimmis op te geven: Het christelijke mediamagazine „Pro“ meldt op gezag van de Südwestrundfunk (SWR) op 5.12.2006, dat de evangelische kleuterschool in Stuttgart-Gablenberg met het oog op de moslimkinderen en kinderen van andersgelovigen gaat afzien van een kerstviering. Ook in Oostenrijk zou in openbare en particuliere kleuterscholen in Wenen het bezoek van Sinterklaas niet doorgaan, omdat moslimouders daar bezwaar tegen hadden. De Netzeitung.de meldt op 7.12.2006, dat traditionele kerstvieringen volgens inschatting van talrijke Britse werkgevers en stadsbesturen niet langer politiek correct zijn. Enkele Britse advocatenkantoren hadden zelfs een waarschuwing gepubliceerd, omdat vooral moslims de kantoorvieringen als beledigend konden opvatten. Komieken als Harald Schmidt en Hape Kerkeling geven toe, dat ze uit angst geen grappen over de islam meer vertellen. Het westen doet aan zelfcensuur! De door Samuel Huntington reeds in 1993 voorspelde „strijd der culturen“ is in volle gang. Dergelijke ontwikkelingen vormen een dodelijk gevaar voor de westers-democratische cultuur, die door moslims vaak als decadent wordt veracht.

Verloop van de greep naar de macht

De integratie van immigranten is mislukt. Er tekent zich voor Europa een ontwikkeling af als tijdens het leven van Mohammed, die – in 622 n.C. uit Mekka verdreven – met schare aanhangers naar de stad Medina migreerde, waar hij door vaardige onderhandelingen, dreigementen en terreur de macht greep en een dictatoriaal-islamitische godsstaat onder de wet van de sjaria geëtableerd heeft (theocratie). Tussen religie en politiek bestond en bestaat geen scheiding.

Wereldwijd geldt onder gelovige moslims Medina als na te streven staatsmodel van een islamitische godsstaat en wel voor de in hun ogen als te westers georiënteerde islamitische landen, maar ook voor alle andere landen, die nog niet tot het „huis van de islam“ (Dar-al-Islam) behoren. Daar valt ook het westen onder, dat nog behoort tot het „huis van de oorlog“ (Dar-al-Harb). Er wordt gestreefd naar de wereldheerschappij.

Zolang men nog zwak is, legt men de nadruk op de vreedzame koranverzen uit de vroege jaren van Mohammed. Denkt men zich een greep naar de macht te kunnen permitteren, dan haalt men druk en terreur uit de kast naar het voorbeeld van Mohammed en in overeenstemming met het zwaardvers soera 9:5, waar staat: „Zijn evenwel de heilige maanden verstreken, sla dan de afgodendienaars dood, waar gij hen vindt. Pak ze en beleger hen en loert op hen vanuit elke hinderlaag“. Dat vers heft alle vredesverzen uit de vroege jaren op (abrogatie: opheffing) en verordineert de djihad als oorlogshandeling! Het theocratische model van de islamitische godsstaat en de democratie sluiten elkaar definitief uit. De islam erkent alleen de van Allahs wil afgeleide staatsmacht, de democratie leidt alle heerschappij van het volk af. Er bestaat geen democratische islamitische staat, zelfs Turkije is als kandidaat

voor de toelating tot de EU in het gunstigste geval een driekwart-democratie.

Jezus en de „heilige oorlog“

Op deze plaats mag niet worden verzwegen, dat ook in de Bijbel, in het Oude Testament (OT), oorlogszuchtige zinnen en verhalen staan en dat ook christenen tot op heden telkens weer tot het zwaard hebben gegrepen en aanvalsoorlogen hebben gevoerd. Ten onrechte (afweeroorlogen zijn mogelijk)! Want Jezus heeft in het Nieuwe Testament (NT) alle oorlogszuchtige zinnen uit de vroege jaren van de Bijbel opgeheven (abrogatie in tegengestelde richting): „Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen“ (Matth. 5:44). En: „Allen, die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard omkomen“ (Matth. 26:52). Jezus heeft geen oorlogen gevoerd of bevolen. Dit in tegenstelling tot Mohammed, die wel 60 oorlogen heeft gevoerd tegen Joden, christenen en polytheïsten.

Jezus heeft ook niemand laten terechtstellen in tegenstelling tot Mohammed, die de 700 mannen van de joodse stam Banoe Qureiza in 627 n.C. op één dag in Medina liet executeren, omdat ze zich niet onderwierpen aan zijn heerschappij. Islamitische terroristen kunnen zich zonder meer beroepen op Mohammed en de koran. Op 28.11.2006 zei de president van het Turkse bureau voor godsdienstzaken Bardakogloe in Ankara tegen paus Benedictus XVI, „dat wij moslims elk soort geweld en terreur van wie dan ook“ veroordelen en als „misdaad tegen de mensheid beschouwen“ (Westfalen-Blatt, 29.11.2006). Aangezien hij natuurlijk weet, wat er in de koran staat en Mohammeds levensgeschiedenis kent, mag men zijn zin beschouwen als taqiya, als een islamitische leugen. Daarover straks nog meer.

