INHOUDSOPGAVE: H. 1 Kennismaking met de islamH. 2 De KoranH. 3 VerlossingH. 4 Vrijheid van godsdienstH. 5 Ontmoeting en samenleven

Hoofdstuk 1. kennismaking met de islam

Doelen:

1. Je kunt in grote lijnen de levensloop van Mohammed beschrijven.2. Je kunt de 6 geloofspunten van de leer van de islam noemen en toelichten. 3.Je kunt de vijf zuilen van de islam noemen en toelichten.4. Je kunt de grootste stromingen in de islam, sjiieten en soennieten, kort typeren.5. Je kunt in grote lijnen beschrijven wat de verplichtingen zijn zowel van de man als van de vrouw in de Islam. 6. Je kunt de volgende islamitische begrippen uitleggen: islam, koran, moslim, ramadan, zakkaat, hadj, shahada.

INTRODUCTIEOPDRACHTEN:
Maak een keuze uit één van onderstaande opdrachten. Deze opdrachten kunnen als introductie dienen op de lessen of als verwerking. 1. Onderzoek de feesten van de islam.
Werk minimaal twee feesten nader uit. Wanneer wordt het gevierd, waarom en hoe, enz
Vergelijk deze feesten met de christelijke feesten.

2. Er zijn diverse internetsites waarop je allerlei informatie kunt vinden over de islam.
Surf naar deze sites en geef aan wat je er zoal in kunt vinden.
Daarna geef je in minimaal 150 woorden een reactie, je geeft dus een persoonlijke beoordeling.

3. De islam kent allerlei richtingen. De twee meest bekende zijn de Soennieten en de Sjiieten. Zoek uit wat de belangrijkste verschillen zijn. (Noem minimaal 3 verschillen)

Hoofdstuk 2. de koran

Wat is de koran?

Oorsprong
Voor de moslims is de koran het woord van Allah. Het is een werk van bovenaardse oorsprong. De door Moham­med (in een periode van 23 jaar) ontvangen openbaringen worden beschouwd als uittreksels uit ‘een zich bij Allah bevindend, op een goed bewaarde lei geschre­ven boek.’ Het is de laatste van Gods heilige boeken.

Mohammed zelf, zo wordt geloofd, kon niet lezen of schrijven, maar schrijvers werden door hem aangesteld, om elk geopenbaard vers op te schrijven. De koran werd in het Arabisch geopenbaard. OPDRACHT 1. Maak voor deze opdracht gebruik van internet of andere bronnen in de bibliotheek.a. Noem een aantal strafbepalingen uit de shari’ah.……………………………………………………………………..……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..…………………………………………………………………………………………………………………….b. In welke landen wordt de shari’ah nog uitgevoerd?
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………c. Waarom wordt de shari’ah in sommige landen wel uitgevoerd en in andere niet?
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. Opdracht 3.GROEPSOPDRACHT We gaan op zoek naar verschillen en overeenkomsten tussen de Bijbel en de Koran.

Koran Bijbel
1. Ontstaan:
2. chronologie:
3. vertaling(en)
4. doel:

Hoofdstuk 3. Verlossing

Opdracht 1:
A. Zoek op een internetsite welke spijzen halal zijn. Zie bijlage met internetsites achterin.……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… B. Zoek eveneens een aantal spijzen op, die haram zijn.…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

Hoofdstuk 4 VRIJHEID VAN GODSDIENST
Is de islam een religie van vrede en vrijheid? Je kunt niet spreken over HET christendom, net zo min als je kunt spreken over DE islam. Binnen de islam zijn verschillende stromingen, net zoals er ook binnen het christendom verschillende opvattingen zijn.Vanuit de media lijkt het beeld op ons af te komen dat de islam een wrede en gewelddadige godsdienst is. Maar voor we aan dit hoofdstuk beginnen is het goed om ons te realiseren, dat een deel van de moslims niet radicaal of extremistisch is. Veel moslims in Nederland zijn geseculariseerd en voelen zich wel met de islamitische cultuur verbonden, maar minder met de godsdienst.Aan de hand van een aantal opdrachten en krantenberichten gaan we kijken naar de vraag of de islam een religie van vrede en vrijheid is. Het is goed om ons hierbij te realiseren dat de islam in Saoedi-Arabië een ander gezicht heeft dan de islam, zoals wij die in ons land tegen komen. Beide gezichten komen voor, maar ze moeten op zichzelf geen karikatuur van héél de islam worden.

Opdracht 1
a. Omschrijf wat je verstaat onder vrijheid van godsdienst.…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………b. Noem minimaal 3 punten, waarin deze vrijheid tot uiting komt.………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Hoofdstuk 5. ONTMOETING EN SAMEN-LEVEN Dialoog?! Wil er sprake zijn van wederzijds begrip tussen christenen en moslims, is het noodzakelijk elkaar persoonlijk te ontmoeten en met elkaar in gesprek te gaan, de zogenaamde dialoog. Alleen op deze manier zullen overeenkomsten en verschillen het best aan het licht komen. Deze dialoog kan op verschillende manieren ingezet en geïnterpreteerd worden. Vooraf is het goed om eerst na te denken over welke voorwaarden voor ontmoeting nodig zijn. Opdracht 1 Ontmoeting

  1. Noem 5 punten, die nodig zijn om elkaar (christenen en moslims) te ontmoeten en met elkaar in gesprek te komen over elkaars geloof.
    a.………………………………………………………………………………………………………………………………………………..………………………………………………………………………..

b. ……………………………………………….………………………………………………………..
…………………………………………………………………………………………………………….
c. ………………………………………………………………………………….……………………..
…………………………………………………………………………………………………………….
d. ………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………….
e. ………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………….

  1. Lees het verhaal van de barmhartige Samaritaan in Lukas 10:25-37.
    Wat is de boodschap van deze gelijkenis?
    …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Opdracht 2 Mensenrechten a. Lees de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (zie bijlage achterin).Noem punten die volgens jou in overeenstemming zijn met de Bijbel en welke gaan volgens jou daar tegenin?…………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………

Waarom wordt de Joodse staat Israël in het overwegend Arabische Midden-Oosten ook na meer dan 55 jaar maar zo moeizaam geaccepteerd? Dit soort vragen krijg ik regelmatig bij lezingen over de politieke achtergronden van het Arabisch-Israëlisch conflict. Al naar gelang het publiek komt men met antwoorden als: Israël maakt het er zelf naar (links publiek), of: de Arabische staten zijn allemaal schurken (rechts publiek). De interessante discussie die dan op gang komt, heeft meestal te maken met allerhande historische politieke gebeurtenissen – waarbij de historische werkelijkheid altijd complexer is dan onze stereotypen en vooroordelen. In dit artikel wil ik aandacht vragen voor een veelal vergeten oorzaak van de verstoorde relatie tussen Joden en Arabieren.

Het Midden-Oosten wordt islamitisch
In de tijd van Mohammed beginnen er spanningen te ontstaan tussen Arabieren en Joden. De Joden weigeren hem als nieuwe profeet te erkennen. Zijn aanvankelijke sympathie verandert in haat. Heel streng klinkt zijn oordeel over de Joden die niet in hem willen geloven: ‘Nu gij een boek van Allah ter bevestiging van uw vroegere openbaring aangereikt hebt gekregen, hebt gij het geweigerd (…) moge dan de vloek van Allah over de ongelovigen komen.’De Joden krijgen ook als eerste te maken met de vijandschap van de nieuwe godsdienst. De historicus Edward Gibbon beschrijft hoe het eraan toeging na Mohammeds overwinning op de Joodse Benu-Kainuka: ‘Zevenhonderd Joden werden in ketenen naar de marktplaats gesleept in het midden van de stad; ze werden levend in hun inmiddels gegraven graf gegooid. De profeet keek onbewogen naar de slachting van de hulpeloze slachtoffers. Hun schapen en kamelen werden ingepikt door de moslims.’ In het jaar 628 worden de laatste Joodse gemeenschappen op het Arabische Schiereiland door de legers van Mohammed op gewelddadige wijze onderworpen. In honderd jaar tijd weten moslims het hele Midden-Oosten te veroveren.

