Tot 1968 werd wereldwijd aangenomen, dat de mens dood is, als zijn hart en circulatiesysteem onherroepelijk stilstaat. Volgens deze definitie is een lichaam zonder hartslag, zonder reflexen, star, koud en laat het spoedig lijkvlekken zien.
Om nog transplanteerbare organen te verkrijgen heeft men in 1968 aan de Harvard universiteit in Boston (USA) een nieuwe definitie van de dood ingevoerd.
Al vele jaren mag ik de Heere Jezus Christus als arts en christen dienen. Dat doe ik onder andere in het missionaire werk: “Christen in dienst aan zieken”. De medische dienst is bijzonder geschikt om de harten van mensen te bereiken en hen ook bekend te maken met het evangelie van Jezus Christus. Geneeskunde en evangelie horen voor mij bij elkaar.
De bekende theoloog Martyn Lloyd-Jones studeerde geneeskunde en theologie. Toen het om de vraag ging of hij als arts of anderszins medisch zou gaan werken, besloot hij om in de verkondiging van het evangelie te dienen. Zijn argumentatie was: Als arts zou hij door de genezing de patiënten weer in hun zondige leven terugbrengen. Hij werd een theoloog van betekenis.
Zelf heb ik ook verscheidene jaren theologie gestudeerd. Voor mij was het antwoord op de vraag, arts of theoloog precies omgekeerd. Ik heb het beroep van arts gekozen en gemerkt, dat doordat ik medische hulp gaf de patiënten mij hun vertrouwen gaven. Daardoor kon ik gemakkelijker hun het evangelie van Jezus Christus verkondigen.
Dat maak ik in het bijzonder mee tijdens mijn medische inzet in Moldavië, Rusland, de Oekraïne en in Mongolië. Een voorbeeld hiervan:
In Oost-Europa komen ook hoge communistische functionarissen op mijn spreekuur in de veronderstelling dat “een Duitse arts een goede arts is en de geneeskunde in Duitsland kwalitatief hoog is.” Een communist vroeg mij na het medisch onderzoek eens angstig: “Dokter, moet ik sterven?” “Ja,” antwoordde ik, “u moet sterven. Maar er is een hoop, die boven de dood uitgaat. Wilt u daar iets over weten?“ “Ja,” antwoordde hij. Ik zei: „Deze hoop is voor mij Jezus Christus, Gods Zoon, die als mens en Redder naar de wereld kwam.” Ik getuigde daarna tot hem van de weg naar de hemel door Gods genade.
Voor mij horen de wetenschappelijke voortuitgang in de geneeskunde en het evangelie bij elkaar. De beroemde wetenschapper Louis Pasteur heeft veel ontdekkingen ook van bacteriën als ziekteveroorzakers gedaan. Hij geloofde in Jezus Christus. “Veel wetenschappelijke inzichten leiden naar God,” zei hij.
De ontwikkeling van de antibiotica heeft tot een succesvolle bestrijding van infectieziekten geleid. Een mijlpaal was de invoering van sulfonamide door prof. Gerhard Domagk in 1938. Door zijn onderzoekswerk moeten naar schattingen tot 100 miljoen mensen van een voortijdige dood bewaard zijn. Zijn zoon, professor Götz Domagk, was later in Göttingen mijn hoogleraar. Tot de medische vooruitgang horen ook nieuwe manieren van opereren, diagnostische methodes als röntgen, computertomografie, enz. Deze hebben alle aan de enorme medische ontwikkeling bijgedragen. Daardoor kon er sprake zijn van transplantaties.
Vandaag de dag is het mogelijk om bijna alle organen, behalve de hersenen, te transplanteren. Bij de autologe transplantatie wordt weefsel of celmateriaal van het ene lichaamsdeel naar een ander lichaamsdeel verplaatst. De donor is daarbij tegelijkertijd de ontvanger van het transplantaat. Een voorbeeld hiervan is de huidtransplantatie bv. bij verbrandingen.
Bij allogene transplantatie worden organen, weefsels of celmateriaal van een levende of hersendode donor op een ontvanger van hetzelfde type, dus van de ene mens op de andere overgebracht. In het vervolg is slechts van allogene transplantatie sprake.
De geschiedenis van de transplantatiegeneeskunde
In het begin van de 20e eeuw creëerde vooruitgang in de operatietechniek en in het bijzonder die van de vaatchirurgie de voorwaarden tot wetenschappelijk verantwoorde transplantaties.
De eerste geslaagde transplantatie van een nier werd in 1954 tussen een eeneiige tweeling in Boston (USA) verricht. In 1963 volgde de eerste geslaagde levertransplantatie en in hetzelfde jaar de eerste longtransplantatie. Twee jaar later, in 1965, volgende de eerste overdracht van een alvleesklier.
Wereldwijd kreeg de eerste harttransplantatie in december 1967, verricht door Christian Barnard in Kaapstad/Zuid- Afrika, grote aandacht. In 1989 slaagde de eerste multiorgaantransplantatie, dus de gelijktijdige transplantatie van meerdere organen. Problemen, die een transplantatie aanvankelijk bemoeilijkten, zoals ontbrekende conserveringsmogelijkheden van uitgenomen organen of immuun-afweerreacties van de ontvanger, konden door toenemende ervaring en ontwikkeling van immuunonderdrukkende (afstoting verhinderende) medicijnen gedeeltelijk overwonnen worden.
De stand van onderzoek
Vanuit medisch oogpunt kunnen, zoals al genoemd, intussen een veelvoud aan cellen, weefseldelen, organen of hele organische systemen getransplanteerd worden.
Op de website van de Nederlands Transplantatiestichting (NTS) staan alle getallen over transplantatie in Nederland genoemd. Zo werden er in 2016 tot en met oktober 562 organen getransplanteerd. Een transplantatie kan in principe alleen slagen, als het transplantaat door het organisme van de ontvanger niet afgestoten wordt. De transplantatie van lichaamsvreemde organen kan in het organisme van de ontvanger afweerreacties oproepen, die tot gevolg hebben, dat het orgaan zijn functie niet op zich kan nemen.
Onderscheid wordt gemaakt tussen de acute afstotingsreactie, die in de eerste dagen na de transplantie optreedt en min of meer duidelijk van aard is en de chronische afstotingsreactie, waarbij het orgaan het geleidelijk opgeeft.
Om de functiebekwaamheid van het getransplanteerde orgaan te kunnen onderhouden moet de lichaamseigen afweer, het immuunsysteem van de ontvanger dus, met behulp van immuunonderdrukkende medicamenten onderdrukt worden.
Deze medicijnen ter onderdrukking van het immunsysteem moeten levenslang voorgeschreven worden gegeven. Na de transplantatie is het belangrijk een dreigende afstoting onmiddellijk te onderkennen.
Van 1972 tot 1976 heb ik aan de universiteit van Hannover op dit gebied wetenschappelijk gewerkt. Professor Pichelmayr voerde daar met zijn medewerkers de transplantaties uit. Daar hoorde ook de eerste levertransplantatie in Duitsland bij.
Ik heb onderzoeken naar vroegtijdig onderkenning van afstotingsgevaar na niertransplantaties uitgevoerd. Daarbij ging het om de eiwituitscheiding in de urine na een niertransplantatie.
De normale urine van de mens bevat meestal minder dan 100 mg. eiwit totaal in een etmaal urine. Kwantitatief overweegt daarbij het albumin. Een sterke toename van de albuminuitscheiding in de urine van meer dan 1 g per etmaal is een aanduiding van acuut afstotingsgevaar.
In een dergelijk geval moet de dosis van het immuunonderdrukkende medicijn duidelijk verhoogd worden om het functioneren van het getransplanteerde orgaan in stand te houden. Verdere controles op eiwit kunnen aantonen of het afstotingsgevaar afneemt. Dat is het geval als de eiwituitscheiding normaal wordt. Andere klinische symptomen van een acuut afstotingsprobleem zijn: koorts, verminderde hoeveelheid urine die uitgescheiden wordt, hartkloppingen, ook wel tachycardie genoemd, en een toename van de witte bloedlichaampjes, de lymphocyten, in de urine. Zoals al genoemd moet de medicatie van immuunonderdrukking voortdurend, dus levenslang ingenomen worden. Daardoor wordt het gevaar van infecties aanzienlijk hoger. Het risico op kanker wordt 10x groter, dit als een soort bijwerking/gevolg van de immuun onderdrukkende medicatie.
Gebrek aan organen
Op dit moment bestaat een grote discrepantie tussen beschikbare donororganen aan de ene kant en patiënten die een transplantaat nodig hebben aan de andere kant.
Volgens gegevens van de NTS staan er jaarlijks rond de 1000 mensen op de wachtlijst voor orgaandonatie en rond de 150 mensen gaan dood, terwijl ze wachten. Terwijl je als donor wel 8 levens kunt redden: met je hart, je 2 nieren, longen, lever, alvleesklier en je dunne darm. Ieder jaar redden een paar honderd orgaandonoren zo de levens van ongeveer 1200 mensen.
Daarom werd in Duitsland in 2012 de zogenoemde ‚beslissingsoplossing’ ingevoerd. De bedoeling daarvan is, dat alle ziektekostenverzekerden ouder dan 16 jaar onder andere van hun ziektekostenverzekering de vraag krijgen of ze na hun dood hun organen willen doneren. Deze beslissing moet dan in een donorsysteem bewaard worden. Ondanks invoering hiervan is het aantal donoren elk jaar met 12,8 % gedaald en intussen zelfs met 18% (1e kwartaal 2013). Het is mogelijk dat de manipulatieschandalen tot een teruggang van de donorbereidheid hebben geleid. Om het aantal donoren toe te laten nemen werd in Groot-Brittannië voorgesteld om het Ministerie van Volksgezondheid de begrafeniskosten te laten overnemen.
Ook in Nederland is nu door de Tweede Kamer met een wetsvoorstel voor wijziging van het donor-systeem ingestemd. Deze wet is nog niet van kracht, de Eerste Kamer moet er ook nog over stemmen. Er zijn velen geweest die hun donorregistratie hebben teruggetrokken bij het voorstel van deze wet. Echter meestal hebben ze zich niet goed in de wet verdiept. Ten eerste is de wet nog niet door de 1ste kamer. Verder wordt elk persoon, voordat men in de nieuwe wet donor wordt, meerdere malen, gedurende een lange periode gevraagd zich te registreren, hetzij met ja, hetzij met nee.
Gaat het bij de donor om een overledene?
Het dilemma bij een orgaantransplantatie is, dat een potentiële donor ‚zo dood mogelijk’ en de organen voor de ontvanger‚ zo vers en levend’ mogelijk moeten zijn!
Dat brengt ons bij de vraag: Wat weten wij over het levenseinde van de mens?
Als arts heb ik veel mensen zien sterven en hen in de laatste etappe van hun leven begeleid en daarbij Gods Woord gelezen en gebeden. Ik was er nog steeds, wanneer de ziel en de geest het lichaam verlieten. Mijn taak als arts was dan om een lijkschouwing uit te voeren en bij het zien van de overledene bepaalde doodskenmerken schriftelijk vast te leggen. Ongeveer 2 tot 3 uur na de stilstand van het hart en het vaatstelsel worden lijkvlekken zichtbaar en lijkverstarring treedt op. Pas dan mag in de regel de begrafenisonderneming het lichaam ophalen. De organen die in verval raken zoals hart, nieren, lever enz. kunnen dan echter niet meer voor transplantatie gebruikt worden. Ook voor weefseldonatie geldt dat het lichaam binnen 3 uur na overlijden gekoeld moet worden.
Tot het jaar 1968 werd over de hele wereld erkend, dat de mens dood is, als hart en daarmee de vaatcirculatie onherroepelijk stilstaat. Om nog transplanteerbare organen te verkrijgen, heeft men in 1968 aan de Harvard universiteit in Boston (USA) een nieuwe definitie van de dood ingevoerd.
De „hersendood“
Een mens met een onomkeerbare coma, dus een bewusteloze die niet weer tot bewustzijn komt, wordt voor ‚hersendood’ verklaard en deze toestand wordt dan als dood van de hele mens gedefinieerd! Voor 1968 golden mensen met de bovengenoemde diagnose als levend. Hersendood is een heel letterlijk woord: de hersenen zijn dood. Het lichaam wordt kunstmatig beademd. Hierdoor blijven hart, longen, lever, pancreas, nieren en dunne darm geschikt voor transplantatie. Iemand die hersendood is kan geen pijn meer voelen en heeft geen bewustzijn meer. Om überhaupt te kunnen voelen, moet namelijk de hersenstam nog actief zijn. Dat is het centrale doorgeefluik van alle prikkels.
Onder hersendood wordt verstaan het volledig en onherstelbaar verlies van de functies van de hersenen bij patiënten die met ernstig hersenletsel op de intensive care zijn terechtgekomen. Door bijvoorbeeld een ernstig ongeval of een grote beroerte zijn alle hersenfuncties van de patiënt verwoest.
De hersenstam, grote hersenen en het verlengde merg zijn onherstelbaar beschadigd. Behandeling heeft geen zin meer, herstel is niet meer mogelijk. Dit wordt een ‘infauste prognose’ genoemd.
Iemand is pas hersendood als uitgebreid onderzoek duidelijk heeft gemaakt dat hij niet meer reageert op prikkels en de hersenen ook geen elektrische activiteit of doorbloeding meer vertonen. Met andere woorden: de patiënt kan geen pijn meer voelen en heeft geen bewustzijn meer. Maar omdat hij nog wel aan de beademing ligt, blijft het hart kloppen en het bloed door de rest van het lichaam nog stromen.

De diagnostisering van hersendood
Volgens de Duitse wet op transplantatie (TPG) mogen organen die van levensbelang zijn slechts aan overledenen ontnomen worden. Ondanks de beschreven symptomen, die duidelijk tonen dat het bij donoren om stervenden en niet om doden gaat, geldt de zogenoemde hersen-dood als criterium voor een legale orgaanverwijdering. Hersendood wordt gedefinieerd als uitval van de grote hersenen, de kleine hersenen en de hersenstam. De hersenen bestaan uit de grote hersenen, de kleine hersenen en de hersenstam. Dit is nauw verbonden met het ruggenmerg en het autonome zenuwstelsel (verzorgt inwendige organen als spijsvertering, ademing en hart).