Het westen graaft zijn eigen graf

De momentel gevaarlijkste aanval van de islam wordt begunstigd door het verval van het godsgeloof in het voormalig christelijke westen, maar in het westelijk cultuurcircuit als zodanig. Ook in Amerika is dat proces begonnen, al is dit ook momenteel minder zichtbaar door een geprononceerd geloof van vele mensen. Slechts door dit verval valt het opgeven van kerstvieringen enz. te verklaren. De ontwikkeling is al zo´n 200 jaar geleden begonnen met de plechtige „afzetting“ van God in de kathedraal van Notre-Dame in Parijs door de acteurs van de Franse Revolutie. In plaats van God zette men in een rituele handeling de godin van de rede (Déesse de la raison) op de troon als het hoogst vereerbare principe. De daaruit voortvloeiende secularisatie beleefde in de 20e eeuw haar hoogtepunt door de machtgreep van het marxisme-leninisme en ook van het fascisme. Na de mislukking van beide surrogaat-religies, gepaard gaande met meer dan 100 miljoen doden, staat Midden-Europa, vooral Duitsland, voor een duidelijk geloofsvacuüm. De sedert tientallen jaren aanhoudende neergang van de kerken laat dit op niet mis te verstane wijze zien, deels nog in de hand gewerkt door een zelfsecularisering binnen de kerken. Sterke groepen trokken in de decennia na de Tweede Wereldoorlog de Bijbel als Gods Woord in twijfel (ontmythologisering) en maakten ieder verdacht als reactionair-conservatief, die aan de Bijbel vasthield als het eeuwige Woord van God.

De nuchtere constatering luidt: Het terrein voor de langverbeide zegetocht van de islam werd voorbereid. Staat de kameel al met zijn voorpoten of nog meer in de “Tent Europa”? Hier en daar is al het begrip Eurabië te horen.

De rol van de pausen in de interreligieuze dialoog

Net precies in die situatie komt de wereldwijd via alle massamedia verspreide melding, dat paus Benedictus XVI op zijn reis naar Turkije heeft beklemtoond, dat Allah uit de koran en de God van de Bijbel identiek zijn en dat christenen en moslims dezelfde God aanbidden, al is het ook op verschillende wijze. Dit moet met alle nadruk worden weersproken! Met zijn uitspraak staat Benedictus in een lange onzalige traditie, die haar oorsprong heeft bij de ring-parabel van de aanhanger van de Verlichting, de humanist en vrijmetselaar Gotthold Ephraim Lessing (1729 – 1781) in zijn dramatisch gedicht “Nathan der Weise” (Nathan de Wijze) en doorgaat tot het 2e Vaticaanse Concilie (1962 – 1965), waar de katholieke kerk zich heeft vastgelegd op het door Benedictus voorgestelde godsbeeld. In de conciliedocumenten “Nostra aetate” en “Lumen gentium” wordt ondubbelzinnig verklaard, dat “christenen en moslims dezelfde God zouden vereren”, verbonden met de verwijzing naar de gemeenschappelijke verering van Maria.

Paus Johannes XXIII, die het 2e Vaticanum heeft bijeengeroepen, en zijn opvolger paus Paulus VI, die het afsloot, behoorden beiden als vrijmetselaars tot een geheime loge (bewijzen hiervoor zijn te vinden in: E. Brüning, Der fremde Agent. Freimaurerei, Vatikan und die Evangelikalen, Wuppertal 2004). Vrijmetselaarsprincipes zijn vanouds de eenwording van de mensheid, een nieuwe wereldorde en wereldregering onder een onzichtbare leider, wiens zetel om de drie jaar wisselt tussen alle hoofdsteden der wereld. Richtlijnen zijn de grondregels tolerantie, pluralisme, pragmatisme en relativisme (gelijkwaardigheid van alle godsdiensten). Die principes en zelfs vrijmetselaarsvocabulaire zijn opgenomen in de conciliegeschriften. Dat slaat vooral op de vredesencycliek “Pacem in terris” van Johannes XXIII. Om die doelen te bereiken, heeft men een eeuwenlang tijdsbestek ingecalculeerd.

Paus Johannes Paulus II, opvolger van Paulus VI en voorganger van Benedictus XVI, had er reeds op zijn Marokkoreis van 19.-20.8.1985 voor ca. 100000 moslimjongeren in het sportstadion van Casablanca de nadruk op gelegd: “Wij geloven in dezelfde God, de enige, de levende, de God die de werelden schept en zijn schepselen tot de voleinding voert”. In de jaren 1986, 1993 en tenslotte op 24.1.2002 had hij een uitnodiging doen uitgaan voor een interreligieuze gebedsontmoeting in Assisi. Op 10.1.1993 sprak hij voor islamitische vertegenwoordigers de woorden: “Ik verzeker u opnieuw, dat de katholieke kerk de wens en de bereidheid heeft om met de moslims op … verschillende terreinen te blijven samenwerken”. (Citaten uit: M. Kopp, “Der Dialog ist heute nötiger denn je” (De dialoog is thans nodiger dan ooit), in: PM 412/2004). Op 26.3.2002 bad Johannes Paulus II op het plein van de Al-Aksa-moskee in Jeruzalem en kort daarna aan de joodse klaagmuur om van de dialoog met de islam een trialoog ook met het jodendom te maken. Tussen 5 en 8 mei 2001 bezocht hij als eerste paus ooit de Omaijaden-moskee in Damascus, zonder schoenen, als teken van eerbewijs (!) en kuste (!) een groene prachteditie van de koran.

