Handelingen 17 bericht over de manier waarop Paulus aan de Griekse filosofen het juiste godsbeeld uitlegt.

Godsbeeld (dl 4)

Handelingen 17 bericht over de manier waarop Paulus aan de Griekse filosofen het juiste godsbeeld uitlegt. De mensen zijn van Gods geslacht, zoals Griekse dichters zelf ook gezegd hebben, dus gaat het in godsdienst om een relatie met de enige ware God:
– Hij is de Schepper van hemel en aarde: er zijn dus niet vele goden, maar er is slechts één God
– Hij is hoog verheven en woont niet in tempels die mensen maken
– God is soeverein en heeft niets van anderen nodig.

God is geen projectie van menselijke fantasie. Het contact met Hem gaat niet via beelden van steen, goud of zilver, maar via een relatie met Hem, want Hij is heel nabij.
Daarom moet ieder mens zich keren tot de levende God. Paulus brengt hen geen nieuwe filosofie maar een dringende boodschap: “Keer je af van het verkeerde denken en richt je op God, daarvoor is het nú de tijd!” De kern van zijn boodschap is de opstanding van Jezus Christus. Eens zal Hij terugkeren om over ieder mens oordeel te vellen.

 

De Romeinen vonden zichzelf heel tolerant jegens andere godsdiensten: “iedereen mag geloven wat hij wil, als ze de Keizer maar als Heer (kurios) en Heiland (sootèr) erkennen.”


Godsdienstvrijheid voor de christenen (dl 4)

De Romeinen vonden zichzelf heel tolerant jegens andere godsdiensten: “Iedereen mag geloven wat hij wil, als ze de Keizer maar als Heer (kurios) en Heiland (sootèr) erkennen.” Er is niets nieuws onder de zon, want ook volgens het Parlement der Wereldreligies mag iedereen zijn eigen religie blijven aanhangen, maar alleen als onderdeel van de Nieuwe Wereldreligie!

Maar dat deden de christenen nu juist niet: zij kenden maar één Heer en Heiland en zijn troon stond niet in Rome, maar in de hemel. Zo mocht je nooit meer zeggen: Jezus is Here. Je mocht Hem niet belijden, maar moest Hem verloochenen door hardop Jezus te vervloeken, zodat iedereen het kon horen.

Echte vrijheid van religie kan er alleen zijn bij een scheiding tussen Kerk en Staat.

 

Het was voor de Israëlieten verboden om andere goden na te lopen. Was er dan nog wel godsdienstvrijheid in het land? Dat hangt ervan af wat je eronder verstaat.

Godsdienstvrijheid voor de joden (dl 3)

Het was voor de Israëlieten verboden om andere goden na te lopen. Was er dan nog wel godsdienstvrijheid in het land? Dat hangt ervan af wat je eronder verstaat. Vreemdelingen die in het land kwamen wonen, hoefden niet van geloof te veranderen, maar de Torah stond hen niet toe om een openbaar heiligdom voor hun god te bouwen.

In elk land vond men het logisch dat er een god van het land was die openbare verering genoot. Niemand vond het dan ook verkeerd dat in Israël Jahwè vereerd werd. Het probleem lag meer bij de Israëlieten zelf. Zij begonnen vaak hun eigen godsdienst te vermengen met andere religies. Ze noemden de baäls gewoon `HERE’. Dat deed Jerobeam ook met de gouden kalveren. Dat was in de Torah uitdrukkelijk verboden en daar protesteerden de profeten dan ook krachtig tegen. De vrouwen van Salomo hielden vast aan hun eigen religie en daardoor brachten ze vreemde goden het land in. Tegen die vermenging had God gewaarschuwd in de Tien Geboden: “U mag geen andere goden aanbidden dan Mij.”

 

Kort voor het Loofhuttenfeest wordt Yom Kippoer. gevierd. Op deze dag werd het hele volk, samen met de priesters, gereinigd van hun zonden.

