Kinderen en jongeren roepen geest Charlie op.

Zowel jongeren in het voorgezet onderwijs als kinderen op de basisschool zijn de afgelopen tijd geconfronteerd met de nieuwe uitdaging op het internet het occulte spel: Charlie Charlie Challenge. (CCC).
Om aan deze uitdaging mee te kunnen doen moet je een Mexicaanse geest om advies vragen.

Wat is het?
Het spel doet denken aan het ouija-bord: een bord dat door veel spiritisten gebruikt wordt om contact te leggen met geesten om zo informatie te krijgen. Voor “Charlie Charlie Challenge” heb je maar weinig nodig, waardoor het spel gemakkelijk op school of ergens anders gespeeld kan worden. Op een vel papier wordt  een vierkant getekend wat vervolgens in vier kwarten wordt verdeeld.  Daarin wordt  twee keer ‘ja’ en twee keer ‘nee’  geschreven in de vlakken die diagonaal tegenover elkaar staan. Vervolgens worden in het midden van het vierkant twee potloden dwars over elkaar gelegd, zodat het bovenste potlood los rond kan draaien. Dan moet geest Charlie worden opgeroepen met de woorden: “Charlie Charlie, can we play?” Als het lukt, begint het bovenste potlood te draaien naar ‘ja’ of ‘nee’.
Om het spel weer goed af te sluiten, moet ook de toestemming aan Charlie gevraagd worden: “Charlie, Charlie, can we stop?”
Kinderen en jongeren kunnen dit spel gebruiken om zo de geest hun (levens) vragen voor te leggen. Vervolgens delen zij hun ervaringen en filmpjes op internet en dagen anderen uit om dit ook te  gaan doen.

De gevolgen
Sommigen denken dat het een hype is die wel weer overwaait. Na verloop van tijd zal dat ook het geval zijn, want dit spel is een reclamestunt voor de horrorfilm ‘’The Gallows’’. Dat neemt echter niet weg dat kinderen en tieners met dit spel bewust contact leggen met de geestelijke wereld en een geest oproepen. Daarmee kun je de conclusie trekken dat dit spel niet alleen reclame heeft gemaakt voor een horrorfilm , maar ook voor het oproepen van geesten. Daarbij hebben de reclamemakers  tieners laten zien hoe zij dit op eenvoudige wijze kunnen doen en hen aangespoord om het in praktijk te brengen.

Reclamestunt of niet kinderen en jongeren die mee hebben gedaan, hebben hierdoor wel een deur opengezet. Na korte of lange tijd kan het gebeuren dat zij daarvan nadelige gevolgen ondervinden zoals paniekstoornissen, angsten, dwanggedachten, nachtmerries of ”vreemde” dingen zien of horen. Vaak worden deze klachten dan niet in verband gebracht met  het eerdere contact dat ze, voor de grap of bewust, met geesten hebben gezocht.
Het is een praktijk waarvoor God in de Bijbel duidelijk waarschuwt.

Wat nu?
Gelukkig is Jezus Christus meer dan overwinnaar en heeft Hij de boze overwonnen.  We mogen ons in Hem veilig weten.
Wie zich heeft ingelaten met dit of soortgelijke spelletjes is het goed om zijn of haar zonden concreet te belijden (1 Joh 1:9). God is getrouw en rechtvaardig om te vergeven en te reinigen van alle ongerechtigheid. Bid ook om reiniging van wat je via je oren of ogen tot je hebt genomen. Voor volwassen christenen geldt: bidt om bescherming voor kinderen en jongeren, maar ook dat ze geopende ogen mogen hebben om te onderscheiden en steeds de moed hebben om ‘nee’ te zeggen tegen datgene wat tegen Gods Woord ingaat en zich daar heel bewust van af zullen keren. Dat is niet alleen ter bescherming voor henzelf, maar ook tot getuigenis en eer van de Heere Jezus Christus.

In een gesprek met de zoon of dochter gaat het dus om de volgende punten:

  • Het gaat om het openen van de ogen (Hand 26:18) voor de zonde die gedaan is. God is bedroefd en die zonde moet beleden worden. Dat moet concreet gedaan worden. Door het bloed van de Here Jezus wordt die zonde gereinigd. (1 Joh 1: 7)
    Het gaat er niet om God om vergeving te vragen. Wie oprecht belijdt, weet dat de trouwe God vergeeft.
  • Het gaat er in het gebed ook om te vragen of de herinnering weggenomen wordt. Het kan zo verlammend werken,  als je in je gedachten iedere keer een potlood ziet verschuiven of vreemde dingen ziet of hoort.
  • Vraag ook of de Here Jezus de zoon of dochter de kracht geeft, als het spel weer gespeeld wordt, weg te lopen of desnoods de ogen te sluiten.
  • Ga met de betreffende leerkracht hierover in gesprek.

 

 

 

“Een wijze reactie van een herder op de uitspraken van een theïstische evolutionist”.

Een goed artikel voor alfadenkers in het voortgezet onderwijs.

Enkele citaten

  • Je hebt de Bijbels theologen en exegeten tegen als je Bijbelse grondwoorden van betekenis laat veranderen ten gunste van een harmoniemodel. Zuiver exegetisch kunnen we van woorden als dag, dood, voltooid en goed echt niet wat anders maken. Uitlegkundig maak je ook een vreemde stap als je de ‘stoffelijke mens’ in 1 Korinthe 15:47 uitlegt als ‘sterfelijk geschapen mens’.
  • De structuur van het hele boek Genesis is echter één literair geheel. De schepping van hemel en aarde en Gods weg met de aartsvaders zijn op eenzelfde literaire wijze, in eenzelfde kader, geschreven. De seinen gaan op rood, als we met hermeneutische constructies de Bijbel kunnen laten zeggen wat hij niet zegt. Dat is nog steeds mijn kernbezwaar tegen het harmoniemodel: de evolutietheorie is een hermeneutische sleutel geworden.
  • De ontdekking dat de aarde om de zon draait, is de ontdekking van een natuurwet. Deze is, naar de eis van de wetenschap, door meten, wegen en zintuiglijke waarneming vastgesteld. Toch zeggen wij in 2015 nog steeds dat de zon opkomt en ondergaat – zo vreemd is Jozua’s uitroep dus niet.
  • Allereerst is het voor mij als theoloog niet of slechts ten dele mogelijk om (natuur)wetenschappelijke theorieën te toetsen. Laten biologen de evolutiebiologie toetsen, en geologen de evolutiegeologie enzovoort. Dat is wetenschappelijk, zeker als men zich bewust is van de rol van eigen vooronderstellingen en interpretaties
  • De evolutietheorie kan wetenschappelijk gezien nooit onder gevestigde kennis vallen – tenzij je de definities van wetenschappelijke, gevestigde kennis, sterk oprekt. Een theorie is altijd voor discussie en alternatieven vatbaar. Zo heeft de evolutietheorie zelf een enorme omslag gemaakt, toen in de jaren ’60 de theorie van de oerknal werd gelanceerd. Tot die tijd ging men uit van eeuwige materie. Wanneer kun je dan echt spreken over gevestigde kennis? Kún je het wel echt kennis noemen als je theorie voor een groot deel bestaat uit aannames? Aannemelijkheid en waarheid zijn niet identiek.

 

Uit:  Reactie van Ds. A.J. Mensink  op het artikel ‘Overweeg geleide evolutie’ van dr. G. van den Brink in ‘De Waarheidsvriend’.

http://dewaarheidsvriend.nl/blog/evolutietheorie-is-wetenschappelijk-gezien-geen-gevestigde-kennis.

