De kern van de eerste Corinthenbrief is hoofdstuk 13, het Hooglied van de liefde. Daarin wijsr Paulus de gelovigen de weg van de liefde tot elkaar. Hij zegt een aantal dingen die stuk voor stuk als belangrijke levenslessen kunnen gelden

Liefde (dl 4)

De kern van de eerste Corinthenbrief is hoofdstuk 13, het Hooglied van de liefde.
Daarin wijsr Paulus de gelovigen de weg van de liefde tot elkaar. Hij zegt een aantal dingen die stuk voor stuk als belangrijke levenslessen kunnen gelden

De liefde (agapè) is niet: De liefde (agapè) zoekt wel:
– uit op eigen roem
– vol van eigen inzichten
– jaloers op anderen
– uit op de mislukking van een ander
– haatdragend
– de eer van de ander
– geloofseenheid met anderen
– het goede voor anderen
– de weg van geduld en waarheid
– is mild en vergevingsgezind

Eigenliefde heeft als doel de zelfverwerkelijking. Daar tegenover staat agapè-liefde die zegt dat een mens pas tot zichzelf komt in het uitreiken naar anderen.
Waarheid staat niet tegenover liefde, maar het is de plaats waar de liefde gedijt. Ongerechtigheid is de plaats waar de valse liefde zich thuis voelt.

Onze cultuur kent drie verschillende woorden voor liefde:

Genegenheid (Filia) Erotiek (Eros) Geborgenheid (Storgè)
Vriendschap + Seksualiteit = Huwelijk

Huwelijk

+ Huis en haard = Gezin

Het eerste woord voor liefde, waarmee een relatie meestal begint, is filia. Daar gaat het om liefde in de betekenis van genegenheid en vriendschap, die wederzijds zijn: je bent een vriend en je hebt een vriend.
Het tweede woord voor liefde is eros. In het Nederlands is hiervan afgeleid het woord `erotiek’, dat staat voor de lichamelijke liefde. Seksualiteit hoort bij het menszijn en is alleen goed wanneer die gericht is op de ander en samen gaat met filia.
Wanneer filia en eros beide aanwezig zijn, is het normaal dat deze ook leidt tot storgè.Wanneer mensen ernaar verlangen hun leven met elkaar te delen, leidt dat tot een wederzijdse geborgenheid in het huwelijk, dat kan uitgroeien tot een gezin.

 

In de tweede helft van de lijdensweek is er veel gebeurd. Johannes besteedt hieraan maar liefst acht hoofdstukken (13 t/m 20) van zijn evangelie. Hieronder zie je de gebeurtenissen op een rij:

Lijdensweek van Jezus (dl 2)

In de tweede helft van de lijdensweek is er veel gebeurd. Johannes besteedt hieraan maar liefst acht hoofdstukken (13 t/m 20) van zijn evangelie. Hieronder zie je de gebeurtenissen op een rij:

Woensdag Donderdag
Voorbereiding
vrijdag
Grote Sabbat
zaterdag
Gewone sabbat
zondag
Paasmaaltijd
Gethsémané
Verhoren
Veroordeling
Kruisiging
Begrafenis
In het graf In het graf Opstanding
Pasen

In deze week lijkt het wel alsof het met het Evangelie helemaal verkeerd afloopt, terwijl het toch zo mooi was begonnen. Zoveel mensen hadden gehoopt dat het Jezus was die Israël zou verlossen. De discipelen hadden Hem helemaal vertrouwd en alles achtergelaten. En nu… allemaal voor niets!
Dan komt, voor iedereen volkomen onverwacht, de grote dag van de Opstanding, precies zoals Jezus aan de discipelen had voorzegd. Want na Goede Vrijdag komt Pasen: een Nieuw Begin.

 

donderdag, 13 maart 2008

 

Na de periode van de richters kwamen de koningen van Isra?l. In de zes boeken van Samu?l, Koningen en Kronieken staan hun goede en hun slechte daden, en dus ook hun goede en hun slechte eigenschappen, helder beschreven. Dat is heel uniek.

Koningen van Isra?l (dl 3)

Na de periode van de richters kwamen de koningen van Isra?l. In de zes boeken van Samu?l, Koningen en Kronieken staan hun goede en hun slechte daden, en dus ook hun goede en hun slechte eigenschappen, helder beschreven. Dat is heel uniek. Meestal is een boek over een koning vleiend voor die koning of juist voor zijn tegenstanders. Maar de profetische schrijvers waren geen vleiers, zij noteerden wat ze zagen en hoorden.
De eerste koning, Saul, liet het land in een chaos achter. Onder zijn opvolgers David en Salomo steeg de ster van het koningschap steeds hoger totdat het ten slotte een vallende ster werd. Omdat het koningschap zo hoog gestegen was, was de val daarna ook zo diep.

