Acht stellingen die we op grond van de bijbel geloven en niet geloven.
1. We geloven,
dat engelen door God geschapen wezens zijn met een eigen wil en persoonlijkheid (Joh. 1: 3, Hebr. 1: 6, Col. 1: 16).
We geloven niet,
dat engelen geen werkelijke wezens zijn, maar slechts een metafoor van goed en kwaad.
2. We geloven,
dat de bijbel slechts twee groepen engelen (geestelijke wezens) onderscheidt: de gevallen engelen, waarvan Satan oorspronkelijk de hoogste in rang was en de engelen die voor altijd trouw aan God zijn gebleven (Ez. 28, Jes. 14: 11-14). De duivel of Satan en zijn handlangers gaan zowel bruut (als een leeuw, 1Pet. 5: 8) ,als verleidelijk (als een vermomde engel van het licht, 1 Cor. 11: 14) te werk.
We geloven niet,
dat er een ‘grijs’ gebied is, waarin engelen nu nog voor of tegen God kunnen kiezen, of waarin mensen ‘neutraal’ met onzichtbare machten contact kunnen maken.
3. We geloven,
* dat de oude natuur van de gevallen mens een aanknopingspunt is voor de verzoeking en beïnvloeding door de machten der duisternis. Door het verzoenend offer van Jezus Christus kan de persoon die zich aan Christus heeft overgegeven uit genade en geloof weer met God leven door de Heilige Geest en het Woord van God (1 Cor. 2: 13 -15).
* dat de bijbel de verering en aanbidding van engelen als bemiddelaars afwijst (Col. 2: 12, Op. 19: 10, Op. 22: 9)
We geloven niet,
* dat gevallen geesten alleen in de perceptie van mensen bestaan en dat ze in werkelijkheid geen contact maken met mensen.
* dat contact of hulp van heilige engelen gezocht moet worden.
4. We geloven,
* dat gevallen engelen (demonen) mensen willen en kunnen verwarren, misleiden en psychisch en geestelijk ruïneren (2 Cor. 4: 4, 2 Cor. 11: 3). We betreden het terrein van toverij, als we met behulp van de gevallen geestelijke wereld natuurlijke en bovennatuurlijke dingen gaan manipuleren (Lev. 19: 31, 20: 6, 27, Deut. 18: 9 -14, Hand. 13: 6 -10, Hand. 8: 9 -24). De bijbel roept ons op de geestelijke wapenrusting op te nemen (Ef. 6: 10 -20), de duivel in geloof te weerstaan (1 Pet. 5: 8, 9).
* dat de engelen die de Schepper trouw gebleven zijn – hoewel zij dienende geesten zijn – zich niet door mensen laten manipuleren, maar hun opdrachten slechts van de Schepper ontvangen.
* dat een heilige engel (= bode) door God uitgezonden wordt (Hebr. 1: 14) en Zijn Woord volvoert (Ps. 103: 20).
* dat er geen enkele aanwijzing en geen enkel voorbeeld van een gebed van een mens tot God met hulp van engelen is.
* dat de heilige engelen die God met een opdracht stuurde, de gestalte van een mens aannamen, zodat communicatie mogelijk was (Gen. 18: 1 – 15, Gen. 19, Richt. 13: 1 – 21).
* dat slechts de gevallen engelen zich door mensen laten bevragen en aanbidden en daarop wonderen kunnen verrichten, die echter alle uiteindelijk de vernietiging van de mens en de schepping tot doel hebben.
We geloven niet,
dat de invloed van gevallen engelen op de mens, slechts een hersenspinsel of een metafoor voor angst is, maar dat het gaat om een reële strijd tussen licht en duisternis, tussen leven en dood.
5. We geloven,
dat vooral de christenouders, -leerkrachten en -voorgangers de taak hebben om kinderen te beschermen, te leren, te waarschuwen en op te voeden en voor te leven, hoe ze met de (gevallen) geestelijke wereld moeten omgaan (Deut. 6: 4 – 9, Ef. 6: 1,2).
We geloven niet,
* dat kinderen zelf mogen experimenteren, of door schade en schande zelf ‘wijs’ kunnen worden in dit opzicht.