Hieronder volgt een korte samenvatting van een e-book van de site wayoflife.org THE GOD OF END-TIME MYSTICISM (= De God van het mysticisme van de eindtijd)

 

De auteur David Cloud geeft in dit boek een beschrijving van het begrip mysticisme of mystiek.Het is een po­ging om God te ervaren buiten de Bijbel om. Deze god wil ons laten geloven in een onvoorwaardelijke alles accepterende liefde. Alles mag, alles kan, alles is goed. Als het goed voelt, doe het dan. God ac­cepteert je, zoals je bent. Deze mystieke god is niet oordelend en verlangt niet naar een heilig leven.

De invloed van deze mystieke god is in alle aspecten van het leven en de samenleving doorgedrongen. Cloud wijst o.a. op de tegenwoordige ’christelijke’ aanbiddingsmuziek die van de seculiere muziek afgeleid is. Verder wijst hij op de invloed van de mystiekpsychologie. Deze denkrichting wordt in vele ge­meenten binnen het pastoraat gebruikt, maar heeft een humanistische anti-goddelijke basis. Je leest over o.a. Jung, Rogers, Dobson, Schuller (self-esteem) en Stanley.

Door het mysticisme is de invloed van het rooms-katholicisme binnen de gemeente steeds meer aanwezig. Dit is goed te zien aan het beoefenen van het contemplatieve gebed, lectio divina en andere (oosterse) technieken die geleerd worden. Denk daarbij ook aan de invloed van de praktijken van Taizé: een kloostergemeenschap in Frankrijk waar door stilte-sessies en veelvuldig herhalen van liederen het mysticisme wordt beoefend. In het boek passeren veel namen de revue, die allen het mysticisme voorstaan. Naast Foster, Bell, Young en Kidd worden vooral rooms-katholieken genoemd zoals broeder Lawrence, Franciscus van Assisi, Ignatius de Loyola (stichter jezuïetenorde), meester Eckhart, moeder Theresa, Talbot, Merton en Nouwen

De auteur wijst erop dat steeds de rode draad is: onvoorwaardelijke accepte­rende liefde. Veel mensen zijn daar gevoelig voor. Ervaren, voelen, beleven, emotie dat is waar men naar op zoek is. Cloud maakt duidelijk dat onvoorwaardelijke liefde en onvoorwaardelijke vergeving een onderdeel zijn van een valse god en niet geheel verrassend kom je deze god tegen in het mysti­cisme.

Heidense godsdiensten zijn ten diepste mystiek. Ze leren dat God een soort universele kracht is waar contact mee kan worden gemaakt door middel van bovenzintuigelijke praktijken. Het hindoeïsme heeft yoga, het boeddhisme kent meerdere praktijken zoals gedachteloos mantra’s bidden, vegetarisme (= vegetariër-zijn) en communicatie met doden. David Cloud maakt duidelijk hoe onder invloed van be­kende personen en musici meer en meer een eenheid wordt gesmeed die de weg vrij maakt voor de mystieke god van de eindtijd. Ieder pad wat beïnvloed is door mystiek leidt naar hetzelfde type niet veroordelende onvoorwaardelijk liefhebbende, geen verplichting scheppende “hou van jezelf god”.

De waarschuwing is terecht: Onthoudt u van alle soort van kwaad. (1Thess 5:22)

 

Islamisering en islamvijandigheid

Seculiere media waarschuwen onvermoeibaar voor islamvijandige demonstraties en gedachtegangen, ook na de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo in Parijs.en ze hebben niet in de gaten dat ze met twee maten meten.

Het is best merkwaardig. In de tijd van de studentenrevolutie verscheen er een boek met de titel Das Elend des Christentums, dat de jonge socialisten maar al te graag propageerden en de linkse jetset met applaus begroette. Je hoorde niets over een speciale groep christelijke fundamentalisten die zich daarna opmaakte om wraak te oefenen vanwege de belediging van het heilige Boek en de Messias. Geen enkele klerikale kring kwam met een bisschoppelijke oproep tot bestraffing. De schrijver Joachim Kahl had geen lijfwacht nodig en hoefde niet te verhuizen.

Stel je voor dat iemand een boek durfde te schrijven met de titel Das Elend des Islams. Uit rode en groene kelen zou moord en brand geschreeuwd worden en het gebruikelijke vocabulaire zou variëren van intolerant, vijandigheid jegens allochtonen, racistisch, islamofobie enzovoorts. De verontwaardiging bij de politiek correcte mensen en de apostelen van de tolerantie zou zijn voorgeprogrammeerd en men zou onbekommerd met de ‘naziknuppel’ zwaaien.

Vijandigheid jegens christenen en afwijzing van Messias Jezus geldt als progressief, het afwijzen van de islam is ouderwets en een stigma. Vanwaar dit meten met twee maten? Men eist tolerantie ten opzichte van een religie die niet eens weet wat tolerantie is.

“Historisch gezien en ook in onze tijd bestaat er geen land met een islamitische meerderheid en een pluralistische orde die niet-moslims gelijk behandelt. Dit vast te stellen is geen vorm van islamofobie, maar historische eerlijkheid”, schreef Klemens Ludwig op 9 april 2014 in Die Welt. Ook de islamitische islamkenner Bassan Tibi heeft dit heel openlijk uitgesproken. De overgang naar een andere religie is gewoonlijk levensgevaarlijk.

Van wat moslims hier eisen en mogen, kunnen christenen in islamitische landen slechts dromen. Maar onze politici zijn gemuteerd tot ideologische fietsers. Voor de islam kruipen ze, het christendom trappen ze weg.

Geen kwaad woord over hier levende en geïntegreerde moslims, maar wie de islam bagatelliseert, verwart wensdenken met werkelijkheid, zoals de terreuraanslag op de redactie van Charlie Hebdo wel heeft bewezen. Ik schreef de eerste versie van deze regels enkele dagen voor 7 januari, de datum van de verschrikkelijke aanslag in Parijs en mijn conclusie

was op dat moment: “…wie de islam bagatelliseert, verwart wensdenken met werkelijkheid. En hoe ver dat gaat, is te zien aan het feit dat tegenwoordig bijna geen kunstenaar, politicus of journalist het nog waagt om zich kritisch over de profeet Mohammed uit te laten.”

Het is in dit verband opvallend dat de politiek correcte media meestal het woord ‘zogenaamd’ of ‘zou’ inlassen als er sprake is van de islamisering van ons land. Alsof het allemaal paniekzaaierij of fantasie was. Maar al in 2007 verscheen er in de Spiegel een hoofdartikel met de titel: ‘Mekka Deutschland, die stille Islamisierung’ (nr. 13/2007). Liep de Spiegel destijds achter een fata morgana aan?

Hans-Christian Ströbele (een politicus van Bündnis 90/Die Grünen) stelde zelfs voor om een christelijke feestdag af te schaffen en een  islamitische feestdag in te voeren. En op precies die gedachte borduurde Stephan Weil, de premier van Nedersaksen, onlangs voort.

Burgemeester Heinz Buschkowsky (SPD) van Neukölln, bekend door zijn veelgelezen boek Neukölln ist überall en zeker niet overhellend naar rechts, waarschuwt voor een sluipende islamisering en spreekt al over een “andere maatschappij”.

De islamisering is niet iets zogenaamds, zij is in volle gang. In sommige grote steden heb je islamitische wijken die zich onttrekken aan het Duitse recht en waar de Duitse politie niet meer in durft. En op sommige kleuterscholen is  varkensvlees intussen taboe.

