Niet echt mooi om te zien, wel apart

De laatste tijd kom je ze steeds vaker tegen en in veel winkels worden ze te koop aangeboden: dromenvangers. Ze zijn er in allerlei vormen en maten. Ze worden veel als cadeau gegeven. Ze zien er wel min of meer grappig uit. Op veel scholen mogen de kinderen ze tijdens een les maken. Is een dromenvanger ‘gewoon’ een onschuldige decoratie of zit er meer achter? Op het eerste gezicht vond ik ze niet mooi om te zien, maar wel apart. Dat is natuurlijk een kwestie van smaak. Toen ik voor het eerst een dromenvanger zag, dacht ik: “Wat een raar ding!” Er kwamen toen vragen bij mij op.

Wat is een dromenvanger?

De naam geeft het voorwerp een extra lading. Waarom geef je zo’n voorwerp die naam? De naam suggereert dat het met dromen te maken heeft en dat riekt naar verborgen, bovennatuurlijke en/of occulte bezigheden.

Herkomst

Als je de herkomst nagaat, worden er twee volkeren genoemd: de (Amerikaanse) Indianen en de (Australische) Aboriginals. Hoewel de mythe bij de Aboriginals anders is, hebben zij wat betreft de dromenvangers hetzelfde principe en dezelfde doelstelling.

Beide culturen bezitten van origine een zeer complexe godsdienst, waarbij zij geloven dat de ‘natuur’ verweven is met de geestenwereld (hun goden). De godsdienst speelt een belangrijke rol in het dagelijks leven.

Het jaar werd verdeeld en bij elk deel hielden zij ceremoniën met het doel de geesten voor hun hulp te bedanken. Hierbij vereerden zij het land, dat in hun geloof, evenals het leven, heilig is.

Wat doet een dromenvanger?

Beide culturen geloofden dat de goden (of de geesten van de voorouders) hun boodschappen konden doorgeven. Zij gingen er vanuit dat dit onder andere via dromen mogelijk was. De inhoud van de dromen waren voor hen erg belangrijk. Naast hun geloof in ‘goede geesten’ geloofden zij eveneens in ‘kwade geesten’.

Als wij verband tussen deze ‘geesten’ en dromen leggen, dan kunnen wij ons een voorstelling maken dat een nachtmerrie daarom door hen heel anders wordt uitgelegd dan door ons. Goede dromen waren volgens hen afkomstig van goede geesten of goden en kwade, nare dromen van de boze geesten. Om die boze dromen te weren, gebruik(t)en zowel de Indianen als de Aboriginals dromenvangers.

De werking

De (occulte) ‘werking’ van de dromenvanger is als volgt te omschrijven. Een dromenvanger hangt per definitie boven de slaapplaats van de eigenaar. Dromen waarvan zij zeggen dat het boodschappen van geesten/goden zijn (!), ‘vliegen’ gedurende de nacht door de lucht op zoek naar hun doel (de mens). De dromenvanger vangt alle dromen, maar fungeert volgens hen als een soort membraam die de goede dromen ongehinderd doorlaat en de eigenaar bereikt. De goede droom verlaat het ‘vangnet’ via de veren die er aan zitten, of via de draden met kralen en dergelijke die er aan hangen. De goede dromen vallen zodoende op de slapende persoon.

De dromenvanger is voor hen een soort ‘wachter voor de nacht’. De kwade, nare dromen worden uit de lucht gefilterd. Die dromen worden ‘gevangen’ in het web van de dromenvanger. In de ochtendzon verbranden deze kwade dromen, zodat ze de rust van de persoon niet verstoren. Het bezitten van een dromenvanger is voor hen daarom heel belangrijk. Zodra er bijvoorbeeld een baby wordt geboren, schenkt men er al één aan het kind. De ouders geloven dat zij hiermee hun geliefde kind een ‘vredig’ begin van zijn (nachtelijk) leven bieden.

Rituele inzegening

De mensen maakten deze dromenvangers veelal zelf en gebruikten daarvoor (en hoe kan het anders) materieel uit de natuur. Soms deed de sjamaan dat, want de vanger moest  door hem ritueel ingezegend worden.
Er zijn diverse firma’s die handig op de nieuwe hype inspelen. Zij stellen dat een in de fabriek gefabriceerde dromenvanger geen spirituele werking heeft. Zij bieden een met de hand vervaardigde dromenvanger aan die uit speciale materialen samengesteld is.

Een ritueel (dit is occult!) ingezegend voorwerp is een voorwerp dat aan demonen gewijd is.  De vraag is dus: “Waar stelt men zich voor open?” Wil een christen een voorwerp in zijn bezit hebben, dat in de afgodendienst gebruikt kan worden en waarvan God zegt dat het een gruwel is?

Afwijzing!

Inmiddels zijn er een paar dingen genoemd waarvan een christen afkeer zou moeten hebben. Graag wil ik ze nog even op een rijtje zetten.
– Dromen zijn boodschappen van (overleden) voorouders of goden.
– De natuur is een onderdeel van de religie/godsdienst die als god vereerd wordt.
– Niet de levende God is de Wachter over ons, maar een ‘dode’ dromenvanger.

De conclusie is dus afwijzend, omdat het in huis hebben van occulte voorwerpen of zaken die aan de afgoden gewijd zijn voor God geestelijk overspel is.

T. H. Ligtenberg

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Acht stellingen die we op grond van de bijbel geloven en niet geloven.  

1. We geloven,
dat engelen door God geschapen wezens zijn met een eigen wil en persoonlijkheid (Joh. 1: 3, Hebr. 1: 6, Col. 1: 16).

We geloven niet,
dat engelen geen werkelijke wezens zijn, maar slechts een metafoor van goed en kwaad.

2. We geloven,
dat de bijbel slechts twee groepen engelen (geestelijke wezens) onderscheidt: de gevallen engelen, waarvan Satan oorspronkelijk de hoogste in rang was en de engelen die voor altijd trouw aan God zijn gebleven (Ez. 28, Jes. 14: 11-14). De duivel of Satan en zijn handlangers gaan zowel bruut (als een leeuw, 1Pet. 5: 8) ,als verleidelijk (als een vermomde engel van het licht, 1 Cor. 11: 14) te werk.

We geloven niet,
dat er een ‘grijs’ gebied is, waarin engelen nu nog voor of tegen God kunnen kiezen, of waarin mensen ‘neutraal’ met onzichtbare machten contact kunnen maken.

3. We geloven,
* dat de oude natuur van de gevallen mens een aanknopingspunt is voor de verzoeking en beïnvloeding door de machten der duisternis. Door het verzoenend offer van Jezus Christus kan de persoon die zich aan Christus heeft overgegeven uit genade en geloof weer met God leven door de Heilige Geest en het Woord van God (1 Cor. 2: 13 -15).

* dat de bijbel de verering en aanbidding van engelen als bemiddelaars afwijst (Col. 2: 12, Op. 19: 10, Op. 22: 9)

We geloven niet,
* dat gevallen geesten alleen in de perceptie van mensen bestaan en dat ze in werkelijkheid geen contact maken met mensen.
* dat contact of hulp van heilige engelen gezocht moet worden.

4. We geloven,
* dat gevallen engelen (demonen) mensen willen en kunnen verwarren,  misleiden en psychisch en geestelijk ruïneren (2 Cor. 4: 4, 2 Cor. 11: 3).  We betreden het terrein van toverij, als we met behulp van de gevallen geestelijke wereld natuurlijke en bovennatuurlijke dingen gaan manipuleren (Lev. 19: 31, 20: 6, 27, Deut. 18: 9 -14, Hand. 13: 6 -10, Hand. 8: 9 -24). De bijbel roept ons op de geestelijke wapenrusting op te nemen (Ef. 6: 10 -20), de duivel in geloof te weerstaan (1 Pet. 5: 8, 9).
* dat de engelen die de Schepper trouw gebleven zijn – hoewel zij dienende geesten zijn – zich niet door mensen laten manipuleren, maar hun opdrachten slechts van de Schepper ontvangen.
* dat een heilige engel (= bode) door God uitgezonden wordt (Hebr. 1: 14) en Zijn Woord volvoert (Ps. 103: 20).
* dat er geen enkele aanwijzing en geen enkel voorbeeld van een gebed van een mens tot God met hulp van engelen is.
* dat de heilige engelen die God met een opdracht stuurde, de gestalte van een mens aannamen, zodat communicatie mogelijk was (Gen. 18: 1 – 15, Gen. 19, Richt. 13: 1 – 21).
* dat slechts de gevallen engelen zich door mensen laten bevragen en aanbidden en daarop wonderen kunnen verrichten, die echter alle uiteindelijk de vernietiging van de mens en de schepping tot doel hebben.

We geloven niet,
dat de invloed van gevallen engelen op de mens, slechts een hersenspinsel of een metafoor voor angst is, maar dat het gaat om een reële strijd tussen licht en duisternis, tussen leven en dood.

5. We geloven,
dat vooral de christenouders, -leerkrachten en -voorgangers de taak hebben om kinderen te beschermen, te leren, te waarschuwen en op te voeden en voor te leven,  hoe ze met de (gevallen) geestelijke wereld  moeten omgaan (Deut. 6: 4 – 9, Ef. 6: 1,2).

We geloven niet,
* dat kinderen zelf mogen experimenteren, of door schade en schande zelf ‘wijs’ kunnen worden in dit opzicht.
* dat de opdracht alles te toetsen uit 1Thes. 5: 21 een stimulans is om op ontdekkingstocht in de occulte wereld te gaan.

6. We geloven,
dat de aanvallen van de boze, vooral gericht zijn op kinderen, omdat ze gemakkelijker in hun denken te beïnvloeden zijn. Deze aanvallen zijn vele, maar hebben vooral als doel de ontkenning van de enige God en verder het aanmoedigen contact te leggen met de gevallen geestelijke wereld (2 Cor. 11: 3,  Col. 2: 20 – 23) om geholpen te worden.

We geloven niet,
dat er voor de kinderen enige hulp buiten Jezus Christus om is.

7. We geloven,
dat de kinderboekenweek met het thema “Toveracademie” een middel is waarmee kinderen in de invloedssfeer van de boze en dus van de duisternis gebracht worden. We moeten dan ook  als ouders, opvoeders, leerkrachten/docenten en pastores onze geestelijke verantwoordelijkheden nemen  (zie stelling 5) ten behoeve van de geestelijke gezondheid van onze kinderen.

We geloven niet,
dat het uitproberen en het gebruik maken van allerlei vormen van toverij een onschuldige of vrijblijvende bezigheid is. God verbiedt immers alleen wat schadelijk voor de mens en een aantasting van Zijn heiligheid is (Deut. 18: 13 en 14).

 

 

 

 

 

 

 

 

In maart 2002 verscheen bij uitgeverij Multimedia te Doorn ’De Zwevende Bijbel – Schriftgezag in een postmoderne tijd.’ In deze brochure geeft auteur drs. R.H. Matzken, in overleg met enkele andere theologen, zijn visie op de toenemende verwarring over het omgaan met de Bijbel.