Grote Verzoendag of Yom Kippoer (dl 1)

Kort voor het Loofhuttenfeest wordt Yom Kippoer. gevierd. Op deze dag werd het hele volk, samen met de priesters, gereinigd van hun zonden. Dit gebeurde door de hogepriester die bloed van een offerdier sprenkelde op het verzoendeksel van de ark. Eén keer per jaar mocht hij daarvoor het heilige der heiligen binnengaan. Nog steeds is het een dag van bezinning voor de Joden.

Je leest daar over twee bokken:
– een bok die geofferd wordt als een offer voor de zonden,
– een bok die de woestijn wordt ingestuurd: de zondebok.

 

Een geloofsbelijdenis is een korte samenvatting van de christelijke leer, wat christenen geloven. Deze diende als belijdenis wanneer mensen als christen gedoopt wilden worden.


Geloofsbelijdenis (dl 4)

Een geloofsbelijdenis is een korte samenvatting van de christelijke leer, wat christenen geloven. Deze diende als belijdenis wanneer mensen als christen gedoopt wilden worden.

In 381 werden tijdens een Concilie in Constantinopel (`stad van Constantijn’, nu Istanbul) de oude geloofsbelijdenissen van de christelijke kerk vastgesteld:
de geloofsbelijdenis van Nicea,
* de apostolische geloofsbelijdenis
* de belijdenis van Athanasius.

In Nederland gaan de kerken der reformatie, naast de apostolische geloofsbelijdenis, uit van de volgende geschriften:
De Nederlandse Geloofsbelijdenis (of Confessio Belgica) is een verdediging van de leer van de reformatie (1561). Hij is opgesteld door Guido de Brès en was bedoeld om aan koning Philips II duidelijk te maken, dat de calvinisten geen revolutionairen waren.
De Heidelbergse Catechismus was bedoeld voor de inwendige opbouw van de gemeente en diende als onderwijs voor de kerkleden. Hij is verdeeld in 52 zondagen; iedere zondag behandelt hij enkele vragen met de antwoorden opgesteld vanuit de Bijbel (1563).
* De Dordtse Leerregels of Vijf Artikelen tegen de Remonstranten
 zijn opgesteld naar aanleiding van de twist met de remonstranten over de leer der predestinatie of uitverkiezing (1618-19).

 

Onderwijzen door gelijkenissen was niet iets nieuws van Jezus. Ook de rabbijnen deden dat.


Gelijkenissen van Jezus (dl 2)

Onderwijzen door gelijkenissen was niet iets nieuws van Jezus. Ook de rabbijnen deden dat. In het Hebreeuws heet zo’n gelijkenis masjaal, letterlijk: naast elkaar zetten. Het Griekse woord ervoor is parabolè (parabool, parabel).

Altijd en in alle culturen zijn verhalen het middel geweest om te onderwijzen en wijsheid over te dragen en daarbij gaat het meestal om drie dingen:
1. Wat is de situatie van de toehoorders? Aan wie is de gelijkenis gericht?
2. Wat is het schokeffect? Meestal is het begin vertrouwd. Iedereen herkent zich erin. Pas aan het eind komt de verrassende wending die een schok oproept bij de hoorders.
3. Tot welke keuze roept het verhaal op? Gelijkenissen zoals `de verloren zoon’ of `de barmhartige Samaritaan’ kent (bijna) iedereen. Toch is het Jezus niet te doen om de verhalen.

Jezus’ bedoeling is dat de mensen een keuze maken. Hoe om te gaan met God. Hoe te leven met andere mensen. Anders loop je het gevaar, dat je het belangrijkste in het leven mist.

Jezus’ boodschap was ‘Het Koninkrijk van God’. Daarom beginnen veel gelijkenissen als volgt: “Het Koninkrijk van God is als . . .” In Mattheüs 13 staan er zeven:


Gelijkenissen van het Koninkrijk (dl 2)

Jezus’ boodschap was ‘Het Koninkrijk van God’. Daarom beginnen veel gelijkenissen als volgt: “Het Koninkrijk van God is als . . .” In Mattheüs 13 staan er zeven:

1. de gelijkenis van de zaaier

2. de gelijkenis van het goede en slechte zaad

3. de gelijkenis van het mosterdzaad

4. de gelijkenis van het zuurdeeg

5. de gelijkenis van de schat in de akker

6. de gelijkenis van de kostbare parel

7. de gelijkenis van het sleepnet.