Hoe Benedictus XVI de poorten voor de islam heeft opengezet

Op dat spoor is nu ook Benedictus gaan staan, die als kardinaal Ratzinger kritiek op Turkije liet horen en dat zelfs als paus in september 2006 nog deed in zijn rede te Regensburg, toen hij zich kritisch uitliet over de islam. Op zijn Turkse reis heeft hij nu in de Blauwe Moskee te Istanboel eveneens zonder schoenen met moefti Moestafa Cagrici in richting Mekka „gebeden“. Later heeft het Vaticaan beklemtoond, dat de paus slechts mediterend naast de moefti had gestaan. Hoe dan ook, bij moslims zal dit wel als gebed zijn overgekomen en de symboliek van die scène zal in de islamitische wereld haar uitwerking niet hebben gemist. De paus heeft zodoende nu uit naam van de katholieke kerk in de ruimste zin alle geestelijke poorten wijd opengezet voor de islam en het in het 2e Vaticanum vastgelegde syncretisme (vermenging van religies) voor wat hem betreft, bevestigd. Bij de verkiezing van Benedictus in 2005 waren er stemmen te horen, die het vermoeden uitspraken, dat hij was gekozen om de flirtkoers, die zijn voorganger ten opzichte van de islam blijkbaar in praktijk bracht, te herzien. Zijn Turkse reis vertoont echter een ommekeer en ligt geheel en al in de lijn van de pausen vóór hem.

Onomstreden is die positie ook in de katholieke kerk niet. Want slechts enkele dagen na de reis van de paus heeft de Keulse kardinaal Joachim Meisner de godsdienstleraren van zijn aartsbisdom multireligieuze schoolvieringen verboden: „Vermenging van godsdiensten dienen te worden vermeden“ (Spiegel Online 6.12.2006). Maar het gewicht van het 2e Vaticanum en de opstelling van vier pausen tegenover de islam zijn onomkeerbaar. Men hoopt door de interreligieuze dialoog en door het practiseren van de Abrahamitische oecumene (Abraham als stamvader van drie godsdiensten, hetgeen voor de islam echter historisch onhoudbaar is) tot een vreedzame samenwerking te komen.

Noch de 1400 jaar historie van de islam en de lijdensrol, die christenen (en Joden) in overwegend islamitische landen hebben gehad en nog steeds hebben, noch de islamitische geloofsfundamenten zelf (koran, soenna, d.w.z. leefwijze en uitspraken van Mohammed buiten de koran) doen die hoop gerechtvaardigd lijken. Ook de steeds weer bezworen tijd van vrede van de drie godsdiensten jodendom, christendom en islam tijdens de islamitisch-moorse heerschappij in Spanje, blijkt bij nadere historische beschouwing niet te kloppen. Sinds de tijd van de Europese Verlichting heeft men dit in de kraam passende beeld in stand gehouden. Het paste precies in de denkwijze van Lessing en andere aanhangers van de Verlichting. Maar het is slechts een mythe. In werkelijkheid leefden Joden en christenen in die tijd als djimmis (zie: WELTWOCHE.CH, sept. 2005). Het belangrijkste doel van de Turkse reis van Benedictus was om de situatie van de overgebleven christenen daar te verbeteren. Honderd jaar geleden maakten ze in Turkije nog 30% van de bevolking uit, nu nog minder dan 1%. Je hoeft geen profeet te wezen om te veronderstellen, dat van de kant van de Turkse regering hoogstens nog cosmetische correcties zijn te verwachten. Want christenen (en Joden) zijn volgens de koran weliswaar „mensen van het Boek“ en bezitten een heilige Schrift, die echter vervalst is. Het zijn nu eenmaal djimmis en behoren tot de „ongelovigen“ (soera 5:17 e.a.). Tegen hen wordt op meer dan 200 plaatsen in de koran opgeroepen tot verachting, tot strijd en tot doding. Hoe sterker de islam wordt, des te minder zal hij het nodig hebben om zijn ware gezicht te verbergen.

Als katholiek hoofd van de kerk kan Benedictus niet terug tot vóór het 2e Vaticanum. Protestantse christenen daarentegen zeggen met Luther, dat ook concilies zich kunnen vergissen. Voor hen is in geloofszaken de Heilige Schrift het enige richtsnoer (sola scriptura) en daarin liggen niet te overbruggen tegenstellingen met de koran.