De dhimmi-status
De opvolger van Mohammed, kalief Omar, stelde een twaalftal wetten in onder welke een Jood of een christen mocht blijven wonen onder de heerschappij van de islam. Hieronder volgt er een aantal:• Hun huis moet twee ingangen hebben: een normale ingang en een heel lage ingang, waarje alleen kruipend op je knieën doorheen kunt. Als er een moslim op bezoek komt, gaat hij   door de normale ingang naar binnen, maar de Jood of christen moet op zijn knieën door de lage ingang.• Joden of christenen mogen geen moslimslaven of -knechten in dienst hebben.• Joden en christenen mogen geen paard rijden. Want als je op een paard zit, verheft men zich boven de moslim. Bovendien is een paard een edel dier.• Men mag geen wapens dragen.• Joden en christenen mogen qua kleding niet op moslims lijken. Joden moeten gele kleding,  gordels en hoeden dragen. Ook de kleur van de schoenen moet anders zijn dan die van de  moslims.• Joden en christenen mogen tijdens hun samenkomsten hun stem niet verheffen.• Joden en christenen moeten per hoofd van de bevolking een speciaal soort belasting betalen  (de jizya geheten).Al deze maatregelen waren bedoeld om aan te geven hoe de verhoudingen lagen. Joden en christenen mochten als ‘mensen van het boek’ (ze hadden tenslotte een eerdere openbaring van Allah ontvangen) blijven wonen in de door de islam gedomineerde wereld, maar wel als een soort tweederangsburgers. Hun officiële titel luidt: dhimmi.

Effecten van de dhimmi-status
Eeuwenlang worden Joden en christenen binnen het islamitische Midden-Oosten behandeld als minderwaardige wezens. De toepassing van de dhimmi-wetten ging gepaard met wisselende gradaties van wreedheid, afhankelijk van het karakter van de betreffende moslimheerser. Wanneer de regering fanatiek was, was het leven voor de Joden niet meer dan slavernij. Deze situatie begon in de zevende eeuw en duurde voort tot ver in de twintigste eeuw. Het creëerde een situatie waarin het ‘normaal’ is dat een Jood of christen onderdanig is aan de moslim. Een paar getuigenissen illustreren dit. Het getuigenis van een buitenlandse docent in het Jemen van 1920 over de daar woonachtige Joden luidt: ‘De Joden hier hebben het erg slecht. Als ze worden misbruikt, luisteren ze zwijgend, net alsof ze het niet begrijpen. Als ze worden aangevallen door Arabische kinderen met stenen, vluchten ze.’ Het getuigenis van Sir Tom Hickinbotham uit het Aden van 1947: ‘De Joden zijn over het algemeen erg op zichzelf, hun contacten met de Arabieren waren meestal redelijk goed. De Arabieren beschouwen hen als inferieure schepsels; zolang ze hun minderwaardige plaats maar kennen, zijn er geen problemen. Maar zo gauw de Joden vergeten dat ze Joden zijn en zich gedragen alsof ze mensen zijn, komen er serieuze problemen.’ Een laatste getuigenis, uit het Irak van 1909: ‘De houding van moslims tegenover christenen en Joden is die van een meester tegenover slaven, die hij behandelt met meesterlijke tolerantie, zolang ze hun plek maar kennen. Elk teken dat gelijkheid pretendeert, wordt direct de kop ingedrukt.’ Deze voorbeelden zijn het resultaat van een eeuwenlang proces van discriminatie waar de Jood werd gedegradeerd tot minder dan een mens. Alhoewel de politieke realiteit sinds 1948 ingrijpend is veranderd, wil dat niet zeggen dat het oerbeeld van de Jood als dhimmi daarmee ook is veranderd. 

Dar-al islam en dar-al garb
De permanente dhimmi-status van Joden en christenen wordt verankerd in de islamitische theologie.Binnen de islam wordt de wereld verdeeld in twee gebieden: de ‘dar al islam’ en de ‘dar al garb’. Dar al islam betekent: ‘huis van de islam’ – dat deel van de wereld waar de islam al meerdere decennia de dienst uitmaakt. Daartegenover staat de dar al garb, wat ‘huis van de strijd’ betekent – dat deel van de wereld waar de islam nog niet de baas is. Tussen deze twee gebieden bestaat altijd een zekere spanning. Het uiteindelijke doel van de wereldgeschiedenis is dat de dar al islam de hele wereld zal omvatten. De dar al islam zal langzaam kleiner worden en uiteindelijk helemaal verdwijnen. Een gebied dat eenmaal tot de dar al islam behoort, kan niet meer ‘terugvallen’ tot dar al garb, dat is theologisch onmogelijk. Hier tekent zich in de recente geschiedenis van het Midden-Oosten een heel groot probleem af. In 1948 werd de Joodse staat Israël gesticht, precies in het midden van het historische hartland van de dar al islam. Dit is vanuit de islamitische theologie onmogelijk. Israël is op ideologisch niveau een staat die niet kan en niet mag bestaan. Het is islamitische grond, onderdeel van het huis van de islam. In islamitische ogen is de staat Israël een opstand van de Joodse dhimmi’s. Deze opstand moet met alle middelen (jihad) worden neergeslagen en de situatie van voor 1948 moet worden hersteld. 

Conclusies
Het hele dhimmi-denken, gekoppeld aan de plek die het grondgebied van de staat Israël  inneemt in het islamitische denken, is mijns inziens ten onrechte zeer onderbelicht in het huidige spreken over het conflict tussen Israël en de Arabieren. Wil er ooit kans zijn op een algehele vrede tussen Israël en de Arabische wereld, dan zal er een diepgaande bezinning op gang moeten komen in de Arabische wereld op bovengenoemde punten. Pas als er sprake is van gelijkwaardigheid, is er echte communicatie mogelijk.

 

W. Hoogendijk/De Oogst november 2007Voor meer informatie over de dhimmi-status, met veel historische en actuele voorbeelden, zie www.dhimmi.com of het excellente boek van Bat Ye’or, The Dhimmi, Jews and Christians under Islam.

LESKATERN voor godsdienst in de Tweede Fase v.o.

 

LESKATERN voor godsdienst in de Tweede Fase v.o.

INHOUDSOPGAVE:

H. 1 Kennismaking met de islam

H. 2 De Koran

H. 3 Verlossing

H. 4 Vrijheid van godsdienst

H. 5 Ontmoeting en samen-leven

 

Een kleine selectie uit de leskatern:

Hoofdstuk 1. kennismaking met de islam

Doelen:

1. Je kunt in grote lijnen de levensloop van Mohammed beschrijven.

2. Je kunt de 6 geloofspunten van de leer van de islam noemen en toelichten.

3. Je kunt de vijf zuilen van de islam noemen en toelichten.

4. Je kunt de grootste stromingen in de islam, sjiieten en soennieten, kort typeren.

5. Je kunt in grote lijnen beschrijven wat de verplichtingen zijn zowel van de man als van de vrouw in de Islam.

6. Je kunt de volgende islamitische begrippen uitleggen: islam, koran, moslim, ramadan, zakkaathadj,shahada.

INTRODUCTIEOPDRACHTEN:

Maak een keuze uit één van onderstaande opdrachten.

Deze opdrachten kunnen als introductie dienen op de lessen of als verwerking.

1. Onderzoek de feesten van de islam.
Werk minimaal twee feesten nader uit. Wanneer wordt het gevierd, waarom en hoe, enz
Vergelijk deze feesten met de christelijke feesten.

2. Er zijn diverse internetsites waarop je allerlei informatie kunt vinden over de islam.
Surf naar deze sites en geef aan wat je er zoal in kunt vinden.
Daarna geef je in minimaal 150 woorden een reactie, je geeft dus een persoonlijke beoordeling.

3. De islam kent allerlei richtingen. De twee meest bekende zijn de Soennieten en de Sjiieten. Zoek uit wat de belangrijkste verschillen zijn. (Noem minimaal 3 verschillen)

Hoofdstuk 2. de koran

Wat is de koran?

Oorsprong

Voor de moslims is de koran het woord van Allah. Het is een werk van bovenaardse oorsprong. De doorMoham­med (in een periode van 23 jaar) ontvangen openbaringen worden beschouwd als uittreksels uit ‘een zich bij Allah bevindend, op een goed bewaarde lei geschre­ven boek.’ Het is de laatste van Gods heilige boeken.

Mohammed zelf, zo wordt geloofd, kon niet lezen of schrijven, maar schrijvers werden door hem aangesteld, om elk geopenbaard vers op te schrijven. De koran werd in het Arabisch geopenbaard.

 

OPDRACHT 1.

Maak voor deze opdracht gebruik van internet of andere bronnen in de bibliotheek.

a. Noem een aantal strafbepalingen uit de shari’ah.

…………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………..

………………………………………………………………………………………………………….

b. In welke landen wordt de shari’ah nog uitgevoerd?

…………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………..

………………………………………………………………………………………………………….

c. Waarom wordt de shari’ah in sommige landen wel uitgevoerd en in andere niet?

…………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………..

………………………………………………………………………………………………………….

Opdracht 3.