Vaak zit er achter de gebeurtenissen en verhalen in de Bijbel een diepere betekenis. Zo leer je uit de goede eigenschappen van de koningen iets van het koninklijk karakter van de Messias kennen. Dat is bijvoorbeeld zo met het herderschap van David en de wijsheid van Salomo. Dat zijn eigenschappen die bij de Messias horen en die verwezen lang van tevoren naar Jezus Christus, de grote Koning Die eenmaal zou komen.

 

De Protestantse kerken komen voort uit de Hervorming of Reformatie.

Protestant (dl 4)

De Protestantse kerken komen voort uit de Hervorming of Reformatie.

De oorspronkelijke betekenis van de term pro-testare is: getuigen voor (de waarheid).
Pas hiervan afgeleid komt de tweede betekenis: protest aantekenen tegen al wat tegen de waarheid ingaat, zoals Luther dat deed toen hij zijn 95 stellingen timmerde aan de slotkapel van Wittenberg in Duitsland.

De belangrijkste Protestantse kerken in Nederland zijn
– De Nederlands Hervormde kerk, vanouds de ‘volkskerk’
– De Gereformeerde kerken: Christelijk, Synodaal, Vrijgemaakt en Nederlands
– De Gereformeerde gemeenten, die uitgaan van de theocratie-gedachte.

Direct na de sabbat op de derde dag na de kruisdood van Jezus Christus staan enkele vrouwen heel vroeg op om naar het graf te gaan.

Opstanding van Jezus (dl 2)

Direct na de sabbat op de derde dag na de kruisdood van Jezus Christus staan enkele vrouwen heel vroeg op om naar het graf te gaan. De begrafenis was zo haastig gebeurd dat er geen tijd was geweest om het lichaam te zalven. Dat was niet zoals het hoorde. Als zij echter bij het graf komen, ontdekken ze dat de zware ronde steen voor de ingang van het graf is weggerold.

Daar begrijpen ze niets van. Later zien zij een engel die het hun uitlegt. Wanneer zij de graftuin verlaten, ontmoeten zij Jezus zelf. Ook hij zegt hun dit aan zijn leerlingen te gaan vertellen. Maar de opstanding is voor hen zo’n onmogelijk wonder, dat ze de vrouwen helemaal niet willen geloven. Totdat Hij op de avond van deze dag aan hen verscheen: toen moest zelfs Thomas (eraan) geloven.

De geschiedenis van de vroege oudtestamentische bijbelkritiek

Hebt u al eens meegemaakt dat uw kind thuiskwam met de mededeling, dat de godsdienstleraar heeft verteld dat er twee (en wel meer) scheppingsverhalen in de Bijbel staan? Misschien heeft hij of zij uw kind wel verteld, dat de Bijbelverhalen meestal niet echt gebeurd zijn. Mogelijk heeft de leerkracht uw kind daarbij de (schrale) troost gegeven, dat het niet om de feiten, maar veeleer om de boodschap gaat. Welk antwoord heb je dan als ouder? Het lijkt er dan op, dat je als ongeletterde gelovige staat tegenover de harde feiten van de wetenschap,  die alles al heel lang zonneklaar heeft bewezen. Deze bijbelkritische stellingen kunnen op een aantal manieren worden weerlegd. Een van de manieren is om te letten op de oorsprong en geschiedenis van het bijbelkritisch oudtestamentisch onderzoek. Welke intenties had men en welke invloed hebben deze gehad op de observatie van feiten?

Voorgeschiedenis in de oudheid: Ezra als herschrijver van de wet

Het startpunt voor bijbelkritisch denken is gelegen in de oudheid. Er bestaat een traditie in de vroege kerk, waarin Ezra een belangrijke rol speelt in de totstandkoming van het Oude Testament. Tegen de tijd van de Babylonische ballingschap waren de Heilige Schriften door een brand verloren gegaan. Door zijn gebed verkrijgt Ezra het vermogen om binnen 40 dagen de verloren geschriften aan vijf schrijvers te dicteren. Vooronderstelling bij deze theorie is de overtuiging dat één gezaghebbende tekst van de Bijbel altijd bewaard werd in de tempel. Wanneer er andere versies van de Bijbel hadden bestaan, konden deze teksten immers gewoon worden overgeschreven. In dat geval was geen bovennatuurlijk ingrijpen nodig geweest, zoals in het geval van Ezra, die een niet meer aanwezige tekst reconstrueerde. Deze opvatting is voor het eerst verwoord in 4 Ezra 14: 19-48 (apocrief boek) en is later door verschillende kerkvaders overgenomen. Door de overname van deze traditie maken de kerkvaders duidelijk dat de Pentateuch niet rechtstreeks van Mozes stamt, terwijl de boeken toch door hem zijn geschreven.