Tegenstellingen tussen Bijbel en koran

Terwijl Allah zich nooit persoonlijk heeft geopenbaard, maar slechts indirect via de engel Gabriël, die Mohammed bij de eerste ontmoeting heeft gewurgd en aangevallen, kent de Bijbel een dergelijke gewelddadige openbaring van God niet. Op de berg Sinaï heeft God zich meteen vanuit de brandende braamstruik aan Mozes bekendgemaakt met de woorden: „Ik ben de God van uw vader, de God van Abraham, de God van Isaäk en de God van Jakob“ (Ex. 3:6). De formulering: „Ik ben…“ is een typische zegswijze, ook op medemenselijk gebied, om zich bekend te maken. We vinden dat vaak in de Bijbel tot aan het hoogtepunt van de Godsopenbaring in Jezus Christus toe: „Ik ben het brood des levens“ (Joh. 6:35), „Ik ben het licht der wereld“ (Joh. 8:12) enz. Die formulering is niet zo maar door God gekozen. Hij is een God, die diep in het leven van zijn schepselen is doorgedrongen: „Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid“ (Joh. 1:14). God is mens geworden. Allah daarentegen is de onbekende god. Geen moslim weet, wie Allah is. „Allahoe akbar“, krijg je als antwoord op de desbetreffende vraag. „Allah is groter“. Groter dan alles, wat een mens kan denken. Hij is de verre god, die oneindig hoog boven zijn schepselen troont. Ook wanneer Allah zegt, dat hij de mensen nader is dan de halsslagader van de mens (soera 50: 16), toch heeft hij zich niet geopenbaard. Het is ondenkbaar, dat Allah mens werd. Als je dat zou aannemen, zou dit voor moslims een blasfemie zijn. Het zou afbreuk doen aan zijn hoogheid. Hij verbindt zich ook nooit met mensen zoals God in de Bijbel (de God van Abraham enz.). Een persoonlijke relatie met God bestaat in de islam niet. In overeenstemming met die positie van Allah is de mens slechts zijn slaaf. In de Bijbel zijn de mensen Gods evenbeeld (waardigheid van de mens) en Gods kinderen. Het is ondenkbaar, dat Allah zou gaan afdalen in de levens van mensen.

Kern van het christelijk geloof is de triniteit van God (drieëenheid, God Vader, Zoon en Heilige Geest) en het plaatsvervangend verlossingsoffer van Gods Zoon op Golgotha. En juist die kern wijst Allah in alle felheid af. Hij vervloekt een ieder, die een wezen aan zijn zijde stelt (sjirk, bijplaatsing). Het is eigenlijk de ergste zonde. Wie gelooft in de drieënige God, is volgens de koran stellig een kandidaat voor de hel (soera 9: 30 e.a.). Tientallen malen staat in de koran, dat Allah geen zoon heeft. Het geloof in Gods triniteit maakt christenen in de ogen van moslims valselijk tot polytheïsten, die drie goden vereren. Pertinent afgewezen wordt ook de kruisiging van Jezus: „En omdat ze spraken: Zie, we hebben de Messias Jezus, de zoon van Maria, de gezant van Allah, vermoord – maar ze vermoordden niet hem en kruisigden niet hem, maar iemand die op hem leek (soera 4: 157 e.a.). Aangezien volgens hen Jezus niet was gekruisigd, was hij ook niet opgestaan en had hij niet plaatsvervangend zonden gedragen. Daarmee wordt de uniciteit van Jezus afgewezen. De koran accepteert niet de in elk opzicht beslissende principiële verklaring van Jezus: „Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij“ (Joh. 14:6). Nu al rijst de vraag: Eén en dezelfde God?? Als dat zo was, dan zou Hij zichzelf totaal tegenspreken: Kan Hij eerst Jezus als Verlosser zenden en zo´n 600 jaar later met het optreden van Mohammed juist die verlossingsmissie herroepen?

De naam „Jezus“ (Jesjoea) betekent vertaald: God redt of God helpt. Zijn naam staat borg voor Gods heilsdaad. Jezus komt onder de naam Isa in de koran te voorschijn, maar is daar slechts een mens, een profeet en als zodanig in hoog aanzien, maar staat onder Mohammed, het zegel der profeten. Alleen: Isa is niet meer vertaalbaar. Hij is al door zijn naam niet meer te herkennen als Heiland. In de islam kan alleen de mens zich zelf verlossen door alle geboden van Allah te houden. Maar al zijn moeite is eigenlijk vergeefs. Allah geeft geen garantie, dat je in de eeuwigheid, in het paradijs komt. Integendeel: „Hij vergeeft, wie hij wil en straft, wie hij wil“ (soera 2:284; 3: 129). Opmerkelijk is het feit, dat alle 114 soera´s van de koran, behalve de 9e soera, beginnen met de woorden: „In de naam van Allah, de erbarmer, de barmhartige“. Een daad van barmhartigheid, zoals God die door Jezus Christus liet geschieden, zoekt men echter vergeefs.

Christenen vragen zich evenwel af: Wat is dat voor een god, die zijn gelovigen slechts één enkele keer het paradijs belooft, wanneer ze in de gewapende strijd voor hem sneuvelen: „En zo zal strijden op Allahs weg, wie het aardse leven verkoopt voor het hiernamaals. En wie strijdt op Allahs weg, of hij sneuvelt of overwint, waarlijk, aan hem geven Wij een geweldig loon“ (soera 4:74 e.a.). Het is een strijd tegen „ongelovigen“ (niet-moslims), die zelfs op Allahs bevel gedood dienen te worden. „Waarlijk, in de harten van de ongelovigen werp ik verschrikking. Hakt dan in op hun halsen (in de koran terminus technicus betekent dat: onthoofden; de auteur) en hakt hun elke vinger af“ (soera 8: 12 e.a.): De vraag rijst, of Allah zich echt verbindt aan zijn belofte en zo zijn eigen hoogheid beperkt. Zeker niet!

