De evolutietheorie veronderstelt dat het leven op aarde als volgt is ontstaan: atomen voegden zich samen tot eenvoudige moleculen:

  • deze voegden zich op hun beurt samen tot ingewikkelder moleculen,
  • welke door samen te ballen onder andere leidde tot de vorming van genetisch materiaal,
  • waardoor eenvoudige cellen konden groeien,
  • welke zich over miljoenen jaren ontwikkelden tot de huidige levensvormen, onder andere de mens.

Deze mens zou in het stadium gekomen zijn de verdere evolutie zelf ter hand te nemen. De Nederlandse overheid gaat er van uit dat de evolutietheorie bewezen is en heeft deze daarom als leerstof verplicht gesteld.

Onze jeugd is gebaat met goed onderwijs. Daarover zal geen verschil van mening bestaan. Het huidige onderwijs in de evolutieleer is echter om een aantal redenen geen goed onderwijs:

1.   De evolutietheorie lijkt een leer die niet ter discussie gesteld mag worden. Door dit dogmatische karakter, wordt het kritisch logische        denkvermogen van de leerlingen uitgeschakeld.
2.   De natuurwetenschappelijke werkwijze, die men de leerlingen bij tracht te brengen bij de scheikunde en natuurkunde, wordt op deze wijze in de vakken biologie, aardrijkskunde, geschiedenis enz, weer teniet gedaan.  Dat is didactisch gezien een misser.
3.   Bij het onderwijs in evolutieleer wordt verzuimd in te gaan op het waarom en het nut van deze kennis. Daardoor onthoudt men de leerling  belangrijke informatie en voedt men hen op in een gesloten denkwijze.
4.   De morele consequenties van de evolutieleer worden niet ter discussie gesteld.

Wat is het nut van (macro) evolutieleer (aap → → → → mens)?
Voor problemen als ziekenhuisinfecties, genetische modificatie, biodiversiteit etc. is kennis van macro-evolutie irrelevant. Waar het immers bij deze voorbeelden om gaat, is het ophelderen van de oorzaken van de problemen, ontwikkeling van technieken, ontrafelen van werkingsmechanismen en handhaven van de huidige biodiversiteit. Hierbij kan kennis van de mechanismen van micro-evolutie wel van nut zijn, maar speelt macro-evolutie geen rol. Begrip en kennis van macro-evolutie zijn dus niet nodig voor een goed begrip van biologie.

Morele consequenties van de evolutieleer
Evolutietheorie is een leer van “struggle for life”. Door toevallige mutaties ontstaan verschillen en het wezen dat, met de nieuwe eigenschappen, het best kan overleven in de dagelijkse strijd, heeft de beste kansen om te overleven en zich voort te planten. In principe is de evolutieleer dus een leer van het recht van de sterkste. Dat heeft consequenties voor het mensbeeld. Het zal verschil uitmaken of men denkt dat een mens doelbewust geschapen is of door toeval als beste overlevende geëvolueerd is. Het mensbeeld, de waarde van de mens, is weer bepalend voor de normen in de samenleving.
.
Normen zijn afhankelijk van de menselijke waarden.
Algemeen gesproken zullen de mensen moord, diefstal, geweld, verkrachting niet goedkeuren. Maar tegelijk valt te constateren dat er groepen mensen zijn die moord en geweld niet afkeuren. Ook zijn er samenlevingen waarin diefstal of verkrachting prijzenswaardig gevonden wordt, als het ten nadele van een andere stam is. Zelfs hele volksgroepen worden uitgeroeid. De normen zijn blijkbaar afhankelijk van de visie op de waarde van de mens.
In onderstaande tabel staan de consequenties voor de normen uitgaande van het geloof in evolutie en het geloof in schepping.

Hoe te

oordelen over:

Uitgaande van

het geloof in evolutie:

Uitgaande van

het geloof in de Bijbel:

– moord,
oorlog

?

Gij zult niet doodslaan. (Ex 20:13)
Zalig de vredestichters. (Mat 5:9)
Hebt uw vijanden lief. (Mat 5:44)

– diefstal

?

Gij zult niet stelen. (Ex 20:15)
Wie een dief was, stele niet meer, maar spanne
zich liever in om met zijn handen goed werk te
verrichten. (Ef 4:28)

– liegen

?

Gij zult geen vals getuigenis spreken tegen uw naaste. (Ex 20:16)
Legt daarom de leugen af en spreekt waarheid (Ef 4:25)
alle leugenaars – hun deel is in de poel die
brandt van vuur en zwavel (Openb 21:8)

– geweld op
straat

?

Weest jegens elkander vriendelijk, barmhartig, elkander vergevend, zoals God in Christus u vergeving geschonken heeft. (Ef 4:32)

– verkrachting,
overspel

?