Deze ontwikkelingen werden reeds voorzien door de christenapologeet dr. Francis Schaeffer in zijn laatste boek ‘The Great Evangelical Disaster’ (1984) . Nu blijkt pas echt goed hoe groot de invloed is van dit post-orthodoxe denken op gemeenten, onderwijs en gezondheidszorg. Als bijlage zijn de Verklaringen van Chicago afgedrukt over onfeilbaarheid en gezag resp. verstaan en uitleggen van de Heilige Schrift.

Sinds kort is ook in zgn. bijbelgetrouwe kringen sprake van een “herbezinning op de Bijbel die moet leiden tot een nieuwe Schriftbeschouwing”. Gesteld wordt dat “een grondige discussie over gezonde en verantwoorde leesregels bittere noodzaak zijn.”
Uit het veelbesproken boek ‘Ontketende liefde – een evangelische theologie voor de 21e eeuw’ kunnen wij afleiden dat het daar niet bij zal blijven. In dit boek stellen Clark Pinnock en Robert C. Brow namelijk ook essentiële christelijke leerstukken aan de orde, waaronder de verzoeningsleer, die zij uit ‘de sfeer van de rechtszaal’ trekken naar de door hen gemodelleerde ‘God van creatieve liefde’.

Enkele bekende tijdschriften hebben reeds aan deze ontwikkelingen een themanummer gewijd. Het tijdschrif ‘Bijbel en Wetenschap’ wijdde in 2001 drie nummers aan ‘de nieuwe Schriftvisie’ en hield vervolgens op te bestaan! Geconstateerd wordt dat nu ook in orthodox-evangelische en reformatorische kringen onderscheid wordt gemaakt tussen een ‘onopgeefbare kern’ (zoals de verzoeningsleer) en een ‘verhandelbare periferie’ (zoals de onfeilbaarheid van de Bijbel). Anderen stellen dat absolute waarheid onkenbaar is en dat ieder mens vanuit de Bijbel zijn eigen waarheid kan opbouwen en voeden. En wat vroeger gold als ‘geestelijk’ blijkt meer aan te spreken wanneer het wordt gebracht als iets ‘spiritueels’!


Inhoud van de brochure

1.2.

3.

4.

5.

6.

7.

8.

9.

10.

11

12

13

Er is wat aan de hand!Hoe wordt hier nu op ingespeeld?

Schriftkritiek in drie golven

Fundamentalist of fundamenteel

Het grote misverstand

De absolute waarheidsclaim

Logisch en rationeel

Relativering van de leer

Bijbeluitleg op de helling

Aanzet tot een bijbelse repliek

Geestelijk of spiritueel

Een sprekende of een schrijvende God?

Ethische klaarheid

 

Als bijlage zijn de zgn. Verklaringen van Chicago opgenomen, waarvan wij hier enkele stellingen citeren uit de Eerste Verklaring over Onfeilbaarheid en gezag, resp. de Tweede Verklaring over Verstaan en uitleg van de Heilige Schrift.

Artikel I/6

Wij bevestigen . . . Wij ontkennen . .
. . dat de gehele Schrift en al haar delen, tot en met de woorden zelf van het origineel, gegeven werden door goddelijke inspiratie. . . dat de inspiratie van de Schrift op een juiste wijze kan worden bevestigd aangaande het geheel zonder de delen, of aangaande bepaalde delen, maar niet aangaande het geheel.

Artikel I/12

Wij bevestigen . . . Wij ontkennen . .
. . dat de Schrift in haar geheel onfeilbaar (‘inerrant’) is, vrij van dwaling en bedrog. . . dat de bijbelse onfeilbaarheid beperkt is tot geestelijke en godsdienstige onderwerpen, zoals die welke slaan op de verlossing, en dat uitspraken op het gebied van geschiedenis en wetenschap feilbaar zouden zijn.
. . dat wetenschappelijke hypotheses over de geschiedenis van de aarde mogen worden gebruikt om datgene wat de Schrift leert over schepping en zondvloed omver te werpen.

Artikel II/2

Wij bevestigen . . Wij ontkennen . .
. . dat zoals Christus God en Mens is in één Persoon, zo ook de Schrift ondeelbaar Gods Woord in menselijke taal is. . . dat de nederige, menselijke vorm van de Schrift falen met zich meebrengt, evenmin als de menselijkheid van Christus, ondanks zijn vernedering, zonde met zich meebracht.

Artikel II/14

Wij bevestigen . . Wij ontkennen . .
. . dat de bijbelse weergave van gebeurtenissen, toespraken en uitspraken overeenkomt met de historische werkelijkheid, ook al worden zij aan ons gepresenteerd in een verscheidenheid van literaire vormen. . . dat enige gebeurtenis, toespraak of uitspraak die is opgenomen in de Schrift, bedacht is door de bijbelschrijvers of door de tradities die zij hebben verwerkt.

Artikel II/21

Wij bevestigen . . Wij ontkennen . .
. . de overeenstemming tussen bijzondere openbaring en algemene openbaring, en daarmee van het onderwijs van de Bijbel met de feiten van de natuur. . . dat enig wetenschappelijk feit onverenigbaar zou zijn met de ware betekenis van enige passage van de Schrift.

 

Onlangs zei iemand voor de tv dat volgens de Nederlandse wet alles mag worden gezegd en geschreven, mits het maar niet aanzet tot haat en (fysiek) geweld. Alles mag gezegd – dus ook halve waarheden, kwetsende, beledigende, spottende, cynische, treiterende, provocerende woorden, inclusief vloeken, ja zelfs Godslasteringen! Dat moet kunnen. Of niet soms? Verbaal geweld is ‘in’. Het lijkt wel of sommige Nederlanders er plezier in hebben en er zelfs trots op zijn, helden in het schelden. Alles moet immers kunnen! ? Alsof verbaal geweld niet tot innerlijke pijn, tot ergernis en woede, tot haat en fysiek geweld zou (kunnen) uitlokken. Hoort bewust uitlokken soms ook tot de ‘vrijheid van meningsuiting’? Evenals een minachtende of agressieve toon?

Waar zijn wij mee bezig?

Wordt het niet hoog tijd dat wij ons realiseren dat er een Hogere Rechter is aan wie wij – ook wij Nederlanders – “rekenschap van ieder ijdel woord op de dag van het oordeel” moeten geven? (Mat. 12:34-37). Wat moeten onze (klein)kinderen en onze jonge mensen wel denken, die een voorbeeld zoeken én volgen voor hun omgang met medemensen. Beseffen journalisten, columnisten en andere schrijvers, beseffen kunstenaars, filmmakers, cabaretiers, maar ook vakbondslieden, politici en niet te vergeten de media wel dat zij een voorbeeldfunctie hebben? Trouwens, wij allen als volwassenen hebben dat. Waar zijn de bijbelse normen en waarden gebleven, ja zelfs alleen al normen van fatsoen en van respect voor de medemens? Wat voor atmosfeer zijn wij zelf als Nederlanders aan het creëren? Zijn er niet zelfs landgenoten, die in de tweede of derde wereld hebben gewerkt en zich na hun terugkomst niet meer thuis voelen in eigen land – met name zendelingen? Door de Ik-cultuur van landgenoten? En dan verlangen wij van buitenlanders dat zij zich volkomen integreren in ónze maatschappij. Integreren in onze egocentrische, verkilde en verharde maatschappij met een decadent en respectloos klimaat en met een ruw en banaal taalgebruik …

De ene werkelijkheid

Het is en blijft een feit: de islam is een politieke religie, een religie ook van (eer)wraak en geweld, van het zwaard. De koran en de hadith (de overlevering van het leven van Mohammed, van zijn woorden en daden) vormen de religieuze basis. Het is droevig dat de islam de wereld in twee fronten indeelt: in het “Huis van de vrede” (overal daar, waar de islam staatsgodsdienst is en de sjaria staatswet, met opheffing van de eigen landswet) en het “Huis van de oorlog” (alle andere landen). Het is de islam (koran) – niet iedere moslim – die aan alle niet-moslim landen de oorlog heeft verklaard, dus ook aan Nederland.

Wij mogen de ogen er niet voor sluiten dat de koran de joden verafschuwt en ieder christen vervloekt die Jezus Christus als zijn of haar “HEERE en God” belijdt zoals Thomas deed. Het is de koran die op talloze plaatsen oproept tot geweld tegen de “ongelovigen” (alle niet-moslims). Het is de koran die het geestelijk uitgangspunt is voor iedere moskee, voor iedere islamitische school en andere instelling, voor iedere imam (vooral buitenlandse) en iedere moslim godsdienstonderwijzer evenals voor iedere moslim onderwijskracht. Het is de koran die naast de hadith de inspiratiebron van iedere (jonge) moslim is die zijn godsdienst serieus neemt. Kritiek op de koran moet kunnen, maar dan wel zakelijk, met respect en een bewogen hart voor de moslim naaste.

De andere werkelijkheid

In tegenstelling tot de islam is het bijbels christendom niet gebaseerd op “oog om oog, tand om tand”. In tegendeel (Rom. 12:17-21). De overheid heeft natuurlijk haar eigen verantwoordelijkheid. Maar ons persoonlijk antwoord kan en mag nooit verbaal geweld zijn, nooit provocatie tot lichamelijk geweld. En wat is eigenlijk ónze inspiratiebron voor gedachten, woorden en daden, voor onze omgang met de naaste? En zijn wijzelf nog tot in het diepst van onze ziel geraakt wanneer onze God en hemelse Vader gelasterd of met onze Here en Heiland Jezus Christus de spot gedreven wordt? Een christen kent geen eerwraak. Maar drijft de eer van de heilige, levende God ons nog op de knieën en tot een moedig getuigenis?

Ik vrees dat er iets meer in het geding is dan de vrijheid van meningsuiting of beter gezegd, iets ánders. Is het niet in diepste wezen de roep om vrijheid van zondigen tegen God en de medemens, om emancipatie van God en Zijn geboden? Is er niet een nauw verband tussen (gebrek aan)respect voor God en (gebrek aan)respect voor de medemens? Het grootste probleem is niet de islam, maar is de afval van de drie-enige God en Zijn Woord in het post-christelijke Westen.

“Dwaalt niet, God laat niet met Zich spotten! Wat een mens zaait, zal hij ook oogsten” (Gal. 6:7)

 

 

Wie we zijn, waar we wonen, hoe we leven is allemaal onderhevig aan allerlei factoren: erfelijkheid, status, karakter, geslacht, land van herkomst, cultuur en godsdienst.

Hoe je leert, kun je onderbrengen in vijf universele fasen. Het lezen van het boek van Marten Beeftink over ‘Natuurlijk Geestelijk Leren’ heeft mij hierover aan het denken gezet. Buiten het feit om dat mensen allerlei leerstijlen hebben, zou je kunnen zeggen dat de fasen waarin mensen leren zich net als de gang van de natuur in cirkels herhaalt. De ene cirkel bouwt voort op de vorige, zoals de oogst van het vorige jaar een nieuwe oogst voortbrengt in dit jaar..