Bovendien is het bijvoorbeeld enigszins misplaatst om de Pegida-demonstranten in de nazihoek te willen duwen. Hitler verachtte het christendom en prees de islam. Amin el-Husseini, de moefti van Jeruzalem, de destijds hoogste religieuze en politieke autoriteit van de Palestijnen, was een goede vriend en intensieve adviseur van de ‘Führer’. Hitler is in de Arabische wereld nog altijd een held en zijn boek Mein Kampf is er een bestseller.

Overigens zijn de ethische maatstaven de laatste tijd dermate naar het linkse vaarwater verschoven dat iets wat een jaar of twintig geleden bijvoorbeeld voor de CDU nog een onaantastbare waarde was, inmiddels rechts-populistisch wordt genoemd.

Er in nauwelijks een generatie geweest die de woorden van Jezus: “…Mij haat de wereld, omdat Ik van haar getuig dat haar werken slecht zijn”, zo indrukwekkend bevestigt als deze generatie.

Alexander Seibel

Bron: Middernachtsroep, maart 2015

Haar boek Dicht bij Jezus is ook in ons land gewild. In de Middernachtsroep, februari 2015 wordt de Duitse versie besproken.

Al enige tijd doet in evangelische gemeenten in de Duitstalige wereld een boek met meditaties van Sarah Young de ronde: Ich bin bei dir – 366 Liebesbriefe von Jesus. Hoe Bijbels of christelijk is het eigenlijk?

Het boek is tot bestseller verklaard en heeft al een tweede deel en ook een kinderversie. In het kader van een conferentie over Bijbelse profetie met als thema ‘esoterie’ kwam er een vraag naar een beoordeling van het boek met meditaties van Sarah Young. Omdat ik het tot dan toe niet kende, kon ik niet direct antwoord geven. Maar ik heb het een paar dagen later ter informatie gelezen. De belangrijkste informatie vond ik in de inleiding. Daarin vertelt Sarah Young over haar persoonlijke proces van het in de loop der jaren steeds meer ervaren van de tegenwoordigheid en het spreken van Jezus, zodat ze tegenwoordig in staat is om Gods stem direct te horen.

Haar eerste ervaring had ze tijdens een nachtelijke wandeling bij het licht van de maan in de Zwitserse bergen. “Plotseling had ik het gevoel dat een warme golf me omhulde. Ik werd me bewust van een heerlijke tegenwoordigheid n ik reageerde onwillekeurig met het fluisteren van ‘Lieve Jezus’. … Op dat moment wist ik dat ik God toebehoorde” (pag. 6-7).

De tweede belevenis vond plaats toen zij om het einde van een liefdesrelatie treurde en in de nacht een boek van Catherine Marshall met de titel Beyond Ourselves las. Plotseling voelde ze zich “niet meer alleen. Ik knielde op mijn hotelkamer naast het bed en voelde hoe een overweldigende tegenwoordigheid vol van vrede en liefde mij aanraakte. Ik wist dat Jezus bij me was en dat Hij met me mee leed. Het was ongetwijfeld diezelfde ‘lieve Jezus’ die ik in de Alpen had beleefd” (pag. 7).

Zestien jaar later ging ze, daartoe aangezet door een voor de deur staande beroepsmatige verandering in Australië, “opnieuw op zoek”. Een boek van Andrew Murray spoorde haar aan om voortdurend de ervaring van Gods tegenwoordigheid te willen opdoen. Omdat Murray de nadruk legde op een stille, ongestoorde gemeenschap met God, begaf ze zich met een Bijbel, een boek met overdenkingen, een potlood en wat koffie in de tegenwoordigheid van God.  Ze schrijft dat “God Zich aan me begon te openbaren” terwijl ze wachtte (pag. 9).

In de nieuwe dienst kregen zij en haar gezin met zware geestelijke strijd te maken en daarom werd het bidden om bescherming voor haar bijzonder belangrijk. Op een morgen stelde ze zich beeldend voor hoe “God ieder van ons beschermde” (pag. 10). Haar dochter, zoon en echtgenoot waren “door Gods tegenwoordigheid omhuld, die er uitzag als een gouden licht. Toen ik voor mezelf bad, werd ik opeens omgeven door een stralend licht en een diepe vrede. Ik verloor elk gevoel van tijd, toen ik Gods tegenwoordigheid op deze intensieve manier ervoer” (pag. 10). In elk geval hier behoort de lezer wakker te worden. Het visualiseren, dat Sarah Young tijdens het bidden praktiseerde, behoort tot de praktijken van het sjamanisme en de esoterie, waarin men probeert om de zichtbare, maar vooral de onzichtbare wereld werkzaam te laten worden volgens eigen innerlijke beelden.

Omdat ik zelf een jaar of tien in de esoterie heb gezeten, weet ik hoe zulke methoden werken. Ze geven je het gevoel van een echte belevenis, bevorderen de gedachte dat je vrij over Gods werkzaamheid kunt beschikken en dat je meer kunt opwekken en ervaren dan ooit.
Deze verlokking brengt een toenemende openheid voor de invloed van (ver) leiding vanuit de onzichtbare wereld met zich mee. De Bijbel geeft ons nergens enige aanwijzing om ons in de een of andere vorm God, Zijn bescherming of Zijn genezing voor te stellen. Met zo’n methode denken christenen de kloof tussen geloof en aanschouwen te kunnen overwinnen. Ze voelen zich veilig omdat ze zich op God of Jezus Christus richten en beseffen niet dat ook satan, zoals Paulus het in 2 Korinthe 11:3 beschrijft, via onze gedachten kan en wil werken om ons af te brengen van de eenvoud en de zuiverheid ten opzichte van Christus. Deze laatste door Young beschreven belevenis (ik zou het eerder een initiatie noemen) geeft een doorbraak naar een mediamieke activiteit, die men ‘naar God luisteren’ noemt.

“In datzelfde jaar begon ik het boek God Calling te lezen, een meditatieboek dat twee anonieme ‘luisteraarsters’ hebben geschreven. Deze vrouwen wachtten met pen en papier in de hand stil in Gods tegenwoordigheid en schreven boodschappen op die zij van Hem kregen”(pag. 11). Vergelijk dat eens met de volgende handleiding onder het kopje ‘Opleiding van mediums’: De leerling “begint met een kort gebed, leest een stuk uit de heilige Schrift en denkt over het gelezene na. Daarna houdt hij zijn hand met een potlood op een voor hem liggend vel schrijfpapier en wacht zonder enige geestelijke spanning af. Als hij zich gedrongen voelt tot het opschrijven van gedachten die hem met grote zekerheid geïnspireerd worden, schrijft hij die op” [Johannes Greber, Der Verkehr mit der Geisterwelt (Zürich: A. Brunner Verlag, 1932), pag. 133]. Gefascineerd als ze was door de al opgedane ervaringen, schijnt Sarah Young niet meer in staat te zijn geweest om in te zien dat dit een sjamanistische praktijk is, een typische vorm van medium zijn.

Alleen al het feit dat de auteurs anoniem zijn, had bij haar een belletje moeten doen rinkelen. De esoterie biedt talrijke dergelijke boeken aan. Een van die boeken, getiteld Die neue Zeit ist jetzt (“De nieuwe tijd is nu”, Smaragd Verlag, 2002), is bijvoorbeeld doorgegeven door een geest met de naam Sananda. Hij beweert, dat hij hier op aarde als Jezus heeft geleefd. Ook zijn boodschappen zijn in de ik-vorm geschreven. Zo zegt hij: “De volkomenheid van de Al-Ene ligt achter de woorden. Die is in de stilte te vinden. Die is te vinden … als je je openstelt voor  wat er is” (pag. 106). Ook Young roept in haar overdenkingen de lezeressen steeds weer op om met een open geest te komen of om zich open te stellen.