Het is bevreemdend, als je leest, dat Allah verordineert voor hem te liegen, wanneer het nuttig is voor de uitbreiding van zijn heerschappij. Taqiya betekent „verhulling“, „versluiering“, een verordinering van Allah (soera 16: 106 e.a.), waarvan moslims bewust of onbewust gebruik maken, zolang men tegenover ongelovigen nog te weinig macht heeft. Vaak wordt van islamitische kant gezegd, dat de islam een godsdienst van liefde, verdraagzaamheid en vrede is, wel wetend, dat die uitspraken uit de vroege jaren van Mohammed in Mekka door bovengenoemd zwaardvers soera 9: 5 zijn opgeheven. Aangezien men echter gedwongen wordt te liegen, zou de straf voor het liegen terechtkomen op de ongelovigen. Er zijn vreedzame en verdraagzame moslims, maar geen vreedzame en verdraagzame islam. Net zoals er vreedzame en verdraagzame communisten waren, maar geen vreedzaam en verdraagzaam communisme. De ideologische grondslagen spreken in beide gevallen duidelijke taal…

Er wordt weliswaar telkens weer gezegd, dat „Allah“ vertaald betekent „God“, en Arabische christenen gebruiken de aanduiding „Allah“, wanneer zij God aanroepen. Het klopt allebei, maar het komt dan wel aan op de inhoud. Het is enerzijds een zelfde aanduiding bij een anderzijds totaal verschillend godsbegrip. Overeenkomstig soera 29: 46 zitten moslims

er overigens wel aan vast, te geloven dat de god van de koran en de God van de Bijbel identiek zijn. Dit komt echter niet overeen met de in wezen verschillende, ja zelfs contraire uitspraken van beide geloofsboeken.

Wie is de Allah van de koran, de onbekende, die pertinent zowel de triniteit als de kruisiging van Jezus loochent, die beveelt te liegen, als hem dat uitkomt, die zijn aanhangers naar de hel stuurt en die de gewapende strijd tegen ongelovigen verordineert? Neem je de koran en de Bijbel serieus en pas je als christen de bijbels maatstaf toe op Allah, dan kun je alleen maar tot de conclusie komen, dat we hier te maken hebben met een geestelijk wezen, dat zich weliswaar als God voordoet, maar niet is. Onder de 99 mooiste namen van Allah ontbreken typisch genoeg helemaal de begrippen „Vader“ en „liefde“, waarmee God in de Bijbel voortdurend wordt aangeduid. Ontmaskerend is daarentegen de uitspraak van Allah zelf, dat hij de listigste is van allemaal (soera 3: 54). De Bijbel onderscheidt tussen listig en slim. Listig is in de Bijbel de slang (Gen. 3:1). Dat past bij 1 Joh. 2: 22vv: „Wie is de leugenaar dan wie loochent, dat Jezus de Christus is? Dit is de antichrist, die de Vader en de Zoon loochent. Een ieder, die de Zoon loochent, heeft ook de Vader niet. Wie de Zoon belijdt, heeft ook de Vader…“

Conclusie

Aangezien moet worden aangenomen, dat aan Benedictus XVI als kenner van de islam al die uitspraken van Allah bekend zijn, moet je je afvragen, waarom hij toch nog God en Allah gelijkstelt. Diplomatieke opstelling? Vanuit islamitische visie deed de paus een belangrijke stap naar het djimmidom, net als ook met zijn quasi excuus voor zijn rede te Regensburg. Christenen hebben echter tot taak, die geesten te onderscheiden (1 Joh. 4: 1) en het Woord van Jezus als enige Verlosser bekend te maken, ook in de islamitische wereld. Christus heeft ook de moslims lief en is ook voor hen gestorven. Als je Allah en God aan elkaar gelijkstelt, dan blokkeer je die verlossingsboodschap. Gelukkig zijn er vele christenen, ook in de moslimwereld, die weten, wie Allah is en die het Woord van de verlossing door Jezus doorgeven. In niet weinig islamitische landen, zelfs in Duitsland en over ´t algemeen in het westen, gebeuren tegenwoordig verbazingwekkende dingen: De gemeente van Jezus groeit ook in het rijk van Allah. Moslims verlaten als bekeerlingen de islam niet zelden onder levensgevaar en volgen Jezus na. Maar daar hoor je in de media nauwelijks van. Wat zullen die mensen hebben gedacht, toen ze van Benedictus hoorden, dat christenen en moslims dezelfde God aanbidden? Jezus heeft voor de eindtijd gewaarschuwd tegen verleiders: „En vele valse profeten zullen opstaan en velen zullen zij verleiden“ (Matth. 24: 11)…