Gij zult niet echtbreken (Ex 20:14)Hoereerders en echtbrekers zal Godoordelen (Hebr 13:4 ;Mat 5:8 ;Lev 20:10)

– abortus

?

Gij zult niet doodslaan (Ex 20:13 ;
Mat 5:7 ; Openb 21:8)

-homoseksueel gedrag

?

Een man die gemeenschap heeft met iemand van het mannelijk geslacht – beiden hebben een gruwel gedaan (Lev 20:13;
Mat 5:8; Rom 1:26,27)

– ouders
gehoorzamen

?

Eer uw vader en uw moeder (Ex 20:1)
Kinderen weest uw ouders gehoorzaam in de Here. (Ef 6:1)

– brutaal zijn

?

God wederstaat de hoogmoedigen, maar de nederigen geeft Hij genade.
(Jac 3:6; 2Tim 3:2-4; 1Petr 2:13)

Conclusie:

Normen

afhankelijk van mensen,

dus veranderlijk.

Onverandelijke Normen

 

 

De levende cel: een mysterie

Een levende cel is een ongelooflijk mysterie, veel complexer dan een moderne miljoenenstad. Het is een levende eenheid met organen (organellen genoemd). Het heeft blauwdrukken, decoders, kwaliteitscontrolesystemen, elektriciteitscentrales (mitochondriën), batterijen voor energieopslag, chemische fabrieken, assemblagelijnen, afvalverwerkers, een complex communicatiesysteem, recycling centrales, ontgiftigingsfabrieken, snelwegen en tunnels, levende muren met enkelvoudige en tweebaanswegen naar de buitenwereld, een externe matrix om met andere cellen te verbinden en nog veel meer. De cel leeft en kan zich delen en maakt niet alleen de eigen machinerie, maar ook de ruwe materialen.

Nog een mysterie: mensen kijken totaal verschillend naar een levende cel
Er zijn mensen die denken dat de cel in kleine stapjes toevallig ontstaan is, gedurende een onvoorstelbare lange tijdsperiode. En er zijn mensen die denken dat de complexheid van een cel wijst op een niet-materiële herkomst.
Dat roept de vraag op: hoe komt het dat in de hersenen van mensen over dezelfde materie totaal verschillende gedachten ‘leven’?

Materie en gedachten over die materie: een mysterie
Materie beschikt over massa en die massa kan in een zwaartekrachtsveld gewogen worden. In tegenstelling daarmee kunnen haat, liefde, wil, bewustzijn, intelligentie, informatie, enz. op deze wijze niet gewogen worden. De werkelijkheid waarin wij leven, bestaat blijkbaar uit twee te onderscheiden gebieden, namelijk een materiële en een niet-materiële wereld.

Aan de vrucht kent men de boom.
Een appelboom geeft appels, een perenboom peren, een distel distelzaden en paarden baren veulens. Materie komt van materie. Een materieel iets produceert niet iets onstoffelijks als gedachten of informatie. Wel is het zo dat voor opslag en doorgifte van informatie, materie en energie nodig zijn. De materie is dan de stoffelijke informatiedrager. Het is zoals het schoolbord waarop een figuur staat, dat weggeveegd kan worden en door een andere figuur vervangen kan worden of een USB-stick met een computerprogramma: de USB-stick kan geformatteerd en opnieuw beschreven worden. De informatie verandert, maar de informatiedrager, het bord of de USB-stick, blijft onveranderd. Zo zijn onze stoffelijke hersenen de dragers van de onstoffelijke gedachten. Onze gedachten veranderen voortdurend, maar de hersenen die de gedachten dragen, blijven stoffelijk.

Wat is de oorsprong van informatie?
Als kinderen een figuurtje, dat op het bord getekend wordt, voor het eerst zien, kan de leerkracht zelf beslissen hoe hij het figuurtje dat hij getekend heeft, wil noemen. De leerkracht is dan de informatiebron voor de kinderen.

De informatie (de naam) over het figuur dat groepsleerkracht op bord tekent, heeft hij ooit gekregen van de meester bij wie hij in de klas zat en die weer van zijn meester, enz. Doordenkend kan men concluderen dat de oorspronkelijke bron van informatie niet materieel, dus geestelijk, moet zijn.
In tegenstelling tot een mechanische bron, beschikt een informatiebron over een eigen wil. Die bron denkt zelfstandig, is creatief en werkt doelgericht; het is een intelligente bron.
Kunnen wij in onze gedachten een voorstelling maken over deze intelligente bron die buiten onze waarneming valt?