Het persoonlijke luisteren en beleven werd steeds belangrijker voor haar. Zij schrijft: “Ik wist wel dat God door de Bijbel tot me spreekt, maar ik verlangde naar meer. … Ik besloot om met een pen in de hand naar God te gaan luisteren en op te schrijven wat Hij volgens mij zei” (pag. 11). Vanaf dat moment verwachtte ze de aanwijzingen van God niet meer met of via de Bijbel, maar alleen nog persoonlijk. Terwijl ze aan het begin nog onzeker was, kwamen de boodschappen al gauw meer en meer “ongehinderd”. Ze voert deze ervaringen terug op het toepassen van Psalm 46:11, waar staat: “Geef het op en weet dat Ik God ben!”

“Dit regelmatige luisteren naar God heeft mijn relatie met Hem veel meer verdiept dan enige andere geestelijke oefening” (pag. 13). Met deze uitspraak en het feit dat de overdenkingen in de ik-vorm zijn geschreven plaatst zij het Woord van God onder haar persoonlijke luisteren. Omdat ze echter wel van mening is dat het Woord van God de maatstaf moet zijn waaraan ze de gehoorde woorden meet, bewijst ze die met verschillende Bijbelverzen die dikwijls in haar opkwamen als ze naar God luisterde.

Samengevat geeft dit boek de volgende boodschappen door:

  1. God spreekt slechts in de stilte.
  2. Het persoonlijke spreken van God (ervaring) staat boven het Woord van de Bijbel.
  3. Door het gebruiken van de ik-vorm stelt ze haar woorden voor als de ware woorden van Jezus en verleent ze zich daarmee de schijn van een nieuwtestamentische profetes die openbaringen van Jezus doorgeeft.
  4. De lezeressen worden indirect aangespoord haar na te doen en zo verleid om mediums te worden.
  5. Door je alleen maar open te stellen, leer je passiviteit aan, geen waakzaamheid en geen zin om het Woord van God te bestuderen.
  6. Het doel van haar meditaties is dat de lezeressen Gods liefde en vrede genieten. Wie de moeite neemt om de meditaties niet alleen dagelijks, maar ook achter elkaar door te lezen, zal vaststellen dat het gaat om heel veel zoetige uitspraken die ons in goede gevoelens van veiligheid wiegen en telkens herhaald worden.

Wat hier ontbreekt is niet alleen de realiteit van het lijden van Jezus aan het kruis, maar ook verwijzingen naar eventueel lijden door de navolging. Men wordt opgeroepen tot een spiritualiteit van de directe ervaring, waarbij het aanschouwen (ervaren, voelen) boven het geloof staat.

Elke Kamphuis

Bron:Middernachtsroep, februari 2015

 

Enkele gegevens over Young: Sarah Young studeerde filosofie, psychologie en bijbelwetenschappen. Samen met haar man, Steve, woont ze in Perth, in Australië, waar ze leiding geven aan een Japanse gemeente.

 Sprookjes

 

Het kan zijn dat sprookjes een heikel onderwerp zijn. Graag wil ik wel een aantal gedachten over dat fenomeen met u delen. Waar ze vandaan komen, is eigenlijk onbekend. In het algemeen gaat men er van uit dat het volksvertellingen zijn die van persoon tot persoon doorgegeven werden. Er zit wel een duidelijke tendens in. In sprookjes komen altijd wel betoverde of toekomstvoorspellende voorwerpen (kristallen bollen) of waterplassen voor. Die magische voorwerpen brengen vaak iets goeds (rijkdom, voedsel) voort, maar die voorwerpen worden steevast bewaakt door een heks of een andere boosaardige persoon.

 

Wat opvalt bij de tegenwoordige sprookjes, zoals die van Disney, is dat er vaak een Grieks mythologische achtergrond in meespeelt. Deze sprookjes worden veelal aangepast aan de maatschappij. Vandaar dat ze steeds meer een occulte lading krijgen. Persoonlijk denk ik dat The Lord of the Rings – in ons land bekend onder de naam “In de Ban van de Ring” – van Tolkien ook daaronder valt. Er zijn christenen die de moderne sprookjes promoten, omdat er een Bijbelse waarheid in zit.

In sprookjes zien we dat goed en kwaad een strijd uitvechten op een manier die als “christelijk” wordt omschreven. Dat vind ik erg en een teloorgang voor het Bijbels verantwoord denken.

 

Maleficent (Malafide in het Nederlands), een Amerikaanse avonturen-fantasiefilm (2014), is een nieuwe versie van de Walt Disney-animatiefilm achtergrond sprookjesDoornroosje uit 1959. In deze film wordt het sprookje verteld vanuit het oogpunt van de heks Malafide. Waarom is zij zo geworden? Wat is de oorzaak? Is ze niet door de omstandigheden zo geworden? De Volkskrant omschreef de film als een geslaagde nuancering van het kwaad. Zo wordt er in sprookjes een boodschap meegegeven die steeds verder afdwaalt van de Bijbelse waarheid. Waarschuwt de Bijbel niet voor  mensen die het kwade goed en het goede kwaad zullen noemen?

Kun je sprookjes aan je kinderen voorlezen of kun je hen op de waarde ervan wijzen? Let wel dat ze veelal hekserij, magie, vervloekingen en duistere machten bevatten. Dat aan het eind het goede overwint, vind ik juist het gevaar ervan. Lopen kinderen dan niet het gevaar dat ze  occulte zaken gaan zien als zaken die te overwinnen zijn, mits je maar goede dingen doet?

 

Sprookjes zijn dan ook niet zo onschuldig, zoals ze zich voordoen. Blijft de verborgen boodschap niet achter in de hoofden van de kinderen?

 

 

Jos Hobé

 

 

WILLIAM PAUL YOUNG

 

De Canadese auteur Young is in. De twee boeken, De uitnodiging en De oversteek, vinden gretig aftrek in ons land. In het Amerikaanse blad Christianity Today stond  in maart 2013  een interview met de auteur. Nu niet een uitleg van de titel, de karakterbeschrijving, de flashbacks, het perspectief of de thematiek in zijn romans, maar zijn denken. Toen hem werd gevraagd: “Wat volbracht Jezus aan het kruis en in de opstanding?” antwoordde Young: “Het was God in de handen van boze zondaars. Dat is de zin die ik zou gebruiken. Ik ben geen type voor plaatsvervangende straf, maar ik ben een plaatsvervangend type. Ik zie de Vader niet Zijn toorn uitstorten over de Zoon. Ik zie het menselijke ras zijn wraak uitstorten over de Zoon. Dus ik denk dat de enige hoop voor de hele kosmos is wat de Zoon verkiest te accepteren, huiverend aan het instrument van onze grootste toorn. Hij ontmoette ons op de diepste, meest duistere plaats.”

 

w p young

David Cloud van wayoflife.org. reageert (5 april 2013) daarop: “In deze brij van afgoderij gebruikt Young de term “plaatsvervangend lijden”, maar geeft hem een andere betekenis dan de betekenis uit de Bijbel, die simpelweg stelt: Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden.  (Jes 53:5) Toen Young werd gevraagd: “Maar de Bijbel is doordrenkt van woorden over goddelijke toorn, niet alleen in het Oude, maar ook in het Nieuwe Testament, hoe verklaart u dat?” antwoordde Young gladjes: “Ik ben in het geheel niet tegen toorn, maar wat voor mij is veranderd, is het volgende: Ik ben opgegroeid binnen een gedachtegoed dat leerde dat toorn straffend en vergeldend van aard is. Ik zie het nu als herstellend.”