Alle gelijkenissen gaan over de verborgenheid van het Koninkrijk in deze wereld. Nergens worden de christenen opgeroepen om het Koninkrijk zelf te vestigen, zeker niet met geweld! Wel spreken ze van de keuzes die de mensen maken en de scheiding aan het eind der tijden

De meeste gelijkenissen komen in paren van twee. Hier volgt de toelichting van zo’n paar.

De schat in de akker en de kostbare parel
Omdat het Koninkrijk van God verborgen is, moet het ontdekt worden. Wie het vindt, wordt geweldig blij en heeft er alles voor over. Dat wordt uitgelegd in twee gelijkenissen:
– over iemand die na het ontdekken van een schat al zijn bezit verkoopt om de akker (waarin de schat ligt) te kunnen kopen;
– over een parelhandelaar die de parel van zijn leven ziet en alle andere parels verkoopt om die ene te kopen.

 

Evenals bij de traditionele kerken, zijn er ook bij de evangelische gemeenten diverse stromingen, waarvan wij de belangrijkste noemen:


Evangelische gemeenten (dl 4)

Evenals bij de traditionele kerken, zijn er ook bij de evangelische gemeenten diverse stromingen, waarvan wij de belangrijkste noemen:

De Vrije evangelische gemeenten ontstonden als gevolg van evangelisatie vanuit Zweden. Nieuwe gelovigen werden onderwezen om discipelen van Jezus Christus te zijn en mensen die dat allang waren, kregen allemaal actief aandeel in de gemeente.
De Baptistengemeenten lezen in de Bijbel dat alleen mensen werden gedoopt die tot geloof gekomen zijn; deze `doop van gelovigen’ gebeurt door onderdompeling.
De Vergadering van gelovigen komt uit Engeland. Als reactie op het onderscheid tussen `geestelijken’ en `leken’ zagen zij af van de zgn. ambten. Zij komen in alle eenvoud samen, zonder liturgie, net als de Joden in de synagoge. Niet alleen onder het Woord, maar vooral ook rond `de Tafel des Heren’ of het Avondmaal.
Aan het begin van de twintigste eeuw ontstonden de Pinkstergemeenten, die de nadruk leggen op de gaven van de Geest (charisma’s). Het zgn. spreken in tongen geldt bij hen als teken van de doop in de Heilige Geest.

 

Evangelisten hebben de gave ontvangen om het hart van zondaren te raken met het evangelie, om het geloof met buitenstaanders te delen.

Evangelisten (dl 4)

Evangelisten hebben de gave ontvangen om het hart van zondaren te raken met het evangelie, om het geloof met buitenstaanders te delen.

 

De evolutietheorie gaat uit van drie veronderstellingen:

Evolutieleer (dl 1)

De evolutietheorie gaat uit van drie veronderstellingen:
1. Alle dingen zijn ‘vanzelf’ ontstaan, een product van tijd en toeval, zonder toedoen van God.
2. Het heelal zou vele miljoenen jaren oud zijn, en uiteindelijk afkomstig zijn uit een grote oerknal, de Big Bang.
3. Alle soorten levende wezens zouden uit elkaar ontstaan zijn en uiteindelijk afkomstig zijn uit een mengsel van enkele stoffen (de oersoep).

De evolutieleer (beter: hypothese = onderstelling) staat haaks op het scheppingsbericht uit de Bijbel. Voor de duidelijkheid zetten we hier de belangrijkste verschillen naast elkaar.

Schepping Evolutie
Alles is geschapen, gemaakt.
Het is vrij snel gegaan.
Soorten zijn apart geschapen.
Een geestelijk begin: God sprak.
De mens draagt Gods beeld (kroon van de schepping), met het vermogen om lief te hebben.
Alles is vanzelf ontstaan.
Het is uiterst langzaam gegaan.
Soorten kwamen uit elkaar voort.
Een stoffelijk begin: de oerknal.
De mens is een veredeld dier, met oerdrift tot voortplanting.