De vijf fasen zijn: gronden, wortelen, groeien, bloeien en vruchtdragen. Natuurlijk hebben pedagogen en didactici heel veel te zeggen over hoe en waarom mensen leren en is het goed om kennis te nemen van de modellen die zij presenteren. Het is ook goed om de logica en het natuurlijke van het leven zo voor te stellen dat zowel ouders als leerkrachten een (voor)beeld in hun hart en hoofd hebben, waartegen zij hun eigen weg en de weg van hun kinderen of leerlingen af kunnen zetten.

Gronden

Letterlijk kun je het gronden noemen als: grond onder de voeten hebben. De grond die we onder de voeten moeten hebben voor elke beginsituatie, zowel van het leven als van elke les die we in het leven leren. Het gronden betekent het hebben van veiligheid, vertrouwen, gekleed en gevoed zijn, weten dat aan je behoeften wordt voldaan en waar je met je vragen terecht kan. Een basis”element” van dit gronden is onze Schepper, de Here God. Zonder de wetenschap dat je als mens door Hem gemaakt bent, dat Hij voor je leven een plan heeft en dat Hij over je waakt is de grond van al het leren onvolledig. Een klein kind is zich van dit gegeven nog helemaal niet bewust, maar het handelen van zijn ouders en zijn leerkrachten die zich dit wel bewust zijn en uit verantwoordelijkheid naar God handelen, zorgen dat dit meekomt in het leef- en leerproces.

Het andere element van het gronden is net genoeg uitdaging ervaren om geprikkeld te zijn om nieuwe kennis toe te voegen aan de al aanwezige kennis. In het leven van een baby zie je de wonderlijke ontwikkeling waarbij de volgende stap geleerd wordt, nadat er voldoende voorwaarden zijn gemaakt door de stap er voor. Er kan geen stap overgeslagen worden, alle fasen moeten worden doorlopen, voordat een baby bijvoorbeeld kan kruipen. Het kan niet, dat nadat het kind heeft geleerd het hoofd op te tillen opeens kan kruipen, daar zitten legio fasen tussen waarin steeds dezelfde volgorde wordt aangehouden.

Voor het kind, de leerling en de student en de volwassene betekent het voor elke les dat het grootste deel van de nieuwe les herkenbare elementen moet bevatten en een of een aantal nieuwe, zodat vanuit de al bekende informatie en beheerste vaardigheden voortgebouwd kan worden om te komen tot grotere kennis of meer vaardigheden. Dit is een belangrijk aspect. Als een leerling bijvoorbeeld continu gepest wordt, zal het moeilijk zijn om veiligheid te ervaren, wat ook een aspect is bij het gronden in het leerproces. Dan kan het gebeuren dat de leerstof niet of nauwelijks geïntegreerd kan worden, omdat het gronden niet in al zijn elementen is verlopen.

Nog een ander element van het gronden is erkenning. Als een kind erkenning en bevestiging vindt dat hij zijn mag wie hij is, vindt hij de motivatie om in vrijheid nieuwe dingen te leren. In Spreuken 22:6 staat: “Oefen de knaap volgens de eis van zijn weg, ook wanneer hij oud geworden is, zal hij daarvan niet afwijken.” God legt in ieder mens mogelijkheden, talenten en gaven die de bedding zijn voor zijn weg. Door die weg te zien, te benoemen en te leren inzetten vindt het kind erkenning voor wie hij is.

De grond onder de voeten hebben heeft dus nogal wat haken en ogen. Die grond moet stevig zijn en toch ruimte genoeg bieden voor de persoon die leeft en leert. Naarmate je volwassen wordt, kun je in elk volgend proces zelf bepalen, hoeveel grond je nodig hebt om verder te kunnen wortelen en waar die grond aan moet voldoen en heb je ook de verantwoordelijkheid om daarin zelf te voorzien.

Wortelen

In de Bijbel wordt het beeld van het wortelen meerdere malen gebruikt om te laten zien hoe nodig het is om in de grond die beschikbaar is, zich uit te strekken naar water en voedsel om te kunnen gaan groeien in kunde en kennis. Paulus gebruikt het beeld om aan te tonen dat het mogelijk is steeds meer te vertrouwen op Christus en steeds meer liefde van Hem te ontvangen. Hij stelt het geloof voor als een leef- en leerproces in Christus (Efeziërs 3:17). Hij noemt daarbij vier dimensies. Ook voor het wortelen in het leven en in het leren is het mogelijk om een “vierdimensionale ervaring” te hebben. Ik bedoel hiermee de verrukking en de verwondering die ieder mens ervaart, als blijkt dat achter zijn aanwezige kennis nog een deur zat die geopend werd naar nog meer kennis. Dat is zich uitstrekken naar. Dat is in de zin van het woord verbreding en verdieping. Deze verbazing verdiept het leven . Het doet je hongerig worden naar nog meer kennis en ervaring.

De fase van het wortelen kan door de leraar optimaal gebruikt worden om de leerling te prikkelen om zelf op zoek te gaan naar kennis en vaardigheden. Als je de fase van het wortelen niet onderkent en niet gebruikt, loop je het gevaar van uitdroging. Door het gevoel te hebben dat je gearriveerd bent of dat je het allemaal al weet, kun je terecht komen in een niet meer kunnen groeien. Dit zie je zelden bij jonge kinderen. Bij tieners kan dat op allerlei vlakken van het leven al beginnen. Door sociaal-emotionele dreiging kan de wortel verstikken. Door geestelijke trauma’s kan de wortel totaal vergroeien of zelfs verdorren.

Bij volwassenen kun je het waarnemen in de beruchte burn-out verschijnselen. Alles is al beleefd, alles is al gedaan. Door allerlei andere verschijnselen kan de fase van het wortelen ‘vergeten’ worden, waardoor groei onmogelijk wordt. Vaak volgt er dan scheefgroei of ziekte.

In elk leef- en leerproces is wortelen belangrijk om stabiliteit te creëren in de houding ten aanzien van de te leren kennis en vaardigheden. Je moet basisprincipes observeren en leren, voordat je je kunt specialiseren in een vaardigheid. Ik heb dat zelf als zwemdocente heel sterk gezien in de eerste fase van de lessen. Voordat je ooit de eerste zwemslag zal kunnen leren, moet je ervaren hebben dat

  • water een plezierig element is.
  • je met water kunt spelen, het in zekere mate kunt gebruiken.
  • water andere mogelijkheden geeft dan lucht.
  • water ook moeilijkheden oplevert.
  • je anders omgaat met ademhalen, als je met water te maken krijgt.
  • je lichaam anders reageert in contact met water.

Het is niet voor niets zo dat in de vorige generatie sommige mensen een vreselijke hekel aan zwemmen hebben gekregen. Al die basisprincipes, het wortelen, werd in vroeger tijden domweg overgeslagen en je werd zonder dat je ooit vertrouwen en begrip kon opbouwen aan een haak door het water gesleurd, stijf van angst en onzekerheid.

Groeien

Het is heerlijk om te groeien! Het is heerlijk om te laten groeien. Na de fase van het wortelen mag je het zelf gaan doen. Groeien is bevrijdend en tegelijkertijd ook frustrerend. Zelf doen betekent fouten maken. En hoe ga je daar mee om? Als de ouder of de leerkracht elke poging tot groei tegemoet komt met warmte en liefde, kun je beter omgaan met je eigen fouten. Fouten maken is niet fout, het is goed, want je ziet hoe het niet moet en je gaat proberen hoe het wel moet. Bij het woord groeien moet ik denken aan Petrus. Hoe vaak had hij het bij het rechte eind. Hij trok de goede conclusie: Jezus is de Messias, van God gezonden, onze Verlosser. En hoe zwaar berispte Jezus hem, toen hij wilde voorkomen dat de Heer zou lijden en sterven. Jezus noemde hem zelfs ‘satan’! Radicaal fout. Pfff, dat was wel schrikken. Dat is behoorlijk frustrerend, als je denkt dat je het allemaal wel heel goed weet. Het schaamrood zou je naar de kaken stijgen, als je zelf die Petrus zou zijn die het oor van Malchus eraf hakt, als je merkt dat Jezus het oor metterdaad geneest en tegen je zegt dat zwaard weg te doen. Hij had toch nog niet goed door, hoe het nou allemaal zat. Hoe ontroerend is het, als we het wanhopige verdriet zien als Petrus tegen zijn Heer zegt: “Heer, U weet het toch, U weet dat ik U liefheb.” Waarom moest dat tot drie keer toe? Wat een gevoelige les, in het bijzijn van de anderen. In dit alles leerde Petrus te groeien in het kennen van de weg van God. Een weg die zo heel anders was, dan hij verwachtte.

Ouders en leerkrachten moeten niet bang zijn om correcties te geven of te confronteren met fouten. Het is goed om dat te doen. Het is wel heel erg belangrijk dat het in een sfeer van vertrouwen en liefde gebeurt. Kinderen en leerlingen groeien goed, als zij geleid worden, als zij voldoende grenzen krijgen aangeboden.

Vandaag nog las ik in de krant dat het verschijnsel groepsverkrachtingen toeneemt. Vooral in gezinnen waar niet of nauwelijks grenzen worden aangereikt, komen jonge mensen er toe om onder groepsdruk gedrag te gaan vertonen dat immoreel, onverantwoordelijk en schadelijk is. Wij zetten vaak een stokje naast een jonge stengel, om hem voor breken te behoeden. Soms heeft een plant het nodig om tegen een raamwerk te groeien en geleid te worden door touwtjes. Zo hebben sommige kinderen veel duidelijkheid en herhaling nodig, in liefde en geduld. Bij planten loopt het raamwerk niet even weg. Het raamwerk en de touwtjes moeten blijven. Het is nodig om een consistent leef- en leerbeleid te hebben. Het snoeien van wildgroei mag best pijn doen, het maakt de plant alleen maar mooier in de bloei en vruchtbaarder in de tijd dat het product van die fase van leven of leren wordt geleverd. Het is geweldig om van je volwassen kind te horen: “Mam, ik zie ook wel dat er problemen waren, maar ik ben blij met wat u voor me hebt gedaan.” Dat bedenk je niet op het moment dat je jezelf twijfelend afvraagt of het in dit geval en op dit moment echt nodig is om je veertienjarige tiener te verbieden met een slaapfeestje mee te doen, terwijl die jankend van frustratie en ellende de hele sfeer in huis beïnvloedt.