 

Dus Young gebruikt de term “toorn” maar  geeft het een compleet andere betekenis dan wat we in de Schrift vinden. Want toorn van God openbaart zich van de hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen, die de waarheid in ongerechtigheid ten onder houden. (Rom 1:18) Door deze dingen komt de toorn van God over de ongehoorzamen. (Col 3:6) Want de grote dag van hun toorn is gekomen en wie kan bestaan? (Op 6:17) En wanneer iemand niet bevonden werd geschreven te zijn in het boek des levens, werd hij geworpen in de poel des vuurs.  (Op 20:15)

 

Besturen en ouders wees alert op de vrijheid van onderwijs.

De pedagogische tik kan in de politiek niet meer op sympathie rekenen. Althans, als het gaat om de relatie tussen ouders en kinderen. In de relatie tussen de overheid en scholen is de pedagogische tik juist razend populair. De overheid denkt vaak beter dan de scholen zelf te weten wat goed is en wat scholen zouden moeten doen. Het vermanende vingertje wordt regelmatig geheven en waar nodig wordt een corrigerende mep uitgedeeld. Wat staat scholen in zulke omstandigheden te doen? En welke rol kunnen ouders spelen? Voor alle betrokkenen bij het onderwijs is er voldoende reden om alert te zijn en zich op deze vragen te bezinnen.

►Pedagogisch-didactische visie
Het hart van de school klopt in de visie op het kind, de manier waarop onderwijs gegeven wordt en de inhoud die aan bod komt. De wetgever heeft deze hartfunctie daarom vanouds goed willen beschermen. Pedagogische en didactische vrijheid zijn een kostbaar goed, omdat zij erkenning geven aan de diepste overtuiging van burgers. scholenOverigens zijn ook deze vrijheden niet onbeperkt. Er zijn wettelijke grenzen die in acht genomen moeten worden. De  leraar die een pedagogische tik uitdeelt, gaat bijvoorbeeld over de grens van de strafwet heen.

De pedagogisch-didactische vrijheid van scholen is de afgelopen jaren sluipenderwijs ingesnoerd. In de praktijk ervaren professionals in de school minder ruimte dan in de handboeken onderwijsrecht nog keurig beschreven staat. Neem bijvoorbeeld de kleuterjuf die zich gedwongen voelt een Citotoets af te nemen bij haar vierjarigen. Dat strijdt met haar visie op de ontwikkeling van het kind, maar gezien de opstelling van de inspectie lijkt er voor haar weinig te kiezen. Of denk aan de directeur die zich ongemakkelijk voelt bij de eenzijdige inzet op opbrengsten voor rekenen en taal. Hij vreest dat de brede ontwikkeling van leerlingen onder druk staat. Leerlingen komen volgens hem bovendien niet naar school om alles uit zichzelf te halen en maximale leerwinst te boeken.

Vanuit het perspectief van pedagogisch-didactische vrijheid zijn ervaringen als deze opvallend. Er is een gapende kloof ontstaan tussen de ervaring van vakmensen en de juridische kaders voor het onderwijs. Dat is echter niet het gevolg van wetten van de overheid. De verklaring ligt in het feit dat de inspectie haar eigen visie aan scholen oplegt. Terwijl de voedsel- en warenautoriteit enkel de kwaliteit en de niet de smaak van producten toetst, gebruikt de onderwijsinspectie voor haar beoordeling niet alleen de wet, maar ook haar eigen opvattingen. De zogenaamd verplichte kleutertoets is hiervan een sprekende uiting. De wet kent helemaal geen plicht om een kleutertoets af te nemen, wat recent nog door de Tweede Kamer is bevestigd. De inspectie heeft die norm zelf geformuleerd. Scholen doen er daarom kennelijk goed aan door te vragen bij criteria waar zij moeite mee hebben en te onderzoeken wat werkelijk harde verplichtingen zijn. Laten schoolleiders en leraren zich niet bij voorbaat neerleggen bij wat als wens van de overheid gepresenteerd wordt!

►Sociale ontwikkeling en veiligheid
Nauwe betrokkenheid van de overheid is in veel gevallen goed te begrijpen. Neem nu het pesten. De overheid wil natuurlijk geen onbewogen toeschouwer zijn bij dit ingrijpende maatschappelijke probleem. Het leed dat leerlingen elkaar aan kunnen doen, staat hoog op de politieke agenda, mede door de tragische gebeurtenissen op diverse scholen. Bewindspersonen tonen graag hun daadkracht en betrokkenheid door het treffen van nieuwe maatregelen. De legitimatie daarvoor is dan dat de overheid volgens de Grondwet aanhoudend zorg moet dragen voor het onderwijs.

Bij al die goede bedoelingen verdwijnt het risico van emotiepolitiek echter gemakkelijk uit beeld. De emotie van het moment leidt er snel toe, dat voorstellen worden gedaan die de verantwoordelijkheid van scholen miskennen en die bij nader inzien ook geen oplossing bieden. De overheid werkt daarmee de utopie in de hand dat met haar maatregelen een belangrijke stap in de bestrijding van het probleem wordt gezet. Met de herhaaldelijke nadruk op wetenschappelijk bewezen effectieve methoden tegen pesten wordt waarschijnlijk vooral het diepe besef overschreeuwd, dat voor dit probleem geen eenvoudige, panklare oplossing mogelijk is. Het doet in ieder geval onvoldoende recht aan de betrokkenheid en ervaring van scholen. Alsof scholen zelf niet doordrongen zijn van de noodzaak om pesten zoveel mogelijk te bestrijden!
scholen2
Inmiddels lijkt de politiek als het gaat om pesten voor een belangrijk deel bijgedraaid. Staatssecretaris Dekker ziet namelijk af van een verplichting voor scholen om een wetenschappelijk bewezen effectief programma te gebruiken. Scholen houdenruimte voor hun eigen methode en aanpak. Dat klinkt natuurlijk goed, maar het is geen reden om achterover te leunen. Hoewel de wettelijke verplichting achterwege blijft, wil de bewindsman zijn doel nog steeds bereiken. Bemiddelende instanties als de koepelorganisaties voor het basis- en voortge

zet onderwijs vervullen hierbij een belangrijke rol. Ze hebben gepleit voor meer ruimte voor scholen, maar in hun alternatieve plan krijgen de wetenschappelijk bewezen effectieve methoden nog steeds een zwaar accent. Laten scholen er dus voor zorgen dat zij via deze achterdeur niet alsnog invloeden in huis krijgen die zij liever niet zien. Onder de aanbevolen wetenschappelijke methoden zit bijvoorbeeld ook de Kanjertraining. Dit programma lijkt meer sympathie voor de daders dan voor de slachtoffers van pesten te kweken. Overigens leeft bij de inspectie de behoefte om de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen over de volle breedte beter in kaart te brengen. Daarvoor is zelfs een leerstoel opgericht. De inspectie onderkent namelijk, dat het bijzonder lastig is om het sociale domein op zinvolle en betrouwbare wijze in kaart te brengen. Merkwaardig genoeg weerhoudt dat haar niet om scholen hierop steeds kritischer te bevragen. De inspectie verwacht eigenlijk dat scholen niet alleen voor rekenen en taal, maar ook voor sociale opbrengsten genormeerde systemen gebruiken. Het is wellicht overbodig om te vermelden dat hier meer sprake is van een hobby dan van wettelijke normen.