Hoe wordt de hersendood volgens de richtlijnen van de Duitse medical association van 1998 vastgesteld?
Aangetoond moet worden wat de oorzaak van de hersenschade is, bv. een beroerte. Daarbij moeten bepaalde vaststellingen, waarvan de symptomen op hersendood lijken, maar die kunnen verdwijnen, uitgesloten worden. Vastgesteld moet worden, dat er van een coma, dat is een diepe bewusteloosheid zonder dat er sprake is van beweging, reflexen en ademstilstand, sprake is. De hersenschade moet onomkeerbaar zijn.
Problemen
De diagnostiek die door de Duitse Medical Association is voorgeschreven omvat slechts deelgebieden van de hersenen, de functies van de hersenschors, de kleine en middenhersenen horen daar niet bij. Een coma is geen afdoend symptoom voor de diagnose van een beschadiging van de hersenschors. Het meten van hersenactiviteit door middel van een EEG is tot slechts 3 mm onder de oppervlakte mogelijk. Een zogenoemde nullijn wordt echter als criterium voor hersendood gebruikt.
De Nederlandse procedure volgens de NTS
De artsen doen het onderzoek in 3 stappen. Samen duren die meestal een paar uur. Alles is nauwkeurig vastgelegd in het hersendoodprotocol. Er zijn altijd meerdere artsen die de testen doen. Het gaat dan om:
- de reflexen onderzoeken
- de hersenactiviteit onderzoeken
- de ademhaling onderzoeken.
Standpunten van wetenschappers
- De medische universiteit Newark (USA) en andere klinieken: de klinische en apparatieve hersendooddiagnostiek leidt tot verschillende resultaten.
- De American Academy of Neurology (AAN) heeft in 2010 aangegeven dat aan de door haar zelf in 1995 voorgeschreven hersendiagnostiek een wetenschappelijke fundering ontbrak.: eine fehlende wissenschaftliche Fundierung bescheinigt: Er zou zowel geen voldoende wetenschappelijk bewijs zijn voor de juiste observatietijd om de on-omkeerbaarheid van hersendood vast te stellen, alsook geen betrouwbaarheid van de verschillende ademstilstandtests en de apparative processen. Verder onderzoek is nodig.
- Prof. dr. dr. Gerhard Roth, Universiteit Bremen, Instituut voor hersenonderzoek:
- De hersendood is niet volledig eenduidig te diagnostiseren. Noch ademstilstand, noch uitval van diepe hersenstamreflexen, noch het proces van neurofysiologische registratie, noch de doppleronografie (= (echo van de bloedvaten) bestrijken met volledige zekerheid alle hersenfuncties. In de vakwereld is dat sinds lange tijd bekend.
- De uitspraak ‚de dood van een mens is ingetreden, als zijn hersenfuncties onomkeerbaar uitgevallen zijn’ is fout. Een zogenoemde hersendood is niet de dood van de mens.
Wereldwijd zijn er 30 verschillende definities voor hersendood.
Samenvatting
- Bij een donor gaat het ondanks de nieuwe definitie van dood om een stervende, niet om een dode. De orgaanafname leidt tot de volledige dood, waarbij ook het hart niet meer klopt.
- Bij de donor kon tot jaren terug de hersendood niet duidelijk vastgesteld worden. De toestand van bewusteloosheid (coma) en de nullijn in de EEG zijn daarvoor niet voldoende.
- Hersendood mag niet gelijkgesteld worden aan de dood van de hele mens.
- Het immuunsysteem van de orgaanontvanger moet levenslang onderdrukt worden. Daardoor worden vatbaarheid voor infecties en het algemene risico op kanker aanzienlijk verhoogd. Van afstotingsproblemen bij de ontvanger is veelvuldig sprake.
Gevolgen van de praktijk van orgaantransplantatie:
Hart op bestelling
In maart 2013 verscheen in het weekblad ‚Die Zeit’ een bericht over orgaantransplantatie in China. Volgens dat bericht zijn er daar ongeveer 40 centra voor orgaantransplantatie. Onder de kop ‚Hart op bestelling’ werd bericht dat bij terdoodveroordeelden in de gevangenis organen worden verwijderd. Gevangenissen en klinieken werken daarbij nauw samen, waarbij men voor het moment waarop de doodstraf uitgevoerd wordt, rekent met de behoefte aan te transplanteren organen. Elk jaar wordt in China 4000 keer de doodstraf uitgevoerd. 60% van hen die een orgaan ontvangen, ontvangen die van iemand die geëxecuteerd wordt. In Europa wachten patiënten vaak maanden op een orgaan, in China slechts enkele dagen.
Al „afgeslacht“
Verscheidene jaren geleden maakte een familielid van een bekende van mij een vakantiereis naar Portugal: ze kwam om bij een verkeersongeluk. Toen de familie kwam om van de over-ledene afscheid te nemen, konden ze eerst niet terecht. Pas na veel aandringen lukte het hen om bij de dode te komen. Ze merkten toen, dat men organen getransplanteerd had.
Persoonlijk standpunt (Prof. Weise)
Het lichaam van de mens – ook dat van de stervende – behoort aan God en niet aan mij. Als christen wijs ik orgaandonatie af. Zij bespoedigt de dood voor het door God gegeven tijdstip. Ik beveel daarom aan om een niet-donorcertificaat bij je te dragen.
Orgaantransplantatie vanuit christelijk oogpunt
De medische transplantatie is gegrond op een mechanisch wereld- en mensbeeld. Het lichaam van de donor dient daarbij als onderdelenmagazijn. Mensen willen graag nog iets goeds doen als ze hun organen geven, zodat een ander nog verder leven kan.
Een patiënt die zichzelf christen noemde, zei me eens: ‚Dokter, in de hemel heb ik mijn organen niet meer nodig’.
Wat de consequenties zijn van deze verschillen in mensvisie voor onze opstelling tegenover orgaantransplantatie is niet zomaar te zeggen. We maken immers allen wel op ÈÈn of andere manier gebruik van diezelfde moderne geneeskunde en voor veel mogelijkheden ervan kunnen we met recht dankbaar zijn. Naar het ons voorkomt, noopt het achterliggende denken ons tot een houding van grote voorzichtigheid en zorgvuldigheid bij het omgaan met (de mogelijkheid van) orgaantransplantatie.
Iedereen zal in vrijwilligheid een keuze moeten kunnen maken omtrent het afstaan van orga-nen na overlijden.
Daarbij is het goed ons af te vragen of we, als we zelf in de situatie verkeren dat een transplantatie levensreddend zou kunnen zijn, die ingreep dan zouden willen of zelfs mogen weigeren? En als we in dat geval wel zouden willen ontvangen, is het dan egoïstisch niet te willen afstaan? Onze keus moet een beslissing in geloof zijn, te nemen in de weg van bestudering van Gods Woord en van gebed. Een ieder zij in zijn eigen geweten ten volle verzekerd.
Door God geschapen
Voor het concept van het christelijke mensbeeld, namelijk dat de mens door God naar zijn beeld is geschapen, is hier geen plaats. In Genesis 1 vers 27 staat al: “En God schiep de mens naar Zijn beeld, naar het beeld Gods schiep hij hem, en Hij schiep hen als man en vrouw.”
Ook in Psalm 8 vers 6 staat: “Toch hebt Gij hem bijna goddelijk gemaakt, en hem met heer-lijkheid en luister gekroond.”
En in Psalm 139 vers 13 en 14 lezen we: “Want Gij hebt mijn nieren gevormd, mij in de schoot van mijn moeder geweven. Ik loof U dat ik ontzagwekkend wonderlijk gemaakt ben.”
En in 1 Thessalonicenzen 5 vers 23: “En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn.”
De mens bestaat dus uit lichaam, ziel en geest. Als de mens sterft, gaat het lichaam in verderf over en ziel en geest ontsnappen uit het lichaam. Als christen geloven wij ook Gods Woord, dat er een opstanding van het lichaam voor alle mensen is. In 1 Korinthe 15 vers 42-44 staat:
Zo is het ook met de opstanding der doden. “Er wordt gezaaid in vergankelijkheid, en opgewekt in onvergankelijkheid; er wordt gezaaid in oneer, en opgewekt in heerlijkheid; er wordt gezaaid in zwakheid, en opgewekt in kracht. Er wordt een natuurlijk lichaam gezaaid, en een geestelijk lichaam opgewekt. Is er een natuurlijk lichaam, dan bestaat er ook een geestelijk lichaam.”
Ons sterfelijk lichaam zal tot een onsterfelijk lichaam, een geestelijk lichaam veranderd worden en met ziel en geest verenigd worden. De wedergeboren gelovigen zullen dan de eeuwigheid in de hemel met de Heere Jezus doorbrengen. Degenen die het genadeaanbod van de Heere ‚Doe boete’ afgewezen hebben en dat zijn de meeste mensen, zoals de Heere Jezus zegt, zullen de eeuwigheid in de hel doorbrengen, waar vuur is, dat met zwavel brandt, en waar wenen en tandengeknars zal zijn. Dit moet ons ook vermanen om boodschappers in Christus’ plaats te zijn en vanuit liefde tot de verlorenen te gaan met de boodschap: “Laat u met God verzoenen.”
Ik wil graag afsluiten met Kolossenzen 3 vers 12-17:
“Doet dan aan, als door God uitverkoren heiligen en geliefden, innerlijke ontferming, goedheid, nederigheid, zachtmoedigheid en geduld. Verdraagt elkander en vergeeft elkander, indien de een tegen de ander een grief heeft; gelijk ook de Here u vergeven heeft, doet ook gij evenzo. En doet bij dit alles de liefde aan, als de band der volmaaktheid. En de vrede van Christus, tot welke gij immers in één lichaam geroepen zijt, regere in uw harten; en weest dankbaar. Het woord van Christus wone rijkelijk in u, zodat gij in alle wijsheid elkander leert en terechtwijst en met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen zingende, Gode dank brengt in uw harten. En al wat gij doet met woord of werk, doet het alles in de naam des Heren Jezus, God, de Vader, dankende door Hem!”
Bronnen
http://de.wikipedia.org/wiki/Hirntod
http://www.drze.de/im-blickpunkt/organtransplantation
Ottfried Windecker in „Heil oder Heilung“ – Betanien-Verlag, blz. 146 ev, uitgever Manfred Weise
https://www.transplantatiestichting.nl/medische-procedure/donatieprocedure/orgaandonatie/als-de-donor-hersendood
prof. dr. Manfred Weise
Prof. Weise is internist en was hoogleraar aan de universiteit in Giessen (Dld). Hij heeft deze lezing gehouden op de Maleachi-conferentie in Zavelstein (De)
Vertaling: Laura Vos
Bewerking: drs. C.J. Slotboom-Vreugdenhil
Wat pesten veroorzaakt (2)
In deel 1, dat in het magazine van juni 2018 geplaatst is, is de akelige situatie op de basisschool beschreven. Jaar in jaar uit was het pesten aan de orde. In dit artikel wordt het wel en wee na de basisschool beschreven.
Hoe het nu gaat
Mijn dochter zit nu in klas 2 van de middelbare school , waar het goed met haar gaat. Ze is naar een school gegaan waar niemand van haar oude klas in zit, maar daardoor wel een niveau lager voor haar kunnen. Een nieuwe start en ik hoop en bid nog dagelijks, dat ze nooit meer gepest gaat worden. Mijn dochter zal de basisschoolperiode altijd als een rugzakje bij haar dragen. Als moeder- dochter relatie hebben wij een sterke band opgebouwd en ik zal er altijd voor haar zijn. De Kanjertraining heeft voor mijn dochter helemaal niets positiefs gebracht. Tijdens deze trainingen werd mijn dochter altijd negatief in het daglicht gezet. Verder werd ze tijdens gym altijd als laatste gekozen, terwijl ze nu juist uitblinkt in gym en sport. De vervelende periode op de basisschool heeft haar flink beschadigd, ze heeft het vertrouwen in de medemens verloren en ze heeft een negatief zelfbeeld opgebouwd. Dagelijks ben ik ermee bezig om dit op te krikken door te zeggen dat ze er mag zijn en dat ik heel veel van haar houd. Ze gaat niet naar club en catechisatie van de kerk, want daar zal ze haar oude klasgenoten weer tegen komen. Haar zelfvertrouwen heeft een flinke deuk opgelopen en het heeft een lange periode nodig om weer te herstellen.
De basisschooltijd
Het zou mooi zijn dat leerkrachten beter geschoold zouden worden in signalen opvangen van pestgedrag bij kinderen en hoe hiermee om te gaan. Elk kind hoort zich veilig te voelen op school en niet elk kind is hetzelfde. Ieder kind met respect behandelen, hoe hij of zij ook is. De basisschool is zo belangrijk voor de verdere ontwikkeling van het kind. Of de Kanjertraining hier een positieve bijdrage in kan leveren, heb ik mijn vraagtekens bij. Er wordt een toneelstukje gespeeld bij deze training. Ieder kind heeft zijn/haar talenten die we nodig hebben om tot een mooie maatschappij te komen. Dit moet je de kinderen bij brengen en dat je ieder in zijn of haar eigenwaarde moet laten. De basisschool moet een veilige periode zijn, waar het kind tot ontplooiing kan komen om zo de basis te zijn voor de middelbare school en de verdere toekomst. In mijn geval is mijn dochter beschadigd en heeft ze nu een achterstand opgelopen. Maar ze is sterk en ik heb er vertrouwen in dat het goed gaat komen. Dankzij de juiste keuze voor een kleine middelbare school, waar wel iets aan het pesten wordt gedaan en naar ouders en leerlingen wordt geluisterd.
de moeder
De spil van het gezin: de vader
Herstel van het vaderschap. Opvoeden hoe doe ik dat?
Inleiding
Er zijn weinig onderwerpen die zo aan het hart van God liggen als het Vaderschap. Als ik me afvraag welke gebeurtenis mij het diepst heeft geraakt in mijn leven dan was dat mijn wedergeboorte. Jezus noemt alleen al in het Johannes evangelie God meer dan 100 keer “de Vader” of “zijn Vader”. Pas na zijn opstanding zegt Hij tegen zijn discipelen in Johannes 20:17 “Ik vaar op naar mijn Vader en uw Vader”. Jezus kwam op aarde, stierf aan het kruis, stond weer op uit de dood om mensen wedergeboren te doen worden, zodat zij God als hun eigen Vader leren kennen. Hoe zouden wij het vaderschap invulling kunnen geven zonder dat wij eerst wederom geboren zijn?