* dat de opdracht alles te toetsen uit 1Thes. 5: 21 een stimulans is om op ontdekkingstocht in de occulte wereld te gaan.
6. We geloven,
dat de aanvallen van de boze, vooral gericht zijn op kinderen, omdat ze gemakkelijker in hun denken te beïnvloeden zijn. Deze aanvallen zijn vele, maar hebben vooral als doel de ontkenning van de enige God en verder het aanmoedigen contact te leggen met de gevallen geestelijke wereld (2 Cor. 11: 3, Col. 2: 20 – 23) om geholpen te worden.
We geloven niet,
dat er voor de kinderen enige hulp buiten Jezus Christus om is.
7. We geloven,
dat de kinderboekenweek met het thema “Toveracademie” een middel is waarmee kinderen in de invloedssfeer van de boze en dus van de duisternis gebracht worden. We moeten dan ook als ouders, opvoeders, leerkrachten/docenten en pastores onze geestelijke verantwoordelijkheden nemen (zie stelling 5) ten behoeve van de geestelijke gezondheid van onze kinderen.
We geloven niet,
dat het uitproberen en het gebruik maken van allerlei vormen van toverij een onschuldige of vrijblijvende bezigheid is. God verbiedt immers alleen wat schadelijk voor de mens en een aantasting van Zijn heiligheid is (Deut. 18: 13 en 14).
Enneagram
(Grieks ennea = negen)
Het enneagram is bedoeld om de zgn. persoonsfixatie (die op drie of vierjarige leeftijd plaatsvindt) te doorbreken en wordt veel gebruikt in retraiteoefeningen van de Jezuïeten, maar vooral ook in management trainingen als middel voor persoonsontwikkeling en teambuilding.
Soms wordt het enneagram kracht bijgezet door te verwijzen naar ‘de negen gezichten van Jezus’. Door een bepaalde manier van staren zou men ‘het gezicht van God’ kunnen zien, of, omgekeerd, het gezicht van de duivel’, wat neerkomt op blasfemie.
Energievelden
Dit kan gebeuren door zwarte magie in de vorm van bezweringen (dementors bij Harry Potter).
In plaats daarvan gebruikt Paulus regelmatig het begrip ‘energie’ als ‘krachtige werking’, bijv. in Col. 1:29, waar hij zich voor hen inspant, “naar de energie die in mij werkt (mij energie geeft), met kracht.”
Druïde
(Latijn: druïdes = priester)
Droomwerk
Bij demonische dromen is de demon die de droom veroorzaakt, duidelijk te zien.
Maar zulke dromen kunnen ook uit een andere bron komen: Als er een profeet onder u is of iemand die zegt de toekomst te kunnen voorspellen door middel van dromen of tekenen en wonderen te kunnen doen, en als zijn voorspellingen uitkomen en hij zegt: “Kom, laten we de goden van andere volken aanbidden,” luister dan niet naar hen, Deut. 13:1-2.
Dromenvanger
Niet echt mooi om te zien, wel apart
De laatste tijd kom je ze steeds vaker tegen en in veel winkels worden ze te koop aangeboden: dromenvangers. Ze zijn er in allerlei vormen en maten. Ze worden veel als cadeau gegeven. Ze zien er wel min of meer grappig uit. Op veel scholen mogen de kinderen ze tijdens een les maken.
Is een dromenvanger ‘gewoon’ een onschuldige decoratie of zit er meer achter? Op het eerste gezicht vond ik ze niet mooi om te zien,maar wel apart. Dat is natuurlijk een kwestie van smaak. Toen ik voor het eerst een dromenvanger zag, dacht ik: “Wat een raar ding!” Er kwamen toen vragen bij mij op.
De naam geeft het voorwerp een extra lading. Waarom geef je zo’n voorwerp die naam? De naam suggereert dat het met dromen te maken heeft en dat riekt naar verborgen, bovennatuurlijke en/of occulte bezigheden.
Herkomst
Als je de herkomst nagaat, worden er twee volkeren genoemd: de (Amerikaanse) Indianen en de (Australische) Aboriginals. Hoewel de mythe bij de Aboriginals anders is, hebben zij wat betreft de dromenvangers hetzelfde principe en dezelfde doelstelling.