GROEPSOPDRACHT

We gaan op zoek naar verschillen en overeenkomsten tussen de Bijbel en de Koran.

Koran Bijbel
1. Ontstaan:
2. chronologie: 
3. vertaling(en) 
4. doel: 

 

Hoofdstuk 3. Verlossing

Opdracht 1:

A. Zoek op een internetsite welke spijzen halal zijn. Zie bijlage met internetsites achterin.

…………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………..

………………………………………………………………………………………………………….

 

B. Zoek eveneens een aantal spijzen op, die haram zijn.

…………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………..

………………………………………………………………………………………………………….

Hoofdstuk 4 VRIJHEID VAN GODSDIENST

Is de islam een religie van vrede en vrijheid?

Je kunt niet spreken over HET christendom, net zo min als je kunt spreken over DE islam. Binnen de islam zijn verschillende stromingen, net zoals er ook binnen het christendom verschillende opvattingen zijn.

Vanuit de media lijkt het beeld op ons af te komen dat de islam een wrede en gewelddadige godsdienst is. Maar voor we aan dit hoofdstuk beginnen is het goed om ons te realiseren, dat een deel van de moslims niet radicaal of extremistisch is. Veel moslims in Nederland zijn geseculariseerd en voelen zich wel met de islamitische cultuur verbonden, maar minder met de godsdienst.

Aan de hand van een aantal opdrachten en krantenberichten gaan we kijken naar de vraag of de islam een religie van vrede en vrijheid is. Het is goed om ons hierbij te realiseren dat de islam in Saoedi-Arabië een ander gezicht heeft dan de islam, zoals wij die in ons land tegen komen. Beide gezichten komen voor, maar ze moeten op zichzelf geen karikatuur van héél de islam worden.

Opdracht 1

a. Omschrijf wat je verstaat onder vrijheid van godsdienst.

…………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………..

………………………………………………………………………………………………………….

 

b. Noem minimaal 3 punten, waarin deze vrijheid tot uiting komt.

…………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………..

………………………………………………………………………………………………………….

…………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………..

………………………………………………………………………………………………………….

Hoofdstuk 5. ONTMOETING EN SAMEN-LEVEN

Dialoog?!

Wil er sprake zijn van wederzijds begrip tussen christenen en moslims, is het noodzakelijk elkaar persoonlijk te ontmoeten en met elkaar in gesprek te gaan, de zogenaamde dialoog. Alleen op deze manier zullen overeenkomsten en verschillen het best aan het licht komen. Deze dialoog kan op verschillende manieren ingezet en geïnterpreteerd worden.

Vooraf is het goed om eerst na te denken over welke voorwaarden voor ontmoeting nodig zijn.

 

Opdracht 1 Ontmoeting

 

1. Noem 5 punten, die nodig zijn om elkaar (christenen en moslims) te ontmoeten en met elkaar in gesprek te komen over elkaars geloof.

a…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

b.……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..

c. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
d. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
e. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..

 

2. Lees het verhaal van de barmhartige Samaritaan in Lukas 10:25-37

Wat is de boodschap van deze gelijkenis?

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
Opdracht 2 Mensenrechten

a. Lees de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (zie bijlage achterin).

Noem punten die volgens jou in overeenstemming zijn met de Bijbel en welke gaan volgens jou daar tegenin?

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

Een essentieel onderdeel van de pedagogiek van prof. dr. Alfred Stückelberger is het leren omgaan met polariteiten: opvoeding tot zelfstandigheid in verantwoordelijkheid.

Tot één van de grote pedagogen uit de twintigste eeuw behoorde ongetwijfeld dr. Alfred Stückelberger uit Bazel (1899-1993). Er zijn maar weinig anderen die zestig jaar voor de klas hebben mogen staan, van onderwijzer op de lagere school tot professor in de pedagogiek. Samen met dr. Jan Waterink richtte hij een Europees samenwerkingsverband op.

In 1992 maakten wij persoonlijk kennis met de heer Stückelberger. Mede op zijn advies zijn wij begonnen met het schrijven van een eigentijdse, op de Bijbel gefundeerde, pedagogiek. Een samenvatting hiervan vindt u in de gelijknamige brochure (28 pag.), met als hoofdindeling:

I. Fundamenten van een Bijbels-gefundeerde pedagogiek

II. Bouwen aan een Bijbels-gefundeerde pedagogiek

III. Werken vanuit een Bijbels-gefundeerde pedagogiek.

Uit deze studie nemen we één (aangepaste) sectie over.

In de geschriften van dr. A. Stückelberger wordt pedagogiek gekenschetst als een terrein vol polaire begrippen en krachten (tegenstellingen die elkaar aantrekken en afstoten). Als voorbeeld noemt hij de gang van een kat in een weide. Sluipend gaat de kat zijn gang en alles blijft zoals het is totdat . . . de kat in de buurt komt van een muizenhol: dan beginnen al zijn zinnen te sidderen, zijn haren gaan overeind staan, hij heft zijn voorpoot en spant alle spieren tot de muis is gegrepen en in de bek van de kat wordt weggevoerd. In de polariteit tussen kat en muis staan beide op gespannen voet met elkaar, maar in de ontmoeting wordt deze functie opgelost.

Het menselijk leven is te vergelijken met een ‘weide’ vol polariteiten (tegenpolen) en de ontmoeting waarin deze polariteiten worden ‘opgelost’. De polariteiten roepen gedachten op en leiden tot handelingen om daarmee de polaire spanning te ontladen. Voorbeeld. Een vader komt thuis en ziet dat zijn kleine jongen stiekem een sigaret rookt. In deze ontmoeting kan de jongen deze sigaret verbergen, of hij kan zijn vader ermee uitdagen. De vader kan doen alsof hij niets ziet, of hij kan zijn zoon hierover onderhouden. Er zijn dus verschillende mogelijkheden (aan beide kanten), maar altijd wordt de spanning der polariteiten in de ‘ontmoeting’ gebroken.

Pedagogiek is niet los te denken van het menselijk leven. Daarbij gaat het niet alleen om polariteiten tussen personen, maar ook en vooral tussen zaken. Voorbeelden.

  • Wij gunnen ieder mens graag zijn vrijheid, maar daarbij mag hij mij niet hinderen.
  • Wij streven samen naar eenheid, maar die mag niet ten koste gaan van de waarheid.
  • Wij wensen niet te discrimineren, maar: “slechte omgang bederft goede zeden,” 1 Cor. 15:33.

Het hele leven, ook het christen-leven, bestaat uit ‘polaire waarden’ die ons uitdagen ermee om te gaan, bijvoorbeeld zoals akkoorden in de muziek worden ‘opgelost’.
Zonder polariteit, aldus Stückelberger, is geen pedagogiek mogelijk, want deze vormt nu juist de grondslag en doel van de opvoeding. Wanneer men ‘het leven’ beschouwt als de kunst om aan polariteiten gestalte te geven, kan men de pedagogiek kenmerken als “de kunst om op verantwoorde wijze aan polariteiten gestalte te geven.” Hiermee wordt dus altijd een waarde-oordeel gegeven, ook al wordt dit door onze (post)moderne pedagogen ontkend. Polariteit roept dus om ontlading en daar waar deze zinvol geschiedt, ervaren wij dit als zinvolle opvoeding. Leven in een spanningsvolle ontmoeting is slechts mogelijk in het zicht van de mogelijke ont-spanning, die altijd een functie van de polariteit dient te zijn.

Goede pedagogiek verstaat de kunst om de polariteit vruchtbaar te maken. Hier ligt een duidelijk verschilpunt tussen pedagogiek die zich normeert aan de Schrift en de vele vormen van ideologische pedagogiek die zich allen richten naar de ‘wereld-elementen’ van de tijdgeest. Zo’n tijdgebonden pedagogiek stelt zich op als de ‘uitvoerende macht van een levensbeschouwing en deze tijdgeest-pedagogiek is altijd eenzijdig en legt de nadruk op bepaalde waarden, zonder deze in polair verband te brengen met andere waarden. Dit euvel kleeft zowel aan extreem-rechts (t.a.v. het vreemdelingenbeleid) als aan groen-links (t.a.v. het milieubeleid).

Christelijke opvoeding kent één uitgangspunt en twee grondwaarden.
Het uitgangspunt is: de vreze des Heren, dat wil zeggen: rekening houden met datgene wat God aangaande Zichzelf heeft geopenbaard. Dit is dus: ‘opvoeden naar Gods Woord’, pedagogiek genormeerd aan de Heilige Schrift.
De twee grondwaarden zijn: kennis en wijsheid.