De tweede diepe ervaring die ik in mijn leven mocht mee maken was, nee niet mijn huwelijk, maar de geboorte van mijn eerste zoon! De huwelijkssluiting was natuurlijk prachtig geweest, maar daar was ik ten volle bij betrokken. De daaropvolgende zwangerschap probeerde ik zoveel mogelijk te beleven. We hadden een “wekenoverzicht” waarin iedere week stond hoe de baby groeide, welke organen gevormd werden enz.. De uitgetelde datum kwam in zicht en toen kwamen de weeën. We gingen naar het ziekenhuis en ik mocht bij de bevalling wezen. Wat ik ook deed of hoe ik mij ook inleefde ter plaatse het was mijn vrouw die de bevalling deed. Ik stond erbij en keek ernaar. Maar wat een onbeschrijfelijke diepe ervaring de geboorte van je eigen zoon.
Maar dan!?! Hoe gaat het met de opvoeding? Wie doet dat? Wat is de rol van de vader ? Vragen voor jonge ouders en als de kinderen al het huis uit zijn en we soms moeten vaststellen dat onze kinderen gescheiden zijn of niet meer de kerk/gemeente bezoeken dan komt de vraag boven: “Heb ik het verkeerd gedaan?“ Voldoende reden om eens na te denken over opvoeden.
De ‘Spockgeneratie’
Ik ben van de ‘Spockgeneratie’. Het boek, “Baby- en kinderverzorging& opvoeding”, van deze bekende Amerikaanse kinderarts lag in ons huis en dat werd op ons toegepast. Dit boek (eerst uitgave 1946) was na de Bijbel het meest verkochte boek in Amerika tijdens het leven van dr.Spock en is in 39 talen vertaald en met actualisaties nog steeds ook in Nederland verkrijgbaar.
Opvoeden tot wat en tot wie?
Opvoeding is het proces waarin een kind wordt gevormd naar de normen en waarden van zijn/haar opvoeder(s) en daarmee meestal naar de voornaamste normen en waarden van de samenleving waarin hij leeft. Voeden wij onze kinderen op tot hemelburger of alleen tot burger van de Nederlandse samenleving? De achterliggende filosofie van de opvoeding is door de eeuwen heen aan verandering onderhevig geweest, maar de Bijbelse visie niet. Opvoeden beoogt behalve socialisatie van het kind ook het tot zelfstandigheid brengen. De maatschappij hanteert daarbij de leeftijd van 18 jaar (o.a. stemmen, studiebeurs, volledige zelfbeschikking). Industrialisatie en secularisering hebben geleid tot verzelfstandiging van het individu ten opzichte van de groep. Daarmee is de zelfstandigheid opgeschoven richting individuele onafhankelijkheid, een voorportaal van eenzaamheid.
Vanwege schaarse woonruimte in de jaren vijftig en zestig kon je trouwen als je woonruimte en een inkomen had. Werk was geen probleem tot de eerste oliecrises (1974). Men trouwde jong. Daarna werd de link tussen werken, wonen, trouwen en kinderen krijgen steeds losser. Was je volwassen, als je uit huis ging om te studeren of als je een baan had? De vraag is wat is volwassenheid? De hersenen bereiken doorgaans pas hun volwassen vorm, omvang en functioneren tussen 21 en 24 jaar. Met name de hersencentra die wezenlijk zijn voor het beoordelen van risico’s, voor lange termijnplanning en voor zelfbeheersing, het beheersen van impulsen en gevoelens, zijn nog ‘onder constructie’. Vanuit Bijbels perspectief zouden we daaraan toe moeten voegen dat je pas volwassen bent als je de Heere Jezus hebt leren kennen. De wet is dus een voogd, een opvoeder, voor ons geweest tot Christus (Galaten 3:24).
Opvoeding stopt niet met diploma middelbare school
Gods plan
Gods welbehagen is alleen in Christus. Daarom lezen we dat God ter voorbereiding van de volheid der tijden, alles onder één hoofd, dat is Christus, samen wil vatten (Ef 1:10). Wil je zegen ontvangen dan moet je onder dat éne hoofd staan. Wij zien nu nog niet dat alles Hem onderworpen is, maar daar gaat het wel naar toe. Paulus schrijft dat “Wanneer alles Hem onderworpen is, zal ook de Zoon zelf Zich aan Hem onderwerpen, …, opdat God zij alles in allen (1 Kor 15:28). De zondeval heeft de mens onder God weggehaald en ook de vrouw onder de man met alle gevolgen van dien. God gaf aan de mensen niet alleen de opdracht tot vermenigvuldiging, maar ook tot onderwerping van de aarde (Gen 1:28). Door de zondeval is dit uit het zicht geraakt. Door wedergeboorte wordt onze positie hersteld en kunnen wij nu al als gezinnen en Bijbelse gemeenten leven tot eer en heerlijkheid van God, onze Vader (Ef 5:23).
Taak van de vader: hoofdschap
De taak van de vader in het ouderschap is in eerste instantie zijn plaats ten volle innemen onder Christus. Dit betekent gehoorzaamheid aan Gods geschreven Woord en de inwoning van de Heilige Geest. We kunnen onze kinderen de Bijbel niet onderwijzen als we niet eerst zelf onderwezen zijn. Hij moet het Woord van God onderwijzen en toepassen als een priester in zijn gezin. Naast het goede onderwijzen waarschuwt hij tegen ver- en misleiding. Dagelijks gebed is hierbij noodzakelijk. Hij heeft een voorbeeldfunctie om zijn vrouw en kinderen lief te hebben: zoals Christus(!), dus met een volledige overgave. Zonder wedergeboorte wordt de tucht of achterwege gelaten (bandeloosheid) of harteloos toegepast soms leidend tot mishandeling. De vader is als hoofd de eerste in tijd, rang en plaats. Niet om stil te zitten, maar als degene die leiding geeft en actie onderneemt. Concreet is dit in te vullen in kerkgang, gezamenlijke avondmaaltijd, klussen in huis, vakantieplannen of grote beslissingen zoals verhuizen.
Er ligt verder een taak om kinderen op te voeden tot het brengen van gerechtigheid en barmhartigheid in de kerk/gemeente en de maatschappij. Zorg (kleding en voeding) en bescherming (huisvesting) van het eigen gezin behoren tot zijn primaire taak voor het heden en de toekomst (ziekte, ontslag, overlijden). De opvoeding is pas volbracht als de zoons zelf tot ‘hoofd’ zijn geworden en dochters hun plaats onder een ander ‘hoofd’ hebben gevonden.
De taak van de school
Het is duidelijk dat op grond van de Bijbel de eerste en ook de eindverantwoordelijkheid van de opvoeding bij de ouders ligt. Vanaf de jaren tachtig kreeg de school naast vakinhoudelijke ook opvoedkundige taken. Dit dreigde door te schieten. In 2004 constateerde het SCP (Sociaal en Cultureel Planbureau), dat veel docenten aangaven dat er een taakverschuiving plaatsvond van het gezin naar de school. Het SCP gaf ter verklaring o.a. de groeiende arbeidsparticipatie van moeders en de toename van eenoudergezinnen. Scholen zeiden het gebrek aan opvoeding te moeten compenseren, al vonden de ouders dat zij de verantwoordelijkheid niet bij de school legden. Ook bij christelijke gezinnen en scholen speelde deze problematiek! Kinderen krijgen een dagopening tijdens de eerste les, dus hoeft er geen stille tijd te worden gehouden. Vervolgens zijn deze dagopeningen veelal verdwenen en ook het Bijbellezen na de maaltijd vindt nauwelijks nog plaats. In 2013 heeft het SCP in “Samen Scholen” de materie opnieuw onder de loep genomen. Voor- en naschoolse opvang en budgettaire beperkingen hebben de opvoedkundige taken van de school fors uitgehold. De leraren ervaren echter, dat er nauwelijks nog aan de opvoeding thuis wordt gewerkt en dat zij de hele dag politieagent moeten spelen. Een opvoedkundig vacuum is ontstaan.
Slotwoord en oproep
Het is de hoogste tijd dat iedere vader zijn rechtmatige positie vindt en inneemt. De belofte in Gen 3:15 dat het nakomelingschap de kop (roshe (Hebr.)= hoofd; de eerste keer dat dit woord in de Bijbel wordt genoemd!) van de slang zal vermorzelen is in Christus vervuld. In Christus delen wij in die overwinning en we mogen gaan staan en knielen, opdat onze eigen kinderen tot Gods doel zullen komen in relatie tot Hem, in hun huwelijk en in de maatschappij. Het is hartverscheurend dat in sommige kerkelijke kringen de geloofszekerheid ten onder wordt gehouden. Hoe kun je kinderen tot Christus brengen, als je zelf de weg nooit hebt gevonden? Als de Bijbelse betekenis van het vaderschap wordt begrepen dan is er ook een godvrezende ernst en afwijzing van het aangaan van een relatie met een ongelovige, van samenwonen, echtscheiding, overspel en hoererij. Dit zijn alle ’onthoofdingen’! Al deze zaken gaan in tegen Gods bedoeling met het vaderschap en zijn plan met zijn Zoon en met deze wereld.
Ing. W. van der Meer
Van harte aanbevolen: https://wi.sgp.nl/actueel/bijbels-vaderschap-is-onmisbaar-voor-de-samenleving/7148
Referenties:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Benjamin_Spock
https://en.wikipedia.org/wiki/The_Common_Sense_Book_of_Baby_and_Child_Care
https://www.scp.nl/Publicaties/Alle_publicaties/Publicaties_2004/Ouders_over_opvoeding_en_onderwijs
https://www.scp.nl/Publicaties/Alle_publicaties/Publicaties_2013/Samen_scholen
Wat lezen je (klein) kinderen?
Vijf stappen om je kinderen te beschermen tegen occulte beïnvloeding
1. Persoonlijke voorbereiding
Bid als familie om onderscheidingsvermogen en wijsheid om goede boeken te zoeken. Geniet samen van boeken die Gods waarden tonen. Voorlezen stimuleert de meeste kinderen om van lezen te houden, terwijl ze je ook in staat stellen je kinderen liefde voor verrijkende boeken bij te brengen. Als je kinderen voorleest, leren ze gezonde boeken met goede zaken te associëren. Als kinderen de waarheid kennen, kunnen ze de leugens ontdekken. Zet jezelf ertoe je te verdiepen in het Woord van God. Ga samen een Bijbelstudieprogramma volgen.
2. Wees alert voor misleiding
Een christendom zonder het kruis past bij de ‘moderne’ tijd. Het ontkent de behoefte van de mens tot verlossing en maakt de mens tot zijn eigen redder. Want het woord van het kruis is voor hen die verloren gaan wel dwaasheid, maar voor ons die behouden worden, is het een kracht van God (1Korintiërs 1:18). Bekijk nauwkeurig boeken die je kinderen cadeau krijgen. Wees alert op wat je peuters lezen. Boeken met grapjes binden de tegenwoordige lezers. Het doel van die humor kan zijn: seks, huwelijk, ouders en zelfs God. Sommige illustraties kunnen pornografisch zijn. Bespreek deze Bijbelteksten met je kind: Leviticus 11:44; 20:26 en Mattheüs 5: 6, 8. Lees Romeinen 12:1-2, 9 en Romeinen 13:14
3. Controleer de publieke bibliotheek
Lees de richtlijnen en leeftijdsgrenzen van de bibliotheek. Ga na wat de omschrijving is van volwassenenliteratuur en of kinderen dit wel of niet kunnen controleren. Kinderen hebben geen kennis, wijsheid of ervaring om volwassen beslissingen te nemen en volwassen verantwoordelijkheid te dragen. Films, televisie en boeken voor volwassenen geven kinderen geestelijke stimulansen waarop ze niet voorbereid zijn.
4. Kom in actie voor de waarheid
Blijf met andere christelijke families bidden om Gods wijsheid en leiding. Laat de Heere God u bemoedigen door Bijbelse passages die de overwinning beloven aan hen die Hem vertrouwen en volgen. Zie Psalm 25:1,4-5; Exodus 14:13-14; Deuteronomium 1:30; 20:1,4.
5. Bereid kinderen voor op geestelijke strijd
Gods vijand vecht feller dan ooit om de harten en loyaliteit van onze kinderen te winnen en hij heeft allerlei hightech-instrumenten aan zijn arsenaal toegevoegd. Om zijn strategieën te weerstaan, moeten zij die kunnen onderscheiden en het Woord van God in hun harten hebben. Daarom vertelde God zijn volk lang geleden al het opvoeden te baseren op Zijn onveranderlijke waarheid en Zijn waarheid zorgvuldig te leren aan onze kinderen. (zie Deuteronomium 6: 6-7). Al ons spreken moet de aanwezigheid van God weerspiegelen: Zijn liefde, Zijn almacht, Zijn beloftes en Zijn waarschuwingen. Om te bewijzen dat onze God veel groter is dan de overvloed aan alternatieven die er zijn, moeten onze levens vertrouwen tonen onder moeilijkheden en Zijn triomf in roerige tijden. Dit is niet mogelijk in eigen kracht, maar door Zijn kracht en genade. Als kinderen in ouderen Zijn grootheid zien, leren zij Zijn beloften te vertrouwen. Zo begint en eindigt ook de wapenrusting van God (Efeziërs 6:10-18) met de kracht van Zijn Woord. Ten eerste doen wij de riem van de waarheid om, die alle andere stukken op de plaats houdt: Zijn gerechtigheid, vrede, geloof en redding. Het laatste deel, ‘het zwaard van de Geest, dat is het Woord van God’, betekent eenvoudig Zijn waarheid en beloftes memoriseren, onthouden en toepassen, als we dagelijkse uitdagingen onder ogen zien. De wereld kan het niet begrijpen en veel zogenaamde christenen verachten het. Maar aan degenen die van God houden, brengt het de hoop, kracht, vreugde en volharding die nodig is om in vrede met Hem te wandelen, ongeacht wat er gebeurt. De wapens van onze strijd zijn immers niet vleselijk, maar krachtig door God, tot afbraak van bolwerken. Want wij breken valse redeneringen af en elke hoogte die zich verheft tegen de kennis van God, en wij nemen elke gedachte gevangen om die te brengen tot de gehoorzaamheid aan Christus (2Korintiërs 10: 4-5).