Islamitisch Spanje: eerste radicalisering van de Ezra-traditie

De zojuist geschetste opvatting is op zichzelf genomen natuurlijk niet bijbelkritisch. Het vormt echter wel een bedding voor de vroege bijbelkritiek. Dit zien we vooral gebeuren in Spanje, waar sprake was van islamitische heerschappij gedurende de middeleeuwen. Hoewel er ook voorbeelden bestaan van islamitische geleerden die van mening waren dat Ezra de wet nauwkeurig heeft gekopieerd, bestaan ook tegengestelde benaderingen. Een voorbeeld hiervan is Ibn Chazm (994-1064). Zijn negatieve waardering houdt verband met de toenemende islamitische polemiek met Joden en christenen. Ibn Chazm is van mening dat de Pentateuch na de ballingschap verloren was gegaan. Uit het geheugen zijn fragmenten naar boven gehaald. Ibn Chazm betoogt, dat de schriftgeleerde Ezra bewust de Bijbelse teksten heeft vervalst. Honderd jaar na Ibn Chazm reikt Samu’al al-Maghribî, een Joodse bekeerling tot de islam, het motief aan voor de vervalsingen door Ezra. Dit houdt verband met het feit dat het Davidische huis is gevallen en met het feit dat de Aäronitische priesterfamilie op dat moment aan de macht is. Ezra wilde, met het oog op de consolidering van de macht van de Aäronitische familie, het Davidische huis in diskrediet brengen. Overigens zij opgemerkt dat de islamitishe geleerden belang hadden bij de formulering van bijbelkritiek, want de argumentatie diende om het ongelijk van de christelijke en joodse bijbel aan te tonen.

Middeleeuws christendom: handhaving van de Ezra-traditie

Gedurende de middeleeuwen verschijnt steeds opnieuw de stelling dat Ezra de Bijbel opnieuw op schrift heeft gesteld. Het Mozaïsch auteurschap van de Pentateuch en andere heilige boeken wordt echter niet ter discussie gesteld. Men is van mening dat Ezra deze werken betrouwbaar had overgeleverd. Wel bestaat bij een aantal middeleeuwse geleerden de overtuiging, dat na Mozes fragmenten zijn toegevoegd. Hierbij speelt Ezra een rol. Er zij gewezen op Abaelardus, die de mening verdedigt, dat Deuteronomium 33 en 34 door Ezra waren toegevoegd. Voorts zij gewezen op Alphonsus Tostatus († 1455), die van mening was dat de Pentateuch een aantal uitwijdingen kende: Deut 34: 5vv. stamt van Jozua en de opmerkingen over Og en Jaïr in Deut 3: 11, 14 zijn door Ezra toegevoegd. Een mededeling uit de oosterse kerk is afkomstig van Photius, de patriarch van Constantinopel (9e eeuw), die in zijn Amphilochia ingaat op de vraag waarom de Schrift onduidelijk is. Inzake de Pentateuch geeft hij als antwoord, dat in de ballingschap de Bijbel verloren was gegaan, totdat Ezra de Bijbel opnieuw op schrift heeft gesteld.

Reformatie: gemengde ontvangst

De (niet-bijbelse) overlevering dat de wet verloren was gegaan en dat Ezra deze had herschreven is niet onopgemerkt in kringen van de reformatie gebleven. Hierop bestaan twee verschillende reacties, een positieve en een negatieve.

Een negatieve is van vader en zoon Buxtorf die zich verzetten tegen de rol die Ezra gespeeld zou hebben in de totstandkoming van de nieuwe Bijbel. Als representanten van een orthodoxe stroming binnen het protestantisme zien ze dit als een aanval op de leer van de letterlijke inspiratie van de Heilige Schrift. Ondanks dit verzet tegen de Ezra-traditie handhaaft deze zich. In toenemende mate geeft deze traditie ruimte voor bijbelkritiek. Een hoofdstroom binnen het protestantisme handhaaft de Ezra-traditie. Vooral binnen remonstrantse kringen leidt dit tot relativering van de gedachte, dat de Pentateuch door Mozes is geschreven. In toenemende mate ontstaat de gedachte dat hieraan zaken zijn toegevoegd.