‘Kennis’ vinden wij uiteraard in de natuurlijke en cultuurlijke omgeving, waarin mensen opvoeden en opgevoed worden. Maar in de eerste plaats is deze ‘kennis’ te vinden in de Bijbel, met name in de Torah-boeken (Genesis tot Deuteronomium) en de leergeschriften (brieven der apostelen).
Het grootste goed en het hoogste doel is om God te kennen, en daarmee ook de mens zoals God hem heeft bedoeld. Daaruit volgen alle wezenlijke ‘polen’ van menselijk handelen, zoals wij hierboven zagen. Deze worden hiermee volledig en evenwichtig in kaart gebracht.

‘Wijsheid’ is het vermogen om in iedere situatie te komen tot een verantwoorde afweging en keuze van polariteiten. Deze wijsheid is (ten dele) te leren uit ervaring, en daaronder is stellig ook te rekenen met ‘de les der geschiedenis’ (daarom is geschiedenis-arm onderwijs ook wijsheid-arm onderwijs). Maar in de eerste plaats is zij te vinden in de Bijbelboeken, met name de ‘wijsheids-literatuur’ zoals de Psalmen en Spreuken, Jakobus, voorts de Profeten en vooral ook de Evangeliën. Wijsheid in bijbelse zin is hét kenmerk van christelijke opvoeding: het is het vermogen om juiste keuzes te maken en zijn leven voor God te verantwoorden. Wijsheid is geen menselijke kwaliteit die men kan verwerven, maar een genade-gave die God schenkt aan wie daarom vragen (Jakobus 1:8).

Stückelberger somt een aantal van deze polariteiten op, die telkens weer roepen om een juiste, d.w.z. verantwoorde keuze, in een ‘ontspannende ontlading’. Wij nemen er een aantal van over en voegen enkele andere toe die nu erg actueel zijn.

  • ieders eigenwaarde versus Gods waarden, 2 Tim. 4:2
  •  liefde en begrip versus kastijden en tucht, 2 Tim. 1:7
  •  in stilte zwijgen versus zeggen waar het op staat, Amos 5:13
  •  mondige vrijheid versus preventieve regels, Gal. 5:1
  •  straf en sanctie versus vergeving en kwijtschelding, Luc. 1:77
  •  meedoen met anderen (solidair) versus alleen durven staan (solitair), 2 Tim. 2:22
  •  je volledig ontplooien versus het eeuwige leven grijpen, 1 Tim. 6:11
  • de begeerten der wereld volgen versus rein van hart zijn om ‘God te zien’.

Het is de levenstaak van iedere opvoeder om op verantwoorde wijze om te gaan met de polariteiten van het leven. Blijkens de Schrift kan dat alleen vanuit het rekenen met “alles wat uit de mond des HEREN uitgaat”, Deut. 8:3. Doen wij dat niet, dan vliegt de wijsheid het raam uit en moeten de opvoeders zich behelpen met hun eigen-wijsheid (die botst met de inzichten van hun kinderen/leerlingen).

Als waarschuwing tegen eenzijdig omgaan met polariteiten citeren wij Dietrich Bonhoeffer: “Gehoorzaamheid zonder vrijheid is slavernij; vrijheid zonder gehoorzaamheid is willekeur. De gehoorzaamheid bindt de vrijheid, de vrijheid adelt de gehoorzaamheid.”
Dat was heel belangrijk in een tijd van ‘Befehl ist Befehl’. Maar ook nu,in een tijd van spirituele wijsheid, zijn deze woorden van Bonhoeffer actueel!

 

drs. R.H. Matzken

 

 

Bijbel & Onderwijs constateert een tendens om ‘normatieve pedagogiek’ weer in het vakkenpakket op te nemen. Zij speelt hierop in met het aanbieden van een aantal pedagogische doelstellingen.

Aanleiding tot bezinning
Bij de beoordeling van leermethoden voor het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs bleek ons telkens weer hoever onze generatie is vervreemd van de pedagogische uitgangspunten die vroeger onder christenen – en deels onder alle opvoeders – gemeengoed waren. Voor veel deskundigen lijkt professioneel opvoeden vooral een zaak te zijn van het kiezen van de juiste instrumenten, met name de juiste methoden, die niet gebonden zijn aan een levensbeschouwing. Het eigenlijke opvoeden wordt dan overgelaten aan de man/vrouw voor de klas. De leerkrachten zijn echter onvoldoende toegerust om in te kunnen spelen op gecompliceerde of plotseling wisselende situaties, zoals die zich bij kinderen kunnen voordoen. Kinderen reageren immers onvoorspelbaar (en onvoorstelbaar) reageren op bepaalde gebeurtenissen.

Het interesseert ons uiteraard bijzonder hoe dit zover heeft kunnen komen. Daar gaan wij hier niet op in, al hopen wij hierop in het nieuwe jaar terug te komen.
Tegelijkertijd constateren wij bij sommige christelijke opleidingen een kentering, waardoor ‘normatieve pedagogiek’ weer in het vakkenpakket wordt opgenomen. De vereniging Bijbel & Onderwijs speelt hier graag op in en biedt bij deze als aanzet een aantal ‘pedagogische doelstellingen’ aan. Hierin zijn ook de pedagogische uitgangspunten van anderen (zoals het GPC te Zwolle) verwerkt.

Dikwijls worden als doelen van de opvoeding genoemd:

Zelfstandigheid Verantwoordelijkheid Volwassenheid

Hierover zal niemand het oneens zijn, maar ze zijn moeilijk te vertalen naar concrete opvoedingsdoelstellingen. Bovendien zijn het geen specifiek-christelijke doelstellingen, wat ertoe leidt dat de opvoedingsdoelstellingen niet alleen vaag zijn, maar ook nauwelijks kunnen worden gegrond op bijvoorbeeld een bijbelse mens- en kindvisie.
Dit is geheel anders wanneer wij de wezenlijke opvoedingsdoelen als volgt formuleren:

 

God eren en met Hem wandelen
De naaste dienen en Gods schepping bewaren
Het doel van je leven bereiken

Deze uitgangspunten zijn als volgt te vertaken in concrete opvoedingsdoelstellingen:

 

Negen pedagogische doelstellingen

Tegenstelling (en helaas dikwijls de praktijk)

A.

 

B.

 

Uitgangspunten voor de opvoeding:
De vreze des Heren is het begin van alle kennis en wijsheid (Job 28:28, Ps. 110:10, Spr. 1:7 en 9:10). Ergo: opvoeding moet bijbelcentrisch en christocentrisch zijn.
Ieder kind is een unieke schepping met eigen talenten.
Opvoeding en onderwijs gericht op de ontplooiing van het individuele kind (individualisering)
De autonome mens zonder maatstaf voor waarden en normen

Een-dimensionele opvoeding als (vorm van) conditioneren

1.

 

 

2.

 

3.

De mens als . . . beelddrager van God
Leren maken van verantwoorde keuzes op alle levensterreinen: micro, meso en macro en hierop aanspreekbaar zijn

Creativiteit en verwondering als inzicht in de schepping en ontzag voor de Schepper
Geborgenheid in het zich aanvaard-weten zoals hij is

Waarachtigheid en gewetensvorming: leren accepteren en verinnerlijken van normen en waarden

Product van de evolutie
Op zichzelf gericht, stelt zichzelf als maatstaf.

Afstomping en verbijstering

Vereenzaming

Normloos en gewetenloos

4.

5.

 

 

6.

De mens als . . . rentmeester van God

Begrip voor gezag en gehoorzaamheid. Straf en sanctie is rechtvaardig en gericht op herstel (Fennema)
Ethische en esthetische vorming, waarbij het eerste gaat boven het tweede.

Het vermogen tot ‘distantie’ en kunnen onderscheiden tussen fantasie en werkelijkheid
Aanreiken van (maatschappelijke en relationele) structuren en leren omgaan met polariteiten (zoals vrijheid en grenzen), gericht op zelfstandigheid.

Autonome zelfbeschikker
Anarchie, ontucht en bandeloosheid
Misvormde karakters en leven in droomwereld

Chaotisch, barbaars
Slachtoffers in afhankelijkheid

7.

8.

 

9.

De mens . . . onderweg naar zijn bestemming

Begrip voor de zin en het doel van het leven.
Evenwicht tussen zelfontplooiing en dienst aan God en medemens, maatschappij en natuur.