Bloeien

In de bloeiperiode van elk leef- en leerproces kunnen we wat onze ouder of leerkracht ook kan en hebben we plezier tijdens en voldoening van het maken van iets of het handelen volgens een bepaalde procedure. Het is prachtig om de velerlei kleur en vorm van de bloemen op te merken die in het paradijs van vaardigheden en kennis geuren. Het is genieten om een leerling met plezier aan een andere leerling een moeilijk vraagstuk te horen uitleggen. Vaak merk je op dat hij absoluut geen kopie is van zijn leerkracht of ouder. Aan de manier waarop hij het uitlegt, hoor je dat hij het vraagstuk zelf doorleefd heeft en op zijn eigen creatieve manier de oplossing heeft gevonden. Vaak word je als ouder of leerkracht verrast door de totaal andere manier waarop je overgedragen kennis terugziet. Soms moet je nog wat sturing geven of je grijpt de gelegenheid aan om een prachtig compliment te geven. Soms is er feedback nodig om de vaardigheden, technieken of kennis nog verder te verfijnen. De Heer Jezus reikt het zijn leerlingen ook aan in Johannes 14:12: “Wie op Mij vertrouwt, zal dezelfde dingen doen als Ik. Zelfs nog grotere, want Ik ga naar de Vader.” Hij geeft aan hoe logisch het is dat mensen tot bloei komen. Ik moet dan onwillekeurig denken aan zendelingen die hun hele leven gaven om een taal op schrift te stellen en de Bijbel te vertalen, waardoor mensen uit dat taalgebied konden gaan leren lezen en God konden leren kennen. Door de liefde voor en hun bereidheid om Jezus Christus te volgen hebben mensen dit gedaan en dat ging vaak gepaard met veel lijden en strijd in hun persoonlijk leven. Ook in deze periode horen stress, frustratie en pijn, net als bij het groeien. Een klaproos bloeit maar even en een orchidee kan een half jaar stralen. Alle bloeimanieren zijn mogelijk in allerlei lessen en levensomstandigheden. Sommige bloemen vallen niet eens op, andere springen er uit. En samen vormen ze het boeket van het leven. Bloeiende bloemen trekken veel anderen aan, door hun geur en kleur. Dat is ook zo in leef- en leerprocessen. Deze fase is een boeiende fase. Allerlei mensen komen proeven van de opgedane kennis en vaardigheden. Er worden zelfs vruchtbare delen genomen om weer over te brengen naar andere bloemen, zodat er een kruisbestuiving plaats kan vinden. In de tijd van de industrialisatie was het soms een wedstrijd tussen uitvinders wie het eerst zou komen met het meest succesvolle product, omdat de tijd rijp was onder verschillende mensen die met dezelfde soort uitvinding bezig waren. Soms streek een ander de eer en de financiën van een product op waar iemand een lange en intensieve bloeitijd mee beleefd had.

Vrucht dragen

Waar het allemaal om gaat, houdt ook de laatste fase in. De laatste fase die tegelijkertijd weer een voorloper is van de nieuwe fase van de volgende les in het leven of de lespraktijk. Er wordt daadwerkelijk een product geleverd. Het oefenen en het genieten van de beheersing van de vaardigheden zijn voorbij. Het uiteindelijke product kan worden (in)geleverd of gepresenteerd. Of dat nu de eerste strik is die met schoenveters wordt gemaakt of het proefschrift aan het eind van de doctoraalstudie, het valt allemaal onder vruchtdragen. Het is vreugdevol om te oogsten. Zowel voor ouder en leerkracht, als voor kind en leerling. Samen blij zijn met behaalde resultaten verdient een feest. Het is goed om terug te kijken op het leerproces. Het is goed om de volkomen voldoening te ervaren die het vruchtdragen geeft. Alle frustratie en stress zijn voorbij. Er is een nieuwe ruimte ontstaan. Er mag gerust gevierd worden. Wie kent niet het glorieuze moment dat de zijwieltjes van de fiets af mogen? Wie herinnert zich niet zijn gevoel bij de blik op het eerste salarisstrookje? Wie vergeet ooit hoe zijn gevoel was, toen hij zijn jawoord gaf in de gemeente? Wie vergeet het moment dat je voor het eerst beseft wat het voor jezelf betekent dat Jezus Christus gestorven en opgestaan is uit de doden? Wie vergeet hoe goed het voelde, als in een gesprek met iemand blijkt dat de ander oprechte belangstelling heeft voor wat hij gelooft?

Zo zijn er heel veel ‘vrucht-dragen-momenten’ in het leven. De Bijbel spreekt van een voortdurende verandering ‘van heerlijkheid tot heerlijkheid’ en vlak daarna zegt Paulus dat we voortdurend aan de dood zijn overgeleverd. Daarin herkennen we weer het begin van elke nieuwe leef- en leerfase. Je voelt je zwak en ontoereikend. Sinds de zondeval is het kennelijk zo dat wij veel leren door lijden heen. Als we niet kiezen voor deze weg, komen we in de sfeer van verslavingen en gebondenheden en dan blokkeren we de stroom van Gods genade door ongeloof. Als we vertrouwen dat God ons zo gemaakt heeft dat we elke nieuwe situatie in Zijn kracht aan kunnen, ook al beheersen we er niet alle aspecten van, geeft Hij ons kracht, wijsheid en verantwoordelijkheid en de wonderlijke weg van oefening om uiteindelijk opgelucht en blij vrucht te dragen.

 

Frea Kroese

 

FRANKFURTER SCHULE

DE FALENDE VADER

HET BEGON IN DE ZESTIGER JAREN

HET NU

HOE VERDER?

MOGELIJKHEDEN 

POGING TOT MOORD

Ik wil graag wat met u lezen in het boekje van prof. dr. dr.Georg Huntemann ,,GEEN GOD EN GEEN VADER(S)” met als ondertitel “Achtergronden van de gezagscrisis van onze tijd”, dat in 1980 bij De Vuurbaak is verschenen.

De auteur wijst op de diepe onrust van de jaren ’70 en ’80 van de vorige eeuw. Die periode confronteerde ons met jongeren-opstanden, inclusief leuzen en spandoeken, in de grote steden van Europa en de VS. Wie die tijd bewust beleefd heeft, weet nog van de beklemming die deze jongerenbeweging opriep. Via geweldsbeelden op de t.v. bijvoorbeeld. Tussen haakjes: in Parijs schreven de rebellerende studenten op de muren: ,,le père pue”( = de vader stinkt!) Overigens waren de demonstraties en acties niet meer dan een topje van de ijsberg van een veelomvattend verschijnsel. Waar ging het om? Om abortusvrijheid alleen? Om het roken van een stickie alleen? Om meer woonruimte alleen? Nee, wat die jongeren aanzette, was een behoefte aan revolutie en in de grond van de zaak was het een poging tot moord op de vader en op de Vader.

Het deel van de jeugd dat zo strijdbaar was, eiste luidruchtig vrijheid, het ,,wilde niet wat het moest willen”. Jongeren wilden niet het huis van het gezin met de vader als de autoriteit van gezag en de moeder als stille verzorgster, nee. Een nieuwe geborgenheid in collectief en commune, dáár ging het om. En om gezagloosheid. “Deze revolutie,” zegt Huntemann, ,,had haar eigen uur, namelijk het uur van de lege kerken, van de uiteenvallende gemeenten en het prijsgeven van de belijdenissen.”

Ik moet toch eigenlijk ook even A.E.M. van der Does de Willebois aanhalen. In zijn boek ,,HET VADERLOZE TIJDPERK” (uitg.Tabor, Brugge) zegt hij: ,,Men kan de crisis van onze tijd die wezenlijk een crisis van het geloof is, langs vele wegen benaderen. Ik meen evenwel dat de aangevochten figuur van de vader, in het bijzonder als belichaming van het persoonlijk gezag, als instrument van de traditie en als beeld van goddelijke heerschappij, een zeer centrale plaats toekomt in de problematiek waarvoor wij staan.” En even verder: ,,De stem van de vader was de stem van de traditie.”

FRANKFURTER SCHULE[1]

De revolutie van die jaren had haar eigen ideologie. Huntemann noemt de ,,Frankfurter Schule” (met namen als Adorno, Marcuse, Habermas, Horkheimer) als geboortekamer. Zij ageerden tegen de ,,loop van de wereld”. Hoe is die? Het gaat in de wereld om heerschappij van de ene mens over de andere, om macht. Menselijk leed wordt veroorzaakt door de structuur van de maatschappij en door gezagsuitoefening. Wat we nu moeten, is terug naar het paradijs, naar de ,,voorbeschaving” naar de tijd dat er geen onderdrukking en gezagsuitoefening was. Wég met bezitsdrang, eigendom, vaderlijk gezag, huwelijk. Wat komen moet, is de geborgenheid van het collectief, met een grote aandacht voor de moederfiguur. Geen vader en geen Vader, want vaders staan toch maar voor onderdrukking en machtsuitoefening en Vader…,,die heeft ons in de steek gelaten”.

Maar zegt Van der Does: “…het opgeven van het vaderlijk principe, is het openen van de weg naar vormeloosheid en anarchie.” Huntemann zegt: ,,Onze anti-autoritaire revolutie is anti God, anti Vader, anti gezin en anti eigendom.” Die revolutie belichaamt het ideaal van de moederlijk beschermde oerhorde: sexuele vrijheid, leven in gemeenschap, in de horde, wonend in commune of kraakpand.

Nog een paar belangrijke uitspraken van Huntemann: ,,,De vadercultuur van voorheen die afgebroken moet worden, is een angstcultuur en die vernietigt de levensvreugde.” ,,Schaamte en eerbied- zo wordt er steeds maar ingehamerd – zijn gedragspatronen van een repressieve, dat wil zeggen van een door macht beheerste, dus genot-onderdrukkende maatschappijstructuur die overwonnen moet worden.” Deze idealen woonden dus niet in de huizen van filosofen alleen, nee, ze drongen door naar de ruimte van de maatschappij, van de horde, van de commune, ze ,,hingen in de lucht”.

DE FALENDE VADER

Is er enig begrip op te brengen, voor zover dat kan bij een moordpoging? Wie zegt ,,Vaderschap is meesterschap” heeft gelijk, maar waren er niet veel slechte vaders/meesters. Altijd en overal? Extreem is de situatie in Duitsland in de jaren voor WO 2. Huntemann:.. Was het fascisme met zijn helden en Führercultus niet zoiets als ook een revolutie, het ,,masculinisme”[2] ten top. H.R.Müller-Schwefe schrijft er indringend over in het boekje ,,De wereld heeft geen vader” : een Schriftuurlijke benadering van het probleem van de gezagscrisis. Hij noemt het toneelstuk van Gottfried Benn waarin er verbitterd uitgegooid wordt door teleurgestelde, eenzame mensen: ,,De Ouwe heeft ons ook al in de steek gelaten.”

Müller-Schwefe signaleert in ,,De crisis van het gezag op verschillend levensterrein” tal van crises: het gezin zonder vader, het huwelijk zonder man, de school zonder meester, de staat zonder staatsman en de kerk zonder herder. Ook zegt hij: “Vaderschap was vaak falend.” Huntemann weer:,, Bedoelden vele vaders, wanneer zij over God de Vader en Zijn gezag spraken, niet hun eigen als-God-zijn en hun eigen-gemaakte autoriteit?”