Katholicisme in de 16e eeuw

Vooral in rooms-katholieke kring is een verdere uitwerking van de Ezra-traditie aanwijsbaar. Andreas Masius († 1573), een rooms-katholieke jurist, verdedigt deze traditie. Hij voert aan, dat Ezra alleen of samen met geleerde tijdgenoten uit verschillende annalen de Pentateuch, Jozua, Richteren, Koningen en andere boeken heeft samengesteld. Inzake het auteurschap van de Pentateuch verdedigt hij, dat die door Mozes geschreven is. Gelijktijdig betoogt hij, dat geleerde mannen door de eeuwen heen de tekst hebben uitgebreid om hem begrijpelijker te maken. Deze zaken treden vooral naar voren in de inleiding op het commentaar op Jozua. Eveneens treden ze naar voren in Masius’ commentaar op Jozua 10:13 en 19:47. In het uitvoerige bijbelcommetaar van de Belgische rooms-katholieke exegeet Lapide (1567-1637) staan in diens Deuteronomiumcommentaar enkele opmerkingen die erop wijzen dat hij van mening was, dat Ezra de eindredactie van de Pentateuch verzorgde.

De radicalisering van het Ezra-traditie in de 17e eeuw bij Spinoza

De eerste belangrijke bijbelkriticus was de 17e eeuwse Nederlandse filosoof en vrijdenker Spinoza. Kenmerkend voor deze verlichtingsdenker is dat hij Ezra beschouwt als schrijver van de Pentateuch. Hierbij gaat hij ervan uit, dat vrijwel alles wat is geschreeven niets met Mozes te maken heeft. De consequentie van deze stelling is dat de verhalen uit de tijd van Mozes (14eeeuw v. Chr.) slechts een verhaal uit  de tijd van Ezra (5e eeuw v. Ch.) vormde. Daaarmee wordt de Pentateuch  tot een docunment dat onhistorisch is en daarmee is de inzet tot de radicale bijbelkritiek gegeven. Van belang zijn de wortels van het denken zoals Spinoza die heeft gegeven:

1.Voor Spinoza bestond de noodzaak om de Pentateuch te beschouwen als een document dat ongeveer 1000 jaar na Mozes is geschreven. Deze was gelegen in zijn filosofie, waarin er geen plaats was voor een God die ingreep in onze werkelijkheid. God is bij hem identiek aan de wereld en daarom uitsluitend in staat te handelen in overeenstemming met de natuurwetten. In dat licht was geen plaats voor wonderen of voor het spreken van een persoonlijk God. Dit denken contrasteert met het feit, dat God in de Pentateuch wonderen doet en persoonlijk spreekt. Deze zaken kan Spinoza wegverklaren door aan te nemen, dat de Pentateuch slechts historische fictie is. Een radicalisering van de al anwezige Ezra-traditie past goed in dit kader.

2.Spinoza stond met zijn denken niet alleen. In zijn tijd bestonden al verlichtingsdenkers als Hobbes en De la Peyrère die soortgelijke gedachten uitten. Geen van hen was echter zo radicaal als Spinoza. Men zou kunnen aannemen, dat het bijbelkritisch denken van Spinoza een radicalisering van het denken van deze geleerden vormde. Duidelijk is, dat we te maken hebben met een denken dat zich in de  kleine kring van verlichtingsdenkers verspreidde.

3.Het is tevens mogelijk dat Spinoza zijn denkbeelden ontleende aan de eerder genoemde islamitische geschriften uit de middeleeuwen.  Het zou kunnen zijn dat Spinoza in de tijd dat hij in Rijnsburg en Den Haag leefde via de Leidse bibliotheek kennis nam van de werken van Ibn Hazm. Het probleem is dat deze werken pas in later tijd in het bezit van de bibliotheek kwamen. Het is eventueel wel mogelijk dat hij kennis heeft gehad van deze teksten via de argumentaties van Joden met moslims uit de middeleeuwen. Via tegenargumeten heeft Spinoza dan kennis gehad van denkbeelden van geleerden als Ibn Hazm. Zekerheid valt vooralsnog niet te geven, maar de gelijkenis tussen Spinoza en denkers als Ibn Hazm is te groot om uitsluitend op toeval te berusten.

Doorwerking van het denken van Spinoza

Na de zeventiende eeuw werkte het bijbelkritische denken door. In de 18e eeuw bleef het beperkt tot de kleine kring van denkers uit de verlichting. Daarnaast kreeg het aanhang in kerken als de Doopsgezinden en de Remonstranten, kerken waar geleidelijk de vrijzinnigheid doordrong. Bredere aanhang kreeg het bijbelkritische denken in de loop van de negentiende eeuw.Vooral in de tweede helft van de negentiende eeuw werd de ontwikkelling van de bijbelkritiek gevoed door het sociaal evolutionisme. In dit licht dient vooral de Leidse oudtestamenticus Abraham Kuenen te worden genoemd. Er werden modellen ontwikkeld, waarin het schriftkritische denken verder werd verfijnd. Los van alle verdere ontwikkelingen blijft men echter voortbouwen op het model, dat ooit werd ontwikkeld door Spinoza. Kern van zijn denken is dat de wet een laat verschijnsel in de godsdienstgeschiedenis van Israël is en dat we er daarom van uit moeten gaan, dat de daar beschreven gebeurtenissen niet historisch zijn.