Een hogere dimensie
Wij mensen leven in een drie-dimensionale wereld: lengte-breedte-hoogte. Wiskundigen kunnen rekenen met hogere dimensies. Om enigszins een indruk te krijgen van een hogere dimensie kan men zich voorstellen hoe een figuur uit een plat vlak het zou ervaren als een figuur uit de drie-dimensionale wereld in zijn platte wereld zou komen.
Als meneer bol door het platte vlak gaat, ziet meneer rechthoek in dat vlak alleen maar een stip, die geleidelijk groter wordt en daarna weer kleiner, om als een stip weer te verdwijnen. Meneer rechthoek kan zich geen voorstelling maken van meneer bol in de drie-dimensionale ruimte, hij moet afgaan op wat meneer bol daarover probeert uit te leggen.
Zo kunnen wij stoffelijke mensen ons ook geen voorstelling maken van de intelligente bron van de oorspronkelijke informatie. Wij moeten afgaan wat daarover, vanuit die hogere dimensie, ons verklaard wordt.

 

 

 

 

 

De intelligente Bron

De oorspronkelijke informatie heeft logischerwijze een intelligente Bron. Wij mensen van “het platte vlak”, kunnen alleen een idee krijgen van deze Bron, “uit een andere dimensie”, door wat ons daarvan getoond en verklaard wordt.

In de Bijbel lezen we over de intelligente Bron:
– Want de dingen van Hem die onzichtbaar zijn, worden sinds de schepping van de wereld uit Zijn werken gekend en doorzien…. (Rom 1:20)
– In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Het was in het begin bij God. Alles is erdoor ontstaan en zonder dit is niets ontstaan van wat bestaat. In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen. (Joh 1:1-4)
– God is Geest, (Joh 3:24)
– Niemand heeft ooit God gezien; Jezus Christus, die heeft Hem doen kennen.(Joh 1:18)

Nog een mysterie: van boven af geboren worden.
De verklaring van het verschillend kijken naar een cel moet gezocht worden in het al of niet willen erkennen dat we vanuit onze beperktheid niet de Bron van de informatie zullen kunnen bevatten.
– Jezus Christus heeft gezegd: Als iemand niet opnieuw (geestelijk) geboren wordt, kan hij het Koninkrijk van God (het geestelijke) niet zien. (Joh 3:3)
– Jezus Christus heeft ook gezegd: Wie in Mij gelooft, heeft eeuwig leven. (Joh 3:36)
Als we die woorden vertrouwen en daarop ingaan, wordt onze blik verruimd en leren we de Bijbel verstaan en gaan we vanuit een andere dimensie ook de mysterieuze cel zien.
Door het geloof zien wij in, dat de wereld tot stand gebracht is door het woord van God, en wel zo dat de dingen die men ziet, niet ontstaan zijn uit wat zichtbaar is. (Hebr 11:3)

dr.W.Hoek (chemicus)

Meer informatie over de hogere dimensie:
http://www.youtube.com/watch?v=EJVHjvxH26M

OUDERS, NIET LERAREN, SLEUTEL TOT ONDERWIJS

Uit een studie blijkt dat bij vermeerdering van kennis door toedoen van ouders meer bereikt wordt dan van onderwijzend personeel.

Een studie van de RES (= Royal Economic Society) laat zien dat het effect van ouders op testresultaten vijf maal hoger is dan die van beïnvloeding door leraren. Van dit inzicht word je doordrongen door de waarschuwingen van Sir Michael Wilshaw dat leraren niet in staat zijn hun eigen werk goed uit te voeren, omdat ouders van hen verwachten dat zij hun eigen tekortkomingen overlappen en eigenlijk een surrogaatgezin voor de leerlingen moeten vormen.
Sir Michael Wilshaw beweerde, dat scholen moesten beginnen morele leiding te geven, omdat veel kinderen “opgroeien zonder een juiste gezinsstructuur en zonder culturele en gemeenschappelijke waarden, die zij nodig hebben om zich te ontplooien”.
De bovenstaande bevindingen zullen het gesprek bepalen over de graad waarin scholen betere resultaten voor leerlingen kunnen boeken zonder ondersteuning van het gezin. De studie in kwestie was geleid door dr. Arnaud Chevalier en hij analyseerde data van scholen in Denemarken tussen 2002 en 2010. “De helft van het verschil in testscores is toe te schrijven aan gezinsfactoren, omdat scholen slechts voor 10 % meetellen,” wordt beweerd. Het overblijvende verschil was aan leerlingen zelf te danken. Onderzoekers zeiden, dat het effect van de gezinnen op testscores niet afhankelijk was van het gezinsinkomen. Het onderzoek liet ook zien dat de invloed van ouders het grootst was bij wiskunde- en natuurkunde-examens.
De herkende problematiek suggereert dat een gebrek aan stimulans vanuit het gezin te maken heeft met het door de ouders aanbieden van te lezen materiaal en het helpen met het huiswerk. Kinderen worden door alles om hen heen beïnvloed: de wijze waarop hun ouders handelen, wat hun ouders zeggen en doen en vooral als zij meer tijd besteden aan beroemde personen nl. hoe die rolmodellen handelen.
De heer Lightman zei: “Kinderen worden tegenwoordig geconfronteerd met een heleboel verschillende rolmodellen en niet altijd met de meest positieve. Zij zien voorbeelden op tv of elders in de huidige cultuur die niet op de juiste wijze spreken en niet handelen op de manier die van hen verwacht mag worden. De huiselijke omgeving is tegenwoordig vaak meer gefocust op maaltijden voor de tv en de ouders zijn vaak te moe om met hun kinderen te praten, behalve om hun op te dragen de karweitjes te doen en het huiswerk te maken.”
Het is niet moeilijk je voor te stellen het schadelijke effect dat dit heeft op de studie van kinderen in vergelijking met een gezinsleven dat op gezamenlijke maaltijden en discussies gericht is en waar de kinderen aangespoord worden intellectuele ideeën te lezen en te ontdekken.
Bron: www.educationnews.org