Mevr. Berit Kjos
Onvruchtbare werken der duisternis (Ef 5: 11)
Beknopt overzicht van het occultisme
Ι Waarzeggerij (mantiek): men wil iets aan de weet komen, dat onbekend of verborgen is – niet via Gods Woord en gebed, evenmin op menselijk normale wijze. Relevante Bijbelteksten: Lev 19:26,31; 20:6-7,27; Deut 18:9-14; Jes 8:19-22; 44:25; Jer 29:8; Ezech 13:1-9; Micha 5:11; Hand 16:16-18; Openb 20:8; 22:15.
Men wil iets aan de weet komen over een persoon (zichzelf of een ander); over verleden heden of toekomst; over bepaalde, verborgen dingen bijv. water. Waarzeggerij geschiedt d.m.v. tussenpersonen (media), die een paranormale begaafdheid bezitten van helderhoren, -ruiken, -voelen, -weten, -zien. Deze (bewust òf onbewust) occulte media kunnen op directe wijze waarzeggen of indirect via een voorwerp (kaarten, foto, wichelroede) of bepaalde tekenen (wichelarij).
Tot het gebied van de mantiek behoort o.a.:
bioritmie: droomuitleg via droomboeken;
ΙΙ Men wil iets hebben, zich toeëigenen, maar niet langs de Bijbelse of menselijke normale weg, maar via bijgeloof en magie. Hiertoe behoren o.a. Bezweringen: een oproepen van ‘goede’ geesten (van geluk, gezondheid enz.) en een ‘afweren’ van boze geesten (van ongeluk, ziekte, dood of brand enz.). Men tracht het geluk naar zich toe te halen en het ongeluk van zich af te houden
ΙΙΙ Men wil iets doen, iets tot stand brengen – niet op Bijbelse of normaal menselijke wijze, doch langs paranormale weg.
# Toverij (‘witte’ en zwarte magie):
° occulte begaafdheden: magnetiseren met handen of blik (magnetische blik); telepathie.
° magische formules: belezen; bespreken; bezweren; ‘gebedjes’ doen. (toverspreuken)
° magische handelingen:
° voorwerpen zoals aardstralenkastjes; armband; brandbriefjes; edelstenen; geluksvoorwerpen; gewijde of gezegende, gemagnetiseerde of magisch besproken voorwerpen of water; kruiden, die op magische of astrologische wijze zijn gezaaid, geoogst, bereid of samengesteld (verg. de ‘medische’ astrologie); hand op radio,tv, telefoon leggen tijdens de voorbede of op een tijdschrift (als “punt van contact”, als medium dus) enz.
# Spiritisme: apportes = verschijnen en verdwijnen van voorwerpen in gesloten ruimtes; automatisch muziek maken; bidden voor of plaatsvervangende doop (mormonen) voor overledenen; doden- of geestenbezwering (boek Daniël; Hand 19:13-20); levitaties zowel binnen het christendom als ook in Aziatische godsdiensten bijv. door transcendente meditatie; psychokinese en telekinese.
Voor iedereen die de Heere Jezus op een Bijbelse wijze heeft leren kennen, geldt:
“Maar gij geheel anders: gij hebt de Christus leren kennen” (Ef 4:20).
Bekijk het pesten eens anders (2)
Een warm nest thuis belangrijk voor ieder kind
Zoals we in het vorige artikel hebben gezien, is het voor kinderen van het grootste belang, dat ze thuis een warm nest hebben. Bij kinderen die dit voorrecht missen, die niet veilig gehecht zijn aan hun ouders, zien we vaak dat hun sociaal-emotionele ontwikkeling problematisch is. Bij de zogenaamd geremde types zie je, dat hun frustratie over de verstoorde band met hun ouders naar binnen slaat. Veel van deze kinderen krijgen psychische problemen. Bij de kinderen van het ontremde type zien we echter, dat de frustratie eerder naar buiten slaat. Deze kinderen gaan hun frustratie afreageren op anderen. Hun drijfveren zijn vooral jaloezie en frustratie. Gefrustreerd, omdat ze thuis een warm nest missen en jaloers, omdat ze het niet kunnen uitstaan dat een ander wel gelukkig is.
Er wordt wel eens gezegd dat onze tijd geen taboes kent. Toch kent onze tijd ook onderwerpen waar bijna niemand over wil praten en waar in de media nauwelijks of geen aandacht voor is. Eén van die onderwerpen is het feit dat 40% van de kinderen niet veilig aan de ouders gehecht is. Dat dit onderwerp een taboe is, is begrijpelijk. Als we onder ogen willen zien wat de oorzaken zijn, dat de band tussen veel ouders en hun kinderen ernstig is verstoord, zouden we onze samenleving compleet anders moeten inrichten. Veel van de zogenaamde verworvenheden of kroonjuwelen, waar met name partijen zoals D66 voor hebben gestreden, zouden moeten worden opgegeven. En die bereidheid is er nu juist niet. Laten we het taboe echter maar eens doorbreken en de vraag stellen waarom de band tussen zoveel ouders en hun kinderen is verstoord? Wat is veilige hechting eigenlijk? Welke factoren kunnen de hechting verstoren? En wat kunnen ouders doen om de band met hun kinderen te versterken? Veilige hechting zou je kunnen omschrijven als de intieme band die je met een ander opbouwt. Het is voor ieder mens van levensbelang om zo’n band te kennen. Zonder veilige hechting kan geen enkel kind zich goed ontwikkelen. Er gelden drie voorwaarden wil een kind zich veilig kunnen hechten:
Alle drie genoemde voorwaarden zijn van fundamenteel belang voor de opvoeding. Maar in onze samenleving wordt het ouders vaak wel heel moeilijk gemaakt om sensitief-responsief te zijn. Want sensitief-responsief vereist, dat tenminste één van beide ouders aanwezig is. Als beiden afwezig zijn, is het onmogelijk om goed aan te voelen wat je kind nodig heeft en om daar adequaat op te reageren. Ongetwijfeld zullen feministen dit niet graag willen horen. Zij zullen wellicht tegenwerpen dat hechting evolutionair bepaald is en tegenwoordig eigenlijk overbodig, omdat ouders hun kinderen niet meer hoeven te beschermen tegen de wilde beesten zoals vroeger. Op grond van de Bijbel weten we echter, dat hechting een scheppingsgave van God is. Mensen zijn door hun Schepper bedoeld om zich veilig te hechten aan God en aan anderen zoals hun (groot)ouders, broers en zussen. In die zin hebben we door de zondeval allemaal een hechtingsstoornis, omdat we zonder verzoening, vijanden van God zijn. De zonde maakt, dat we geneigd zijn om God en de naaste te haten. De Bijbel laat ons zien hoe mensen ontaarden als de band met hun Schepper en met elkaar wordt verstoord. Het is daarom geen wonder dat onthechting leidt tot enerzijds psychische problemen en anderzijds tot antisociaal gedrag. En als er één feit is dat niemand kan ontkennen, dan is dat wel dat onze samenleving in een fase van onthechting verkeerd.
U kent ongetwijfeld de uitdrukking, dat het gezin de hoeksteen van de samenleving is. Goede en stabiele gezinnen, waar ouders en kinderen veilig gehecht zijn aan God en elkaar, zijn het fundament van een samenleving. Sloop dat fundament en je krijgt vanzelf het dak op je hoofd. We leven in een tijd van onthechting. Het gezinsleven wordt steeds verder ondermijnd door de overheid en door andere maatschappelijke ontwikkelingen. Zo zien we bijvoorbeeld, dat in de Amersfoortse Vinex-wijk Vathorst circa 50% van de huwelijken uitdraait op een scheiding. De bewoners hebben er vaak voor veel geld een huis gekocht op een klein stukje grond. Veel echtparen moeten keihard werken om aan hun financiële verplichtingen te kunnen voldoen. En zo gaan veel kinderen niet alleen naar school, maar ook naar de voor- en naschoolse opvang. Dit soort ontwrichtende factoren van het gezinsleven dragen er mede aan bij, dat jaarlijks ongeveer 70.000 kinderen er getuige van zijn dat hun ouders gaan scheiden. Ongeveer 500.000 kinderen hebben (bijna) geen contact meer met hun vader. Welk kind heeft tegenwoordig nog het voorrecht dat hij kan opgroeien in een warm nest? Wat te denken van de circa 30.000 kinderen die jaarlijks in een kindertehuis of pleeggezin worden geplaatst? Wat denken we van de 70.000 kinderen die slachtoffer zijn van seksueel misbruik? Of de ongeveer 500.000 kinderen die getraumatiseerd zijn vanwege de ernstig verstoorde relatie met hun ouders? Voor een groot deel van de kinderen is geen onbezorgde jeugd weggelegd.
We moeten hier overigens opmerken dat er ook gezinnen zijn waar beide ouders werken en de kinderen toch veilig gehecht zijn. Omgekeerd is het waar dat er ook gezinnen zijn waar de moeder thuis is en de kinderen niet veilig gehecht zijn. Maar het feit dat veel ouders fulltime werken, is wel een factor die de band tussen ouders en kinderen verstoort. Helaas heeft onze overheid hier geen oog voor. Integendeel, want gezinnen met zogenaamde eenverdieners krijgen een straftax opgelegd en betalen daardoor fors meer belasting. Voor een gezin dat bijvoorbeeld € 50.000,00 verdient, betalen tweeverdieners circa € 5.000,00 minder belasting dan een gezin waar een eenverdiener dit verdient. De verwachting is zelfs dat dit verschil in de toekomst nog toeneemt. Het wordt door dergelijke maatregelen voor steeds meer vrouwen praktisch onmogelijk om zelf te kiezen of ze thuis willen blijven bij de kinderen. Het overheidsbeleid is erop gericht om vrouwen zoveel mogelijk te dwingen te participeren in het arbeidsproces. Dat de kinderen vaak kind van de rekening zijn, schijnt onze overheid niet belangrijk te vinden. De bedoeling is dat postmoderne vrouwen niet langer financieel afhankelijk zijn van hun man. Ze zijn dat nu echter veelal van hun baas!
Zoals eerder opgemerkt is ongeveer 40% van de kinderen niet veilig gehecht. Dat betekent dus, dat circa 60% wel veilig is gehecht en dat ze dus tenminste met één ouder of opvoeder wel een goede band hebben. Meestal is dit de primaire hechtingsfiguur, de moeder. De meeste kinderen zijn niet veilig gehecht aan hun vader en eigenlijk heeft ieder kind dat wel nodig. Zo kan een kind zich ook veilig hechten aan broertjes, zusjes, opa’s, oma’s, enz.. Aan hoe meer mensen een kind veilig gehecht is, des te beter. Uit onderzoek weten we, dat mensen die niet veilig gehecht zijn aan hun ouders vaker trouwen met iemand die ook niet veilig gehecht is. Het hoeft geen betoog dat de kans op echtscheiding significant hoger is, als geen van beide echtgenoten weet hoe je je veilig kunt hechten aan de andere echtgenoot. Wie als kind veilig gehecht is, zal zich ook eerder hechten aan zijn echtgenoot. Daarom is het belangrijk dat we onze kinderen bij het opgroeien leren, dat ze voor hun toekomstige echtgenoot naar iemand uit een goed nest zoeken. Verder weten we uit onderzoek, dat kinderen die niet veilig gehecht zijn aan hun ouders, later meestal ook kinderen krijgen die niet veilig gehecht zijn. Gedragswetenschappers noemen dit intergenerationele overdracht. Bewust of onbewust dragen we veel van onze eigen opvoeding over op onze kinderen. Er zijn echter ook ouders die boos zijn over hun eigen opvoeding en die zich voornemen om het totaal anders te doen. Dat zie je bijvoorbeeld bij mensen die vroeger heel streng zijn opgevoed en die praktisch geen liefde hebben ervaren. Uit reactie nemen ze zich voor om hun kind veel vrijheid te geven en ze stellen nauwelijks grenzen. In het licht van het voorgaande kunnen we begrijpen wat hier misgaat: ze krijgen daardoor meestal ook kinderen die zich niet veilig kunnen hechten.
Het zou goed zijn als we onszelf eens afvragen of we als kind zijn opgegroeid in een warm nest. Hebben we als kind de kans gekregen om ons veilig te hechten aan onze ouders? Stel dat dit niet zo is, dan is de kans groot dat onze kinderen zich ook niet veilig aan ons kunnen hechten. Om precies te zijn is die kans volgens onderzoek 82%. Volgens onderzoekers is deze intergenerationele overdracht sterk tot in het derde en vierde geslacht. Maar volgens gedragswetenschappers kunnen mensen zelfs tot in de late volwassenheid leren om zich alsnog veilig te hechten aan bijvoorbeeld hun echtgenoot en hun kinderen. De negatieve intergenerationele overdracht kan dus zeker worden doorbroken!
Zeger Wijnands
Bekijk het pesten eens anders (1)
Een veilige plek op school en een warm nest thuis belangrijk voor ieder kind
Introductie
Voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen is het van het grootste belang dat ze zowel thuis als op school een veilige plek hebben. Helaas toont onderzoek aan dat dit voorrecht voor steeds minder kinderen vanzelfsprekend is. Zo is ruim 40% van de kinderen niet veilig gehecht aan de ouders. Daarnaast zijn steeds meer leerlingen slachtoffer van pesten.
Notoire pesters
Het is inmiddels 4 jaar geleden dat ik een boek mocht publiceren met de titel ‘Als je wordt buitengesloten. Hoe ouders en leraren een einde kunnen maken aan pesten op school’. Dit boek is vooral het resultaat van een omvangrijke literatuurstudie. Tijdens die studie viel het mij op dat er een aantoonbaar verband is tussen de ontwrichting van steeds meer gezinnen, en de enorme toename van
pestgedrag op scholen. Het trof me dat de Zweedse onderzoeker prof. Dan Olweus al ruim 3 decennia geleden signaleerde dat notoire pesters meestal niet zo’n goede band hebben met hun ouders, terwijl hun slachtoffers dat vaak juist wel hebben. Bovendien blijkt uit onderzoek dat de meeste notoire pesters al op relatief jeugdige leeftijd een strafblad hebben.