Kunnen omgaan met feilen en falen van zichzelf en anderen, vanuit begrippen als vergeving, correctie en hoop.
Onderscheid tussen goed/kwaad; zoet/bitter en licht/ duisternis (Jes. 5:20).
Ergo: opvoeden tot waakzaamheid en weerbaarheid

Onderweg naar nergens
Zin- en doelloosheid
Somberheid maakt ‘kickzuchtig’

Verbitterd, stuurloos en wanhopig
Erop losleven volgens dictaat van de peergroup en de straat

 

Zoals zo vaak gebeurt, komt de kritiek op christelijke pedagogiek van twee kanten:

  • “Christelijke pedagogiek is ouderwets en brengt kinderen in een isolement. Dat past niet in onze multiculturele samenleving.”

Ons antwoord is: Christenen zijn (net als joden) mensen van het Boek. Daarin heeft God ons Zijn wetten gegeven en verklaard, en die wetten zijn universeel, d.w.z. zij gelden voor alle mensen. Mensen die hiermee niet rekenen, zijn in die zin ‘gehandicapt’ dat hun opvoeding als ‘persoonsvorming’ op wezenlijke punten tekort schiet. Dit wordt ook steeds vaker erkend, bijvoorbeeld in de huidige roep om ‘herstel van waarden en normen in onze samenleving’.

  • “De meeste punten (behalve A en B) worden door de meeste opvoeders onderschreven. Waarom dan nog melding maken van specifiek christelijke uitgangspunten?”

Ons antwoord vindt u in de laatste kolom met de uitgangspunten van humanistische pedagogiek en/of voorbeelden uit de ontspoorde praktijk.

 

drs. R.H. Matzken

ALS DIEREN KONDEN SPREKEN (zie webshop)

Een prachtig boekje dat voor volwassenen én kinderen geschikt is. Laat u meevoeren met de monologen van de huismuis, het vogelbekdier en de regenworm en verbaas u over de grootsheid van de schepping en de Schepper! Dit boekje kan vanaf de leeftijd van ongeveer 12 jaar door iedereen gelezen worden.

Als dieren konden spreken, 128 blz., € 4,25

Een prachtig boekje dat voor volwassenen én kinderen geschikt is. Laat u meevoeren met de monologen van de huismuis, het vogelbekdier en de regenworm en verbaas u over de grootsheid van de schepping en de Schepper! Dit boekje kan vanaf de leeftijd van ongeveer 12 jaar door iedereen gelezen worden.

Het is absoluut niet alleen een kinderboek. Velen hebben de waarde van het boekje al ontdekt. Éen donateur bestelde bijvoorbeeld 40 exemplaren om ze in zijn gemeente jongelui en ouders aan te bieden.

 

 

Ter inzage hoofdstuk 1

 