Lange tijd hebben ook protestantse bisschoppen en kerkleiders geprobeerd om het bijbelse godsbegrip te accorderen met dat van de koran. Alles wat als scheidsmuur tussen islam en christendom instond, heeft men, zo goed het ging, gebagatelliseerd en daarvoor in de plaats alle vermeende gemeenschappelijke dingen uitvergroot. Nog in 1998 gaf de Evangelische Kirche im Rheinland als oriënteringshulp de brochure „Christenen en moslims naast elkaar voor die ene God“ uit. Pas sinds kort kwam er onder bisschop Wolfgang Huber, de voorzitter van de Raad van de EKD (Evangelische Kirche Deutschlands), een duidelijke ommekeer tot stand, zoals de „Handreiking van de Raad van de EKD“ van december 2006 laat zien. Tegelijkertijd verklaarden op 23.12.2006 de Westfaalse praeses Alfred Buß (Westfalen-Blatt van 23.12.2006) en de landsbisscho van Hannover Margot Käßmann (Deutschlandfunk van 24.12.2006), dat islam en christendom een verschillend gods- en mensbeeld hebben. De koerswijziging kon wel eens te laat komen. De kameel heeft al veel meer dan zijn voorpoten in de „Tent Europa“ gezet. Op zijn laatst in de generatie na de volgende generatie kon Europa wel eens verloren zijn geraakt aan de islam.

De islamkenner en journalist Peter Scholl-Latour heeft er jaren geleden al telkens weer de nadruk op gelegd, dat hij weliswaar niet bang was voor de kracht van de islam, maar wel voor de zwakheid van de christelijke kerken. Met het oog op de moreel-ethische situatie en in aanmerking genomen de godvergetenheid van de voormalige christelijke landen van het westen moet de vraag zijn geoorloofd, of de islam als oordeel Gods komt over een goddeloos geworden westerse wereld. Weliswaar heeft Jezus gezegd (en dat kan op geen enkele wijze in twijfel worden getrokken): „ Mij is gegeven alle macht in hemel en op de aarde“ (Matth. 28: 18) en: „In de wereld lijdt gij verdrukking, maar houdt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen“ (Joh. 16: 33), maar de islamisering zal ook christenen niet onberoerd laten. Maar wie Jezus heeft, die heeft houvast. En hij zal zijn vijanden liefhebben, voor hen bidden en hun vertellen van de enige Messias Jezus.

Verwijzing: De korancitaten werden genomen uit de reclam-uitgave van de koran, nr. 4206, vertaald door Max Henning, de inleiding en opmerkingen van Annemarie Schimmel van Centrale Raad van Moslims in Duitsland.

 

 

Zinnenparcours, Zin-volle waarneming Bijbelse duiding en weerlegging
Hierbij gaat het niet om het oefenen en aanscherpen van de zintuigen, maar om het geblinddoekt afleggen van een traject waarbij bij elk ‘zin-station’ een bepaalde handeling wordt uitgevoerd. Daarbij wordt het normale waarnemingsvermogen verward om plaats te maken voor complexe waarnemingen door alle zintuigen tegelijk. Zelfs toen een bekend sigarettenmerk haar gebruikers trakteerde op een zinnenparcours, werd duidelijk gewezen op de mogelijk schadelijke gevolgen voor de gezondheid. Maar waar de commercie nog oog heeft voor schadelijke bijwerkingen, wordt die door de spirituele pedagogiek over het hoofd gezien resp. geheel ontkend. Overigens gelden hier dezelfde bezwaren als bij meditatietechnieken.

 

Zen (afkomstig van Sanskriet ‘dyana’, geconcentreerde, methodische meditatie Bijbelse duiding en weerlegging
Religieuze tak van het boeddhisme met als doel de bevrijding van ieder verband met de realiteit om zo de eenheid van denken en voelen te ervaren en de tegenstellingen in het menselijk bestaan op te heffen. Kenmerkend voor zen- meditatie is de plotselinge ervaring van de werkelijkheid, satori genaamd, die zou leiden tot een rustige en blijde levensaanvaarding. De meditatie die de Bijbel kent, schakelt de menselijke geest niet uit, maar richt die op het Woord van God. Die brengt de onrustige ziel tot rust voor God, bijv. in zoals in Psalm 42-43, om van Hem te leren en door Zijn Woord onderwezen te worden, bijv. in Psalm 19 en 119.

 

Zelfverwerkelijking (bij Jung: Individuatie) Bijbelse duiding en weerlegging
Een misleidende term, omdat hiermee niets meer of minder wordt bedoeld dan het opgaan van het individu in de werkelijkheid. In het Westen is Zelfverwerkelijking het bereiken van autonomie, in het Oosten het omgekeerde.
In hindoetermen: Atman = Brahman, d.w.z. wanneer de mens gaat inzien dat hijzelf (atman) niet anders is dan een afgevallen deeltje van de godheid (Brahman), gevallen in materialiteit en individualiteit.
De vergoddelijking van de mens zelf is niet anders dan de weg van de slang in de hof: Jullie zullen als God zijn, Gen. 3:4, 2 Petr. 2:19.
De bijbelse weg is niet de weg der verlichting, maar de weg der verlossing.