In de Ottho Gerhard (OG) Heldringstichting heeft men onderzoek gedaan naar het verband tussen antisociaal gedrag en het ontbreken van veilige hechting. Zoals u waarschijnlijk weet, is de OG-Heldringstichting een gesloten inrichting voor jongeren met ernstige gedragsproblemen. Uit dat onderzoek bleek dat 93% van de jongeren die daar vastzitten niet veilig gehecht is aan hun ouders. De resterende 7%, die dus wel veilig gehecht is, laat zien dat veilige hechting niet altijd een garantie is dat die jongeren wel op het rechte pad blijven, maar de kans dat ze ontsporen is statistisch gezien veel kleiner. Stel je voor dat iedereen veilig gehecht zou zijn aan z’n ouders, dan kunnen we 90% van de gevangenissen sluiten.
Frustratie en jaloezie
Nu is het overigens zeker niet zo, dat alle kinderen die niet veilig gehecht zijn aan hun ouders, criminelen worden. Het zijn met name degenen van het zogenaamde ontremde type, die hun frustratie gaan afreageren op anderen. Frustratie en jaloezie zijn dan ook twee belangrijke oorzaken van hun pestgedrag. Gefrustreerd vanwege de verstoorde band met hun ouders en ook jaloers vaak vanwege het levensgeluk van een ander. Anderzijds zijn er echter ook kinderen van het geremde type. Bij hen zien we dat de frustratie over de verstoorde band met hun ouders meestal eerder naar binnen slaat. Veel van deze kinderen ontwikkelen bij het ouder worden psychische problemen. Circa 90% van de psychiaters zouden overbodig worden, als alle kinderen veilig gehecht zijn aan hun ouders.
Intergenarationele overdracht
Uit onderzoek blijkt verder dat mensen die geen goede band hebben met hun ouders, later meestal ook kinderen krijgen die niet veilig gehecht zijn. Gedragswetenschappers noemen dit intergenerationele overdracht. Het zou goed zijn dat we ons eens afvragen of we als kind veilig gehecht waren aan onze ouders, of we zijn opgegroeid in een warm nest. Dat is belangrijk, want het onder ogen durven zien dat je als kind niet veilig gehecht was, is de eerste stap in het doorbreken van deze negatieve intergenerationele overdracht.
Onthechting
Tal van maatschappelijke ontwikkelingen leiden er toe dat het gezinsleven steeds verder wordt ondermijnd. Het gezin is de hoeksteen (= fundament) van de samenleving. Sloop dat fundament en je krijgt vanzelf een keer het dak op je hoofd. Onze postmoderne samenleving kenmerkt zich door onthechting. De gevolgen laten zich raden. In dit en volgende artikelen willen we hier nader op ingaan. Wat kunnen ouders er aan doen dat hun gezin een warm nest is, waarin kinderen zich goed kunnen ontwikkelen? Het is voor de ontwikkeling van kinderen van het grootste belang dat ze veilig gehecht zijn aan hun ouders. Zo is het trouwens ook van groot belang dat ze op school een veilige plek hebben. Er zijn in ons land vele duizenden mensen die ernstig psychisch beschadigd zijn, omdat ze op school jarenlang werden gepest. Pesten is de afgelopen decennia een groot probleem geworden. Een onderzoek van ruim 20 jaar geleden bracht al aan het licht dat circa 380.000 leerlingen er het slachtoffer van waren. En in de jaren daarna is het alleen maar omvangrijker en vooral agressiever geworden, ook door de invloed van internet. Toch worden de gevolgen van pesten helaas nog vaak onderschat.
Gevolgen van pesten
Wat doet pesten eigenlijk met je? De eerste gevolgen van pesten zijn angst en stress, want als je wordt buitengesloten, kan het bijvoorbeeld zomaar gebeuren dat je na schooltijd wordt opgewacht. Het kan ook zijn dat ze je een hele tijd met rust laten. Maar altijd is er die onzekerheid dat je niet weet wat je te wachten staat. Voor zo’n leerling is meestal wel één ding zeker: Als ze je weer opnieuw aanvallen, is er niemand die je kan
of wil helpen. Wat het nog erger maakt, zijn de tegenstrijdige adviezen die volwassenen geven. ‘Je moet ze negeren’, zegt de één, ‘dan stopt het vanzelf.’ ‘Nee’, zegt de ander, ‘je moet zeggen “Stop, hou op!”’. En weer een ander zegt: ‘Je moet maar eens terugslaan.’ Dit soort adviezen leiden echter zelden tot de oplossing en maken het meestal alleen maar erger. Als angst en stress te lang duren, leidt dat tot psychische schade. Veel leerlingen worden er depressief door, gaan lijden aan een beschadigd zelfbeeld en krijgen psychosomatische klachten zoals hoofdpijn, buikpijn, vaak verkouden, huiduitslag, enzovoorts. Veel gepeste leerlingen hebben bovendien zelfmoordgedachten. We zien bij deze leerlingen vaak dat de cijfers op school geleidelijk of abrupt verslechteren.Wat gebeurt er met een leerling die voortdurend met angst en stress naar school gaat en die daardoor psychisch beschadigd is geraakt? Die zal zich steeds vreemder in de klas gaan gedragen. Dit sociaal onhandig gedrag van slachtoffers is meestal een gevolg van pesten. De zogenaamde passieve slachtoffers trekken zich terug uit het sociale leven van de klas, en houden zich het liefst zoveel mogelijk afzijdig, in de hoop dat ze dan met rust worden gelaten. Bij de provocerende slachtoffers zien we om dezelfde reden dat ze terugslaan of terugschelden. Meestal werkt ook dit averechts. Leerlingen die langdurig zijn gepest, kunnen gekke dingen gaan doen, en dat komt doorgaans niet omdat ze gek zijn, maar omdat ze beschadigd zijn. De gepeste leerling krijgt vervolgens steeds meer te maken met onbegrip van klasgenoten, maar helaas meestal ook van leraren. Want deze leerkrachten merken doorgaans weinig of niets van het pesten, omdat dit in het geniep gebeurt. Maar ze zien wel die ene leerling die steeds meer moeite heeft om zich te handhaven in de groep. Als het pesten dan uiteindelijk – soms pas na een lange tijd aan het licht komt, denken leraren vaak dat het slachtoffer dit zelf heeft uitgelokt. Zo raakt een slachtoffer gevangen in een vicieuze cirkel, waar je op eigen kracht niet meer uitkomt. Dit wordt ook een neerwaartse spiraal, want de pesterijen leiden tot steeds meer psychische schade, de leerling zal daardoor steeds meer vervreemden van de rest, het onbegrip neemt toe, de pesterijen worden nog agressiever, enzovoorts.
Schadelijk
Pesten is echter niet alleen voor het slachtoffer schadelijk. Het is juist voor kinderen die pesten, omdat ze thuis een warm nest missen, van het grootste belang dat ze op school leren dat je ook op een andere manier met elkaar kunt omgaan. Anders dan ze thuis gewend zijn. Juist voor deze kinderen is het belangrijk dat de school een veilige plek is. Daarnaast zijn er nog de kinderen uit de ‘zwijgende’ middengroep. Zij zien dat een ander kind wordt gepest, maar ze houden hun mond, vaak uit angst dat ze zelf een volgend slachtoffer worden. Ook zij zijn in feite slachtoffer van de onveilige sfeer op school.
Geneigd tot alle kwaad
De omstandigheden thuis en op school hebben een enorme invloed op de ontwikkeling van kinderen. Humanisten zullen dit van harte beamen. Volgens de humanistische mensvisie is de mens van nature geneigd het goede te doen. Het zijn volgens hen louter de omstandigheden die er voor zorgen dat we het verkeerde doen. Daarmee zien zij echter een belangrijk feit over het hoofd. We zagen hierboven al dat 7% van de jongeren die vastzitten in de OG Heldringstichting, wel veilig gehecht is aan de ouders. De omstandigheden verklaren dus niet alles! De Bijbel doet dat wel. Zo weten we uit Gods Woord dat mensen sinds de zondeval geneigd zijn om God en de naaste te haten. Ook onze frustratie en jaloezie zijn er het directe gevolg van. En die frustratie en jaloezie zijn weer belangrijke oorzaken zijn van pesten. Ieder mens – en ook ieder kind – heeft wel iets van die frustratie en jaloezie in zijn hart. De wortel van het kwaad zit dus in ons hart, en negatieve omstandigheden zijn als Pokon, die dat kwaad enorm kan laten groeien. Ook dat weten we uit de Bijbel. Zo is de Bijbel ook het enige middel dat het kwaad bij de bron kan aanpakken. Zoals de Heere Jezus aan Nicodemus duidelijk maakte: zonder wedergeboorte kunnen wij het Koninkrijk van God niet ingaan.
De humanistische visie
Humanisten hebben een andere visie op de diepste oorzaak van het kwaad. Daarom zullen zij ook voor een andere aanpak van het pestprobleem kiezen. Zo gebruiken veel (christelijke) scholen de Kanjertraining. Volgens Gerard Weide, de bedenker van deze training, willen kinderen eigenlijk helemaal niet pesten, maar willen zij juist het goede doen. Het gaat volgens hem echter fout, omdat kinderen niet geleerd hebben het goede te doen, maar juist verkeerd gedrag hebben aangeleerd. Met de Kanjertraining wil men hen verkeerd gedrag afleren en goed gedrag aanleren. Helaas ziet men
zie webshop bijbelenonderwijs.nl
zo voorbij aan de diepste oorzaak van pesten en maakt de Kanjertraining het probleem veelal eerder erger, dan dat het een oplossing biedt. Dat veel christelijke scholen kiezen voor de Kanjertraining, laat zien hoever zij vervreemd zijn van het Bijbels denken. We vinden deze training ook op steeds meer reformatorische scholen. Wat is er toch aan de hand binnen de kerken dat dit soort methoden zo vanzelfsprekend wordt geaccepteerd? Op die vraag willen we in één van de volgende artikelen terugkomen.
Tot slot
Er is een aantoonbaar verband tussen de toename van pesten op scholen en het feit dat onze samenleving in een fase van onthechting verkeerd. In mijn boek gaat het daarom ook over relatie tussen pesten en veilige hechting. Meer dan een kwart van het boek gaat over veilige hechting. Wat is veilige hechting eigenlijk? Wat kan de hechting van ouders en kinderen verstoren? En hoe kunnen ouders de band met hun kind versterken? Ook op deze en andere vragen willen we later in enkele artikelen nader ingaan. Uiteraard Deo volente: Zo de Heere wil en wij leven!
Zeger Wijnands
Digitale media verwoesten kinderhersenen en maken de mens onmondig.
Prof. dr. Gertraud Fischer Teuchert-Noodt leidde de afdeling neuronanatomie/biologie van het menselijk lichaam aan de universiteit van Bielefeld (Duitsland). Tot haar bijzondere onderzoeksgebieden behoorden neurale netwerken en de ontwikkeling van de psycho-cognitieve hersenfuncties.
In de jongste uitgave 3/17 van het tijdschrift: Umwelt, Medizin, Gesellschaft doet de hersenonderzoekster in een interview verslag van de gevaren van digitale media vooral met betrekking tot kinderen en jongeren. De conclusie van de opmerkingen van de onder-zoekster is shockerend: Kinderen en jongeren zouden digitale media bij voorkeur helemaal niet moeten benutten, want dit heeft desastreuze gevolgen voor de training van de jonge hersenen.
Digitale media (bv. de smartphone) zorgen er bij kinderen voor dat er voortijdige rijping van de zenuwnetwerken in de hersenen plaatsvindt. Deze voortijdige rijping vermindert het geestelijk vermogen en maakt bovendien verslaafd.
Teuchert-Noodt: “Het zou het verstandigst zijn, dat ouders hun kinderen ertoe brengen om van alle elektronica af te zien en dat digitale media volledig uit kinderdagverblijven en basisscholen verdwijnen.”
Een belangrijke reden is, dat digitale media het zogenoemde limbische systeem in de hersenen van het kind beïnvloeden. Het limbische systeem is een functionele eenheid van de hersenen, die emoties verwerkt. Door deze beïnvloeding wordt een circuit geactiveerd dat op zijn beurt met betrekking tot verslaving van cruciaal belang is. Jonge mensen hebben echter nog niet de mogelijkheid om verslavingsgedrag onder controle te houden. Alleen door het voorste deel van de hersenen, de frontale kwab, kan een bepaalde controle uitgeoefend worden. Vanuit de voorste hersenen komen het bewuste denken, plannen, alsook het omzetten in handelen voort. Bepaalde vaardigheden in de frontale kwab komen niet door genetische aanleg, maar moeten langzaam getraind worden. De hersenonderzoekster: “Ieder mens moet zijn voorste hersenen, dus ruimte en tijdbetrokken vaardigheden, kunnen ontwikkelen en versterken. Dat betreft de ontwikkeling en ver-sterking van nieuwsgierigheid, moed, wil, sociaal gedrag, daadkracht en vermogen tot anticiperen (anticipatie= vooruitlopen op iets wat pas later komt), wat een belangrijke voorwaarde is om de volgende dag door te komen. Een digitale opleiding van kinderen verhindert automatisch de rijping van deze noodzakelijke kwaliteiten…….. Psychisch uit balans raken in de ontwikkeling, angsten, agressiviteit en veel andere tekorten zullen versterkt worden en daar kunnen ervaren psychiaters al lang verslag van doen. Wij bevinden ons al midden in de digitale leefervaring. Zonder het voortdurende aarden van ruimte en tijd van de voorste hersenen zal ook de volwassen mediafreak de regie over zijn leven uit handen geven. Hij kan niet anders dan in een aangeleerde hulpeloosheid omlaag storten.”
Wanneer je de onderzoeksresultaten van Teuchert-Noodt en de daaruit naar voren komende beoordelingen volgt, dan kun je tot de volgende samenvatting komen: Mensen, die met digitale media opgroeien en die als volwassene constant gebruiken, zorgen ervoor dat ze niet meer onafhankelijk kunnen denken en handelen, ze verliezen de overhand over hun eigen doen en laten. Als men dit gevaar uit de weg wil gaan, is er maar één mogelijkheid die echt werkt: “Verstandig omgaan met digitale media vereist van de volwassene de eigenlijk vanzelfsprekende intelligentie om een bewuste, zelfbeheerste omgang met in het algemeen zo min mogelijk mediagebruik privé en een volledig afzien van media in wettelijk beschermde (zonder digitale me-dia) vakanties te beoefenen.”