Beide culturen bezitten van origine een zeer complexe godsdienst, waarbij zij geloven dat de ‘natuur’ verweven is met de geestenwereld (hun goden). De godsdienst speelt een belangrijke rol in het dagelijks leven.
Het jaar werd verdeeld en bij elk deel hielden zij ceremoniën met het doel de geesten voor hun hulp te bedanken. Hierbij vereerden zij het land, dat in hun geloof, evenals het leven, heilig is.
Wat doet een dromenvanger?
Beide culturen geloofden dat de goden (of de geesten van de voorouders) hun boodschappen konden doorgeven. Zij gingen er vanuit dat dit onder andere via dromen mogelijk was. De inhoud van de dromen waren voor hen erg belangrijk.
Naast hun geloof in ‘goede geesten’ geloofden zij eveneens in ‘kwade geesten’.
Als wij verband tussen deze ‘geesten’ en dromen leggen, dan kunnen wij ons een voorstelling maken dat een nachtmerrie daarom door hen heel anders wordt uitgelegd dan door ons. Goede dromen waren volgens hen afkomstig van goede geesten of goden en kwade, nare dromen van de boze geesten. Om die boze dromen te weren, gebruik(t)en zowel de Indianen als de Aboriginals dromenvangers.
De werking
De (occulte) ‘werking’ van de dromenvanger is als volgt te omschrijven. Een dromenvanger hangt per definitie boven de slaapplaats van de eigenaar. Dromen waarvan zij zeggen dat het boodschappen van geesten/goden zijn (!), ‘vliegen’ gedurende de nacht door de lucht op zoek naar hun doel (de mens). De dromenvanger vangt alle dromen, maar fungeert volgens hen als een soort membraam die de goede dromen ongehinderd doorlaat en de eigenaar bereikt. De goede droom verlaat het ‘vangnet’ via de veren die er aan zitten, of via de draden met kralen en dergelijke die er aan hangen. De goede dromen vallen zodoende op de slapende persoon.
De dromenvanger is voor hen een soort ‘wachter voor de nacht’. De kwade, nare dromen worden uit de lucht gefilterd. Die dromen worden ‘gevangen’ in het web van de dromenvanger. In de ochtendzon verbranden deze kwade dromen, zodat ze de rust van de persoon niet verstoren.
Het bezitten van een dromenvanger is voor hen daarom heel belangrijk. Zodra er bijvoorbeeld een baby wordt geboren, schenkt men er al één aan het kind. De ouders geloven dat zij hiermee hun geliefde kind een ‘vredig’ begin van zijn (nachtelijk) leven bieden.
Rituele inzegening
De mensen maakten deze dromenvangers veelal zelf en gebruikten daarvoor (en hoe kan het anders) materieel uit de natuur. Soms deed de sjamaan dat, want de vanger moest door hem ritueel ingezegend worden.
Er zijn diverse firma’s die handig op de nieuwe hype inspelen. Zij stellen dat een in de fabriek gefabriceerde dromenvanger geen spirituele werking heeft. Zij bieden een met de hand vervaardigde dromenvanger aan die uit speciale materialen samengesteld is.
Een ritueel (dit is occult!) ingezegend voorwerp is een voorwerp dat aan demonen gewijd is. De vraag is dus: “Waar stelt men zich voor open?” Wil een christen een voorwerp in zijn bezit hebben, dat in de afgodendienst gebruikt kan worden en waarvan God zegt dat het een gruwel is?
Afwijzing!
Inmiddels zijn er een paar dingen genoemd waarvan een christen afkeer zou moeten hebben. Graag wil ik ze nog even op een rijtje zetten.
De conclusie is dus afwijzend, omdat het in huis hebben van occulte voorwerpen of zaken die aan de afgoden gewijd zijn voor God geestelijk overspel is.