Conclusies

Onderzoek naar de geschiedenis van de Schriftkritiek leert ons, dat verschillende theorieën in hoge mate bepaald zijn door vooronderstellingen. Bij middeleeuwse islamitische geleerden was dit de behoefte om zich af te zetten tegen jodendom en christendom. Bij Spinoza hield het  verband met verlichtingsdenken en in de negentiende eeuw heeft het sociaal darwinisme een belangrijke rol gespeeld. Deze vooronderstellingen hebben een bepalender rol gespeeld in de ontwikkeling van theorieën dan men zich vaak bewust is.

 

Drs. Cees Stavleu

 

Positief christelijk onderwijs, wat is dat? Er zijn scholen waar men heel verschillend met de Bijbel omgaat. Hoe kunnen ouders daarover in relatie treden met de school?

Positief christelijk onderwijs

Positief christelijk onderwijs, wat is dat? 
Er zijn scholen waar men heel verschillend met de Bijbel omgaat. 
Hoe kunnen ouders daarover in relatie treden met de school?

 

In de jaren tachtig van de vorige eeuw organiseerde de Evangelische Omroep onderwijsdagen onder het motto: Alarm om de school!
Vanuit dat initiatief is Bijbel & Onderwijs opgericht, eerst als stichting en sinds 1993 als vereniging.

In 1981 begon Bijbel & Onderwijs haar opdracht met een tweetal brochures:
* Identiteit van het christelijk onderwijs,
* Opvoeden naar Gods Woord.

Hiermee werd toen het werkterrein en de richting van ons werk bepaald onder het motto: Zie de bedreiging als een uitdaging.

De pluriformiteit van onze samenleving is sterk toegenomen en dat geldt ook voor het pluriforme denken binnen de christelijke kerken. Dit heeft grote gevolgen gehad voor de kerken en de christelijke scholen. Hierdoor is voor velen de driehoek gezin/school/ kerk verbroken. Dit grijpt diep in op de opvoeding van onze kinderen en de opgroeiende jeugd.

Op veel christelijke scholen maken kinderen dingen mee, zoals het oproepen van geesten in de klas of een `open seksuele voorlichting’, die men eerst voor onmogelijk had gehouden. Inmiddels zijn de grenzen verlegd en als men tegen zulke praktijken protesteert, krijgt men soms te horen: “U bent de eerste ouder die ons hierover aanspreekt!” Vinden de anderen dat allemaal dan goed?


Verschillend omgaan met de Bijbel
Erwordtonderscheid gemaakt in drie soorten scholen met een protestants-christelijke signatuur:

  • scholen waar de Bijbel centraal staat (bijbelcentrisch),
  • scholen waar men kritisch met de Bijbel omgaat (bijbelkritisch),
  • scholen waar dingen voorkomen die tegen de Bijbel ingaan (bijbelvreemd).

Voor die scholen waar de Bijbel centraat staat, wordt uitgegaan van:

  • de mens als beelddrager van God,
  • de mens als rentmeester jegens God,
  • de mens als zondaar, aan wie God in Christus verlossing biedt en
  • de mens onderweg naar de voleinding.

Scholen waar men kritisch met de Bijbel omgaat, maken vaak een oneigenlijke tegenstelling tussen ‘geloofswaarheid’ en ‘bewezen waarheid’.

Tenslotte zijn er de scholen die aan de bijbelkritiek hebben toegegeven. Zij ontkomen er niet aan om het vacuüm dat dan ontstaat, op te vullen op een wijze die vreemd is aan de Bijbel. Dan kunnen er dingen gebeuren die christen-ouders ontoelaatbaar vinden, zoals

leerlingen dwingen tot het (hardop) lezen van godslasterlijke passages,
leerlingen aanmoedigen en soms dwingen om disco’s en house party’s te bezoeken,
kinderen blootstellen aan video’s, dvd’s en films, waarin gruwelijke en godslasterlijke passages voorkomen,
leerlingen openlijk discrimineren, als zij uitkomen voor hun christelijke levensovertuiging,
kinderen actief laten meedoen aan projecten (zoals de kinderboekenweek) waarbij de auteurs uitdrukkelijk propageren wat de Bijbel verboden heeft.