Bron: Topic, 11/2017
Hoe beschermen we onze kinderen? Christelijke gezinnen en de digitale media
In de wereld, maar niet van de wereld
Dat is de uitdaging waar wij als christen mee te maken hebben. De wereld waarin we leven is een mediasamenleving. Dus kunnen wij er niet aan ontkomen een standpunt in te nemen in de omgang met de moderne media. Als we het niet doen, dan worden we eenvoudig meegesleurd en bevinden wij (of onze kinderen) ons eens ergens waar we nooit hadden willen zijn. Als christenen moeten we niet eenvoudig met de stroom meegaan en al helemaal niet onze kinderen onbeschermd aan deze stroom overlaten. En als we al in het midden van deze stroom zitten? Dan moeten we het er niet bij laten, maar we moeten schuld belijden, dus bekeren en ons gebruik van de media, vooral ook het gebruik door onze kinderen daarvan, van de grond af aan opnieuw regelen. Dat is juist de bijzondere kans die we hebben als christenen: wij mogen met Gods hulp altijd fouten en tekortkomingen belijden en weer opnieuw beginnen, ook als de kennissen- of vriendenkring van onze kinderen misschien met onbegrip of zelfs afwijzend reageren.
Maar ons standpunt moet handen en voeten hebben. Christenen zijn mondige onderzoekers. Zij zijn niet “altijd dwarsliggers” die al het moderne veroordelen. Ze zijn ook geen meelopers, die zich door de schijnbaar onbegrensde mogelijkheden van internet, smartphone & co laten verblinden.
Het nevenstaande boekje dat ik geschreven heb, wijst eerst op een aantal standpunten die weliswaar wijd verbreid zijn (ook onder christenen), maar die gezinnen op den duur niet helpen, omdat ze evenmin een Bijbels fundament hebben. Wat is het standpunt van veel mensen ten opzichte van de digitale media?
Enthousiast?
In feite is de wereld binnen enkele jaren drastisch veranderd door de digitale technologie en de wereldwijde netwerken. We hebben toegang tot informatie- en communicatiebronnen die wat betreft kwantiteit, variëteit, snelheid en bereik alles overtreffen van wat eerder beschikbaar was. Zijn we echter ethisch gezien daarmee verder dan de Atheners in Handelingen, die “hun tijd aan niets anders besteedden dan om wat nieuws te zeggen en te horen” (Hand 17:21)? Wat dragen de digitale media bij aan onze geestelijke groei? Helpen ze ons bij het nakomen van Gods doelen voor ons leven? Leren we meer wijsheid, bezonnen nadenken, actieve naastenliefde, nederigheid, puurheid of geduld? Of worden we eerder gehinderd in deze deugden? Dan is enthousiasme ongepast.
Afwijzend?
Nee, natuurlijk willen we niet blind zijn voor de dingen die echt beter zijn geworden met behulp van moderne technologieën. Om een paar sleutelwoorden te noemen:
En zelfs het actieve gebruik van de moderne media biedt ons als christenen nieuwe mogelijkheden. Via internet en moderne communicatiekanalen kunnen wij bijvoorbeeld het evangelie zenden naar landen die geen evangelieverkondiging en Bijbelverspreiding toestaan.
Pragmatisch?
Dat lijkt op het eerste gezicht de gouden middenweg te zijn. Media zijn slechts transportmiddelen. Het is blijkbaar alleen belangrijk wat men daar mee transporteert en wat men daardoor afneemt. Het komt dus op de inhoud aan. Van de media kunnen we altijd en overal gebruik maken om het ons makkelijker te maken. Deze schijnbaar “verstandige” benadering is echter een misvatting, want de media doen wat met ons, met onze hersenen en met onze persoonlijkheid en dat zelfs onafhankelijk van welke inhoud ze transporteren. Gemiddeld grijpt iedere Duitser meer dan 100 keer per dag zijn smartphone, onderbreekt daarvoor zijn werk en gedachten. Werkpauzes die vroeger voor nadenken of stille gebeden gebruikt werden, gaan steeds meer verloren, om in plaats daarvan de nieuwste WhatsApp nieuwtjes of dergelijke meldingen te gebruiken. Wereldse hersenonderzoekers, zoals prof. Manfred Spitzer, slaan al jaren alarm, maar veel christenen wiegen zich met hun pragmatische aanpak in bedrieglijke zekerheid.
Gelaten?
Veel ouders hebben wel een onprettig gevoel over wat hun kinderen allemaal met pc en smartphone doen, maar de druk van buiten is zo sterk dat men gelooft: “Het is wel erg, maar toch niet meer te veranderen. De pc wordt in-tussen voor school en beroep gebruikt, en zonder WhatsApp is men als buitenstaander van zijn vriendenkring, misschien zelfs van de jeugd van de gemeente geïsoleerd.” Nee, een houding van berusting en gelatenheid is een fatale fout! Op veel alledaagse terreinen is het belangrijk om onze kinderen en adolescenten te beschermen tegen gevaren (wegverkeer, waarschuwingen voor slecht weer of infectieziekten). Zouden wij ze dan zonder bescherming achterlaten in de jungle van digitale werelden? In plaats van een wig tussen generaties toe te laten (de jongeren leven in de mediawereld en de ouderen hebben er geen idee van wat ze daar doen), zouden we het mediathema moe-ten zien als een kans voor open gezinssamenhorigheid. Is het geen goed oefenveld om te leren hoe je Bijbelse principes kunt toepassen op actuele situaties in het leven?
Wettisch?
Zijn een paar regels de oplossing van het probleem? Typische voorbeelden: “Maximaal één uur internet per dag” of “Pas op zestienjarige leeftijd je eerste eigen smartphone.” Dat kunnen in individuele gevallen verstandige aanbevelingen zijn, maar zeker niet in het algemeen. Ze kunnen niet afgeleid worden van Bijbelse principes noch effectieve bescherming bieden! Zelfs in een uur kun je veel schadelijke dingen zien en zelfs met zestien jaar (dikwijls juist dan!) kan men nog erg kwetsbaar zijn voor negatieve invloeden. Waar ouders en leiders naar moeten streven, is dat kinderen zowel onderscheidingsvermogen als een geestelijke overtuiging hebben (zoals de jonge Daniël, die nam zich in zijn hart voor om zich niet te verontreinigen, zie Daniël 1: 8). We bereiken deze houding niet door wetticisme.
Vrijblijvendheid?
Omgekeerd betekent dit niet, dat je helemaal geen regels zou moeten geven. Veel opvoeders zijn van mening dat het voldoende is om jongeren voor te lichten over de gevaren van de media en het dan aan hun eigen verantwoordelijkheid over te laten. Als christenen weten we, dat de mens niet alleen rationeel handelt en daarom is voorlichting alleen niet een oplossing voor het probleem.
Veel raadgevers en voorlichtingsinstanties beperken zich tot waarschuwen tegen de “rode gebieden” van internet, dat wil zeggen, tegen schadelijke in-houd, tegen aanvallen van hackers, verslaving, oplichting en spionage van onze gegevens. Het zijn terechte waarschuwingen en het is goed om de gevaren te kennen en ertegen te waken, bijvoorbeeld door bescherming en filterprogramma’s.
Maar onze aandacht moet niet alleen gericht zijn op deze onmiddellijke gevaren, maar ook op de overvloed aan banaliteiten die worden geconsumeerd en uitgewisseld via de media. Denk aan de daaraan verspilde levenstijd en onderschat niet de impact op onze persoonlijkheid, vooral op kinderen. Hersenonderzoekers hebben vastgesteld: kinderen worden bij mediagebruik meestal onbeschermd overgeleverd. Ze wijzen op: ongewenste prikkels, emotioneel opwindende beelden en dubieuze aanbiedingen. Dit heeft een wezenlijke invloed op de ontwikkeling van het menselijk brein. Hersenontwikkeling is gerelateerd aan gedrag, denken, voelen en geheugen. Als kinderen en tieners dagelijks urenlang voor hun schermen doorbrengen, verandert hun perceptie, hun gevoel voor ruimte en tijd, hun emotionele wereld en het vermogen om hun weg te vinden in het echte leven.
De cruciale vraag waar het van afhangt, wat de media met ons en onze kin-deren doen, is niet hoeveel minuten per dag we met ze omgaan (dat hangt van veel factoren af, zoals ons beroep of de vereisten van de betreffende school). Nee, de cruciale vraag is welke innerlijke houding we tegenover de media hebben. Wat zijn ze voor ons of voor onze kinderen? Voor veel jonge mensen van tegenwoordig zijn hun personal computers en vooral hun mobiele apparaten statussymbolen, prestigeobjecten en de populaire gaming- en communicatieapparatuur. Juist deze houding moet worden aangepakt! Wat we nodig hebben om veilig te blijven voor het verkeerde denken van deze wereld is een kritische afstand. Computers en mobieltjes zijn niets anders dan werkgereedschappen of alledaagse voorwerpen. Als we dat geloof-waardig kunnen overbrengen (en dat kan alleen als we het als volwassenen voorleven!), dan lukt het om als een christelijk gezin een goede weg te vinden door de mediajungle.
De meest effectieve bescherming, vooral binnen een christelijk gezin, is daar-om het principe dat pc en mobieltje (indien mogelijk geen smartphone!) geen privé- apparaten, maar gezinsapparaten zullen zijn en dat het gebruik zo mogelijk onder de ogen van andere gezinsleden zal plaatsvinden. Een groot gevaar van smartphones en sociale netwerken is namelijk het feit dat onze tieners een groot deel van hun tijd in een parallelle wereld doorbrengen. Het is een wereld waar volwassenen geen toegang tot hebben: een wereld waarin niet alleen een heel eigen taal wordt gesproken, maar waar eigen regels en waarden van toepassing zijn. Deze waarden worden meestal niet beoordeeld aan de hand van Bijbelse maatstaven en er zijn geen ouders, leraren of jeugd-leiders die het in de gaten kunnen houden en waar nodig corrigerende maat-regelen kunnen nemen. Niet zelden wordt in deze wereld gepest, gelasterd, roekeloos geflirt of op zijn best slechts “gechilld” (= jeugdtaal voor niets doen) en urenlang onzinnigheden uitgewisseld. In deze wereld wordt het denken en oordelen van veel jonge mensen gevormd, maar meestal niet volgens Bijbelse criteria. Wijsheid, heiligheid, reinheid, respect voor gezag, nederigheid, kuisheid en veel andere Bijbelse waarden worden in deze parallelle wereld niet geleerd.
En dit is toch Gods doel voor onze dagelijkse routine: communicatie hoort binnen het gezin plaats te vinden en deze communicatie zal moeten dienen om Bijbels denken en handelen te leren: “Deze woorden, die ik u heden ge-bied, moeten in uw hart zijn. U moet ze uw kinderen inprenten en erover spreken, als u in uw huis zit en als u over de weg gaat, als u neerligt en als u op-staat” (Deuteronomium 6: 6-7).
De uitvoering van de voorgestelde praktijken zal beslist enige strijd kosten. Laten we alert zijn en bidden dat we niet tegen elkaar strijden in de gezinnen (kinderen versus ouders) – daarin zou de vijand zegevieren – maar dat we samen vechten tegen de overweldigende tijdgeest, tegen alle groepsdruk en alle verleiding, tegen de poging van de duivel om een wig tussen families te drijven, om de jongeren van de ouderen te scheiden en ze in plaats daarvan te trekken in een parallelle wereld. Gezinnen zijn een schepping van God, bedacht als een zegen, waar kinderen opgroeien en voor hun verdere leven geleid en gevormd worden. Sociale netwerken daarentegen zijn de uitvinding van machtige bedrijven, waarvan het hoofddoel is zoveel mogelijk gegevens van mensen te verzamelen om die voor hun eigen doeleinden te gebruiken en er veel geld mee te verdienen.
We moeten ons ervan bewust zijn dat we in een geestelijke strijd gewikkeld zijn. Gepoogd wordt ons denken en ons oordeel te verzwakken en, zo mogelijk, aan te passen aan de tijdsgeest. Het is een kwestie van stand-houden en onze kinderen sterk maken. Moge onze hemelse Vader ons daarbij helpen!
Axel Volk
vertaling dr. Wim Hoek
Axel Volk is de auteur van Wie schützen wir unsere Kinder? Uitg. Daniel Verlag ISBN 978-3-945515-08-2
Orgaantransplantatie – optie voor christenen?
Tot 1968 werd wereldwijd aangenomen, dat de mens dood is, als zijn hart en circulatiesysteem onherroepelijk stilstaat. Volgens deze definitie is een lichaam zonder hartslag, zonder reflexen, star, koud en laat het spoedig lijkvlekken zien.
Om nog transplanteerbare organen te verkrijgen heeft men in 1968 aan de Harvard universiteit in Boston (USA) een nieuwe definitie van de dood ingevoerd.
Al vele jaren mag ik de Heere Jezus Christus als arts en christen dienen. Dat doe ik onder andere in het missionaire werk: “Christen in dienst aan zieken”. De medische dienst is bijzonder geschikt om de harten van mensen te bereiken en hen ook bekend te maken met het evangelie van Jezus Christus. Geneeskunde en evangelie horen voor mij bij elkaar.
De bekende theoloog Martyn Lloyd-Jones studeerde geneeskunde en theologie. Toen het om de vraag ging of hij als arts of anderszins medisch zou gaan werken, besloot hij om in de verkondiging van het evangelie te dienen. Zijn argumentatie was: Als arts zou hij door de genezing de patiënten weer in hun zondige leven terugbrengen. Hij werd een theoloog van betekenis.
Zelf heb ik ook verscheidene jaren theologie gestudeerd. Voor mij was het antwoord op de vraag, arts of theoloog precies omgekeerd. Ik heb het beroep van arts gekozen en gemerkt, dat doordat ik medische hulp gaf de patiënten mij hun vertrouwen gaven. Daardoor kon ik gemakkelijker hun het evangelie van Jezus Christus verkondigen.