 

Yoga, juk met de wereldziel
Sanskriet ‘yuj’ = juk.
Bijbelse duiding en weerlegging
Geestesrichting in het hindoeïsme, boeddhisme en tantrisme die zich richt op de mystieke verbinding of vereniging van de menselijke ziel met de goddelijke ziel, van het individu (Atman) met het Absolute (Brahman).
Door middel van lichaamshoudingen, ademhalingsoefenin-gen, beheersing der zinnen, concentratie en meditatie, wordt een discipline geoefend. Hiermee wordt een toestand van trance opgewekt waarin de mens leert om zijn ‘astrale lichaam’ te kennen en gebruiken. Hiermee kan hij de illusie van onze menselijke dimensies overstijgen en de Enige Ware Werkelijkheid zoeken.
Paulus waarschuwt nadrukkelijk voor het contact (verbinding, gemeen-schap) met boze geesten (1 Cor. 10:20).
In het Oude Testament was het Bileam die koning Balak leerde de Israëlieten te verzwageren aan hun dochters, zodat zij afgodenoffers zouden eten en hoereren (Op. 2:14).
Zie ook Mattheus 11:28-30.

 

Samenvatting: Yoga (van de sanskriet-wortel ‘yuj’ of juk, verbinding/inspanning/ eenwording) is een geestesrichting in het hindoeïsme, boeddhisme en tantrisme die zich richt op de mystieke verbinding van de menselijke ziel met de goddelijke ziel. Een beoordeling vanuit de Bijbel.

►Uitleg begrip

Yoga (van de sanskriet wortel ‘yuj’ of juk, verbinding/inspanning/eenwording) is een geestesrichting in het hindoeïsme, boeddhisme en tantrisme, die zich richt op de mystieke verbinding van de menselijke ziel met de goddelijke ziel, van het Ik of Zelf (atman) met het Absolute (brahman). Door middel van lichaamshoudingen, ademhalingsoefeningen, beheersing der zinnen, concentratie en meditatie, wordt een discipline geoefend. Hiermee wordt een toestand van Trance opgewekt waarin de mens leert om zijn ‘astrale lichaam’ te kennen en gebruiken. Hiermee kan hij met ‘hogere werkelijkheden’ in relatie treden om de illusie van onze menselijke dimensies te overstijgen en de Enige Ware Werkelijkheid te zoeken. Yoga staat ook ten dienste van de holistisch gezonde leefwijze.

►Er zijn vele soorten yoga bekend, waarvan we noemen:

  1. Hatha-yoga: de lichamelijke yoga, voor velen de eerste kennismaking, waarbij men leert het lichaam te beheersen als juk van de geest die daarmee tot ‘ontplooiïng’ kan komen, dat wil zeggen boven zichzelf kan uitstijgen tot de geestenwereld.
    ‘Hatha’ is sanskriet voor mannelijk/vrouwelijk. In het Chinees  is het yin/yang en in het  Tibetaans is het yab-yum (Grieks: androgyn!).
  2. Prana-yoga: de yoga van de ademhaling; hierbij gaat het niet om het beheersen van de eigen ademhaling (dat is slechts het begin), maar om het in harmonie zijn met de in de kosmos aanwezige prana of levensadem (“het ademt in mij”).
    ‘Prana’ is een hindoe-term voor ‘levensenergie’ uit het animisme (zie aldaar) en deze kan via ademtechniek worden ervaren en benut.
  3. Jnana-yoga: de yoga van de kennis ofwel het juk van kennis uit Gen. 3:5: een gnostisch of ‘direct’ kennen in intuïtief aanschouwen van de machten en krachten in de kosmos, met als hoogste vorm de trance-kennis of sawadhi.
    ‘Jnana’ is kennen van binnenuit, bewust worden van wat in de mens leeft, zie ook bij Gnostiek op de site.
  4. Karma-yoga: de yoga van de daad, waarmee men zijn ‘werkensaldo’ in positieve richting brengt, een soort van hindoe-aflaat dus: het is de yoga van de gewone man, die via ‘werkheiligheid’ de verlichte staat hoopt te bereiken/bevorderen.
    ‘Karma’ is te zien als iets positief, een saldo van goed en kwaad, maar in een latere fase, de Bhakti, dient Karma geheel te verdwijnen.
  5. Bhakti-yoga:  de yoga van de toewijding, de liefdevolle overgave, namelijk aan Krisjna. Hiermee tracht men alle begeerte te overwinnen, vanuit je eigen kracht; Jezus wordt hierbij gezien als een grote yogi, bijvoorbeeld in de lijdensdevotie. De Bhaktivedanta zijn de geschriften die mensen inwijden in deze ‘kosmische liefde’, waarbij nauwelijks sprake is van het belijden van schuld.
  6. Raja-yoga: de yoga van de ‘koninklijke weg’ die de echte yogi’s bereiken en waarbij de bovenstaande yoga-soorten worden beoefend om tot zelfrealisatie te komen. Deze zelfrealisatie wordt bereikt in de zogenaamde samadhi of yoga-trance.
    ‘Raja’ stamt af van ‘roi’( = koning) en houdt dus in dat de mens zijn eigen god-zijn ontdekt en ‘realiseert’ of bewust maakt.
  7. Mantra-yoga: de yoga van de aanroep of shanti (vrede), bijvoorbeeld in Transcendente meditatie; hierbij wordt de naam van een halfgod of demon aangeroepen: ter bescherming (als talisman) of om dingen te vergeten.Mantra’s worden gebruikt als zegen- of vloekspreuk, bijvoorbeeld in het Tibetaans boeddhisme of als dreunzang of chanting, bijvoorbeeld bij Hare Krisjna.
  8. Tantra-yoga: de yoga van de (zwarte of witte) magie, waarbij de realiteit wordt ontkend en teruggebracht tot illusie en de fantasie-droom wordt tot realiteit. Het is de hindoe-vorm van ‘geleide fantasie’ en ‘visualisatie’ ‘Tantra’ betekent ‘weefsel’ en geeft de beoefenaar een ‘etherische geleider’ waarmee de grenzen tussen werkelijkheid en denkwereld worden doorbroken.
  9. Shakti-yoga: de yoga van de zegen, die de goeroe om zich heen verspreidt en daarmee zijn volgelingen en toehoorders brengt onder zijn bekoring, waardoor zij open staan voor diens lering in een toestand van meditatie.
    ‘Shakti’ betekent kracht en is de naam van een godin, de metgezel van Sjiva, de verwoester, zoals Astarte de wederhelft is van Baäl.