Maria, wat heb je in je hand? (Joh 12:1; Mark 14:1 en Matth 27:60)

De vorige keer hebben we een aantal begrippen verbonden met personen, die iets in hun hand hadden. Een korte terugblik:

  • Mozes → staf → gehoorzaamheid aan God.
  • David → 5 gladde stenen →vertrouwen op God.
  • De discipelen → staf → afhankelijkheid van God.
  • Jongen → 5 broden en 2 vissen→ afzien van eigen wensen (zelfverloochening)

Maria van Bethanië

Nu komt Maria van Bethanië. En zij heeft iets bijzonders! Een albasten fles met zuivere narduszalf. Hoe komt ze erbij om zoiets kostbaars voor de Heiland te kopen? Dan moeten we teruggaan in de geschiedenis.
In Lukas 10: 38-40 lezen we : 38 Terwijl zij op reis waren, kwam Hij in een zeker dorp. En een vrouw, Marta geheten, ontving Hem in haar huis. 39 En deze had een zuster, genaamd Maria, die, aan de voeten des Heren gezeten, naar zijn woord luisterde.

Hier leerde ze van de Heere Jezus. Wat een voorrecht door Hem Zelf onderwezen te worden. In vers 41 zegt de Heer dat Maria het goede deel gekozen heeft. Dat is ook ons voorrecht. Als we onze Bijbel ter hand nemen en Hem vragen: “Heer leert u mij datgene wat u nodig vindt en wat ik nodig heb”, dan zal Hij dat doen. Psalm 32:8 zegt het zo treffend: “Ik leer en onderwijs u aangaande de weg die gij gaan moet; Ik raad u; mijn oog is op u.” Hij wil dat we van Hem leren. In Matth 11:29 lezen we: “Leert van Mij……” Er is geen beter onderwijs dan het onderwijs van de Heere Jezus. Hij is het volmaakte Voorbeeld. Maria leerde van Hem. En ik en u ?

In Johannes 11 lezen we van Lazarus’ dood. Als Martha, haar zus, zegt dat de Heere Jezus haar roept, dan gaat ze direct naar Hem toe. In vers 32 staat: “Toen Maria dan kwam, waar Jezus was en Hem zag, viel zij Hem te voet en zeide tot Hem: Here, indien Gij hier geweest waart, zou mijn broeder niet gestorven zijn.” Ook hier vinden we haar aan de voeten van de Heere Jezus, maar nu met het doel om haar verdriet voor Hem uit te storten. Zou ze dat niet bij en van Hem in Lukas 10 geleerd hebben? Ook wij hebben dat voorrecht dat we met alles wat ons bezighoudt, tot Hem mogen gaan. Laten we dat voorrecht ook gebruiken. Hij zegt het zelf in Matth 11:28: “Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven………”

De vraag was, hoe komt ze erbij om zoiets kostbaars voor de Heiland te kopen? Laten we eerst de geschiedenis in Johannes 12 lezen. Leest u ook de andere geschiedenissen in Markus en Mattheus (Zie titel):

1 Jezus dan kwam zes dagen vóór het Pascha te Bethanië, waar Lazarus was, die Jezus uit de doden had opgewekt.
2 Zij richtten daar dan een maaltijd voor Hem aan en Marta bediende, en Lazarus was één van hen, die met Hem aan tafel waren.
3 Maria dan nam een pond echte, kostbare nardusmirre, en zij zalfde de voeten van Jezus en droogde zijn voeten af met haar haren; en de geur der mirre verspreidde zich door het gehele huis. 4 Maar Judas Iskariot, één van zijn discipelen, die Hem verraden zou, zeide:
5 Waarom is deze mirre niet voor driehonderd schellingen verkocht en aan de armen gegeven? 6 Maar dit zeide hij niet, omdat hij zich om de armen bekommerde, maar omdat hij een dief was en als beheerder der kas de inkomsten wegnam.
7 Jezus dan zeide: Laat haar begaan en het bewaren voor de dag van mijn begrafenis;
8 want de armen hebt gij altijd bij u, maar Mij hebt gij niet altijd.
9 De grote menigte uit de Joden dan kwam te weten, dat Hij daar was, en zij kwamen niet alleen om Jezus, maar ook opdat zij Lazarus zouden zien, die Hij uit de doden had opgewekt. 10 En de overpriesters beraadslaagden om ook Lazarus te doden, 11 daar vele der Joden ter wille van hém kwamen en in Jezus geloofden.