Dat maak ik in het bijzonder mee tijdens mijn medische inzet in Moldavië, Rusland, de Oekraïne en in Mongolië. Een voorbeeld hiervan:
In Oost-Europa komen ook hoge communistische functionarissen op mijn spreekuur in de veronderstelling dat “een Duitse arts een goede arts is en de geneeskunde in Duitsland kwalitatief hoog is.” Een communist vroeg mij na het medisch onderzoek eens angstig: “Dokter, moet ik sterven?” “Ja,” antwoordde ik, “u moet sterven. Maar er is een hoop, die boven de dood uitgaat. Wilt u daar iets over weten?“ “Ja,” antwoordde hij. Ik zei: „Deze hoop is voor mij Jezus Christus, Gods Zoon, die als mens en Redder naar de wereld kwam.” Ik getuigde daarna tot hem van de weg naar de hemel door Gods genade.
Voor mij horen de wetenschappelijke voortuitgang in de geneeskunde en het evangelie bij elkaar. De beroemde wetenschapper Louis Pasteur heeft veel ontdekkingen ook van bacteriën als ziekteveroorzakers gedaan. Hij geloofde in Jezus Christus. “Veel wetenschappelijke inzichten leiden naar God,” zei hij.
De ontwikkeling van de antibiotica heeft tot een succesvolle bestrijding van infectieziekten geleid. Een mijlpaal was de invoering van sulfonamide door prof. Gerhard Domagk in 1938. Door zijn onderzoekswerk moeten naar schattingen tot 100 miljoen mensen van een voortijdige dood bewaard zijn. Zijn zoon, professor Götz Domagk, was later in Göttingen mijn hoogleraar. Tot de medische vooruitgang horen ook nieuwe manieren van opereren, diagnostische methodes als röntgen, computertomografie, enz. Deze hebben alle aan de enorme medische ontwikkeling bijgedragen. Daardoor kon er sprake zijn van transplantaties.
Vandaag de dag is het mogelijk om bijna alle organen, behalve de hersenen, te transplanteren. Bij de autologe transplantatie wordt weefsel of celmateriaal van het ene lichaamsdeel naar een ander lichaamsdeel verplaatst. De donor is daarbij tegelijkertijd de ontvanger van het transplantaat. Een voorbeeld hiervan is de huidtransplantatie bv. bij verbrandingen.
Bij allogene transplantatie worden organen, weefsels of celmateriaal van een levende of hersendode donor op een ontvanger van hetzelfde type, dus van de ene mens op de andere overgebracht. In het vervolg is slechts van allogene transplantatie sprake.
De geschiedenis van de transplantatiegeneeskunde
In het begin van de 20e eeuw creëerde vooruitgang in de operatietechniek en in het bijzonder die van de vaatchirurgie de voorwaarden tot wetenschappelijk verantwoorde transplantaties.
De eerste geslaagde transplantatie van een nier werd in 1954 tussen een eeneiige tweeling in Boston (USA) verricht. In 1963 volgde de eerste geslaagde levertransplantatie en in hetzelfde jaar de eerste longtransplantatie. Twee jaar later, in 1965, volgende de eerste overdracht van een alvleesklier.
Wereldwijd kreeg de eerste harttransplantatie in december 1967, verricht door Christian Barnard in Kaapstad/Zuid- Afrika, grote aandacht. In 1989 slaagde de eerste multiorgaantransplantatie, dus de gelijktijdige transplantatie van meerdere organen. Problemen, die een transplantatie aanvankelijk bemoeilijkten, zoals ontbrekende conserveringsmogelijkheden van uitgenomen organen of immuun-afweerreacties van de ontvanger, konden door toenemende ervaring en ontwikkeling van immuunonderdrukkende (afstoting verhinderende) medicijnen gedeeltelijk overwonnen worden.
De stand van onderzoek
Vanuit medisch oogpunt kunnen, zoals al genoemd, intussen een veelvoud aan cellen, weefseldelen, organen of hele organische systemen getransplanteerd worden.
Op de website van de Nederlands Transplantatiestichting (NTS) staan alle getallen over transplantatie in Nederland genoemd. Zo werden er in 2016 tot en met oktober 562 organen getransplanteerd. Een transplantatie kan in principe alleen slagen, als het transplantaat door het organisme van de ontvanger niet afgestoten wordt. De transplantatie van lichaamsvreemde organen kan in het organisme van de ontvanger afweerreacties oproepen, die tot gevolg hebben, dat het orgaan zijn functie niet op zich kan nemen.
Onderscheid wordt gemaakt tussen de acute afstotingsreactie, die in de eerste dagen na de transplantie optreedt en min of meer duidelijk van aard is en de chronische afstotingsreactie, waarbij het orgaan het geleidelijk opgeeft.
Om de functiebekwaamheid van het getransplanteerde orgaan te kunnen onderhouden moet de lichaamseigen afweer, het immuunsysteem van de ontvanger dus, met behulp van immuunonderdrukkende medicamenten onderdrukt worden.
Deze medicijnen ter onderdrukking van het immunsysteem moeten levenslang voorgeschreven worden gegeven. Na de transplantatie is het belangrijk een dreigende afstoting onmiddellijk te onderkennen.
Van 1972 tot 1976 heb ik aan de universiteit van Hannover op dit gebied wetenschappelijk gewerkt. Professor Pichelmayr voerde daar met zijn medewerkers de transplantaties uit. Daar hoorde ook de eerste levertransplantatie in Duitsland bij.
Ik heb onderzoeken naar vroegtijdig onderkenning van afstotingsgevaar na niertransplantaties uitgevoerd. Daarbij ging het om de eiwituitscheiding in de urine na een niertransplantatie.
De normale urine van de mens bevat meestal minder dan 100 mg. eiwit totaal in een etmaal urine. Kwantitatief overweegt daarbij het albumin. Een sterke toename van de albuminuitscheiding in de urine van meer dan 1 g per etmaal is een aanduiding van acuut afstotingsgevaar.
In een dergelijk geval moet de dosis van het immuunonderdrukkende medicijn duidelijk verhoogd worden om het functioneren van het getransplanteerde orgaan in stand te houden. Verdere controles op eiwit kunnen aantonen of het afstotingsgevaar afneemt. Dat is het geval als de eiwituitscheiding normaal wordt. Andere klinische symptomen van een acuut afstotingsprobleem zijn: koorts, verminderde hoeveelheid urine die uitgescheiden wordt, hartkloppingen, ook wel tachycardie genoemd, en een toename van de witte bloedlichaampjes, de lymphocyten, in de urine. Zoals al genoemd moet de medicatie van immuunonderdrukking voortdurend, dus levenslang ingenomen worden. Daardoor wordt het gevaar van infecties aanzienlijk hoger. Het risico op kanker wordt 10x groter, dit als een soort bijwerking/gevolg van de immuun onderdrukkende medicatie.
Gebrek aan organen
Op dit moment bestaat een grote discrepantie tussen beschikbare donororganen aan de ene kant en patiënten die een transplantaat nodig hebben aan de andere kant.
Volgens gegevens van de NTS staan er jaarlijks rond de 1000 mensen op de wachtlijst voor orgaandonatie en rond de 150 mensen gaan dood, terwijl ze wachten. Terwijl je als donor wel 8 levens kunt redden: met je hart, je 2 nieren, longen, lever, alvleesklier en je dunne darm. Ieder jaar redden een paar honderd orgaandonoren zo de levens van ongeveer 1200 mensen.
Daarom werd in Duitsland in 2012 de zogenoemde ‚beslissingsoplossing’ ingevoerd. De bedoeling daarvan is, dat alle ziektekostenverzekerden ouder dan 16 jaar onder andere van hun ziektekostenverzekering de vraag krijgen of ze na hun dood hun organen willen doneren. Deze beslissing moet dan in een donorsysteem bewaard worden. Ondanks invoering hiervan is het aantal donoren elk jaar met 12,8 % gedaald en intussen zelfs met 18% (1e kwartaal 2013). Het is mogelijk dat de manipulatieschandalen tot een teruggang van de donorbereidheid hebben geleid. Om het aantal donoren toe te laten nemen werd in Groot-Brittannië voorgesteld om het Ministerie van Volksgezondheid de begrafeniskosten te laten overnemen.
Ook in Nederland is nu door de Tweede Kamer met een wetsvoorstel voor wijziging van het donor-systeem ingestemd. Deze wet is nog niet van kracht, de Eerste Kamer moet er ook nog over stemmen. Er zijn velen geweest die hun donorregistratie hebben teruggetrokken bij het voorstel van deze wet. Echter meestal hebben ze zich niet goed in de wet verdiept. Ten eerste is de wet nog niet door de 1ste kamer. Verder wordt elk persoon, voordat men in de nieuwe wet donor wordt, meerdere malen, gedurende een lange periode gevraagd zich te registreren, hetzij met ja, hetzij met nee.
Gaat het bij de donor om een overledene?
Het dilemma bij een orgaantransplantatie is, dat een potentiële donor ‚zo dood mogelijk’ en de organen voor de ontvanger‚ zo vers en levend’ mogelijk moeten zijn!
Dat brengt ons bij de vraag: Wat weten wij over het levenseinde van de mens?
Als arts heb ik veel mensen zien sterven en hen in de laatste etappe van hun leven begeleid en daarbij Gods Woord gelezen en gebeden. Ik was er nog steeds, wanneer de ziel en de geest het lichaam verlieten. Mijn taak als arts was dan om een lijkschouwing uit te voeren en bij het zien van de overledene bepaalde doodskenmerken schriftelijk vast te leggen. Ongeveer 2 tot 3 uur na de stilstand van het hart en het vaatstelsel worden lijkvlekken zichtbaar en lijkverstarring treedt op. Pas dan mag in de regel de begrafenisonderneming het lichaam ophalen. De organen die in verval raken zoals hart, nieren, lever enz. kunnen dan echter niet meer voor transplantatie gebruikt worden. Ook voor weefseldonatie geldt dat het lichaam binnen 3 uur na overlijden gekoeld moet worden.
Tot het jaar 1968 werd over de hele wereld erkend, dat de mens dood is, als hart en daarmee de vaatcirculatie onherroepelijk stilstaat. Om nog transplanteerbare organen te verkrijgen, heeft men in 1968 aan de Harvard universiteit in Boston (USA) een nieuwe definitie van de dood ingevoerd.
De „hersendood“
Een mens met een onomkeerbare coma, dus een bewusteloze die niet weer tot bewustzijn komt, wordt voor ‚hersendood’ verklaard en deze toestand wordt dan als dood van de hele mens gedefinieerd! Voor 1968 golden mensen met de bovengenoemde diagnose als levend. Hersendood is een heel letterlijk woord: de hersenen zijn dood. Het lichaam wordt kunstmatig beademd. Hierdoor blijven hart, longen, lever, pancreas, nieren en dunne darm geschikt voor transplantatie. Iemand die hersendood is kan geen pijn meer voelen en heeft geen bewustzijn meer. Om überhaupt te kunnen voelen, moet namelijk de hersenstam nog actief zijn. Dat is het centrale doorgeefluik van alle prikkels.
Onder hersendood wordt verstaan het volledig en onherstelbaar verlies van de functies van de hersenen bij patiënten die met ernstig hersenletsel op de intensive care zijn terechtgekomen. Door bijvoorbeeld een ernstig ongeval of een grote beroerte zijn alle hersenfuncties van de patiënt verwoest.
De hersenstam, grote hersenen en het verlengde merg zijn onherstelbaar beschadigd. Behandeling heeft geen zin meer, herstel is niet meer mogelijk. Dit wordt een ‘infauste prognose’ genoemd.
Iemand is pas hersendood als uitgebreid onderzoek duidelijk heeft gemaakt dat hij niet meer reageert op prikkels en de hersenen ook geen elektrische activiteit of doorbloeding meer vertonen. Met andere woorden: de patiënt kan geen pijn meer voelen en heeft geen bewustzijn meer. Maar omdat hij nog wel aan de beademing ligt, blijft het hart kloppen en het bloed door de rest van het lichaam nog stromen.
De diagnostisering van hersendood
Volgens de Duitse wet op transplantatie (TPG) mogen organen die van levensbelang zijn slechts aan overledenen ontnomen worden. Ondanks de beschreven symptomen, die duidelijk tonen dat het bij donoren om stervenden en niet om doden gaat, geldt de zogenoemde hersen-dood als criterium voor een legale orgaanverwijdering. Hersendood wordt gedefinieerd als uitval van de grote hersenen, de kleine hersenen en de hersenstam. De hersenen bestaan uit de grote hersenen, de kleine hersenen en de hersenstam. Dit is nauw verbonden met het ruggenmerg en het autonome zenuwstelsel (verzorgt inwendige organen als spijsvertering, ademing en hart).
Hoe wordt de hersendood volgens de richtlijnen van de Duitse medical association van 1998 vastgesteld?
Aangetoond moet worden wat de oorzaak van de hersenschade is, bv. een beroerte. Daarbij moeten bepaalde vaststellingen, waarvan de symptomen op hersendood lijken, maar die kunnen verdwijnen, uitgesloten worden. Vastgesteld moet worden, dat er van een coma, dat is een diepe bewusteloosheid zonder dat er sprake is van beweging, reflexen en ademstilstand, sprake is. De hersenschade moet onomkeerbaar zijn.
Problemen
De diagnostiek die door de Duitse Medical Association is voorgeschreven omvat slechts deelgebieden van de hersenen, de functies van de hersenschors, de kleine en middenhersenen horen daar niet bij. Een coma is geen afdoend symptoom voor de diagnose van een beschadiging van de hersenschors. Het meten van hersenactiviteit door middel van een EEG is tot slechts 3 mm onder de oppervlakte mogelijk. Een zogenoemde nullijn wordt echter als criterium voor hersendood gebruikt.
De Nederlandse procedure volgens de NTS
De artsen doen het onderzoek in 3 stappen. Samen duren die meestal een paar uur. Alles is nauwkeurig vastgelegd in het hersendoodprotocol. Er zijn altijd meerdere artsen die de testen doen. Het gaat dan om:
Standpunten van wetenschappers
Wereldwijd zijn er 30 verschillende definities voor hersendood.