Revolutie op straat, revolutie in gedachten en harten en handelingen. Is dit alleen een reactie op masculinisme? Op gebrekkig en slecht vaderschap? Nee, hoewel dat een grote rol speelde. Is het van de laatste tijd? Op 30 juni 1934 sprak Hess: ,,Met trots zien wij: één is boven alle kritiek verheven. Dat is de Führer. Want ieder voelt en weet: hij heeft altijd gelijk en zal altijd gelijk hebben. In kritiekloze trouw, in overgave aan de Führer waarbij niet in ieder afzonderlijk geval naar het waarom gevraagd wordt en in het stilzwijgend uitvoeren van zijn bevelen is ons Nationaal-Socialisme verankerd.”

Kon zo’ n woord, in die tijd gesproken, zonder gevolgen blijven? De Führer, onaantastbaar, vergoddelijkt, kweekte een generatie van führertjes. Mannen die hun vaderambt op het slechtst beoefenden en die aanhakend bij wat in de lucht hing, tallozen op de wereld beïnvloedden. Ze wilden als Adam zijn. Huntemann: ,,De oer-vaders van de neo-heidense Godsmoord leefden in vertrouwen op zichzelf en niet uit geloof in God.” En ,,Verzoening door Christus hadden zij niet nodig, omdat ze zich zélf wel, door middel van de moraal, tot God wilden opwerken.” Die moraal die gevormd werd door regels en wetten, mocht in geen geval van de Vader der lichten afkomstig zijn.

Huntemann nog eens: ,, Schuld, verzoening en vergeving, deze centrale begrippen van de bijbel, zouden door een feministische theologie moeten worden vervangen. In plaats van duidelijk, richting aangevende en levensbehoedende Torahwoorden het verzinken ,,in de ongedifferentiëerde wereld van het gevoel.” Dus werkelijkheden die onopgeefbaar zijn voor belijdende christenen, moeten omgemunt worden tot vage, onbepaalde gedachten en gevoelens. (Even vooruitlopend: ,,gevoel”, is dat over de hele linie niet een dringend gevraagd ,,artikel”?) Huntemann schreef over een komende religie in opmars, met Jezus als een ,,broer in de groep” een figuur die zo hier en daar wat richting aangeeft en God de Vader als een goedige figuur, maar verder op sterven na dood.

Nog een laatste lang citaat uit het boekje van Huntemann: ,,Reeds lang heeft een verburgerlijkt christendom het geloof tot een soort consumptieartikel gedegradeerd, waarvoor men zich alleen interesseerde bij bepaalde gebeurtenissen in het leven als doop, huwelijk en begrafenis. De consumenten eisten goedkope genade, alsof het om rendement ging en zij verlangden vertroosting op bestelling – gelieve direct te leveren – zonder in gehoorzaamheid onder het Woord te leven, zonder wedergeboorte of bekering en zonder de gemeenschap der heiligen onder het Woord gezocht te hebben.” Veel herkenbaars, toch… De vadermoord is overal doorgedrongen, maar de moord op God maakt de mens tot slaaf van de machten van deze wereld.

HET BEGON IN DE ZESTIGER JAREN

Ik kan me maar niet aan de indruk onttrekken dat de zestiger jaren van grote betekenis zijn geweest in al deze dingen. Het zijn de jaren van de omslag. Wat verborgen woekerde: twijfel aan de aanwezigheid van God, zijn Vaderschap, zijn bestaan als Persoon ( ,,Waar was God in Auschwitz?”) de betekenis van waarden en normen voor persoonlijk welzijn en voor de samenleving, komt steeds meer in de openbaarheid. Nederland werd een geseculariseerd land en ruilde God in voor de goden van de eeuw. Nederland – een land in een stuurloze, onzekere tijd en dat in toenemende mate. Er is onvrede. Is dit alles? Die welvaart, al dat geld, al die mogelijkheden. Steeds maar dat elfde gebod: ,,En genieten zúl je.”

Het vaderschap is aangevochten. Maar gelukkig is moeder er nog, de vrouw. Maar Van der Does haalt een zekere Rosenberg aan die zegt: ,,…dat een beschaving die op zijn eind loopt, steeds ertoe neigt zich op de moederlijke oergrond terug te trekken.” Onvrede. Een vermoeden dat er meer is . Dat deze wereld, ontworteld, ontluisterd, de echte niet kan zijn. Wat komt er van ons terecht, als de chaos toeneemt? Waar zijn de vaders? Waar is het woord dat inhoud heeft? Wie spreekt het uit? Wat levert het zoeken naar spiritualiteit op? Hare Krishna en die hele schaar van godheden was het ook al niet.

Welke vader is vermoord? Die van het verkeerde vaderschap? Maar blijft er, al of niet uitgesproken, een heftig verlangen naar de echte vader. Luister eens naar deze wel uitgesproken stemmen. Jan Wolkers die als weinigen zijn vader gekritiseerd en ontluisterd heeft, zegt toch ergens: ,,Wat houd ik eigenlijk van die man” en op een andere plaats: ,,Toen mijn vader stierf, verloor ik mijn jeugd.” Erik Vos, acteur, verklaart met grote droefheid dat zijn vader geen affectie voor hem had. Die vader vond zijn kinderen alleen maar rampen (Ook typerend voor een vaderloze tijd: die afkeer van kinderen). Zangeres Anouk (misschien niet uw favoriet, maar in de grote wereld heel bekend) vertelt aan journalist Frenk van der Linden dat haar eigen vader haar niet wil kennen: ,, Misschien moet ik wel wereldberoemd worden om er voor te zorgen dat mijn vader mij ziet. Nou, dan maar wereldberoemd.” Een van de broers Moskovitsch over zijn beroemde vader: ,,Die keert zich van mij af.” Interviewer: ,,En denkt u dat hij de verloren zoon ter plekke weer in zijn armen sluit? Moskovitsch: ,,Ík zal hem in mijn armen sluiten.”

Een stem uit vroeger tijd ( met vele te vermeerderen): Kafka: ,,Vader, mijn geschrijf ging over jou. Jij was voor mij de norm van alle dingen.” Aangrijpend , niet? Opstand tegen, verachting van de vader en dan toch dit…

HET NU

In onze samenleving lijkt bijna ieder wanhopig te graaien naar een zo groot mogelijk deel van al het voorhandene en naar nog meer comfort en luxe. Want het moet aan déze kant van de grens van jou worden. Als je niet nú verwerft, wanneer dan? Er moet toch een verborgen gevoel van honger ontstaan, als je de vader verwerpt ( en straks de moeder kwijtraakt) . Hierover sprekend, wil ik u een citaat uit het boek van Van der Does niet onthouden: ,,Intussen lijkt het duidelijk dat het huidig feminisme, zeker de variant die door een sterk lesbische ideologie en minachting voor de man wordt gevoed, méér dan op gelijke waardigheid, via een neutrale gelijkheid mikt op een vrouwelijke hegemonie. Karakteristiek in dit verband is de slogan ,,Wij Vrouwen Eisen”. Mannen vragen of verzoeken meestal. Maar vrouwen eisen – en worden, zoals gewoonlijk, braaf gevolgd door de mannen die nu eenmaal gewend zijn te doen wat moeder-de-vrouw zegt. Als je de Vader ontkent, wat vrede heb je dan, wat voor rust en geborgenheid? Als je niet meer weet, wie je Maker is ( denk aan Jesaja 1), dan sta je toch hulpeloos met lege handen.

Al die uitspraken van groten en kleinen dat ,,er wel iets moet zijn”, heel dat toenemend geloof in reïncarnatie moet toch ergens op wijzen… Het vaderschap is verbleekt, er is vadermoord gepleegd, er is moord op de Vader gepleegd, want wie het Woord onbelangrijk acht, wie de aanwezigheid van een persoonlijke God ontkent, is mede schuldig aan ,,de dood van God”.

HOE VERDER?

De samenleving is verweesd. Ik wil nog even terugkomen op het onderwerp: de moeder. Was het matriarchaat[3] na de moord op de vader een substituut (=vervangend middel) (moeder, stond voor gevoel, warmte, veiligheid), nu lijkt dat ook weg te vallen. De afwezige vader ( lijfelijk vaak, maar zeker ook qua ambt van voorganger, richtingaanwijzer, geïnteresseerde) is opgevolgd door de moeder. Deels buitenshuis werkend ( ze móet ook wel in veel gevallen) kan ze niet datgene bieden wat van haar verwacht wordt.

Er is nog een aspect aan de vadermoord. Dat zijn m.i. de feministische golven die de falende man en vader nog verder wegspoelden. Bij nogal wat feministische woordvoersters zie je een bijna kwaadaardige mannenhaat. Ik las onlangs nog een boekje van Renate Dorresteijn ( een boekje van wat oudere datum), maar als je niet beschikt over een gezond zelfbewustzijn, zou je je persoonlijkheid door zo’ n auteur laten ineenschrompelen tot bijna nihil. Al jaren geleden signaleerde de toen zeer bekende pater Van Kilsdonk dat nogal wat mannen het huwelijk met een buiten verhouding dominante vrouw ontvluchten en ,,homo” werden. De samenleving verweest. Onder alle bevolkingslagen zie je individualisering en vereenzaming. Moet je soms niet spreken van een óuderloze in plaats van een vaderloze maatschappij?

Lees over de verwoestende gevolgen van allerlei verslavingen. Van der Does nog een keer: ,,Telkens als aan mannen, individueel of in groepen , hun mannelijk prestige en zelfbewustzijn ontnomen wordt, neemt het excessieve drinken toe.” Kijk naar al die zwervende jongeren. Zie hoe een jeugd vergiftigd wordt door een deel van de media. Bedenk dat talloze lieve, leuke kinderen alles hebben, maar dat de Here Jezus hun onthouden wordt. Je hart kan erom huilen. Om een samenleving, in grote delen zo los van God. Zo leeg en hol. Hongerend, terwijl God zijn alle honger stillende genade zo royaal aanbiedt.

MOGELIJKHEDEN

Maar wat een mogelijkheden liggen er. Bij al die ouders die het met bijstand van God zo goed mogelijk proberen te doen. Stel uw huis open en probeer kinderen te bereiken. Bij de kerk. Laat die ophouden met bijzaken en zich richten op de hoofdzaken: de toerusting tot de verkondiging van het ene nodige. Bij de scholen. Hoeveel mensen hebben hun hele leven herinneringen meegedragen aan het ware beeld van de Goede Herder. Voor al die kinder- en jeugdwerkers. Wat een kansen hebben die.

Overigens gaat God zijn eigen ongekende weg. Hij moet vechten op veel meer fronten dan wij ons kunnen voorstellen. Maar spiegelen we ons aan Hem als Vader en Richtingaanwijzer, een en al koestering Laat ons de kansen grijpen die Hij geeft en zal blijven geven.

 

Kees van Baardewijk

 

 

De heer Van Baardewijk is ook auteur van het boekje “Drugs ….. groep 8 zegt nee!” dat bij B & O verkrijgbaar is (zie bestellijst en bijbelenonderwijs.nl).