T. H. Ligtenberg
Dossier T.B. Joshua
Dossier T.B. Joshua, door drs. R. van der Ven
Uitg. Buijten & Schipperheijn, Amsterdam, 151 pag, € 15,–
Boekbespreking door drs. R.H. Matzken
Inleiding
Na Toronto, Pensacola en Brompton (bakermat van de alfacursus) is nu Lagos in Nigeria een bekende naam aan het worden vanwege het optreden van ‘Profeet Joshua’, zoals deze aangesproken wenst te worden. Alleen het noemen van die naam trekt een diepe vore tussen christenen in Nederland. Sommigen beschouwen hem als een ware ‘Man Gods’ – een andere aangemeten titel – en waarschuwen iedereen die het waagt kritiek te hebben voor de dreigende gevolgen:
“Pas maar op dat je je niet schuldig maakt aan de zonde tegen de Heilige Geest.”
Joshua zelf bedreigt zijn criticasters op een andere manier:
“Iedereen die het waagt kritiek op mij te uiten zal kracht van zijn bediening aan mij verliezen!”
Steeds meer christenen in ons land worden – meestal vanwege een ongeneeslijke ziekte – naar Joshua toegetrokken. Sommigen van hen die de verre reis maken, claimen genezen terug te komen, anderen blijven zoals zij waren. Maar allemaal hebben zij een verhaal te vertellen dat zowel in letterlijke als figuurlijke zin ‘wonderlijk’ is. Dikwijls zijn die verhalen heel positief en valt alleen het wonderlijke draaien van de handen van de ‘profeet’ en zijn helpers op. Anderen weigeren er heen te gaan: Als de Heer mij thuishaalt is het goed, daarvoor hoef ik niet naar zo’n genezer overzee te gaan.”
Hoewel steeds meer gelovigen en hun pastors met ‘t verschijnsel ‘Joshua’ te maken krijgen, zijn er maar weinig in staat een diepgaand onderzoek te doen naar de achtergronden ervan. Toch is zo’n diepgaande studie noodzakelijk, omdat beoordelen anders onmogelijk is vanwege de vele facetten aan deze ‘bediening’. Dit geldt des te meer wanneer bekende voormannen uit de evangelische beweging zich hierover uitspreken.
Het is de grote verdienste van Ruud van der Ven dat hij de moed heeft gehad zo’n studie te volbrengen. Het resultaat wordt ons nu in zijn boek ‘Dossier T.B. Joshua’ gepresenteerd. Na het lezen van zijn vorige boeken: ‘Niemand anders dan Jezus alleen’ en ‘Van kwaal tot erger’ verwacht de lezer weer een belangwekkend boek en daarin wordt hij zeker niet teleurgesteld.
Het begint met de verslagen van mensen die ‘de Synagoge’ hebben bezocht. In het algemeen zijn die positief, wat de hoofdpersoon van het boek (waarover later meer) doet verzuchten: “Tja, als je dit zo leest, kun je toch niet anders dan stil worden? Wie zou het nog in zijn hoofd durven halen deze bediening van profeet T.B. Joshua occult te noemen?”
Onderscheiden der geesten: een bijbelse plicht
Na deze positieve getuigenissen, die ook in Nederland veel mensen ervan overtuigen dat prophet Joshua een man van God moet zijn en dat kritiek op hem dicht aan godslastering grenst, volgen de andere hoofdstukken die deze overtuiging op losse schroeven zetten:
Hoe verloopt nu de transmissie van de auteur naar de lezer?
Wie het boek verder leest, valt van de ene verbazing in de andere. Het lijkt wel alsof we zijn teruggekeerd in de duistere Middeleeuwen en steeds meer rijst de vraag: is dat allemaal wel zo als de auteur vermeldt of gaat hij hierin precies dezelfde weg – zij het in tegengestelde richting – van iemand die alleen maar goeds over Joshua wil horen en al het andere als laster wegwuift? De schrijver past twee manieren toe om zijn lezers in dit proces te begeleiden en hen te helpen leugen en waarheid, fantasie en werkelijkheid, van elkaar te scheiden.
De eerste manier is het vermelden van een indrukwekkende hoeveelheid documentatie:
Kortom, de documentatie, ook met een vroegere klasgenoot van Joshua en met degene met wie hij 10 jaar geleden de Synagoge oprichtte, is ronduit overweldigend.