►Seksuele diversiteit
De Tweede Kamer heeft meer dan gemiddeld belangstelling voor het onderwerp seksualiteit in het onderwijsprogramma. Na jarenlang gedram onder aanvoering van D66 zijn de kerndoelen voor het onderwijs op dit punt gewijzigd. Uiteraard boden de kerndoelen op verschillende punten al aanknopingspunten, maar een Kamermeerderheid had kennelijk behoefte aan meer houvast. Dat heeft geleid tot de formule dat leerlingen respectvol om leren gaan met seksualiteit en met diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele diversiteit. Op die formulering zou natuurlijk genoeg af te dingen zijn. Zo is de vraag opgeworpen of perverse vormen van diversiteit ook op respect moeten kunnen rekenen. Gelukkig is het maatschappelijk klimaat inmiddels weer zo ingesteld dat bijvoorbeeld pedoseksualiteit geen acceptabele praktijk meer is.

Naast de invloed van de overheid doen ook de media zich behoorlijk gelden in de school. Het programma Dokter Corrie van Schooltv is een bekend voorbeeld. Het thema seksualiteit wordt hierin door deze ‘dokter’ op wansmakelijke en pedagogisch miserabele wijze aan de orde gesteld. Het is bijna verwonderlijk dat de artsenorganisatie nog geen procedure is gestart tegen de grapjurk die in witte jas allerlei flauwe geintjes maakt. In ieder geval is het beschamend dat dit programma met belastinggeld en ondersteuning van zogenaamde experts gemaakt wordt. Staatssecretaris Dekker heeft gelijk dat de publieke omroep minder aan plat vermaak zou moeten doen. Dokter Corrie onderstreept zijn stelling. Het zou een prima idee zijn als de subsidiekraan voor dit programma dicht zou gaan. Helaas lijkt dat ook weer niet de bedoeling van Dekker. Hij liet juist zijn neus zien bij Dokter Corrie, nadat een groep ouders in Den Haag protest tegen het programma had aangetekend.

Dat de overheid haar verantwoordelijkheid in dit geval niet neemt, moet scholen er des te meer toe nopen hun verantwoordelijkheid serieus te nemen. Het is in dat licht toch wat merkwaardig dat sommige leraren met beschuldigende vinger naar de overheid wijzen, terwijl zij het programma Schooltv zelf aanzetten in de klas. Hier geldt wel degelijk: er zit een knop op die ‘tv’. Niemand dwingt scholen om Dokter Corrie te kijken. Van leraren mogen we juist verwachten dat zij het materiaal voor de les kritisch onderzoeken. Het geestelijke welzijn van de kinderen is immers in het geding! Als scholen hierin te weinig verantwoordelijkheidsgevoel tonen, kan het nodig zijn dat ouders een pedagogische tik uitdelen. In alle liefde en vriendelijkheid uiteraard, vanuit een gedeelde missie.

Wat ten aanzien van Dokter Corrie geldt, is overigens ook van toepassing op het onderwerp seksuele diversiteit. Bij de wijziging van de kerndoelen is uitdrukkelijk bepaald dat scholen de kerndoelen naar eigen inzicht onderwijskundig en inhoudelijk mogen invullen. Scholen hebben de vrijheid om een benadering te kiezen die past bij de eigen professionele en identiteitsgerelateerde keuzes en de schoolspecifieke visie en context. Dat mag door christelijke scholen opgevat worden als een uitnodiging om hun Bijbelse boodschap te blijven doorgeven en niets aan de kracht af te doen. Er is voor deze scholen geen enkele reden om bang te zijn voor de inspectie, als zij de Bijbelse boodschap op respectvolle wijze overdragen aan de leerlingen. Het geeft geen pas om het verwateren van de boodschap te rechtvaardigen met het verweer dat de ervoor ruimte door de overheid beknot is.

►Tot slot
Uit het voorgaande blijkt dat allerlei instanties en verwachtingen zich bij de school aandienen. Sommige scholen zien door de bomen het bos niet meer. Hoeveel vrijheid hebben we, wat zijn werkelijk harde grenzen? Andere scholen gaan eenvoudig uit van een beperktere vrijheid dan hen toekomt. Het risico is in beide gevallen groot dat de missie en de visie van de school in de knel komen. Gelet op het belang van Bijbels onderwijs is een alerter opstelling van besturen, professionals en ouders broodnodig. Scholen kunnen richting de overheid de vinger leggen bij de grenzen die in acht genomen moeten worden. Ouders kunnen hun vinger opsteken om scholen bij de les te houden. Gezamenlijk houden zij het schip op koers, tot zegen van de leerlingen in het bijzonder en tot nut van de maatschappij in het algemeen.

Gijsbert Leertouwer LLM, BA

 

 

 

Kinderen en occulte beïnvloeding

Afbeelding van nl.forwallpaper.com

 

 

 

 

Het signaleren van occulte beïnvloeding, wat tot occulte belasting bij kinderen in de basisschoolleeftijd kan uitgroeien, neemt toe. Hoe gaan (christelijke) basisscholen daarmee om, wat houdt het in en wat zouden ze kunnen doen?

Op vrijdagmiddag 31 oktober 2014 deed ik een laatste stagebezoek van die week op een christelijke basisschool. Met de geachte dat we denken aan Maarten Luther die bijna 500 jaar geleden de Kerkhervorming inluidde, waren kinderen van groep 7 en 8 in de hal van de school met zwarte kleden bezig om hun presentatie voor Halloween voor te bereiden die halverwege de middag zou plaatsvinden. ‘Bizar’, was de gedachte die in me opkwam.

’s Avonds op het Jeugdjournaal kreeg ik meerdere taferelen te zien van Halloween die dezelfde dag hadden plaatsgevonden op basisscholen in Nederland: kinderen gekleed als spoken die elkaar met stokken en zelfgemaakte geweren te lijf gingen onder het geschal van griezelkreten omlijst met griezelmuziek op de achtergrond. Een woordvoerder gaf aan dat kinderen tegenwoordig wel gewend raken aan de omgang met enge dingen. Bij dit item werd uitvoerig uit de doeken gedaan hoe het komt dat dit feest in Nederland zoveel aandacht krijgt. Ook de Volkskrant van die week verhaalde van de opmars van Halloween. De oktobernieuwsbrief van B&O waarschuwde ons ook al.