►Hoe staat de Bijbel tegenover yoga-methoden?
Het begrip ‘juk’ komt in de Bijbel meestal in overdrachtelijke zin voor, namelijk onder het juk doorgaan, onderworpen zijn aan onderdrukkende machten. Dit zijn de vijanden van Israël, die God dikwijls gebruikt om Zijn volk te tuchtigen, bijvoorbeeld ‘het juk van de koning van Babel.’ In de betekenis van koppelen van goden komt het begrip in de Schrift voor als de list van Bileam, die het volk Israël koppelde aan Baäl-Peor (Hosea 9:10, Openbaring 2:14).Jezus Christus nodigt de mensen om te komen onder Zijn juk, dat zacht is; het is het beeld van twee ossen die samen ploegen en een rechte vore trekken. Zijn boodschap is:

Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.
Neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen. Want mijn juk is zacht en mijn last is licht”
(Mattheüs 11:28-30).

De Schrift kent geen ‘universele geest’ waarin het goddelijke en het menselijke samenvloeien. Als het gaat om ‘versmelten van geesten’ kan het niet anders zijn dan dat gezocht wordt naar het koppelen van de menselijke ziel aan een afgod, wat uitdrukkelijk verboden is, bijvoorbeeld in Leviticus 19:4 en Jesaja 2. De mens kan zijn individualiteit niet verliezen, want ieder mens zal persoonlijk in het gericht komen te staan voor zijn Maker. Zo denken veel christenen dat ze yoga kunnen ontdoen van de religieuze oorsprong en het alsnog kunnen beoefenen als zijnde een onschuldige vorm van gymnastiek. Maar volgens de goeroes en de yogi zelf behoort yoga tot het wezen van het hindoeïsme, juist al de eerste fase, die zuiver lichamelijk is, conditioneert de mens voor de omgang met demonen. Op deze wijze wordt zijn ziel ten nauwste verbonden met een demon (Hebreeuws: hij die aankleeft), die hem bindt en brengt tot daden die hijzelf niet wil, zoals wordt beschreven in Mattheüs 17:5.

De hindoe-yogi geeft ook aan Jezus Christus een plaats: Hij wordt beschouwd als een grote yogi die al de yoga-vormen beheerste en daarmee God-in-zich realiseerde en dus ‘God werd’:

  1. als hatha-yogi beheerste Hij zijn lichaam en kon Hij veertig dagen vasten in de woestijn;
  2. als prana-yogi beheerste Hij zijn adem en kon Hij beschikken over de ‘ruach’ of Geest van God;
  3. als jnana-yogi kende Hij God (als Vader) en bereikte Hij de eenheid van Vader, Zoon en Geest;
  4. als karma-yogi deed Hij de werken Gods en kon Hij zeggen: “Ik doe altijd wat God behaagt”;
  5. als bhakti-yogi was Hij de belichaming van de liefde tegenover God en van Gods ‘transformerende liefde’ jegens de wereld;
  6. als raja-yogi is Hij gekomen tot de god-realisatie en de zelfverwerkelijking, en met de Bergrede leerde Hij dit geheim aan zijn discipelen;
  7. als mantra-yogi gebruikte Hij spreuken, zoals Talitha koemi, waardoor Zijn wil de natuur overwon;
  8. als tantra-yogi stond Hij boven de realiteit van het leven en maakte Hij Zich immuun voor spot en hoon;
  9. als shakti-yogi ‘zegende’ Hij zijn discipelen en rustte Hij hen op bovennatuurlijke wijze toe met Zijn ‘sjalom’.

►Een duidelijke afwijzing

Deze lasterlijke taal wordt steeds meer ingevoerd, waardoor mensen de Bijbel gaan lezen door een hindoe-bril en gaan uitleggen en toepassen vanuit een yogi-denken. Vandaar dat wij des te meer de Bijbelse leer aangaande de Christus dienen te kennen en Schrift met Schrift moeten uitleggen, niet Schrift met Veda, van Gods Geest vervuld moeten zijn en niet van prana, enzovoort.