De tweede manier is de wijze van vertellen, want hoe betrek en houd je de lezer bij al datgene wat je te zeggen hebt via een boek dat voor een breed publiek toegankelijk moet zijn?
Hiervoor heeft de auteur de verhaalvorm gekozen waarbij de hoofdpersoon – een predikant van een middelgrote gemeente – ongeneeslijk ziek is en daarom des te meer gemotiveerd is om deel te nemen aan een kerkelijke onderzoekscommissie om antwoord te kunnen geven op veel vragen van gemeenteleden over de gebedsgenezer in Nigeria. Dit stelt de lezer in staat mee te leven met de hoofdpersoon, die in de commissie inzage krijgt in de verslagen en meedoet aan de zittingen waarbij de vele documentatie wordt getoond.
Beoordeling van het boek
Het lijkt mij moeilijk om inhoudelijke kritiek op dit boek te hebben. Eerder past dankbaarheid jegens God dat iemand de moed en het doorzettingsvermogen heeft gehad dit boek te schrijven. Wanneer materiaal soms speculatief lijkt te zijn, wordt dat duidelijk vermeld en laat de auteur dat ook nauwelijks meewegen in zijn beschouwingen. De vele duidelijke verwijzingen plaatsen het boek in een categorie van wetenschappelijk verantwoord en maken het tegelijk geschikt voor een breed publiek.
Ook de verhaalvorm waarin de stof is gegoten spreekt aan, maar in de tweede helft van het boek komt die wat ongeloofwaardig over. Dat komt doordat de schrijver, in zijn verlangen om al die verschijnselen in zowel een bijbels als een esoterisch (occult) kader te plaatsen, hiermee de latere betogen in de zittingen tot complete lessen maakt. Dat kan de aandacht van de lezer afleiden, althans zo overkwam het uw recensent.
Over de conclusie van de commissie laat het boek ons in het duister. Na alle visuele en auditieve documentatie is er geen samenspreking, geen samenvatting en geen conclusie, en dat geldt ook voor de hoofdpersoon van het boek: Gaat hij nu wel – als een gewaarschuwd mens – naar Nigeria of niet?
Sommigen zullen dit een sterk punt van het boek vinden. Na alle documentatie – deels voor maar vooral tegen – moet de lezer maar zijn eigen conclusies trekken. Anderen zullen daar anders over denken omdat zij nu zelf een ‘commissie’ samen moeten stellen om zich te beraden op de vraag waarmee ook uw recensent werd geconfronteerd door een vrouw in een ongeneeslijk stadium van kanker. Haar levensvraag kwam hierop neer: zal ik proberen het leven te rekken, met het risico van occulte besmetting, of kan ik beter rein heengaan tot Hem die de dood overwon?
Drs. R.H. Matzken, 15 sept. 2003
Derde oog
Het dient als waarnemingsorgaan voor de wereld van het paranormale.
Dit oog kan worden geopend wanneer men zijn natuurlijke ogen weet te sluiten en dient ‘de vereniging met God’. Bij Christian Science, Stilteoefeningen en NLP wordt gebruik gemaakt van oogoefeningen om daarmee een toestand van trance te bereiken waarin men kan visualiseren.
demonologie
Acht stellingen die we op grond van de bijbel geloven en niet geloven.
1. We geloven,
dat engelen door God geschapen wezens zijn met een eigen wil en persoonlijkheid (Joh. 1: 3, Hebr. 1: 6, Col. 1: 16).
We geloven niet,
dat engelen geen werkelijke wezens zijn, maar slechts een metafoor van goed en kwaad.
2. We geloven,
dat de bijbel slechts twee groepen engelen (geestelijke wezens) onderscheidt: de gevallen engelen, waarvan Satan oorspronkelijk de hoogste in rang was en de engelen die voor altijd trouw aan God zijn gebleven (Ez. 28, Jes. 14: 11-14). De duivel of Satan en zijn handlangers gaan zowel bruut (als een leeuw, 1Pet. 5: 8) ,als verleidelijk (als een vermomde engel van het licht, 1 Cor. 11: 14) te werk.
We geloven niet,
dat er een ‘grijs’ gebied is, waarin engelen nu nog voor of tegen God kunnen kiezen, of waarin mensen ‘neutraal’ met onzichtbare machten contact kunnen maken.