Samenvatting
Gevolgen van de praktijk van orgaantransplantatie:
Hart op bestelling
In maart 2013 verscheen in het weekblad ‚Die Zeit’ een bericht over orgaantransplantatie in China. Volgens dat bericht zijn er daar ongeveer 40 centra voor orgaantransplantatie. Onder de kop ‚Hart op bestelling’ werd bericht dat bij terdoodveroordeelden in de gevangenis organen worden verwijderd. Gevangenissen en klinieken werken daarbij nauw samen, waarbij men voor het moment waarop de doodstraf uitgevoerd wordt, rekent met de behoefte aan te transplanteren organen. Elk jaar wordt in China 4000 keer de doodstraf uitgevoerd. 60% van hen die een orgaan ontvangen, ontvangen die van iemand die geëxecuteerd wordt. In Europa wachten patiënten vaak maanden op een orgaan, in China slechts enkele dagen.
Al „afgeslacht“
Verscheidene jaren geleden maakte een familielid van een bekende van mij een vakantiereis naar Portugal: ze kwam om bij een verkeersongeluk. Toen de familie kwam om van de over-ledene afscheid te nemen, konden ze eerst niet terecht. Pas na veel aandringen lukte het hen om bij de dode te komen. Ze merkten toen, dat men organen getransplanteerd had.
Persoonlijk standpunt (Prof. Weise)
Het lichaam van de mens – ook dat van de stervende – behoort aan God en niet aan mij. Als christen wijs ik orgaandonatie af. Zij bespoedigt de dood voor het door God gegeven tijdstip. Ik beveel daarom aan om een niet-donorcertificaat bij je te dragen.
Orgaantransplantatie vanuit christelijk oogpunt
De medische transplantatie is gegrond op een mechanisch wereld- en mensbeeld. Het lichaam van de donor dient daarbij als onderdelenmagazijn. Mensen willen graag nog iets goeds doen als ze hun organen geven, zodat een ander nog verder leven kan.
Een patiënt die zichzelf christen noemde, zei me eens: ‚Dokter, in de hemel heb ik mijn organen niet meer nodig’.
Wat de consequenties zijn van deze verschillen in mensvisie voor onze opstelling tegenover orgaantransplantatie is niet zomaar te zeggen. We maken immers allen wel op ÈÈn of andere manier gebruik van diezelfde moderne geneeskunde en voor veel mogelijkheden ervan kunnen we met recht dankbaar zijn. Naar het ons voorkomt, noopt het achterliggende denken ons tot een houding van grote voorzichtigheid en zorgvuldigheid bij het omgaan met (de mogelijkheid van) orgaantransplantatie.
Iedereen zal in vrijwilligheid een keuze moeten kunnen maken omtrent het afstaan van orga-nen na overlijden.
Daarbij is het goed ons af te vragen of we, als we zelf in de situatie verkeren dat een transplantatie levensreddend zou kunnen zijn, die ingreep dan zouden willen of zelfs mogen weigeren? En als we in dat geval wel zouden willen ontvangen, is het dan egoïstisch niet te willen afstaan? Onze keus moet een beslissing in geloof zijn, te nemen in de weg van bestudering van Gods Woord en van gebed. Een ieder zij in zijn eigen geweten ten volle verzekerd.
Door God geschapen
Voor het concept van het christelijke mensbeeld, namelijk dat de mens door God naar zijn beeld is geschapen, is hier geen plaats. In Genesis 1 vers 27 staat al: “En God schiep de mens naar Zijn beeld, naar het beeld Gods schiep hij hem, en Hij schiep hen als man en vrouw.”
Ook in Psalm 8 vers 6 staat: “Toch hebt Gij hem bijna goddelijk gemaakt, en hem met heer-lijkheid en luister gekroond.”
En in Psalm 139 vers 13 en 14 lezen we: “Want Gij hebt mijn nieren gevormd, mij in de schoot van mijn moeder geweven. Ik loof U dat ik ontzagwekkend wonderlijk gemaakt ben.”
En in 1 Thessalonicenzen 5 vers 23: “En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn.”
De mens bestaat dus uit lichaam, ziel en geest. Als de mens sterft, gaat het lichaam in verderf over en ziel en geest ontsnappen uit het lichaam. Als christen geloven wij ook Gods Woord, dat er een opstanding van het lichaam voor alle mensen is. In 1 Korinthe 15 vers 42-44 staat:
Zo is het ook met de opstanding der doden. “Er wordt gezaaid in vergankelijkheid, en opgewekt in onvergankelijkheid; er wordt gezaaid in oneer, en opgewekt in heerlijkheid; er wordt gezaaid in zwakheid, en opgewekt in kracht. Er wordt een natuurlijk lichaam gezaaid, en een geestelijk lichaam opgewekt. Is er een natuurlijk lichaam, dan bestaat er ook een geestelijk lichaam.”
Ons sterfelijk lichaam zal tot een onsterfelijk lichaam, een geestelijk lichaam veranderd worden en met ziel en geest verenigd worden. De wedergeboren gelovigen zullen dan de eeuwigheid in de hemel met de Heere Jezus doorbrengen. Degenen die het genadeaanbod van de Heere ‚Doe boete’ afgewezen hebben en dat zijn de meeste mensen, zoals de Heere Jezus zegt, zullen de eeuwigheid in de hel doorbrengen, waar vuur is, dat met zwavel brandt, en waar wenen en tandengeknars zal zijn. Dit moet ons ook vermanen om boodschappers in Christus’ plaats te zijn en vanuit liefde tot de verlorenen te gaan met de boodschap: “Laat u met God verzoenen.”
Ik wil graag afsluiten met Kolossenzen 3 vers 12-17:
“Doet dan aan, als door God uitverkoren heiligen en geliefden, innerlijke ontferming, goedheid, nederigheid, zachtmoedigheid en geduld. Verdraagt elkander en vergeeft elkander, indien de een tegen de ander een grief heeft; gelijk ook de Here u vergeven heeft, doet ook gij evenzo. En doet bij dit alles de liefde aan, als de band der volmaaktheid. En de vrede van Christus, tot welke gij immers in één lichaam geroepen zijt, regere in uw harten; en weest dankbaar. Het woord van Christus wone rijkelijk in u, zodat gij in alle wijsheid elkander leert en terechtwijst en met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen zingende, Gode dank brengt in uw harten. En al wat gij doet met woord of werk, doet het alles in de naam des Heren Jezus, God, de Vader, dankende door Hem!”
Bronnen
http://de.wikipedia.org/wiki/Hirntod
http://www.drze.de/im-blickpunkt/organtransplantation
Ottfried Windecker in „Heil oder Heilung“ – Betanien-Verlag, blz. 146 ev, uitgever Manfred Weise
https://www.transplantatiestichting.nl/medische-procedure/donatieprocedure/orgaandonatie/als-de-donor-hersendood
prof. dr. Manfred Weise
Prof. Weise is internist en was hoogleraar aan de universiteit in Giessen (Dld). Hij heeft deze lezing gehouden op de Maleachi-conferentie in Zavelstein (De)
Vertaling: Laura Vos
Bewerking: drs. C.J. Slotboom-Vreugdenhil
ORGAANTRANSPLANTATIE – Mag alles wat kan?
Valt er een grens te trekken bij transplantatie? Wat kun je in de Bijbel over ons lichaam lezen?
1. Inleiding: Hoe bepaalt een christen zijn standpunt?
Het standpunt van een christen wordt bepaald door de Bijbel. Sommige richtlijnen staan daarin heel direct als geboden of verboden, voor andere aspecten van het leven is meer kennis van Gods Woord nodig.
Zo merken we in de Bijbel verschil op tussen
De gevolgen voor het kind van God zijn ook verschillend:
Wie Mijn geboden heeft en ze bewaart, die is het, die Mij liefheeft; en wie Mij liefheeft, zal geliefd worden door mijn Vader en Ik zal hem liefhebben en Mijzelf aan hem openbaren (Joh. 14:2 1).
Indien iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord bewaren en mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en bij hem wonen (Joh. 14:23).
Als we Gods Woord bewaren, komt er een heel nauwe relatie met de Vader en de Zoon: Ze komen bij ons wonen! Dit onderscheid kan geïllustreerd worden aan de hand van een voorbeeld van een kind met aardse ouders. Het maakt verschil uit of een kind een opdracht (gebod) van de ouders opvolgt, of dat het kind goed let op wat de ouders zeggen en hen dan op hun verjaardag iets geeft wat ze op prijs stellen. Zo zal ook een gelovige bij het bepalen van zijn standpunt niet alleen letten op duidelijke geboden of verboden in de Bijbel, maar vooral ook trachten na te speuren waar Gods verlangen naar uit gaat.
2. Organen geven: een geoorloofde liefdedaad?
Organen en weefsels zijn slechts bruikbaar, als er nog leven in is. Voor grote organen houdt dit in, dat de bloedsomloop en voor weefsels dat de stofwisseling, nog intact moet zijn. Welk medisch doodscriterium men ook kiest, men kan niet afwachten tot alle leven weggevloeid is, omdat dan voor bepaalde delen de ontbinding reeds ingezet is. Om aan geschikte organen te kunnen komen, zal men deze dus moeten halen uit een lichaam dat, ofwel nog in zijn geheel, ofwel wat betreft de organen nog levend is. Voor vitale organen houdt dit in, dat wegnemen de dood ten gevolge heeft. Denk dan eens aan:
Eenvoudig in te zien is dat: ‘uw bloed eisen’ (= het verbod op zelfdoding), en ‘van de hand van de mens’ het verbod op moord doodslag inhoudt.
De toevoeging ‘uit de hand van iemands broeder’ vergt wat meer nadenken. Deze woorden belichamen het doden door een broeder, dat wil zeggen door iemand die je genegen is. Tegenwoordig zal men zeggen: euthanasie (= goede dood) uit liefde of medelijden, of verwijderen van levende organen uit een stervende om een ander te helpen.
3. Het dode lichaam is geen afval.
Toen stierf Mozes, de knecht des Heren aldaar in het land Moab, volgens des Heren woord. En Hij begroef hem in een dal in het land Moab (Deut 34:5,6).
God zelf(!) begroef Mozes en een kind van God wil en zal op zijn Vader gaan lijken.
Maar Michaël, de aartsengel, durfde toen hij met de duivel in twist gewikkeld was over het lichaam van Mozes… (Judas: 9).
Zonder diep in te gaan op deze moeilijke tekst kan wel het volgende geconcludeerd worden: er woedt in de geestelijke wereld een strijd om het lichaam. Het hoeft ons als gelovige dan ook niet te verbazen, dat er verwarring heerst over het juiste handelen met onze organen na onze dood. De vele tegenstrijdige meningen, ook onder gelovigen, vinden hun oorsprong in de strijd in de geestelijke wereld.
4. De minachting voor het lichaam komt van satan.
Zij hebben de majesteit van de onvergankelijke God vervangen door hetgeen gelijkt op het beeld van een vergankelijk mens………….
Daarom heeft God hen in hun hartstochten overgegeven aan onreinheid, zodat bij hen het lichaam onteerd wordt (Rom 1:23, 24).
De boze krijgt van God toestemming het lichaam te onteren bij mensen die menselijk over God gaan denken en hun eigen inzicht volgen.
5. Ons lichaam is een tempel.
Weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in u woont, die gij van God ontvangen hebt, en dat gij niet van uzelf zijt? Want gij zijt gekocht en betaald. Verheerlijkt dan God met uw lichaam (1 Kor 6:19,20).
In de Bijbel is het lichaam niet slechts een omhulsel van de ziel, waarmee men naar believen kan handelen. God is Schepper van de hele mens. En die mens bestaat uit geest, ziel en lichaam. Het lichaam is geen bijkomstigheid, maar het is een “tempel van de Heilige Geest”. Door ongelimiteerde transplantatie wordt slechts de mens geëerd.
6. Wij zijn rentmeesters van ons lichaam.
Weet gij niet, dat uw lichamen leden van Christus zijn? (1 Kor 6:15).
Bij punt 5 is zojuist gesteld, dat het lichaam niet een waardeloos omhulsel is, waar we mee kunnen doen wat we willen. Integendeel, het is een onderdeel van het lichaam van Christus. Door transplantatie stellen we onze leden ter beschikking van anderen.
En Hij de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Heere Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn (1 Thess 5:23).
Ook over ons lichaam zullen we verantwoording af moeten leggen. De ziel van een mens, (zijn persoon met gevoel, wil en verstand), is via het lichaam in contact met de stoffelijke wereld om zich heen en via de geest in contact met de onzichtbare wereld. Bij de komst van de Heere Jezus gaat het om de hele mens. Vanuit die gedachte zal men als gelovige handelen met zijn lichaam wat betreft bijvoorbeeld het aan de vernietiging prijsgeven bij crematie of het aan de sloop overgeven bij orgaandonorschap.
7. De grens voor transplantatie
De ziel die zondigt, die zal sterven (Ezech 18:4).
Een dode kan niet meer beslissen. De beslissing over organen van een dode wordt genomen door een levende. De levende wordt aansprakelijk gesteld en ter verantwoording geroepen. Iemand die tijdens zijn leven een beslissing neemt voor het handelen met zijn lichaam na de dood, zal dat Bijbels moeten verantwoorden.
Op grond van het bovenstaande lijkt wat betreft transplantatie de grens te liggen bij het in leven zijn van de donor. Alleen die organen mogen getransplanteerd worden die een levend persoon bewust en vrijwillig kan afstaan en daarbij normaal kan doorleven. Na het sterven van de donor kan en mag niet meer beslist worden over zijn organen.
8. De consequenties
Het trekken van deze grens heeft voor een gelovige uiteraard de consequentie dat men ook zelf geen organen van een dode zal accepteren.
Door deze grens te trekken voorkomt men de dilemma’s die kunnen rijzen bij het accepteren van organen van geaborteerde foetussen of organen van personen die voor dat doel gedood zijn. Dit gebeurt inmiddels wereldwijd en in de illegale orgaanhandel gaat het om veel geld.
Door deze grens te trekken vermijdt men ook de morele belasting van de nabestaanden, die optreedt bij het dood verklaren van een patiënt. Want als het moment aangebroken is dat een orgaan uit het lichaam van de donor genomen zal worden, moet men op grond van het ontbreken van hersensignalen besluiten dat de patiënt gestorven is en chirurgisch gaan ingrijpen.
Dr. W.Hoek
Naar aanleiding van het artikel over orgaandonatie nog enkele citaten en overwegingen.