►Symptomen
Steeds vaker vragen individuele ouders en managementleden van basisscholen ons als CHE-pabo advies hoe om te gaan met verschillend aanbod op scholen waar een spiritueel luchtje aan zit. Op de pabo behandel ik het occultisme en de gevolgen daarvan bij kinderen binnen de colleges Pedagogiek. Ook leerkrachten zien symptomen bij kinderen die hen verontrusten en de oorzaak vinden in het omgaan met transcendente en (ogenschijnlijk) occulte praktijken. Aan de ene kant wordt ‘occult’ geplakt op zaken die dat niet zijn (overschatting) en aan de andere kant zijn er ouders en leraren die het onderwerp bagatelliseren (onderschatting) en het niet serieus nemen. Sommige ouders en leraren (ook christelijke!) vinden dat het experimenteren met zaken die het bovennatuurlijke bevatten, moet kunnen. Niet wetend dat kinderen zelfs occult belast kunnen raken en daardoor symptomen krijgen die moeilijk te duiden zijn. We hebben het dan over:

  • emotionele problemen, zoals angststoornissen en depressie: angst voor het donker bij het naar bed gaan;
  • slaapstoornissen: wakker schrikken van enge dromen waarin spoken voorkomen;
  • bedplassen: in de eerste slaap ontlaadt zich het onderbewuste, als dat voor kinderen enge dingen zijn, kan de controle over de plasspieren (vooral bij jongens) verloren gaan;
  • gevoel van onveiligheid: de spookbeelden kunnen te allen tijde opdoemen en dat legt een onstabiele basis onder het grondbestaan;
  • zichtbare verschijnselen: het bewegen van gordijnen op de slaapkamer en het verschijnen van ‘spookfiguren’;
  • het horen van stemmen en het krijgen van waanideeën: het krijgen van boodschappen die aanzetten tot verkeerde handelingen (agressie, stelen);
  • concentratieproblemen: het emotioneel bezig en geobsedeerd zijn met dat wat wordt beleefd, blokkeert het werkgeheugen (zo leert ons de neuropsychologie) waardoor het opslaan van nieuwe informatie het lange-termijn-geheugen niet bereikt;
  • communicatiestoornissen: het geven van vertrouwen wordt geschonden, doordat er ‘iets tussen zit’ dat onveiligheid geeft.

Bij de ontwikkeling behoort dat kinderen soms bang zijn door de gedachte dat er iemand onder hun bed ligt. Dat is op zichzelf nog niet verontrustend, maar als daar enge dingen bijkomen, moet er een bel gaan rinkelen. Daarom is kennisname van de ernst van de problematiek van occulte beïnvloeding (belasting) iets wat bij de onderzoekshouding van een leerkracht hoort. Mijn ervaring is dat er op christelijke basisscholen te weinig kennis en onderscheidingsvermogen aanwezig is om symptomen te kunnen signaleren en te duiden. Laat staan er wat aan te doen.

Kortom, het kind vertoont verschijnselen die ook bij andere problematieken zich voordoen, als bij huiselijk geweld, incest en dergelijke. Daarom is doorvragen zo belangrijk: met welke spelletjes ben je bezig?; bij welke vrienden speel je en kom je thuis?; naar welke tv-programma/films kijk je?; wat doe je online?; met wie communiceer je met de sociale media?; welke sites bezoek je? De symptomen zijn zelfs zo misleidend dat kinderen verkeerd worden gediagnosticeerd. Kinderpsychologen weten soms ook niet welk etiketje ze moeten plakken. Het krijgen van boodschappen door stemmen in het hoofd wordt al snel geduid als psychotisch of schizofrenie. Vaak wordt het verzamelstigma ‘aan autisme verwantschap’ geplakt op symptomen van het occultisme. Kinderen die belast zijn, proberen zich (onbewust) af te sluiten van de buitenwereld om de prikkels te kunnen reguleren. Die activiteit vertekent en doet denken aan autistische trekjes.

►Methodieken
Op basisscholen worden soms methodieken gebruikt waarvan de achtergrond op zijn minst dubieus is. Je hebt een zwart gebied waarvan je weet dat het eng is, maar het grijze gebied is op zijn minst net zo gevaarlijk, omdat je niet weet wat voor gevolg het heeft en waartoe het kan aanzetten. Een voorbeeld is de Rots- en Watertraining. Goed bedoelde interventie om de groepsdynamiek in de groep een positieve wending te geven, maar als kinderen eerst vast op de grond moeten gaan staan om contact te maken met ‘moeder aarde’ en dan op de grond gaan liggen om meditatieve oefeningen te doen, kun je je afvragen welk mensbeeld eraan ten grondslag ligt. En de Friese bedenker (die onlangs op tv uitleg gaf) meldde dat de oorsprong uit de spirituele hoek komt. Wanneer kun je occult belast raken? Als er contact is met het occulte, direct of indirect. Direct door bijvoorbeeld media (films, tv, muziek, methodieken waarbij geesten worden opgeroepen) of occult belaste mensen. Indirect door beïnvloeding van anderen of doorgegeven van ouder op kind. Of het nu wit, zwart of grijs is, het is oppassen geblazen bij yoga, mandala’s, trance-doorway technieken, wichelroede, pendel-, meditatie- en concentratieoefeningen, diverse computerspelletjes, tv-programma’s en films, en jeugdliteratuur. Titels verraden de inhoud: “Huis van Anubis” (god van de Egyptische mythologie), “De graal van het kwaad”, “Kernenergie voor de duivel”, “De nacht van de draak”, “Dit huis wil bloed”, “Hekserij bij volle maan”, “Meindert Swarteziel en het bloed van de duivel”, “De geest in de glazen bol”, “De spookburcht”. Al deze middelen en methodieken zetten aan om het denken van kinderen ‘oosters’ te maken en te laten leiden naar een nieuwe wereldorde waarbij alles wat van God is uit ons bestaan wordt weggebannen.

►Hoogsensitiviteit
Dat symptomen kunnen vertekenen, geldt ook voor hoogsensitiviteit. Uit onderzoek blijkt dat er zo’n drie hoogsensitieve kinderen in een basisschoolgroep kunnen zitten. Uit de vigerende literatuur weten we, dat hoogsensitieven een extra antenne hebben voor spiritualiteit. Dat betekent niet dat ze meer kans hebben op de gevolgen van het occultisme, maar wel dat ze extra bescherming en begeleiding nodig hebben om met hun actieradius van prikkels om te kunnen gaan. Het onderscheiden van geesten is daarbij van groot belang.

►Studenten-e-mail
Eind september 2014 ontving ik van een derdejaarsstudente pabo de volgende mail, zoals ik er wel meer krijg: “In mijn stageklas zit een meisje dat vaak afwezig is, ze is vaak moe. Ze kan goed leren, maar door slaapgebrek komen de resultaten vaak niet goed naar voren. Letterlijk zei ze me vandaag: “Ik slaap vaak slecht en durf niet naar de wc. Ik ben erg bang in het donker en durf mijn bed niet uit. Soms zie ik de koelkast ineens open- en dichtgaan. Bij een vriendinnetje is dat soms ook, haar broer kan geesten zien. Soms zie ik ineens rare gezichten, ik denk dat er geesten in mijn huis zijn of bij mijn vriendin. Ineens was er een plas water, maar later zag ik ‘m weggaan. Soms lijkt het alsof mensen een masker op hebben. De broer van mijn vriendin schreef MM8 op een blaadje en legde zijn duim erop. Daardoor waren er toen geesten en kon hij in de toekomst zien…”. Ze sprak daarna over een doosje, ‘nerval’ of zoiets, waarin ze de geest van dode mensen konden bewaren. Ook dit had met haar vriendinnetje en haar broer te maken. Het meisje zit in groep 4 en is zeven jaar.”

De vraag van de studente was dat ze zich (op grond van het pedagogiekcollege in pabo-2 hierover) zorgen ging maken en vroeg hoe ze dit met haar mentrix kon bespreken die er nu alleen maar lacherig over deed.

Steeds vaker komen dit soort verhalen voor die kinderen soms argeloos in de kring vertellen bij het begin van een schooldag. Dat je er als leerkracht iets mee moet, is duidelijk.

►Mijnenveld
Het occultisme is een mijnenveld. De vraag die we ons als opvoeders en leraren kunnen stellen, is of we een risico willen lopen door te testen of er toch geen verborgen mijn ergens is. In 1 Thess 5: 22 staat: Onthoudt u van alle soort van kwaad. In Ps 34: 15 zie je dezelfde waarschuwing. Wie deze waarschuwingen negeert, loopt gevaarom door contactname ingewijd te worden in het oosterse denken dat gericht is op het spirituele, het transcendente en bovennatuurlijke.