3. We geloven,
* dat de oude natuur van de gevallen mens een aanknopingspunt is voor de verzoeking en beïnvloeding door de machten der duisternis. Door het verzoenend offer van Jezus Christus kan de persoon die zich aan Christus heeft overgegeven uit genade en geloof weer met God leven door de Heilige Geest en het Woord van God (1 Cor. 2: 13 -15).
* dat de bijbel de verering en aanbidding van engelen als bemiddelaars afwijst (Col. 2: 12, Op. 19: 10, Op. 22: 9)
We geloven niet,
* dat gevallen geesten alleen in de perceptie van mensen bestaan en dat ze in werkelijkheid geen contact maken met mensen.
* dat contact of hulp van heilige engelen gezocht moet worden.
4. We geloven,
* dat gevallen engelen (demonen) mensen willen en kunnen verwarren, misleiden en psychisch en geestelijk ruïneren (2 Cor. 4: 4, 2 Cor. 11: 3). We betreden het terrein van toverij, als we met behulp van de gevallen geestelijke wereld natuurlijke en bovennatuurlijke dingen gaan manipuleren (Lev. 19: 31, 20: 6, 27, Deut. 18: 9 -14, Hand. 13: 6 -10, Hand. 8: 9 -24). De bijbel roept ons op de geestelijke wapenrusting op te nemen (Ef. 6: 10 -20), de duivel in geloof te weerstaan (1 Pet. 5: 8, 9).
* dat de engelen die de Schepper trouw gebleven zijn – hoewel zij dienende geesten zijn – zich niet door mensen laten manipuleren, maar hun opdrachten slechts van de Schepper ontvangen.
* dat een heilige engel (= bode) door God uitgezonden wordt (Hebr. 1: 14) en Zijn Woord volvoert (Ps. 103: 20).
* dat er geen enkele aanwijzing en geen enkel voorbeeld van een gebed van een mens tot God met hulp van engelen is.
* dat de heilige engelen die God met een opdracht stuurde, de gestalte van een mens aannamen, zodat communicatie mogelijk was (Gen. 18: 1 – 15, Gen. 19, Richt. 13: 1 – 21).
* dat slechts de gevallen engelen zich door mensen laten bevragen en aanbidden en daarop wonderen kunnen verrichten, die echter alle uiteindelijk de vernietiging van de mens en de schepping tot doel hebben.
We geloven niet,
dat de invloed van gevallen engelen op de mens, slechts een hersenspinsel of een metafoor voor angst is, maar dat het gaat om een reële strijd tussen licht en duisternis, tussen leven en dood.
5. We geloven,
dat vooral de christenouders, -leerkrachten en -voorgangers de taak hebben om kinderen te beschermen, te leren, te waarschuwen en op te voeden en voor te leven, hoe ze met de (gevallen) geestelijke wereld moeten omgaan (Deut. 6: 4 – 9, Ef. 6: 1,2).
We geloven niet,
* dat kinderen zelf mogen experimenteren, of door schade en schande zelf ‘wijs’ kunnen worden in dit opzicht.
* dat de opdracht alles te toetsen uit 1Thes. 5: 21 een stimulans is om op ontdekkingstocht in de occulte wereld te gaan.
6. We geloven,
dat de aanvallen van de boze, vooral gericht zijn op kinderen, omdat ze gemakkelijker in hun denken te beïnvloeden zijn. Deze aanvallen zijn vele, maar hebben vooral als doel de ontkenning van de enige God en verder het aanmoedigen contact te leggen met de gevallen geestelijke wereld (2 Cor. 11: 3, Col. 2: 20 – 23) om geholpen te worden.
We geloven niet,
dat er voor de kinderen enige hulp buiten Jezus Christus om is.
7. We geloven,
dat de kinderboekenweek met het thema “Toveracademie” een middel is waarmee kinderen in de invloedssfeer van de boze en dus van de duisternis gebracht worden. We moeten dan ook als ouders, opvoeders, leerkrachten/docenten en pastores onze geestelijke verantwoordelijkheden nemen (zie stelling 5) ten behoeve van de geestelijke gezondheid van onze kinderen.