“Maria, wat heb je in je hand?” Ze zou gezegd kunnen hebben: “Ik heb een pond echte, kostbare nardusmirre voor de Heere Jezus gekocht.“ Judas taxeert de waarde ervan op driehonderd schellingen. Om een indruk te geven van de waarde: In Markus 6 lezen we, dat er vijfduizend man gevoed moesten worden. Even daarvoor vragen de discipelen aan de Heer: “Zullen we voor tweehonderd schellingen brood gaan kopen?” Geeft dat niet een kleine indruk van datgene wat Maria voor de Heer over had. Ze had een alles overstijgende liefde voor Hem aan de voeten van Wie ze gezeten had, van wie ze meegemaakt had, dat Hij sterker was dan het graf en de dood, toen Hij haar broer Lazarus opwekte. (Joh 11) Maar ze heeft nog meer gezien en geleerd van Hem. Dat is, dat Hijzelf zou sterven en begraven worden. (vs. 8 ) En daarom zalfde zij Zijn voeten. Omdat Hij voor haar, boven alles en allen uitging. Ze dacht bij de aankoop niet aan zichzelf, maar aan Hem, Wie Hij was, wat Hij al gedaan had en wat Hij nog zou doen. Dat is aanbidding!
Nardusmirre wordt gewonnen uit de wortels en de onderste stengels van de plant. Onzichtbaar voor het oog, wordt er in de wortels die geurige olie aangemaakt. Aanbidding is het gevolg van mijn (verborgen en persoonlijke) omgang met de Heere Jezus en mijn alles overstijgende liefde voor Hem. De geur van de mirre verspreidde zich door het hele huis. Zal het dan niet merkbaar zijn ook voor anderen, als u en ik aanbidders zijn?

Het is een aangenaam iets geweest voor Hem te weten dat er iemand was, die begreep dat Hij zou lijden en sterven. (De geur van de wortel van de plant waaruit nardusmirre gewonnen wordt, is heerlijk, maar de smaak van de wortel is bitter. Een beeld van Hem die waard is om aanbeden te worden, vanwege zijn onnoemelijk lijden en Zijn dood aan het kruis.)

Wat is het voor het hart van de Heere Jezus geweest iemand te zien die door de omgang met Hem, inzicht kreeg wat Hij moest doormaken, die daardoor een boven alles uitgaande liefde tot Hem gekregen had en dat toonde in wat zij deed voor Hem.

Nog twee Maria’s
We zullen ons nog met twee andere Maria’s bezighouden. Markus 16:1: En toen de sabbat voorbij was, kochten Maria van Magdala en Maria, (de moeder) van Jakobus, en Salome specerijen om Hem te gaan zalven. 5 En toen zij in het graf gegaan waren, zagen zij een jongeling zitten aan de rechterzijde, bekleed met een wit gewaad, en ontsteltenis beving haar. 6 Hij zeide tot haar: Weest niet ontsteld. Jezus zoekt gij, de Nazarener, de gekruisigde. Hij is opgewekt, Hij is hier niet; zie de plaats, waar zij Hem gelegd hadden. 7 Maar gaat heen, zegt zijn discipelen en Petrus, dat Hij u voorgaat naar Galilea; daar zult gij Hem zien, gelijk Hij u gezegd heeft.

Maria van Magdala was een vrouw, bevrijd door de Heer van zeven demonen. De andere Maria was de moeder van Jakobus en Joses. Maria van Bethanië was niet bij het graf. Dat is heel begrijpelijk. Zij wist van Zijn opstanding. Hij had haar over Zijn dood verteld, Zijn begrafenis. Ik kan me niet voorstellen dat Hij dan niet over Zijn opstanding tegenover Maria gesproken heeft. Meerdere keren heeft de Heer over zijn opstanding gesproken. Vergelijk Matth 12:40; Mark 8:31; Joh 2:20; enz. Ze was er niet, omdat het graf leeg zou zijn.