Bij de bespreking van deze zaken in de groep met kinderen moeten we ervoor oppassen dat kinderen achter elke boom een demon gaan zien en onnodig angstig worden. Tegelijk mogen we vanuit het Evangelie wijzen op een barmhartige God Die bescherming biedt tegen occulte invloeden die, zoals Paulus vermeldt, als “geestelijke boosheden in de lucht” hangen (Efeze 6).

►Een vaste Burcht
De vijand, de boze,  rukt aan met gruwel en bedrog. Kinderen zijn een weerloze prooi voor hem en hij zal er alles aan doen om ze in deze eindtijd in zijn macht te krijgen. Bijbels pastoraat is noodzakelijk! Je zult met het kind (de leerling) aan de hand van de Bijbel na moeten gaan waarmee het in aanraking is geweest en welke gevolgen dat kan hebben. Die zonden zullen concreet aan God beleden moeten worden. (1 Joh 1: 6,7,8 en 9) Wat een bijzondere taak en verantwoording hebben ouders en leerkrachten!

Van Luther leren we dat de sterke Held terzijde staat en hoe ook de satan woedt, “éénWoord al doet hem vallen”. Immers, “Gods Woord houdt stand in eeuwigheid”. We mogen verzekerd zijn dat “noch dood, noch leven, noch engelen, noch machten, nochtegenwoordige, noch toekomstige dingen, noch hoogte, noch diepte, noch enig anderschepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Here” (Rom 8:38, 39). We mogen vertrouwen op Gods bescherming: een vaste Burcht is onze God. Daarom geen ‘Halloween’, maar door Gods genade ‘Hervorming’ door de vernieuwing van ons denken!


Dr. J.J.Bakker

Dr. Bakker is onderwijspedagoog aan de pabo van de CHE.

 

 

Op  de site www.svchapel.org stonden twee artikelen van pastor Dennis McBride over dromen en visioenen van ‘Isa uit de Koran. Aan mevr. E. Nannen, auteur van Bijbel of Koran/De vraag naar de Waarheid (zie webshop) is gevraagd daarop te reageren.

Een visioenen-en-dromen-beweging onder moslims

Wie is de ’Isa van de Koran?

Het woord  ‘Isa in de Koran is géén vertaling van de eigennaam Jezus (Jeshua). ’Isa is ook niet de zoon van Jahweh, de ’Isa van de Koran zegt met nadruk dat Allah (van de Koran) géén zoon heeft. Deze Allah is géén vader. ’Isa is alleen een ‘schepping’ van Allah, maar géén zoon. Daarover zegt de Bijbel duidelijk: ” En zoals u gehoord hebt dat er een antichrist komt, zijn er nu ook véél anti-christen, en daaraan erkennen wij dat het de laatste ure is. Dat is de antichrist die de Vader en de Zoon loochent” (1Joh 2:18-23). Een antichristelijk kenmerk is dus de loochening, dat God de Vader van Jezus Christus en Jezus de Zoon van God is.

Wat zegt de ’Isa van de dromen en visioenen – wat zegt hij niet?

McBride die talloze vermelde dromen en visioenen onderzocht, was natuurlijk benieuwd of de ’Isa van de dromen hetzelfde verkondigt als de Jezus van de Bijbel, toen Hij de hemelse Vader op aarde diende: “Bekeert u en gelooft het evangelie” (Mk 1:15).

  1. ’Isa claimt dat hij god is (..), dus met aanspraak op aanbidding. Hij moet dus een troon hebben (vgl. Js 14:14-15; 2Ts 2:4; Op 2:13; 13:4,8,12). De Bijbelse Jezus openbaarde dat Hij de Zoon van God en God zijn Vader is.
  2. ’Isa verschijnt ‘in de gestalte van Jezus’. Daardoor veronderstellen veel moslims uit onwetendheid dat ’Isa=Jezus.
  3. Dat christenen  beide gelijkstellen is schuldige onwetendheid. Het is vooral blasfemie en bovendien het toppunt van misleiding van moslims.
  4. ’Isa spreekt graag in de Ik-vorm,  bijvoorbeeld als hij een moslim uitnodigt tot hem te komen. ’Isa beweert van zichzelf: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven’. Dat is toch Bijbels!? Dan moet de ’Isa van de Koran toch wel de Jezus van de Bijbel zijn!? Of niet soms? De listige ’Isa echter laat doelbewust Jezus’ woorden weg:  “Niemand komt tot de Vader (!) dan door Mij” (Joh 14:6).
  5. ’Isa beweert dat hij de betrokken moslim ‘liefheeft’. Omdat ook een moslim alleen vriendschappelijke of echtelijke liefde kent, kan hij niets met een dergelijke uitspraak, wanneer deze niet aangevuld werd en wordt met o.a. 1Johannes 3:16.
  6. ’Isa zegt dat de betrokken moslim in hem moet geloven. Daarmee stelt hij zich op de plaats van (=anti) Jezus.
  7. ’Isa claimt: ‘Jij, moslim, behoort mij toe’. Ook hieraan wordt duidelijk dat hij “een andere Jezus” is, die de  betrokken persoon niet met zijn zoenbloed aan het kruis van Golgotha gekocht en duur betaald heeft (1Kor 6:19).

De Romeinse hoofdman Cornelius – gered door een Jezusvisioen?

Een dergelijke ‘herhaalbare’ gebeurtenis vinden promotors van Jezusdromen en visioenen in Handelingen 10.

Wie onbevooroordeeld Handelingen 10 leest, ontdekt:

  1. Cornelius was een vereerder van de God van Israël, Jahweh en bad ook geregeld tot Hem. Jahweh komt echter in de hele Koran niet voor. Mensen die geen Jood of christen zijn, bidden van huis uit dus helaas tot ‘een andere god’.
  2. Cornelius zag in een visioen “een engel van God” (10:3). Jezus is echter de Zoon van God.
  3. Deze engel verscheen aan Cornelius niet om hem te redden of om hem ‘evangelistisch voor te bereiden op het evangelie’. Hij zei dat Cornelius een zekere Simon Petrus moest uitnodigen. “Deze zal woorden tot u spreken, waardoor u en uw hele huis gered zullen worden” (10:5-6; 11:13-14). En Petrus verkondigde de gekruisigde en opgestane Jezus (10:37-43)!

Conclusie

  1. Geen enkel bericht van een visioen in het boek Handelingen rechtvaardigt de idee van een voortgaande openbaring door visioenen, dromen, profetieën e.d. tot op de huidige dag. “De Schrift plus” is en blijft anti-Bijbels.
  2. Verdringt de Jezus-visioenen-en-dromen-beweging niet Gods uniek evangelisatiemiddel: de verkondiging van het Woord van Jezus’ kruis en opstanding? En evenzo het werk van de Heilige Geest via Gods Woord?
  3. Doet de ‘Jezus’ van de visioenen en dromen hetzelfde als hij Gods Zoon zou zijn? Zo niet, is er dan niet sprake van “een andere Jezus” die niet in Bijbels opzicht de ogen opent en niet tot berouw (!) en bekering leidt?
  4. Is het niet de oude leugen dat Jezus zien overtuigender zou zijn dan het horen en gelovig gehoorzamen van Gods Woord (Rom 1:16-17; 2Tim 3:15-16)?

 

Mevr. E. Nannen