RAGNAROCK
De ondergang van Gods volk:
‘Mijn volk gaat te gronde door het gebrek aan kennis’ (Hosea 4:6)
Inleiding
We lezen in Gods Woord over een toename van oorlogen en natuurrampen in de eindtijd (Matt 24:6,7). Menigeen zal opmerken dat oorlogen en natuurrampen tot het ‘normale’ patroon behoren van de nieuwsberichten van alledag. Tot dit ‘normale’ patroon opgeschrikt werd door de tsunami van december 2004. Met in één klap meer dan 200.000 doden. Soms slaat deze klap als een bom in ons persoonlijke leven in, als in onze directe familie slachtoffers te betreuren vallen. Toch lijkt een megaramp van dit kaliber ons allen, al is het maar een moment, stil te zetten.
Wat is er aan de hand?
De Toveracademie
De TOVERACADEMIE (de kinderboekenweek van 5-15 oktober 2005). We horen over magische boeken die voorgelezen gaan worden; natuurlijk wordt er ook ‘op speelse wijze wat geoefend’ (toverstafjes maken, toverspreuken opschrijven en uitproberen e.d.) Misschien raken we wel in een lacherige stemming, als we horen dat enkele scholen, om het een ‘echt tintje te geven’ voor de grap ook echte heksen willen uitnodigen. Geinig. Spannend. Dat wil je je kinderen toch niet onthouden?
Wat is er aan de hand, dat er christenen zijn die een christelijk tegenoffensief niet kunnen waarderen en zich er wellicht zelfs aan storen? Wat is er aan de hand als Gods Woord, dat zo duidelijk alles wat op het gebied van het occulte ligt verbiedt (Deut 18:10-12, Lev 19:31,20:27), niet meer voldoende is om elke christen te overtuigen?
Ja, dat er om ‘hardere bewijzen’ gevraagd wordt.
Terwijl een tsunami op geestelijk terrein zich vóór onze (open?) ogen aankondigt.
Ragnarok
RAGNAROK, een megaspektakelfestival met (40.000 vierkante meter) MUZIEK-SPIRITUALITEIT-MYSTIEK, in de Zeelandhallen (Goes, 17-19 juni 2005). [i]
Hier wordt het onmogelijke plotseling mogelijk, want er zal sprake zijn van een blij samenzijn van alle soorten mensen en geloofsovertuigingen, respect, tolerantie, genot, vrijheid, ruimdenkendheid (weg vooroordelen), een geweldig gevoel van eenheid.
Als je dat zo leest, wat kun je daar als christen dan tegen hebben? Organisator Walter Siepman merkt tegenover ongeruste christenen zelfs op, dat hij hun (strikte) waarden en normen respecteert, dat zij van harte welkom zijn (‘zondag is zelfs een soort gezinsdag, vaderdag’), dat er ook christelijke elementen in het festival zijn (in de vorm van christelijke boeken) en ‘Wat ik met Ragnarok wil, is, dat allerlei mensen met een mening gebroederlijk naast elkaar staan.’ [ii]
Wat is er aan de hand dat niet bij iedere christen direct de alarmbellen afgaan, als we een korte toets loslaten op deze tsunami?
Want dat is wat Gods Woord aan ons vraagt om te doen: ‘En neemt geen deel aan de onvruchtbare werken der duisternis, maar ontmaskert ze veeleer, want het is zelfs schandelijk om te noemen, wat heimelijk door hen wordt verricht’ (Ef 5:11,12).
Door deze toets zouden we er wel eens achter kunnen komen, dat als we niets doen, we straks nog veel meer dan 200.000 slachtoffers te betreuren hebben. Als wij willen blijven afwachten op nog meer bewijzen, zou het straks wel eens te laat kunnen zijn. Te laat voor veel kostbare kinderzielen die ongehinderd ter slachting worden geleid. Wie staat er voor hen op de bres?
Bijbelse toetssteen
Als we onze Bijbelse opdracht willen vervullen (’toetst alles, en behoudt alleen het goede’, 1 Thess 5:21), ons de ogen willen laten openen, zal vrij snel de dubbele bodem van al deze ‘onschuldige’ manifestaties in beeld komen. Dan ontdekken we plots dat er één is, die er alles aan gelegen is, dat diens plannen niet ontmaskerd worden. Dan zien we ineens het ware gezicht van dé initiator, die gespecialiseerd is in leugen, misleiding en moord (Joh 8:44, Op 12:9). Zijn plan is het zoveel mogelijk slachtoffers vast te laten lopen in een (occulte) fuik, waar je nooit meer uitkomt (tenzij en dan ook uitsluitend door ‘niemand anders dan Jezus alleen’). Onder het mom van ‘goddelijke verlichting’ laat hij je vier fases doorlopen:
1. INSTAPPEN,
2. VERKENNEN,
3. VERINNERLIJKEN,
4. VERWEZENLIJKEN.
In vier fasen naar “goddelijke verlichting”
In de eerste fase maakt iemand ‘vrijblijvend’ kennis met de occulte wereld (je staat nog aan de buitenrand van de TOVERACADEMIE of RAGNAROK).
In de tweede fase ga je je meer verdiepen in deze wereld, je spreekt er met mensen over ‘die verder zijn’, je leest er boeken over, het intrigeert en ‘boeit’ je. Je denken verandert geleidelijk aan (een ander paradigma, zie evenwel Rom 12:2).
In de derde fase laat je je inwijden (handoplegging, rituelen), ga je experimenteren (glaasje draaien, paranormale gaven en toverformules uitproberen: het blijkt nog te werken ook), je gaat ‘vrijblijvend’ naar een groep heel vriendelijke mensen (die zich heksen noemen). In deze fase ben je getransformeerd (occult ingewijd) en heeft een demonische macht vaste voet aan wal gekregen.
In de laatste fase (verwezenlijken) wil je anderen deelgenoot maken van je geweldige gedachtegoed (‘evangeliseren’: de hele wereld moet het weten). Je merkt ‘geleid’ te worden (door een ‘goede geest’, die zich soms zelfs ‘heilige geest’ laat noemen) tot ‘grotere opdrachten’: je hebt een speciale roeping namens de goede geestelijke wereld te werken aan een betere wereld, aan reiniging van ‘moeder aarde’ e.d. Stemmen kunnen soms oproepen tot ‘grotere offers’ (aan wie?): moord (op de Columbine High School, door jongeren die het spelletje DOOM hadden gespeeld)
Bij kinderen, die nog ‘een onbeschreven blad’ zijn, kan dit proces nog veel sneller verlopen. Bij kinderen van christenen wordt dit proces ook nog eens in de kaart gespeeld, daar waar kinderen niet meer echt in de vreze des Heren opgevoed worden (geen grenzen geleerd worden, Deut 6:4-9, Psalm 78:5-8, Spr 3:1-8,4:1-4,13:1,22:6)) en daar waar ouders geen zicht meer hebben op datgene waar hun kinderen zoal mee bezig zijn.
Soms begrijpen ouders er niets van, als hun kinderen plotseling last krijgen van depressies, onverklaarbare driftaanvallen, kinderstress, een proces van deformatie tot schepsels ‘die leven bij impulsen’ (zombies).
Wat is er aan de hand, als wij onze ogen sluiten voor de werkelijke vijand: de tsunami die ons huis overspoelde. Hoeveel bewijzen hebben we nog nodig? En hoever moet het nog komen voordat we ontwaken?
Eén wereldreligie
Want het gaat hard met de ‘onschuldige’ TOVERACADEMIE en RAGNAROK.
De duivel heeft haast (gaat rond als een brullende leeuw, 1 Petr. 5:8) veel argeloze kinderen (in een sneltreinvaart) in fase 3 en 4 te voeren. Hij krijgt de volle kans als we zijn bestaan en plannen ontkennen, als we niet meer bijbels willen toetsen en als we nog meer bewijzen willen. Van de duivel mogen ze in de TOVERACADEMIE graag en veel experimenteren met toverformules en paranormale krachten (witte magie om anderen te genezen of te zegenen, zwarte magie om lastige ouders of leerkrachten te vervloeken [natuurlijk noemt de duivel dit alles ‘goede krachten’ en wordt het woord ‘vervloeken’ veranderd in ‘positief beïnvloeden’) en in contact komen met echte heksen (‘zijn dat echt zo’n aardige mensen?’). Want hoe meer ze dat doen, hoe verder ze vast komen te zitten in zijn fuik.
Gods vijand vindt het prima: laat de kinderen (en volwassenen) maar hun hart ophalen in het ‘rijke aanbod’ van de RAGNAROK (voor ieder wat wils; Siepman merkt op: ‘Tevens hebben we een uitgebreid aanbod voor de allerkleinsten die op een speelse manier in aanraking komen met ruimdenkendheid’). Laat ze, liefst allen, een demonische inwijding ondergaan (door die zo aardige, vredelievende mensen, in werkelijkheid gezanten van de grote hoer van Babylon, Openbaring 16-18). Met iedereen die het terrein opkomt, weet de duivel wel raad.
Een occulte douche van meganiveau over elk hoofd door de fantastische samenwerking (in volledige eenheid) van heksen, sjamanen, waarzeggers, astrologen, reikimasters, spiritisten, paragnosten, chakrahealers, handlezers; een pandemonium overgoten met een rockfestival, beginnend met klankschalen, maar eindigend met opgezweepte ritmes en het optreden van deathmetal en heavy metal bands van de groepen ‘Demon’, ‘Death SS’, Goddess of desire, Desperation, Carpe Diem, een ‘Bal der duisternis’. Volop workshops, één ervan: ‘Ben jij een heks? Interesse? Hier kun je praten met jongeren met dezelfde interesses’. ‘Een grasveld met rituelen, meditaties, tipi’s, een heus heksencafé’ enzovoort. Siepman: ‘Na een of meer dagen zul je niet als hetzelfde mens het terrein afgaan…’
Gruwelijk, dat kostbare kinderzielen (maar ook van volwassenen) tijdens deze happenings voor onze ogen letterlijk kapot gemaakt worden. Rijpgemaakt voor satans eindtijdplan: een één-wereld-religie onder de bezielende leiding van de antichrist (wiens komst voor de deur staat). En we willen nog meer bewijzen.
Tot slot
Hoe kon en kan het zover komen? Hoe komt het dat de ene occulte vloedgolf  zonder enige weerstand op zijn weg te ondervinden lijkt te volgen op de andere? De apostel Paulus merkt op, dat vóór de komst van de antichrist eerst ‘de afval’ moet komen (onder de christenen, 2 Thess 2:3). En het is heel triest, maar waar, dat we midden in de afvalrace van de christenheid beland zijn (in de postchristelijke landen in Europa en Noord-Amerika). De duivel vindt in toenemende mate geen strobreed meer in de weg voor zijn verderfelijke werk: toenemende wereldgelijkvormigheid, zich niet meer onder het gezag van Gods Woord willen plaatsen (wetteloosheid, normloosheid), schrikbarende afname van Schriftkennis (“Mijn volk gaat te gronde door het gebrek aan kennis”, Hosea 4:6), er gaat nog nauwelijks wervende kracht uit van het christendom…”Ik weet uw werken, dat gij noch koud zijt, noch heet…Zo dan, omdat gij lauw zijt en noch heet, noch koud, zal Ik u uit mijn mond spuwen. Omdat gij zegt: Ik ben rijk en ik heb mij verrijkt en heb aan niets gebrek, en gij weet niet, dat gij zijt de ellendige en jammerlijke en arme en blinde en naakte…’ (Openb. 3:15-17).
Er is geen enkele reden tot roem en optimisme, maar voor iedere christen (ook voor mijzelf) tot diepe verootmoediging…(het is geenszins de bedoeling van deze overdenking te willen stellen, dat er helemaal niets gebeurt; er zijn Gode zij dank nog wakkere christenen; ik vrees –en ik hoop van harte dat ik er naast zit- voor de grootte van die groep).
We moeten als christenen dringend terug naar de Bijbel. Uitsluitend en alleen Gods Woord maakt ons weerbaar, waakzaam en nuchter en opent onze ogen in deze geestelijke oorlog, waarin we verwikkeld zijn, en waar meedogenloos slachtoffer op slachtoffer –kind op kind- valt (Heb 4:12-13,5:14, Ef 6:17, Rom 1:16-17, 1 Kor 1:18, 1 Petr 1:25, Psalm 119:105,130,160, Jes 55:11, Jer 23:29).
Met zijn Woord in de hand hebben we niet ‘nog meer bewijzen nodig’, maar staan we ‘ijzersterk’. Laat het niet zo zijn als eens Jeremia’s woorden aan een hardnekkig volk: ‘Zo zegt de HERE: Gaat staan aan de wegen, en ziet en vraagt naar de oude paden, opdat gij die gaat en rust vindt voor uw ziel; maar zij zeggen: Wij willen niet luisteren’ (Jer 6:16).
Ter bemoediging moge tenslotte de volgende tekst dienen: ‘En toch staat ongeschokt het hechte fundament Gods, met dit merk: de Here kent de zijnen, en: Een ieder, die de naam des Heren noemt, breke met de ongerechtigheid’ (2 Tim 2:19).

 


Er circuleert op dit moment (2005) bij C & A zelfs kinderkleding met satanistische opdrukken (‘Devil’, ‘I love satan’, een heus satanistenpentagram)!

GERAADPLEEGDE BRONNEN:

ND 11-6-2005: ‘SGP en CU bezorgd om occult festival in Goes.’
New Age Handboek, R. Matzken, Buijten & Schipperheijn, 1990, pag.19-21.
Het occulte is dichtbij, R. Matzken, A. Nijburg, V. Kerkhof, J. Groen en Zoon, 1990, pag.48-51,78,96-97,100.
Kind en occultisme, R. Matzken, A. Nijburg, Stichting Moria, 1990, o.a. pag.25-29.
Rijp en gifgroen, R. Matzken, A. Nijburg, J. Groen en Zoon, 1992, pag.18-19.
bijbelenonderwijs.nl, brief A. Nijburg: ‘Hoe nu verder?’
Het occulte is dichtbij, pag.51.
R. van der Ven (ex-natuurarts, kent uit ervaring de gruwelijkheden van de occulte wereld. Hij heeft hierover geschreven in het boek ‘Niemand anders dan Jezus alleen’, Buijten en Schipperheijn)
Naschrift van de auteur
Door Gods geweldige genade is het gebed van vele christenen in verband met het rockfestival Ragnarock verhoord. Er zijn slechts enkele honderden bezoekers gekomen en de organisator is failliet gegaan. Dit mag ons niet verleiden tot overmoed en de gedachte ‘dat het allemaal nog wel meevalt’. God heeft deze tsunami nog willen tegenhouden. Het feit blijft dat Toveracademie en Ragnarock voorboden zijn van DE GROTE TOVERACADEMIE EN RAGNAROCK, het Babylon van de antichrist, dat voor de deur staat.