Nog een gedachte, die ik graag met u delen wil. Maria van Bethanië kwam op tijd met het pond echte, kostbare nardusmirre voor de Heere Jezus. De andere twee Maria’s die we net besproken hebben, kwamen te laat met hun specerijen. Wat leert ons dit? Dat we te laat kunnen komen met onze aanbidding voor Hem. Ongetwijfeld bedoelden deze vrouwen het goed, maar ze kwamen te laat om Hem te zalven. Wanneer mogen we dan aanbidden Het antwoord is kort maar krachtig: “Nu!”

De Heere Jezus is opgewekt en is teruggegaan naar Zijn Vader. Wij zijn hier nog op aarde. Wat hebt u in uw hand? Is dat wat u hebt “een liefelijke reuk” voor de Heere Jezus? Dingen die u van Hem gezien hebt uit het Woord van God, die de Heere Jezus kostbaar voor u maken ? Wij mogen als antwoord op Zijn liefde Hem aanbidden.
Komt laat ons Hem aanbidden, want Hij alleen is waardig!
Een activiteit, die we hier op aarde mogen beginnen en die we in de hemel zullen voortzetten.
Zullen we ons dan niet (meer) bezig houden met Hem en Zijn lijden en sterven en opstanding?
Zullen we er een gebedszaak van maken, opdat we meer aanbidders zullen zijn?

A.Eysink

 

 Een morgen op een basisschool

Sinds augustus zit Gijs bij ons op de basisschool in groep 1/2. Hij heeft het syndroom van Down. In juli 2012 is hij 4 geworden en hij komt vijf ochtenden in de week. Gijs praat nog weinig tot niets. Een kort verslag hoe een deel van een ochtend eruit ziet.

Begroeting
Het is 5 voor half 9 en Gijs komt vrolijk binnen met in zijn hand de heen–en-weer map. Hij geeft de map aan de juf. De juf zegt:”Goedemorgen Gijs”, en wil hem een hand geven. Gijs kijkt de klas rond. Nadat de juf hem naar haar toe gedraaid heeft, geeft hij een hand. Hij zegt ‘da ‘ (dag) tegen zijn moeder en gaat naar zijn plaats. Hij heeft een vaste plaats in de kring, op een plek waar hij zo weinig mogelijk prikkels heeft. Er staan zo weinig mogelijk materialen en spullen bij hem in de buurt, waar hij aan kan zitten. Gijs is nog echt aan het ontdekken door materialen e.d. aan te raken en vast te pakken.
Als alle kinderen er zijn, begroet de juf hen door “Goedemorgen allemaal” te zeggen. De kinderen zeggen ook: ”Goedemorgen.” Gijs doet op zijn manier mee door geluiden te maken. Hierna gaan we bidden. Gijs vouwt ook zijn handen en tijdens het bidden, ´bidt´ hij mee door geluiden te maken.

Aan het werk
Hierna wordt de dag van de week benoemd en de dagritmekaarten worden besproken. Het hulpje van die dag loopt naar de kaartjes toe en vertelt aan de klas wat ze die dag gaan doen. Ondertussen wijst ze de kaartjes aan. Gijs loopt soms mee en kijkt en luistert.
Tijdens het zingen van allerlei liedjes doet hij leuk mee. Hij ´zingt´(dan maakt hij geluiden) en doet de bewegingen na. Soms ‘zingt’ hij zo enthousiast en hard, dat de andere kinderen de juf vragend aankijken. Ze horen namelijk zichzelf niet meer zingen. De juf wijst Gijs erop, dat hij zachtjes moet ‘zingen’.
Gijs heeft nog heel veel moeite om te blijven zitten op zijn stoel. Hiervoor heeft hij een wiebelkussen, maar deze haalt hij er vaak zelf af. Als hij van zijn stoel loopt (wat geregeld gebeurt), mogen alleen de hulpjes van die dag hem weer op zijn stoel zetten. Dit gebeurt wanneer de juf daar even niet de mogelijkheid toe ziet. Alleen zijn naam noemen en hem zeggen dat hij op zijn stoel moet gaan zitten, helpt niet. Gijs moet oogcontact met je hebben, omdat dan de boodschap beter overkomt. Hij heeft bij alles heel veel herhaling nodig.
Soms als de juf een verhaal wil vertellen of uit een prentenboek wil voorlezen, wordt Gijs door een andere leerkracht of stagiaire even uit de klas gehaald. Samen gaan ze dan koffie halen, kopiëren of een rondje lopen door de school. Soms gaat hij even mee naar een andere klas. Tijdens de vertelling en het voorlezen van verhalen, kan hij heel moeilijk blijven zitten en stil is hij dan ook niet. Voor de rust in de klas, voor de kinderen en de leerkracht is Gijs dan niet aanwezig. Op die momenten dat hij tijdens deze activiteit wel in de klas is, krijgt hij een plaatsje waar hij zo weinig mogelijk prikkels krijgt en waar hij nergens aan kan komen. De leerkracht maakt dan duidelijk aan hem, dat hij stil moet zijn en daarbij wordt een gebaar gemaakt (vinger tegen de mond). Gebaren worden vaak gebruikt ter ondersteuning van de gesproken woorden. Bij alles wat wij als leerkrachten zeggen tegen Gijs, moet dit kort en duidelijk zijn.