 

 


[1] De Frankfurter Schule is in de jaren 60 van de vorige eeuw de gangbaar geworden benaming geworden voor de filosofen en sociologen die aan het Institut für Sozialforschung in Frankfurt aan de Main verbonden waren.

[2] Masculinisme is overdreven waardering van het man-zijn.

 

[3] Matriarchaat is gezinsverband en erfrecht in de vrouwelijke lijn.

 

 

Is slaan van kinderen altijd af te keuren als een uiting van bruut geweld of is er ruimte voor de ‘pedagogische tik’?
B&O magazine, april en juni 2003, door drs. R.H. Matzken

Het laatste woord over de zgn. pedagogische tik is stellig nog niet gesproken. Iedere lichamelijke kastijding of zelfs maar waarschuwing door een opvoeder van een kind zou geweld kunnen oproepen. Merkwaardig genoeg zijn het juist de ‘pedagogische tikkers’ die wijzen op de vele indringende voorbeelden van geweld in films en video’s, maar omgekeerd zien de felste tik-tegenstanders hier nauwelijks een probleem!
Naar aanleiding van deze discussie publiceren wij een tweetal artikelen over kastijding in de opvoeding. Deze zijn genomen uit onze eerdere Aanzet tot een bijbels-genormeerde pedagogiek van de Canadese pedagoog Jack Fennema.


1. Opvoeden binnen het kader van gezag en tucht

Hét opvoedingsmiddel dat de Bijbel aangeeft (en dat volgens dr. J. Waterink (de eerste hoogleraar pedagogiek aan de Vrije Universiteit) zelfs het enige opvoedingsmiddel is) is de tucht of discipline. Het Griekse woord dat hiervoor in het Nieuwe Testament wordt gebruikt is paideia. Dat kan verschillende betekenissen hebben:

  • de educatieve ontwikkeling of instructie (vgl. Hand.7:22;22-3)
  • kastijding (2 Tim.2:24,25; 1 Cor.11:32; Hebr.12:5-11), met als doel de correctie.

Het Hebreeuwse woord dat er het dichtst bij staat (yissér/mûsar) kan omschreven worden als: ’terechtwijzen, corrigeren, discipline aanbrengen, kastijden, instructie geven’.

In zijn algemeenheid slaat het op tucht in de betekenis van onderwijzen, of zelfs waarschuwen, zodat iemand Gods wet gaat opvolgen, meestal wanneer er sprake is van wangedrag. Twee belangrijke gedeeltes vinden we in Deut.8:5,6 en Spr.4:13,14. Bijbelse discipline is gebaseerd op gezagsverhouding.

Vanuit een bijbelse visie op het kind is het duidelijk dat opvoeding die zich normeert aan de Bijbel geen vrije opvoeding kan zijn, maar plaatsvindt binnen het kader van ‘autoriteit’ of ‘gezag’. Deze begrippen roepen het beeld op van een strengpuriteinse autoritaire opvoeding, zelfs van gezagsmisbruik. Ook het begrip ‘macht’ is in de moderne opvoedkunde zeer belast, vandaar dat wij hiervoor liever het bijbelse begrip exousia gebruiken. Hiermee wordt dit begrip in een heel ander kader geplaatst, nl. van verstrekte macht of volmacht, recht op vrijheid van handelen, niet door anderen gehinderde macht om iets te doen. Dit bijbelse kader wordt het meest duidelijk vanuit de ontmoeting van de Here Jezus met de Romeinse centurion, waarvan we lezen in Matt. 8:10-13. Het ‘grote geloof’ dat Jezus bij deze man aantreft, is niet meer of minder dan ‘begrip voor verhoudingen’, wat wordt uitgedrukt in vs 9: Ik ben zelf een man ‘onder-volmacht’ en daarom heb ik ‘volmacht-over’ honderd.”

Opvoeders hebben van Godswege een volmacht over de kinderen die aan hun zorg zijn toevertrouwd (Ef. 6:1-4; Col. 3:20; Rom. 12:6). Dit betekent dat de mens op de gezagsverhouding moet reageren zoals de bijbel aangeeft. Hier ligt een opdracht die hij op een verantwoorde wijze heeft te vervullen.
Deze positie is echter heel anders dan die van een militair, van een leider, van de overheid, want de positie van de opvoeder is direct verbonden met de band der liefde tussen opvoeder en opvoedeling, tussen ouder en kind, en ook tussen leraar en leerling.

Wanneer dit niet wordt begrepen, leidt dit in de praktijk vaak tot twee uitersten:

  • de opvoeder stelt zich op als ‘autoriteit’ die ‘straf’ maakt tot een hoeksteen van zijn opvoedingsbeleid: dit is ‘autoritaire opvoeding’
  • de opvoeder negeert zijn positie als opvoeder en wordt tot een soort ‘begeleider’ van het kind, op basis van vrijwilligheid; het kind dient te komen tot zelfactualisatie (Maslow).

Opvoeding die ‘bijbels-genormeerd’ wil zijn, staat in een positie van volmacht en oefent daarmee ‘gezag’ uit over het kind naar de aard en de mate waarin hem van hogerhand dit gezag wordt verleend.

Opvoeding vanuit gezag in bijbelse zin is iets geheel anders dan forceren of manipuleren. Maar het betekent ook dat de opvoeder zichzelf niet mag laten manipuleren om geen gebruik te maken van zijn gezag wanneer dit nodig mocht zijn De opvoeder is namelijk verantwoordelijk en moet verantwoording afleggen van zijn opvoedend bezig zijn aan God. Dit is met name ook zo belangrijk omdat opvoeding meestal gebeurt vanuit een team: de ouders (invloed van de familie!), het schoolteam (zich houden aan het schoolstatuut) en de kerk/gemeente (lessen inzake liefde en tucht!). Vandaar ook vanouds de drieslag: gezin, kerk, school.
2. Straf als vergelding of als kastijding
En gij vaders, verbittert uw kinderen niet, maar voedt hen op in de tucht en de terechtwijzing des Heren”, Ef. 6:4. In dit bijbelgedeelte gaat het bij het woord ’tucht’ of discipline om twee complexen:
* preventieve tucht of instructie
* correctieve tucht of kastijding.

Hiermee sluiten wij aan bij het boek ‘Nurturing children in the Lord’ (‘Kinderen opvoeden in de Here’) van de Canadese pedagoog Jack Fennema, waarvan ongeveer tien jaar geleden een aantal hoofdstukken als artikelen zijn verschenen in het blad Gereformeerd Pedagogisch Centrum.

In zekere zin is opvoeding in een ‘affectieve gezagsverhouding’ leren omgaan met de essenties ‘vrijheid en gehoorzaamheid’. Daarmee leert het kind dat ware, christelijke vrijheid een ‘vrijheid-in-gebondenheid’ is; oudtestamentisch ‘een begrensde ruimte’. Hierbij hebben zowel kinderen als volwassenen verantwoordelijkheid jegens God. Dingen die verkeerd gaan in de opvoeding kunnen hun oorzaak hebben bij het kind (ongehoorzaamheid of gedragsafwijking door lichamelijke of psychische stoornissen), maar ook bij de volwassene (door onverstand de kinderen ‘prikkelen’).

a. Het eerste dat de bijbelse discipline bepaalt is de instructie. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt primair bij de ouders (Gen.18:19; Ef.6:4; 1 Tim.3:4,5) Deze instructie moet in daden worden omgezet. Dat wordt aangegeven door het Hebreeuwse woord ‘chanak’, dat betekent: oefenen of trainen (Spr.22:6). Ditzelfde woord wordt gebruikt in Deut.20:5; 1 Kon.8:63; 2 Kron.7:5. Chanak houdt dan in: wijden-aan, afzonderen-tot. Kinderen moeten zo worden opgevoed, dat ze aan God gewijd zijn.

Deze preventieve tucht wordt uitgewerkt in een aantal vormen, waarbij er twee soorten worden onderscheiden: een discipline die min of meer onopzettelijk is, en de discipline die bewust bedoeld of gekozen is. De opzettelijke discipline heeft vooral te maken met het feit dat een kind geconfronteerd wordt met de (doorwerking van) de zonde in zijn leven. Hier komt het karakter van christelijke opvoeding centraal te staan. Bovendien vragen kinderen om een duidelijke structuur: ze willen weten waar ze aan toe zijn en verkennen regelmatig hun grenzen.
Op deze basis dienen wij dus preventieve tucht te bezien, zoals het stellen van regels, censuur op de schoolkrant, gang van zaken bij werkweken, het verbod op alcohol bij schoolavonden enz. Zonder deze preventieve tucht ontbreekt een van de wezenlijke facetten aan een christelijke opvoeding, namelijk de vorming tot zelfstandig mens die in staat is verantwoordelijkheid te dragen.

b. De correctieve tucht als tweede opvoedingsmiddel vindt plaats wanneer inbreuk is gepleegd op de regels van de preventieve tucht. Het woord tucht komt van een oud woord tiegen, dat betekent (naar zich toe) trekken, tot behoud. Voorbeeld: een kind dreigt te verdrinken in een gracht en nu wordt het een touw toegeworpen om het naar de kant te trekken. Zo waren de straffen van God in het boek Richteren niet bedoeld om Israël weg te slaan, maar juist naar Hem toe te trekken tot behoud.

Velen in onze dagen voelen daar niet meer voor of hebben het zicht daarop verloren. In talloze gevallen is dit gebrek aan tucht verworden tot een vaak onbegrijpelijke gedoogbeleid (vroeger noemden wij dit laksheid). Men werpt het kind geen reddingstouw meer toe, maar laat het a.h.w. verdrinken. Een voorbeeld uit de bijbel is de houding die de priester Eli aannam t.o.v. zijn verdorven zonen. Dit viel samen met één van de dieptepunten uit de geschiedenis van Israël, 1 Sam. 2: 22-25. Kastijding, aldus Fennema, beoogt het leven te ‘reformeren’; straf daarentegen is te beschouwen als het ‘loon’ op verkeerd gedrag.

Het recht op straf, in de zin van vergelding van overtreding lijkt in de Bijbel slechts aan God toegekend te worden (Rom. 5:8,9; Deut. 32:35,36; Rom. 12:19). God motiveert Zijn kinderen niet door angst voor straf of wraak. Hij heeft zelf immers het tegendeel gedaan. Hij nam de dreiging van de straf weg, om vervolgens een antwoord van dankbaarheid te vragen: gehoorzaamheid. Straf in de zin van vergelding behoort alleen God toe. Mensen hebben slechts de vrijheid hun kinderen in liefde te corrigeren, waarbij kastijding uiteraard niet uitgesloten is.