We geloven niet,
dat het uitproberen en het gebruik maken van allerlei vormen van toverij een onschuldige of vrijblijvende bezigheid is. God verbiedt immers alleen wat schadelijk voor de mens en een aantasting van Zijn heiligheid is (Deut. 18: 13 en 14).
Déjà vu
(Frans voor ‘al eerder gezien’)
Zonder nadere verklaring zien veel mensen een déjà vu als bewijs voor een zgn. vierde of buitentijdse dimensie. Daardoor gaan zij het leven zien als een tot in details voorgepro-grammeerd draaiboek of als een reïncarnatie van vorige levens.
deur openen naar de duisternis
Het occulte: een deur openen naar de duisternis
Aan het eind van Deuteronomium, in hoofdstuk 29 vers 29, staat de tekst:
“De verborgen dingen zijn voor de HERE, onze God, maar de geopenbaarde zijn voor ons en onze kinderen voor altijd, opdat wij al de woorden van deze wet volbrengen.”
Hier staat dat alle dingen zijn te verdelen in de verborgen dingen en de geopenbaarde dingen:
* De geopenbaarde dingen, dat is alles wat God bekend maakt in de schepping (de waarneembare wereld) en in de Bijbel (wat Hij ons van de verborgen wereld heeft geopenbaard).
* De verborgen of occulte dingen bestaan volgens de Bijbel wel echt, maar God heeft die niet aan de mensen bekend gemaakt en verbiedt hen om daarover de geesten te raadplegen.
met natuurlijke krachten
met bovennatuurlijke krachten
De wereld is er om ontdekt te worden en de krachten zijn er om gebruikt te worden, als rentmeester van Gods schepping.
Wij mogen alleen weten/gebruiken wat God ons hierover onderwijst; van de rest moeten wij afblijven.
* goed: tot eer van God, tot nut van de naaste en tot ontplooing van jezelf
* fout: tot oneer van God en tot schade van je naaste en jezelf
– de wereld van God en zijn heilige engelen: deze leren wij kennen uit de Bijbel;
– de wereld van de duivel en zijn demomen:
laat deze wereld maar over aan God.
HOE wij deze wereld kunnen verkennen en haar krachten gebruiken
OF wij deze wereld mogen verkennen en haar krachten gebruiken
In plaats van occult worden ook wel andere begrippen gebruikt, zoals esoterisch (= naar binnen gericht) of spiritueel (= openstaan voor de geestenwereld). Wij doen dit overeenkomstig het woord van Paulus aan de Efeziërs (hfd 5:11-12): “En neemt geen deel aan de onvruchtbare werken der duisternis, maar ontmaskert ze veeleer, want het is zelfs schandelijk om te noemen wat heimelijk door hen wordt verricht. Maar als dat alles door het licht ontmaskerd wordt, komt het aan de dag, want al wat aan de dag komt is licht.”
Wanneer men vraagt of een verschijnsel occult is, lopen de meningen vaak uiteen: wat de één occult vindt, noemt de ander onschuldig. Daarom maken wij onderscheid tussen
* Er zijn geestelijke wezens en machten met bovennatuurlijke vermogens en krachten.
* De mens is een onsterfelijk en spiritueel wezen, dat woont in een tijdelijk sterfelijk en materieel lichaam.
* De deur naar de onzichtbare wereld is gesloten door een soort ‘geestelijke ozonlaag’; voor normale mensen niet toegankelijk.
* Spirituele praktijken openen de deur naar deze onzichtbare wereld.
* Naast rituele technieken ook handelingen zoals hypnotische trance en bewustzijns-verruiming.
* Ingewijde mensen kunnen deze krachten doorgeven door fysiek, visueel of psychisch contact.
Tussen de eerste fase (O1) en de tweede fase (O2) staat een barrière, waardoor de mensen beschermd worden tegen de wereld van goden en demonen. Maar in ongehoorzaamheid aan God kunnen mensen met een bewuste handeling van inwijding of initiatie deze barrière doorbreken. Daarom geldt altijd de volgende waarschuwing:
(speelse) contacten met geesten worden tot (faustische) contracten!!