Naar buiten
Na ongeveer een kwartier is hij terug. De jassen mogen gehaald worden, omdat we buiten gaan spelen. Groepje voor groepje gaan de kinderen naar de gang. Als de “groene” groep aan de beurt is, zegt de juf: “Toe maar Gijs, jij hoort ook bij de groene groep, je mag je jas gaan halen.” Een andere leerling loopt mee om hem te helpen met de vermelding daarbij dat Gijs het zelf moet doen en dat er dus alleen geholpen mag worden. Alle kinderen vinden het leuk om hem te helpen. Ze zijn erg sociaal.
Terug in de klas komt hij zelf naar de juf toe en geeft zijn jas. De juf zegt tegen hem: “Zal ik je jas aandoen, Gijs?” Gijs reageert hier niet op, omdat hij naar de andere kinderen kijkt. De juf doet zijn jas aan en geeft de rits in zijn hand en zelf trekt hij zijn rits dicht.
Twee aan twee gaan de kinderen naar buiten. Een leerling uit groep 2 neemt hem bij de hand. Gijs weet dat hij buiten bij de muur moet wachten, totdat al het speelgoed bij de zandbak staat. Als de kinderwagen naar buiten wordt gereden, loopt hij ernaar toe. De juf stuurt hem terug naar de muur en zegt dat hij net als de andere kinderen moet wachten.
Als de groene groep aan de beurt is, zegt de juf dat Gijs nu mag kiezen. Hij gaat naar de kinderwagen toe. Samen met de juf gaat hij even naar binnen om de pop te halen.Vrolijk loopt hij daarna rond achter de wagen. Soms komt hij de juf halen en pakt haar hand en neemt haar dan mee naar bv. de schommel. Ze helpt hem erop en even schommelt hij. Een andere keer zit hij bij een kind achter op de driewieler. Hij maakt al redelijk contact met de andere kinderen en ze betrekken hem af en toe bij hun spel.
Als het bijna 10 uur is, is het tijd om op te ruimen. Gijs zet met hulp de kinderwagen bij de zandbak en neemt de pop mee naar de muur, waar hij moet wachten. Twee aan twee gaan de kinderen naar binnen. Als hij binnen is, brengt hij met hulp de pop terug naar de huishoek. Gijs wordt door andere kinderen geholpen met het uitdoen van zijn jas om die daarna in de luizencape te doen en dan de handen te wassen. Hierna pakt hij zelfstandig zijn tas. In de klas gekomen zet hij zijn eten en drinken op tafel en legt zijn tas onder de stoel. Samen met de andere kinderen wacht hij, totdat ze mogen eten en drinken. Ook dit gebeurt weer groepje voor groepje en het zingen van het liedje: “Smakelijk eten…..” Als Gijs hulp nodig heeft, komt hij naar de juf toe. Ze helpt hem, maar leert hem ook dat hij bepaalde dingen zelf moet doen. Hij heeft zich al veel dingen eigen gemaakt.
Als Gijs klaar is, doet hij zelf zijn spullen in zijn tas en legt deze onder zijn stoel. Daarna gaat hij een boekje van de boekenplank pakken. Hier kijkt hij even in en wil dan al de andere boekjes bij de kinderen ophalen. “Nee, Gijs, dit doen de hulpjes, jij bent geen hulpje”, zegt de juf. Half 11, juf Ans stapt binnen en gaat naast Gijs zitten. (Juf Ans is de individuele begeleidster van Gijs). Ze neemt hem meteen mee naar de wc. Na het eten en drinken moet hij meestal naar het toilet. Gijs is nog niet zindelijk, maar thuis en op school wordt er hard aan gewerkt.
Dit was een deel van een ochtend.