Het principe van straf bij de opvoeding is principieel verschillend van alle andere verhoudingen, zoals die van de overheid ten opzichte van haar burgers. Bovendien is hier sprake van een nauwe persoonlijke relatie waarin zowel de liefde als de duurzaamheid centraal staan, beide als functie van de begeleiding van een ander mens in zijn ontwikkeling, waarover de volgende sectie handelt. De bijbel maakt onderscheid tussen ‘kastijden’ en straffen’, die wij als volgt tegenover elkaar kunnen stellen:

Kastijden/corrigeren Straffen/vergelden
Doel:
Oogmerk:Nadruk op:
Houding:

Emotionele gevolgen:

Terugkeer tot aanvaardbaar en passend gedrag:Een middel tot dat doelOpscherping van het geweten
De toekomst;Aanvaardbaar of ‘voorbeeldig’ gedrag
Weerspiegelt liefde en betrokkenheid van de kant van de opvoeder

Bevestiging van zichzelf;

Veiligheid

Herstel van een rechtsverhouding waarop inbreuk werd gepleegd:is een doel in zichzelfHandhaven van wetten/regels
Het verleden;Niet tolereren van ‘onaanvaardbaar’ gedrag
Weerspiegelt afkeer en frustratie

Moeilijk om de persoon los te zien van de overtreding
Angst; schuld; wrok
Mogelijk ook: verwerping

Iedere correctieve maatregel moet plaatsvinden in een kader van liefde, welwillende gestrengheid en doortastendheid. Drie elementen zijn hierin van belang: consistentie, duidelijkheid en eerlijkheid/fairness.
Een opvoeder moet zeggen wat hij denkt, en denken wat hij zegt. Een daad van ongehoorzaamheid is ten alle tijde verkeerd, hoe de stemming van de opvoeder ook mag zijn. Uieraard moeten de regels of voorwaarden van meet af aan duidelijk zijn. Men kan kinderen niet verantwoordelijk stellen voor iets wat ze niet wisten of wat niet duidelijk was. Tenslotte is er het principe van de verhouding. De te nemen maatregelen moeten in verhouding zijn met de overtreding en met de leeftijd van het kind. Door een logische samenhang zal een kind tot inzicht komen en daardoor geestelijk kunnen groeien. De correctieve maatregelen moeten ook bij dat ene kind passen. Het ene kind heeft meer correctie nodig dan het andere. Tenslotte dient het kind bij elke straf te merken dat uit liefde wordt gestraft en niet uit woede of een persoonlijk gekrenkt zijn.


3. Terechtwijzen als counseling: een daad van herstel

Het derde aspect van de opvoeding wordt gevormd door de terechtwijzing. Het woord ’terechtwijzen’ is het Griekse woord nouthesia. Dat betekent: raad en troost geven; vermanen en waarschuwen, op het hart drukken. Het gaat hier om de meer emotionele vorming; zie hiervoor ook Titus 3:10; 1 Cor. 10:11 en Efeze 6:4. Dit impliceert dat er aanwijzingen naar de Schrift worden gegeven, dus vanuit een bijbels denkkader als basis voor waarden en normen. Hier wordt vermanend instructie gegeven, vandaar de titel van het bekende boek van Jay Adams: ‘Nouthetisch counselen’. Wij kunnen hier dus spreken van ‘nouthetisch opvoeden’. Opvoeders mogen hun taak niet beperken tot tucht (instructie en correctie) alleen; zij zijn ook geroepen om waar nodig terecht te wijzen (counseling).

‘Opvoeden in de Here’ heeft niet alleen een functie vanuit het scheppings- of cultuurmandaat, maar ook vanuit de herschepping, het verzoeningsmandaat. Twee kernwoorden hiervan zijn:
* ‘counseling’ als daad van genezing, en
* ‘discipling’ als praktijk van het volgen van Jezus.

De term ‘counseling’ heeft betrekking op de Derde Persoon van God, de Heilige Geest, Die de ‘Parakleet’ wordt genoemd, in het Nederlands: Trooster, in het Engels: Counseler. De naam betekent letterlijk: de ernaast geroepene, hij die op het juiste moment iemand bijstaat die hulp nodig heeft. Ook mensen kunnen een parakleet zijn voor elkaar, zoals Barnabas dat was voor de pasbekeerde Saulus, of Filippus voor de kamerling uit Morenland. Door dit element in te brengen wordt in de christelijke opvoeding recht gedaan aan de Persoon van de Heilige Geest, Die dikwijls voor velen ‘de Grote Onbekende’ is.

Blijkens Johannes 16 heeft de Heilige Geest drie functies, zowel voor de gelovigen als voor degenen die Christus niet kennen:

* De niet-gelovigen, ‘de wereld’ worden door Hem ‘overtuigd’, d.w.z. Hij weerlegt hun denken op krachtige wijze:
– van zonde, d.w.z. van ongeloof, dat is van rebellie tegen God;
– van gerechtigheid, d.w.z. van Gods maatstaf, ook nadat Jezus naar de Vader is teruggekeerd;
– van oordeel, d.w.z. van het komende gericht, waarbij de mens schuldig zal staan tegenover zijn Maker.

* De gelovigen worden door Hem ‘gecounseld’, d.w.z. hun denken wordt door Hem gevormd en gericht:
– op de waarheid, temidden van een wereld die verleugend is;
– op de toekomst, die voor de wereld een onbekend, gesloten boek is;
– op de Here Jezus, die voor hen net zo reëel wordt als dat Hij op aarde voor Zijn discipelen was.

Bij de opvoeding wordt de verhouding tussen correctieve tucht en pastorale tucht bepaald door de aard van het vergrijp en voorts door de leeftijd van het kind. Men zou dit kunnen brengen in een glijdende schaal of continuüm:

kleine vergrijpen,|bij jonge kinderen ernstiger vergrijpenbij jonge kinderen criminele vergrijpenIn de vroege puberteit mentaliteitsveranderingin de latere puberteit

Naarmate de kinderen ouder worden, neemt het correctief handelen af (de actie van herstel) en neemt de counseling (herstel door communicatie) toe.

Wij kunnen dit aldus aangeven:

Kastijden, correctie Vermanen, counselen
Jonge kinderenLeeftijd van het morele realismeDirecte gevolgen (genoegen/smart)

Correctie naar één kant gericht

Beperkte persoonlijke verantwoordelijkheid
Gericht op het oordeel van volwassenen (externe oriëntatie) *

Volwassene is medeaansprakelijk voor gedrag

Jonge mensenLeeftijd van het morele relativismeBegrip en redelijkheid

Wederzijdse correctie

Grotere mate van persoonlijke verantwoordelijkheid

Gericht op het eigen oordeel (interne oriëntatie)
Aansprakelijk voor gedrag

* jonge kinderen kunnen uiteraard ook, zij het in beperkte mate, een interne oriëntatie hebben


d. Concrete inhoud van de bijbelse terechtwijzing

De bijbelse correctie bestaat uit een aantal fasen:

  1. het confronteren: duidelijk maken wat de leerling heeft ‘misdaan’ en waarom dit onaanvaardbaar is;
  2. het erkennen van datgene wat verkeerd was en het belijden ervan, Spr.28:13; het terugkeren tot de basis van vertrouwen. Fennema noemt dit: opnieuw een verbond aangaan, met het oog op de toekomst (in minder zware termen: herstel van de liefdesrelatie).

Bij dit alles is luisteren van het grootste belang, niet alleen naar hetgeen de leerling te zeggen heeft, maar ook naar wat hij niet zegt en wat uit zijn houding blijkt (non-verbale communicatie)

Het doel van counseling is herstel van verhoudingen (liefde) zonder dat aan de gestelde regels geweld wordt aangedaan (gerechtigheid en waarheid). Kennis van de principes is hier niet genoeg, want de toepassing ervan kan leiden tot een eenzijdige karikatuur. Hier is vooral wijsheid nodig, die immers ten grondslag ligt aan elke counseling. Men kan dus niet volstaan met het geven van een aantal adviezen, want counseling impliceert de ander kennen met het hart, opdat wij die ander zullen bijstaan bij het nemen van beslissingen in persoonlijke verantwoordelijkheid en gericht op de zelfstandigheid in houding en gedrag. Zó zal God alle eer ontvangen in de opvoeding van onze kinderen. Ook in deze postmoderne tijd!

 

 

Drs. A. Kraaiveld bespreekt in twee artikelen het boekje ‘Erziehung im Angriff’, een uitgave van IABC in Wuppertal.

De opvoeding ter hand nemen!!

In het voorjaar van 2007 is het Duitstalige boekje ‘Erziehung im Angriff!’ verschenen. Het boekje is op de redactie van Bijbel & Onderwijs terechtgekomen. In dit artikel wordt het eerste deel van het boekje besproken. De schrijvers Christiane en Grant Nelson stellen, dat in onze tijd veel gezegd en geschreven wordt over het opvoeden van kinderen. De termen vrijheid en emancipatie lijken een belangrijke plaats in te nemen. De moderne visies beïnvloeden gewild of ongewild ook het denken van de christen-ouder/opvoeder. Christiane en Grant Nelson proberen te zoeken naar vaste ijkpunten voor een christelijke opvoeding.

Het kind in het middelpunt
Al vanaf de 17e eeuw proberen mensen zich los te maken van de kerk en de invloed van het christen-zijn. De filosofen René Descartes en Rousseau plaatsen de mens in het middelpunt. ‘Cogito, ergo sum’ (Ik denk, dus ik besta). De mens is zelf de maatstaf van de dingen. Ervaring en aanleg wijzen de mens de goede weg door het leven. Als je de natuur tot ontwikkeling laat komen (in de mens), komt het goede te voorschijn. Maar het tegenovergestelde blijkt waar, kinderen roepen om hulp, verkeren in problemen. De kindertelefoon wordt steeds meer gebeld. Crisisopvang is meer nodig dan ooit.

De Schepper weet het beter
De Schepper weet wat het beste is voor kinderen, voor mensen. De Bijbelse visie op het kind onderscheidt zich principieel van de emancipatorische visie. Zij leert de zondige natuur van elk mens vanaf zijn allereerste levensbegin, die aangewezen is op omgang met anderen en met de levende God. En dat heeft consequenties. De opvoeder wacht niet meer totdat het kind zelf kiest, maar leert het kind, onderwijst het kind. Deut. 6: 6-7 ‘En deze woorden, die Ik u heden gebiedt, zullen in uw hart zijn. En gij zult ze uw kinderen inscherpen, en daarvan spreken, als gij in uw huis zijt, en als gij op de weg gaat, en als gij neerligt, en als gij opstaat.’

De Bijbelse opvoeding
Het Bijbelse opvoedingperspectief heeft duidelijke doelen: een geestelijk stabiel kind en in de verhouding tot de naaste betrouwbaar en evenwichtig. De opvoedingsweg is vaak moeizaam en vraagt veel geduld en inzet van de opvoeder, die de natuurlijke neiging van het kind stuurt in zijn zondige aard en aanleg. De autoriteit van de opvoeder en de onderwerping van het kind zijn daarin de basis. De opvoeder is vanuit belangeloze liefde gericht op het kind. De opvoeder is immers zelf onder de autoriteit van God geplaatst. Opvoeding in en tot gehoorzaamheid verlangt van de opvoeder, dat hij/zij zich bewust is van de zondige natuur van het kind en van hem/haar zelf en daardoor weloverwogen en vanuit rust handelt. Een straf moet leiden tot vrijwillige spijt en tot aangenomen vergeving. Een straf is geen straf uit woede, maar om de wil van het kind te neigen.