Bijbel & Onderwijs is van mening dat leerlingen het recht hebben zich hieraan te onttrekken en dat de school een beroep op de grondslag van de ouders moet respecteren. Uitdrukkelijk willen wij uitgaan van de goede trouw van de school en spreken wij van gebrek aan inzicht.


Praktische mogelijkheden voor aanvullend christelijk onderwijs
Deze vorm van aanvullend, corrigerend onderwijs kan variëren
– van kinderboeken tot Nederlandse literatuur,
– van Bijbelse geschiedenis tot godsdienstonderwijs,
– van wereldoriëntatie tot geschiedenis en economie,
– van gezond gedrag tot het nieuwe vak Verzorging.

 

In de praktijk kan dit met veel andere activiteiten worden aangevuld, bijvoorbeeld op het gebied van muziek en de projecten waarvoor men zich inzet.

 

 

De vijf zuilen van de islam; diverse stromingen

Enkele veelgebruikte termen
De meeste mensen maken eerst kennis met de islam via de uiterlijke kenmerken, dus door wat zij zien en horen over de moslims in hun eigen land en in andere landen. Het woord islam betekent ‘onderwerping’ en niet ‘vrede’, want vrede is salam, niet islam. Het is onderwerping aan de wil van Allah in gehoorzaamheid aan diens wet. Het woord moslim of islamiet komt van dezelfde stam en betekent ‘aanhanger van, onderworpen aan de islam’. Men geeft de voorkeur aan de term ‘moslim’ boven de term ‘mohammedaan’, want naar hun overtuiging is niet Mohammed, maar Allah de stichter van de islam. Hiermee werd de islam tot een godsdienst gemaakt en hun oorlogen tot een godsdienstige, ‘heilige’ strijd.

De moskee is het gebedshuis voor de moslims. Daarnaast is het een plaats van ontmoeting en verbondenheid. Elke moskee bevat een was- en kleedruimte voor de handelingen die de moslims verrichten, voordat zij de gebedsruimte betreden. Moskeeën hebben vaak een minaret (toren) van waaruit de moslims worden opgeroepen tot gebed onder het uitroepen van de sjahada of geloofsbelijdenis.1) De hoofdmoskee of jamaca is meestal rijkelijk versierd; het is de plaats waar het vrijdaggebed wordt uitgesproken. De gebedsvoorganger of imam houdt dan een preek waarin een bepaalde passage uit de Koran wordt verklaard. De kleinere moskee of masjid (plaats van neerbuiging) heeft ook de functie van koranschool en centrum van allerlei sociaal/maatschappelijke activiteiten.

De vijf zuilen van de islam

Alle moslims moeten zich houden aan de vijf zuilen van de islam. De vijf zuilen benadrukken de eenheid van de gemeenschap (oemma). Hoe verschillend de moslims over de gehele wereld ook zijn, hun eenheid wordt benadrukt door het (gelijktijdig) naleven van de vijf zuilen van de islam. De vijf zuilen worden ook wel de verplichtingen genoemd die iedere moslim moet nakomen. Het zijn de voorschriften voor de onderwerping aan Allah en worden ook wel ibadaad genoemd, letterlijk, ‘daden van aanbidding’.

1. De geloofsbelijdenis of sjahada

De sjahada is de belangrijkste zuil en luidt: “Er is geen God buiten Allah, en Mohammed is zijn boodschapper.” Het is een vers uit de Koran, dat de moslim meerdere malen in zijn gebed opzegt. Om moslim te worden, dient men de sjahada oprecht uit te spreken ten overstaan van een erkende getuige (bijvoorbeeld de imam van de moskee). Bij de geboorte alsook bij het sterven worden deze woorden in het oor gefluisterd. Als een moslim op sterven ligt, spreekt hij eveneens de sjahada uit.

2. Het rituele gebed of salaat

Hoewel in de Koran slechts twee of drie gebedsstonden worden voorgeschreven, verricht de vrome moslim vijf keer per dag op vaste tijden zijn salaat: bij het krieken van de dag, op het middaguur, in de namiddag, bij zonsondergang en later op de avond. Bij het bidden buigt men zich, ongeschoeid en met bedekt hoofd, in de richting van Mekka. Van tevoren dient men zich ritueel te reinigen door het hoofd, de voorarmen en de voeten en enkels met water te wassen.