Op een donkere middag vlak na kerst bezoek ik de bioscoop. Daar heb ik zelden tijd voor, maar deze keer heeft het een goede reden: de film Narnia draait! De hal van de bioscoop staat vol met ouderen en jongeren die, naar ik later begrijp, naar verschillende films gaan. Er draait ook een kinderfilm, dus daar zullen de meeste kinderen wel een bezoekje brengen. Dan gaan de deuren open en tot mijn verbazing gaan er veel kinderen de zaal in waar de Narnia-flim draait. Maar het is niet de kinderversie waar ik naar ga kijken…

Leuke film?
Het boek ‘The Lion, The Witch and the Wardrobe’ van C.S. Lewis heb ik veel jaren geleden voor het laatst gelezen. Al snel blijkt dat de film het boek goed volgt en komen allerlei herinneringen aan het lezen boven. Wel ontstaat de indruk dat het boek hier en daar wat meer informatie geeft en dieper steekt. De film is vlot en neemt de kijkers mee in een goedlopend en spannend verhaal. Maar naarmate het verhaal vordert, komen er meer en meer enge wezens voor. En duivelse wezens zien, is toch heel anders dan erover lezen.
Lucy, het meisje dat als eerste het land achter de klerenkast ontdekt, heeft allereerst een ontmoeting met de faun Tumnus die haar een en ander over Narnia vertelt. Hij lijkt vriendelijk, maar blijkt een knecht van de witte hekst te zijn die het land Narnia al vele jaren in een koude winter vasthoudt. Met name de positie van deze faun maakt dat ik toch weer meer moeite krijg met het gemak waarmee volwassenen hun kinderen meenemen naar de film of het boek laten lezen. De faun ziet eruit als een bok op twee poten met het bovenlijf van een man. Hij heeft horens, een puntbaard (geitensik) en een staart. Hij doet mij denken aan een figuur uit de Griekse mythologie. De god Pan ziet er bijna net zo uit…
Leuke verleiding
De god Pan is de god van het bos die, volgens de mythologie, verleidt tot het gebruik van drank en de overgave aan seks. Tumnus maakt dat in zijn uitleg ook duidelijk. Hij spreekt over wilde feesten in het bos waar de wijn stroomt als een rivier. Lucy komt door zijn spel op de panfluit in vervoering, zodat ze de tijd vergeet en veel later pas wakker wordt. Deze faun is als het ware de gids tot het land achter de klerenkast. In de film komt hij daarna eigenlijk niet meer voor, omdat hij door de witte heks in een ijsbeeld wordt veranderd. Maar hij is wel de introductie en sleutel tot het land Narnia. Dat roept de vraag op of je door middel van een leugenaar de waarheid kunt ontdekken over de wereld. Anders gezegd, kun je door middel van leugen waarheid bekend maken? In de Bijbel kom je juist het tegenovergestelde tegen. Wie kinderen opvoedt in en met de waarheid, leert hen zo de leugen te ontmaskeren. Daarom is het ook de vraag of kinderen zien dat de film verdichtsels gebruikt om een waarheid zichtbaar te maken, zo dat al kan.
Mythologie
De film maakt dankbaar gebruik van alle moderne technieken om de wereld van Narnia zo ‘realistisch’, zo ‘echt’ mogelijk neer te zetten. Maar die realistische wereld is er een waar alle soorten wezens, monsters en gedrochten uit de Griekse mythologie een rol spelen. Gaandeweg ontstaat de vraag hoe je goed en kwaad kunt onderscheiden. Vooral naar kinderen toe vraag ik me af, hoe je hun duidelijk zou moeten maken dat sommige wezens aan de goede en andere aan de kwade kant strijden. Na de pauze in de film begint het spannendste deel waarin de grote eindstrijd gevoerd wordt. In een bloedstollende finale strijden de meest vreemde wezens tegen elkaar. Je ziet door de bomen het bos niet meer. Hier en daar hoor ik een kind met de ouders praten om en vragen om verheldering. Enkele anderen huilen bij de enge effecten. Na de film blijken er veel meer kinderen in huilen te zijn uitgebarsten.
Huilen
Nu huilen er wel vaker kinderen of volwassenen na een film. Een film kan zeer tot de verbeelding spreken en diepe emotie losmaken. Maar deze Narnia-film lijkt veel minder die diepe emotie op te roepen. Het lijkt hier veel meer te gaan om de angst voor de monsters en de gruwelijkheden in de strijd. Daarom huilen kinderen en niet vanwege het feit dat de leeuw Aslan zijn leven geeft voor een verrader. Wie de moeite neemt om al de wezens en gedrochten uit de film tegen de mythologische achtergrond te beschouwen, kan niet anders dan concluderen dat het voor kinderen één pot nat is. De strijd die gevoerd wordt tussen zogenaamd goed en zogenaamd kwaad, is een strijd tussen wezens uit de duisternis. Al die vreemde wezens staan veel meer in verband met de wereld van de duivel en de demonen, dan met de boodschap van het Licht. In een tijd van grote verwarring kunnen ouders hun kinderen beter een heldere en duidelijke boodschap doorgeven. Dat volwassenen met de kennis van de mythologie ook andere dingen in de film zien, doet daar niets aan af. In die zin is de film, hoe mooi ook opgezet en knap bewerkt, voor kinderen een nare film. Om te huilen…
Anne Nijburg
EEN BRIEF AAN DE JEUGD door dr. Lothar Gassmann
Lieve vrienden, wordt wakker, jullie worden bedrogen!
Er wordt jullie gezegd:
“Vier je lusten bot, dan ben je gelukkig!” 
Gods Woord zegt:
“Zalig de reinen van hart, want ze zullen God zien” (Mattheus 5:8).
“…want hoereerders en echtbrekers zal God oordelen” (Hebreeën 13:4).
Er wordt jullie gezegd:
 “Maak oorverdovende muziek, draai de volumeknop open, dan voel je je goed!”
Gods Woord zegt:
“…in stilheid en vertrouwen zou uw sterkte zijn” (Jesaja 30:15).
“En de vrede van Christus … regere in uw harten; … met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen zingende, Gode dank brengt in uw harten” (Kolossenzen 3:15 e.v.).
Er wordt jullie gezegd:
 “Zet je verstand op nul, ontspan je en schakel alle kritiek uit! Denk positief en verruim je bewustzijn door meditatie, drugs en psychotechnieken!”
Gods Woord zegt:
“… wordt nuchter, opdat gij kunt bidden” (1 Petrus 4:7).
“Wordt nuchter en waakzaam. Uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal verslinden. Wederstaat hem, vast in het geloof, …” (1 Petrus 5:8 e.v.).
Er wordt jullie gezegd:
 “Leer occulte praktijken – magie, hekserij, tovenarij – dan krijg je bovennatuurlijke kennis en macht!”
Gods Woord zegt:
“Onder u zal er niemand worden aangetroffen, die zijn zoon of zijn dochter door het vuur doet gaan, die waarzeggerij pleegt, geen wichelaar, uitlegger van voortekenen, of tovenaar, geen bezweerder, niemand, die de geest van een dode of een waarzeggende geest ondervraagt of die de doden raadpleegt. Want ieder die deze dingen doet, is de HERE een gruwel, …” (Deuteronomium 18:10-12).
“Buiten (buiten de hemelse stad) zijn de honden en de tovenaars, de hoereerders, de moordenaars, de afgodendienaars en ieder, die de leugen liefheeft en doet.”
(Openbaring 22:15).
Hun deel “is in de poel, die brandt van vuur en zwavel: …” (Openbaring 21:8).
Er wordt jullie gezegd:
 “Ga daarheen waar grote tekenen en wonderen gebeuren, waar geweldige visioenen en openbaringen te zien en te horen zijn en waar je heel bijzondere ervaringen kunt opdoen!”
Gods Woord zegt:
“Geliefden, vertrouwt niet iedere geest, maar beproeft de geesten, of zij uit God zijn; want vele valse profeten zijn in de wereld uitgegaan” (1 Johannes 4:1).
“Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij zullen grote tekenen en wonderen doen, zodat zij, ware het mogelijk, ook de uitverkorenen zouden verleiden” (Matteüs 24:24).
Er wordt jullie gezegd:
 “Wordt allen één, want alle religies vereren dezelfde God!”
God spreekt:
“Ik ben de HERE, uw God, … Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben” (1e gebod, Exodus 20:2 e.v.).
“… Gewent u niet aan de weg der volken … Want de handelwijze der volken, die is nietigheid: … Als een vogelverschrikker in een komkommerveld zijn zij …” (Jeremia 10: 2,3 en 5).
Jezus Christus, Gods Zoon, spreekt:
“Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij” (Johannes 14:6).
Er wordt jullie gezegd:
 “Elk mens is een kind van God, want in elk mens leeft Gods Geest.”
Gods Woord zegt:
“Doch allen, die Hem (Jezus Christus) aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in zijn naam geloven; die … uit God geboren zijn” (Johannes 1:12 e.v.).
“… en toen Hij (Christus) het einde had bereikt, is Hij voor allen, die Hem gehoorzamen, een oorzaak van eeuwig heil geworden, …” (Hebreeën 5:9).
Er wordt jullie gezegd:
 “Praat toch niet over zonde, maar alleen over fouten, pech, uitglijders en misstappen! Goed en kwaad zijn hetzelfde!”
Gods Woord zegt:
“… maar zonde is een schandvlek der natiën” (Spreuken 14:34).
“Wee hun die het kwade goed noemen en het goede kwaad; die duisternis voorstellen als licht en licht als duisternis; die bitter doen doorgaan voor zoet en zoet voor bitter”
(Jesaja 5:20).
Er wordt jullie gezegd:
 “Luister naar de stem in je binnenste, want in jezelf vind je de waarheid, als je lang genoeg mediteert!”
Gods Woord zegt:
“Want uit het hart komen boze overleggingen, moord, echtbreuk, hoererij, diefstal, leugenachtige getuigenissen, godslasteringen. Dat zijn de dingen, die een mens onrein maken, …” (Mattheüs 15:19 e.v.).
“Want ik weet, dat in mij, dat wil zeggen in mijn vlees, geen goed woont” (Romeinen 7:18).
Er wordt jullie gezegd:
 “Aanvaard iedereen, zoals hij gelooft en leeft; laat ieder zijn eigen cultuur en levensstijl!”
Gods Woord zegt:
“… wijst de ongeregelden terecht, …” (1 Tessalonicenzen 5:14).
“Of weet gij niet, dat onrechtvaardigen het Koninkrijk Gods niet beërven zullen? Dwaalt niet! Hoereerders, afgodendienaars, overspelers, schandjongens, knapenschenders, dieven, geldgierigen, dronkaards, lasteraars of oplichters, zullen het Koninkrijk Gods niet beërven. En sommigen uwer zijn dat geweest. Maar gij hebt u laten afwassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd door de naam van de Here Jezus Christus en door de Geest van onze God” (1 Korintiërs 6:9-11).
Daarom:
Biedt weerstand aan de invloed van slechte voorbeelden in tijdschriften, op de radio, via tv en internet die over “liefde” spreken, maar “ontucht” bedoelen en je daarmee in het verderf willen storten!
Houdt vast aan het voorbeeld van Jezus Christus, de Zoon van God die rein en heilig is en ons door Zijn leven en leer toont hoe de ware liefde zich gedraagt!
Bied weerstand aan de invloed van een onbijbelse religieuze vermenging en oecumene!
Houdt vast aan het viervoudige “alleen”  van de Heilige Schrift: de Bijbel alleen, Christus alleen, de genade alleen, het geloof alleen!
Biedt weerstand aan de invloed van een onbijbels verlangen naar tekenen en wonderen!
Houdt vast aan het grootste wonder: de wonden van Jezus Christus die aan het kruis Zijn leven overgegeven heeft voor onze verlossing en op de derde dag wonderbaar uit de dood is opgestaan!
Biedt weerstand aan de invloed van – helaas ook in “christelijke” kring – wijdverbreid entertainment dat zelfs het kruis van Jezus Christus tot amusement vervalst en de Heilige God lastert!
Houdt vast aan de drie-enige God die tegelijk heilig en rechtvaardig, liefdevol en barmhartig is!
Biedt weerstand aan de mystieke drogreden die je wijsmaakt dat je van nature een “goddelijke vonk” in je hebt!
Houdt vast aan het feit van de volledige verdorvenheid en verlorenheid van het menselijk hart, dat geheel alleen op de verlossing uit genade aangewezen is!
Biedt weerstand aan een “muziekcultuur” die meent met heidense elementen (bijv. met extatisch wilde ritmes, mantra-achtige woordherhalingen of ook extreem langzame, trance-bevorderende melodieën) mensen voor het christelijke geloof te kunnen winnen!
Houdt vast aan welluidende geestelijke liederen die uit een stil, zachtmoedig hart komen!
Bied weerstand aan de tijdgeest waarachter de geest van de tegenstander zich verbergt!
Houdt vast aan Gods Geest die je scheidt van deze voorbijgaande wereld en je in alle waarheid leidt!
“De HERE is nabij allen, die Hem aanroepen, allen die Hem aanroepen in waarheid, …” (Psalm 145:18).
Dr. Lothar Gassmann