Eerbied en ontzag
De opvoeding tot eerbied en verantwoordelijkheid is van wezenlijk belang voor de verhouding van het kind tot God en tot zijn naaste. Eerbied voor de ouders is een grondprincipe van de geborgenheid van het kind bij zijn ouders. In het vertrouwen op de ouders beleeft het kind de eigen onvolkomenheid en afhankelijkheid, wetend veilig, geborgen en geliefd te zijn bij de ouders. De zelfzucht en de neiging om eigen wegen te gaan wordt door het ontzag voor de ouders begrensd. Het kind leert om rekenschap af te leggen en terug te zien op zijn emoties en impulsen, zonder dat het aan de consequenties hiervan overgeleverd is. Zo leert het kind ook rekenschap te geven tegenover God.

Karakter
De christen-ouder moet erop gericht zijn, dat het karakter van het kind gevormd wordt. Zo wordt de persoonlijkheid van het kind gevormd. Karaktereigenschappen als zelfcontrole, doorzettingsvermogen, evenwichtigheid, moed, behulpzaamheid, dapperheid, etc. zijn een gevolg van de groeiende liefde tot de levende God en de liefde tot de naaste, die de eigenliefde op de achtergrond stelt.

Persoonlijke betrekking op God
Het is van eeuwigheidswaarde dat het kind leert om in een persoonlijke betrekking en in afhankelijkheid van de levende God in Jezus Christus te staan. Eerst aan de hand van de ouder(s), maar later ook door zelf met het Woord bezig te zijn. De opvoeder moet het kind hiertoe ruimte geven en in gesprek met hem blijven. In de ontmoeting met anderen moet het kind uiteindelijk zo toegerust zijn, dat het onafhankelijk van de groep de autoriteit van de waarheid van God als maatstaf neemt en volgt. Weerbaar tegen alle invloeden die op hen afkomen, bijvoorbeeld door internet en alles wat daardoor op (jonge) mensen af kan komen.

Verhouding tot het kind in de opvoeding
De moderne opvoeder past zich vaak aan het kind aan. De reclame speelt daar op in, je moet er als ouder uitzien als je zoon of dochter. Het lijkt ‘cool’ om op gelijkwaardige voet met je kind te staan. Het lijkt alsof de moderne opvoeder bang is om de eigen autoriteit te stellen tegenover het kind. Hierdoor wordt de opvoeder veel meer een begeleider dan een opvoeder. In de Bijbelse opvatting is de opvoeder de onderwijzende en het kind de lerende. Waar moet een kind zijn oriënteringspunt vandaan halen, wanneer het helemaal vrijgelaten wordt? De moderne opvoeder lijkt zich niet verantwoordelijk te zien voor de toekomst van het kind. Bewuste leiding van het kind wordt vermeden. Het kind moet zelf keuzes kunnen maken, het is zijn of haar leven. De vruchten van deze opvoedingsvisie zijn te zien: kinderen kunnen niet staande blijven in een wereld waarin alcohol en drugs ruim voor handen zijn, kinderen gaan dwars tegen ouders in, luisteren niet meer en hebben geen zin om iets voor een ander of de maatschappij te doen. Genot wordt hun god.

Je eigen weg zoeken
Het doel dat je in de opvoeding voor ogen hebt, bepaalt de opvoedingsmethode. Wanneer je kinderen wilt opvoeden met als doel de eerder genoemde karaktereigenschappen, kun je niet de emancipatorische opvoedingsmethode hanteren. Aan de verwachtingen zal dan niet voldaan worden. De emancipatorische visie gaat ervan uit dat elk kind een schat aan goede inzichten en handelingswijzen in zich draagt. Op basis hiervan zoekt elk kind zelf zijn eigen weg door middel van experimenteren.

De weg wijzen
De Bijbel leert ons een andere methode. Het kind is vanaf zijn geboorte aangewezen op leiding, wil het een sterke, karaktervolle persoonlijkheid ontwikkelen. De liefde in de opvoeding en voor de ‘opvoedeling’ dringt de ouders ertoe om terug te keren tot de Bijbelse visie. Deze visie leert ons om kinderen de weg te wijzen, het kind voor te leven, te leiden, te leren, in te wijden en te corrigeren. De Bijbel geeft er ons een schitterend voorbeeld van en laat prachtig de Bijbelse visie zien, namelijk zoals Timotheüs het in zijn jeugd van zijn moeder en oma geleerd heeft (2 Tim. 3:14,15 en 17):‘Blijf gij echter bij wat u geleerd en toevertrouwd is, wèl bewust van wie gij het hebt geleerd, en dat gij van kindsbeen af de heilige schriften kent, die u wijs kunnen maken tot zaligheid door het geloof in Christus Jezus. Opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust.’

 

Wordt vervolgd.

 

Drs. Annelies Kraaiveld.

 

 

Bijbel
Zaterdag, 10 september 2005 / pagina 28

Spaar jij ook plaatjes van de televisieserie Winx club? Sindskort doen veel meisjes dat. De Winx Club lijkt zomaar een clubje van de aardige feetjes Bloom, Stella, Tecna, Flora en Musa. Maar misschien zit er wel meer achter hun magische krachten. Denk hier eens over na, voordat je de tekenfilm bekijkt.

In de tekenfilm leren de feeën hoe ze hun magische krachten moeten gebruiken. Daarom gaan de vriendinnen naar de feeënschool. De vijf maken allerlei avonturen mee in hun strijd tegen de heksen van de hemeltoren. De heksen gebruiken boze krachten om heel het land Magix in handen te krijgen. De meiden moeten dat verhinderen en daarbij komen de magische krachten goed van pas.

“Als het kan, kijk ik wel naar Winx,” zegt Petra Bitter (11) uit Gouderak; “Soms willen mijn broertjes wat anders zien. Winx is wel grappig. Ik vind het spannend om te zien hoe ze zelf proberen hun krachten in bezit te houden. Het is een mooi verhaal.”

In de Bijbel wordt ook gesproken over magische krachten. Net als in deze tekenfilm. Er zijn meer woorden die uit de Bijbel geleend zijn, zoals de hemel, vloeken, boze krachten oproepen. Petra had ook gemerkt dat de tekenfilm speelt met bijbelse woorden. Als ze de tekenfilm kijkt, denkt Petra daar wel eens over na. ,,Zij zeggen dat je een fee wordt, als je dood gaat. Dat klopt natuurlijk niet,” vertelt ze. Petra weet heel goed dat het allemaal niet bestaat. ,,Je hoeft er niet voor op te passen. Het is gewoon grappig om naar te kijken.” Naast de plaatjes zijn er ook internetsites vol met Winx-dingen. Petra spaart wel de plaatjes, maar ze heeft nog niet gezocht op internet. De sites vertellen over de karakters van Bloom en haar magische teken. Ook kun je uitzoeken wat jouw magische teken is. Het magische teken is een figuur uit de Griekse mythen (oude verhalen). Bij jouw magische teken zit een voorspelling van dingen die jou kunnen overkomen deze maand of in de toekomst. Aan de stand van de sterren denken ze te kunnen zeggen wat met er jou gaat gebeuren. Die voorspellingen kunnen je bang maken. Alleen God weet wat er in de toekomst gebeurt. Als je op God vertrouwt, dan weet je dat Hij morgen weer bij je is. Hij zorgt voor je en geeft kracht. God geeft geen magische kracht, maar zijn eigen krachten.

Onschuldig?
Zaterdag, 10 september 2005 / pagina 28

God waarschuwt dat het niet goed is om iets te doen met magische krachten. Deze krachten kunnen onschuldig lijken, maar toch invloed op je hebben. Het aanroepen van boze krachten, zoals de gemene heksen doen, wordt in de Bijbel duidelijk verboden. Gods kracht is sterker dan de magische krachten. Het is beter om Gods kracht te gaan ontdekken, dan de magische krachten. Het kan dus niet zo goed voor je zijn om veel met Winx bezig te zijn. Praat er eens over met je ouders.
(c) Nederlands Dagblad 2006 alle rechten voorbehouden

 

Onlangs werd ik benaderd door een man die zich wanhopig probeerde te ontrekken aan het opdringende computergebruik. Het was hem tot nog toe gelukt, omdat hij de laatste tien jaar in Oost-Europa had gewoond en gewerkt. Nu hij zich weer in Nederland had gevestigd, maakte hij zich zorgen, met name over zijn kinderen die in de schoolgaande leeftijd kwamen. Ik kon weinig voor hem doen. De tv buiten de deur houden hoort nog tot de mogelijkheden. Abonneer je op een goeie krant en je weet meer. Maar de computer, dat wordt heel moeilijk, zeker voor kinderen. Maar ik begreep zijn zorgen wel. Natuurlijk kun je zeggen dat alles ten goede en ten kwade gebruikt kan worden. Maar het is niet te ontkennen dat het kwaad steeds op indringender wijze op ons af komt. Kinderen en ouderen staan aan veel nieuwe verleidingen bloot. Een internet-consultant van het ‘National children home’, laat een waarschuwend geluid horen naar ouders. ‘De computer is onderdeel van het alledaagse leven van het kind. Het kind computert in de woon- of slaapkamer, plaatsen waar kinderen zich op hun gemak voelen en veel van zichzelf kunnen prijsgeven aan mogelijk verkeerde personen.’ Via de computer heb je zo maar allerlei ongenode gasten over de vloer. Gasten die kinderen op afstand kunnen bedreigen. Nog onlangs schreven de kranten over een explosie van ongewenste cyberseks. Kwaadwillenden dwingen argeloze kinderen via de web-cam tot allerlei seksuele handelingen.

Ouderen
‘Hoe zal de jongeling zijn pad rein bewaren?’ vraagt de dichter van psalm 119 zich af. We kunnen ons ook afvragen, ‘hoe zal de ouder(ling) zijn pad rein bewaren. Ook ouderen staan onder grote druk door de onbeperkte mogelijkheden van internet. Vele miljoenen porno-sites dringen zich aan ons op. Seksverslaving is een van de acuutste bedreigingen van de geestelijke volksgezondheid. Internet zonder filter staat gelijk aan met hoge snelheid rijden zonder veiligheidsgordel. Het kan je leven kosten.
Ouderen en jongeren staan oog in oog met nieuwe verleidingen. Eerlijkheid, openheid en transparantie kunnen ons helpen in de goede strijd. Verberg je niet, maar laat naar je kijken. Hendrik Pierson, de onvermoeide bestrijder van de prostitutie in de negentiende eeuw, poneerde de stelling: ‘Een eerlijk man wil niet vertrouwd worden.’
De beste remedie in de strijd is, je zo ver mogelijk van het kwaad af te houden. Durf als het moet een beetje onnozel te zijn. Paulus zelf raadt het ons in Romeinen 16 vers 19 aan: ‘….en ik wil, dat gij wijs zijt in het goede; doch onnozel in het kwade.’

Krijn de Jong