3. Het vasten (saum) in de maand ramadan

Ramadan is de naam van de negende maand van de moslimkalender. Het is voor de moslims een heilige maand, aangezien Allah destijds tijdens deze maand zijn openbaring aan Mohammed zou hebben meegedeeld door de engel Djibril alias Gabriël. Aangezien de moslimkalender twaalf maanmaanden bevat van elk 29 tot 30 dagen, is het islamitische jaar tien of elf dagen korter dan ons zonnejaar en valt de ramadan ieder jaar elf dagen vroeger. Gedurende de ramadan onthoudt men zich van zonsopgang tot zonsondergang van eten, drinken, roken en seksuele omgang. Zieken, zwangere en zogende vrouwen en reizigers zijn tijdelijk vrijgesteld, maar moeten zo spoedig mogelijk de gemiste vastendagen inhalen. Moslims vasten om het welbehagen van Allah te winnen om daarna weer met een schone lei te beginnen. Het einde van de ramadan wordt gevierd met het suikerfeest: de Id al-fitr (verbreking van de vasten).

4. De armenbelasting of zakaat

Het woord zakaat betekent ‘reiniging’ in de vorm van verplichte aalmoezen aan de armen om aldus een meer rechtvaardige verdeling van goederen te bereiken. Betaling ervan ‘reinigt’ het overige bezit en vermogen en dient als boetedoening voor de zonden. Daarmee zal de gever verre gehouden worden van het hellevuur. Het tarief van de zakaat is 2,5 procent van het vermogen. Armen (zij die minder dan vijf kameelladingen aan bezit hebben) zijn ervan vrijgesteld. De zakaat kan dienen om de armen te helpen, maar ook om de zaak van de islam te bevorderen, zoals het bouwen van een moskee of het bijdragen aan de djihad. (heilige oorlog)

5. De bedevaart naar Mekka of hadj

Elke moslim moet trachten minstens éénmaal in zijn leven een pelgrimsreis (hadj) naar Mekka te maken, indien hij/zij daar financieel en fysiek toe in staat is. Tegenwoordig komen meer dan twee miljoen pelgrims uit alle hoeken van de wereld samen. De grote feesten beginnen op de zevende dag van de twaalfde maand en duren een week. Degene, die de bedevaart heeft volbracht, mag zich bij zijn terugkeer met de eretitel hadji laten aanspreken. Met de bedevaart heeft hij namelijk kwijtschelding voor al zijn zonden verkregen en wordt geacht voortaan deugdzaam en zondeloos door het leven te gaan. Meestal wordt de bedevaart pas op rijpere leeftijd verricht, opdat men zijn verplichting om een vroom leven te leiden, gemakkelijker zou kunnen nakomen.

Stromingen binnen de islam

Direct na de dood van Mohammed (die geen opvolger had benoemd) splitste de islam zich in twee hoofdgroepen, de soennieten en de sji’ieten. De soennieten vormen met ruim 1 miljard moslims de grootste groep binnen de islam. Zij stelden de leiding van de islam in handen van de vier eerste kaliefen: Aboe Bakr (632-634), Oemar (634-644), Oetman (644-656) en Ali (656-661). Zij leggen sterke nadruk op de wet en kennen vier wetstradities: de Hanafieten, de Sjafi’ieten, de Malikieten en de Hanbalieten. Uit deze laatste komen de Wahabieten voort die Saoedi-Arabië overheersen. De sji‘ieten geloven dat het ware leiderschap van de profeet Mohammed rechtstreeks overging op zijn schoonzoon Ali en ontkennen daarmee het gezag van de eerste drie soenniet-kaliefen. Zij geloven dat de soenniet-moslims zowel de Koran als de Hadieth (uitspraken van de profeet) hebben verdraaid om zich daarmee tegen Ali te keren. In hun theologie en rituelen speelt het martelaarschap een grote rol. Hun aantal wordt geschat op 170 miljoen die met name in Iran de meerderheid vormen. De soefi‘s vertegenwoordigen de mystieke sector onder de moslims. Zij ontstonden geleidelijk onder invloed van zowel het christelijke als het boeddhistische kloosterleven alsmede de Griekse filosofie. Hun ontwikkeling is een reactie op de eenzijdige nadruk op de wet en de leer in de vroege islam, met name als gevolg van de grote moslimdenker Al Ghazali (overleden in 1111). De soefi‘s zijn verdeeld in ordes of broederschappen en beoefenen mystieke dansvormen, zoals de wervelende derwisjen.

Daarnaast zijn er allerlei sektarische islamitische bewegingen:

• De druzenbeweging begon in de 11e eeuw in Egypte als mengvorm van gnostische en neoplatonische gedachten, met enkele banden met de orthodoxe islam.

• De ahmadijja-islam stamt uit het einde van de 19e eeuw en beschouwt hun stichter, Mirza Ghulam Ahmad Qadinyani, als de messias.