MET ‘DE SINISTERE SITE’ TEGEN HET GEVAAR VAN INTERNET???

Het verhaal.

Het verhaal begint met een tafereel uit ‘De orde der boze tovenaars’, waarbij een krachtmeting zal plaatsvinden. Dankzij een voorstel van zijn glazen bol komt tovenaar Zwanzerik op het idee, misbruik te maken van internet, wat het hele verhaal door speelt. Hij vangt kinderen via internet. Hij heeft deze kinderen nodig in zijn krachtmeting.

Vervolgens zien we tante Sidonia Suske waarschuwen tegen de gevaren van internet. Zwanzerik toont juist een clown op het scherm en vraagt de nietsvermoedende Suske (die het advies van zoëven in de wind slaat) of zij haar hand op het scherm wil leggen. Nadat zij dit doet, verdwijnt zij in de virtuele toverwereld die Zwanzerik gemaakt heeft, waaruit zij zelf niet ontsnappen kan.
Wiske en Lambik worden vervolgens via de ‘teletijdmachine’ in de website geflitst om Suske te bevrijden. Uiteindelijk wordt ook de zieke en snipverkouden Jerommeke in de site geflitst, want hij heeft een virus en dat zal de virtuele magie verbreken.Zij gaan naar professor Barabas die zegt: “Helahola, ik kan niet toveren, hoor! Hoewel… er is misschien een mogelijkheid. Het gedigitaliseerde veld kan dan wel magisch zijn, maar het werkt op de computer. Dat betekent, dat het met een computerprogramma is gemaakt.”

Uiteindelijk maken Suske, Wiske, Lambik en Jerommeke allemaal gebruik van de occulte glazen bol om weer uít het programma te komen. Suske – die in een konijn was omgetoverd – blijft betoverd. Doordat Zwanzerik vast is blijven zitten in zijn eigen virtuele val, wordt hem zijn toverkracht ontnomen. Op dat moment wordt de betovering verbroken en is alles weer ‘gewoon’.

 

Beoordeling

Voor de kinderen is dit een leuk en pakkend verhaal. Het ziet er goed uit en sluit aan bij de belevingswereld van de kinderen. Vroeger was ik helemaal weg van Suske en Wiske en had de hele serie bijna compleet. Toen ik kennis kreeg van het occulte en de gevaren daarvan, heb ik alle delen weggegooid, want zij staan vol van toverij en bovennatuurlijke dingen. De hele manier van denken in de Suske en Wiske-serie staat eigenlijk haaks op het Bijbels denken. Zo wordt bijvoorbeeld de geestenwereld in voorgaande albums doorgaans als leuk en onschuldig gebracht (denk bijvoorbeeld aan Sus-anti-goon).

Normaliter heeft de strip van Suske en Wiske nu niet direct een doelbewuste en zichtbare pedagogische lading. Dat is nu wel het geval. Dit nummer, dat door veel organisaties ‘van harte wordt gesteund’ heeft namelijk het doel om de kinderen te waarschuwen voor de ‘gevaren’ van internet.

Op treffende wijze wordt inderdaad verteld, hoe de ongehoorzame en naïeve Suske door het sinistere gezelschap van de boze tovenaars die een boos plan gesmeed hebben, regelrecht in de val loopt. Jammer is wel dat elementen uit de occulte wereld worden gebruikt

Het had zo’n goede en bruikbare strip kunnen zijn, omdat juist de boodschap, het gevaar van internet, duidelijk en eenvoudig wordt gebracht.

In deze strip zien we dat op het eind – tot twee maal toe – als oplossing het occulte (de glazen bol) moet dienen om het occulte op te heffen. Hoe de auteurs dit pedagogisch gezien willen verantwoorden, is mij een raadsel!

 

Erick Ligtenberg