• De zwarte moslims combineren de orthodoxe islam met het geloof dat het zwarte ras het goddelijke ras is; bekende leiders in Amerika zijn Malcolm X en Louis Farrakhan, de provocerende leider van de Natie van de Islam.

Nauwelijks meer tot de islam te rekenen is het baha’i-geloof, dat in de 19e eeuw voortkwam uit de sji‘a-islam. Zij richten zich op hun zelfgeproclameerde profeet en messias Baahaullah die in 1912 stierf. Een van hun grootste tempels staat in Haifa en levert volgens hun zeggen een bijdrage tot de nieuwe wereldreligie. De volksislam combineert de moslimleer met het bijgeloof van de stammen uit voorislamitische tijden. Denk met name aan de djinn of geesten (wezens die staan tussen de goden en de mensen). Zij gebruiken amuletten en talismans om de invloed van het kwade af te wenden. Zo speelt in veel landen het boze oog (Turks: nazar) een grote rol. Het boze oog is een geestelijke macht die het heeft gemunt op menselijk geluk. In veel landen is het een belangrijke uiting van de zgn. volksislam of animisme. Deze macht is niet te beheersen, men kan zich er alleen maar tegen beschermen door ‘nazar bonzuk’, een magische steen als afweermiddel.

 

1) Voor afbeeldingen van de ‘Moskee van de Profeet’ en andere foto’s van Medina verwijzen wij onder meer naar de website www.anwary-islam.com/medina-pic

 


De fysische kern van de evolutietheorie is de stelling dat volgens de natuurwetten moleculen zich vanzelf, dus zonder gerichte toevoer van energie, gaan ordenen tot steeds ingewikkelder eenheden. Maar in geen enkel laboratorium ter wereld houden medewerkers daar serieus rekening mee. De reden daarvoor is dat de kernveronderstelling van de evolutietheorie, dat moleculen zich vanzelf kunnen gaan ordenen, volstrekt in strijd is met de ervaring. Gezien de strijdigheid van de evolutietheorie met zowel de dagelijkse ervaring van ieder mens als de empirische wetenschappen lijkt het onontkoombaar de evolutietheorie te verwerpen. Maar dat gebeurt niet. De evolutietheorie ligt namelijk niet aan de basis van wetenschappelijke theorieën, methoden en technieken waarvan mensen in hun dagelijks leven afhankelijk zijn. De strijdigheid tussen evolutietheorie en empirische wetenschappen komt daardoor nooit pijnlijk aan het licht in praktijkproblemen met bijv. een niet functionerende methode of techniek. Feitelijk is de evolutietheorie niet meer dan een moderne, algemeen aanvaarde mythe over het ontstaan van de levende natuur. Het is een aansprekende mythe, die elk fenomeen in de levende natuur kan verklaren, overigens zonder dat de verklaringen toetsbaar zijn (een vereiste voor wetenschappelijke theorieën). Bovendien geeft de evolutietheorie steun aan het vooruitgangsgeloof dat ‘alles vanzelf beter zal worden’. Als optimistische ontstaansmythe met een wetenschappelijk aureool heeft de evolutietheorie een sterke positie, die niet of nauwelijks bedreigd wordt door wat de empirische wetenschappen en de alledaagse praktijkervaring te zeggen hebben. De theorie dat de overweldi-gende orde in de natuur vanzelf ontstaan is, moet op wetenschappelijke gronden verworpen worden. Volgens de thermodynamica kan deze orde slechts ontstaan zijn door gerichte inspanning van buitenaf.

Dr. ir. W.M. de Jong (1956) is wis- en bedrijfskundige. Hij studeerde o.a. thermodynamica aan de TU-Delft.

Geciteerd uit: ELLIPS 1 – BW28/241 januari 2003

 

Eén van de grote mannen uit de kerk van de eerste eeuwen was Aurelius Augustinus (354 – 430). Na zijn bekering heeft hij een belangrijk stempel gedrukt op de cultuur van zijn tijd. Hij doordacht zelfstandig het christelijk geloof vanuit de bijbelse bronnen. Door zijn scholing als redenaar verstond hij de kunst om moeilijke vraagstukken te formuleren en heldere antwoorden te geven aan degenen die het geloof bespotten.

Wat er in zijn innerlijk omging heeft hij beschreven in zijn autobiografie, de Confessiones (Belijdenissen), in de vorm van een lang gebed tot God. In het begin ervan staat een zin die heel bekend is geworden: “Onrustig is ons hart, totdat het rust vindt in U.” Een ander bekend geschrift van hem is De civitate Deï (over de stad van God, of de staat Gods).