Begeleiding
Gijs wordt elke dag begeleid. Twee ochtenden is er de gehele ochtend begeleiding en de andere drie ochtenden vanaf half 11 tot 12 uur.
Naast deze begeleiding in de klas is er drie keer per jaar een groot overleg met ouders, leerkrachten, intern begeleidster, ambulant begeleider, logopediste en de IB-er. Om de zes weken is er een intern overleg en er wordt regelmatig geobserveerd in de klas door de ambulant-begeleider. Zij kan dan ons ook tips geven om bepaalde ‘problemen’, waar wij tegenaan lopen, op te lossen. Soms komt ook de fysiotherapeute observeren bij bv. een gymles. Dit alles om Gijs zo goed mogelijk te begeleiden op school. Tevens is er veel overleg tussendoor met de leerkrachten, de individuele begeleidster en de IB-er. We overleggen hoe we Gijs kunnen helpen beter te blijven zitten op zijn stoel tijdens kringactiviteiten en hoe we kunnen zorgen dat hij minder hard ‘meezingt’. Wat de ene keer werkt, kan de volgende dag niet werken. Elke dag is weer anders. Gijs is op dit moment aan het wennen op school. We werken eraan, dat hij alle regels en routines leert. Het is mooi om te zien dat hij veel kijkt naar de andere kinderen en zo veel dingen leert door na te doen.
In de heen-en-weer-map schrijven ouders, leerkrachten, intern begeleidster, fysiotherapeute en logopediste. Ouders schrijven in de map wat er thuis gedaan is of waar ze heen zijn geweest. Dit wordt ondersteund door foto’s. Zo kunnen we erop school nog op terugkomen. De logopediste en de fysiotherapeute schrijven wat ze met hem geoefend hebben. Als leerkrachten en intern-begeleidster schrijven we de bijzonderheden op
De basisschool is voor Gijs een rijke leeromgeving, waar hij veel leert van andere kinderen. Als kanttekening moet erbij vermeld worden, dat we moeten oppassen dat we hem niet overvragen en dus niet teveel dingen aanbieden boven zijn niveau. Of dit alles meerwaarde voor hem heeft, kan op dit moment niet gezegd worden. De tijd zal het leren. Wel is het voor de ouders fijn dat hij op dit moment in het reguliere basisonderwijs kan meedraaien.
Het is een hele uitdaging, maar ook een rijke ervaring om een jongen met het syndroom van Down in de klas te hebben. Dat geldt niet alleen voor leerkrachten, maar ook voor kinderen. Dit alles gaat niet zonder extra hulp in de klas. De individuele begeleidster van Gijs is echt nodig om hem te helpen en de leerkrachten te ondersteunen.

Groepsleerkracht basisschool
Om privacyredenen is de naam veranderd.

Leven in een postmoderne cultuur

Sinds ongeveer de zeventiger jaren van de vorige eeuw vindt er een kentering plaats in het denken: van het moderne naar het postmoderne denken. Vooruitgang en ontwikkeling zorgen er continue voor dat wij ons moeten aanpassen aan veranderde omstandigheden. Echter, in de laatste veertig jaar is het niet alleen de technologische ontwikkeling geweest, maar tevens de totale verandering in het denken die aanpassing vereist. In de tachtiger jaren was er vanuit de christelijke hoek nog wel kritiek op dit denken, toen vaak aangeduid als newage-denken, maar deze kritiek is langzamerhand weggeëbd. Het postmodernisme heeft nu grote invloed gekregen, maar een evaluatie ervan horen we niet vaak. Dit is ook wel logisch, want dit heidense denken schakelt juist de kritiek uit door haar nadruk op tolerantie! Maar willen we en kunnen we als christenen ons eigenlijk wel volledig overgeven aan dit denken? En wat is nou eigenlijk de ideologie van dit denken die we worden geacht over te nemen? Daarom is het goed om stil te staan bij wat het postmodernisme precies is om het te kunnen beoordelen en te toetsen aan wat de Bijbel leert.

Van modern naar postmodern
In het moderne denken lag de nadruk op het rationele, de logica en de wetenschappelijke bewijzen. In het postmoderne denken is deze nadruk verplaatst naar vooral aandacht voor de spirituele ervaring en de emoties. In het modernisme kon je iets zeker weten: iets was waar of niet waar. De kern van het postmodernisme is echter dat waarheid subjectief is en dat absolute waarheid niet meer bestaat. Dit heeft verschillende gevolgen. In dit artikel kijken we naar drie punten van het postmodernisme die alle drie consequenties zijn van het feit dat de absolute waarheid niet meer bestaat: tolerantie, nadruk op de emoties en gelijkwaardigheid van ieders mening. Maar eerst onderzoeken we de kern van het postmodernisme: het ontkennen van een absolute waarheid.

Subjectieve waarheid vervangt de absolute waarheid
Absolute waarheid is waarheid die altijd geldt en dus onafhankelijk is van de omstandigheden. Een subjectieve waarheid daarentegen is afhankelijk van de persoon en zijn of haar emoties en kan daardoor ook veranderlijk zijn. Zo kunnen er over precies dezelfde situatie verschillende interpretaties of meningen zijn, omdat iedere persoon er anders tegenaan kijkt, maar deze worden dan alle als “waarheden” gezien. De basis hiervan ligt bij het denken van o.a. Jacques Derrida en Hans-Georg Gadamer, met name hun gedachten over de betekenis van teksten. In het moderne tijdperk was de intentie van de auteur de belangrijkste maatstaf van wat een tekst betekent. Men zocht dus vooral naar de boodschap die de auteur wilde overbrengen om een tekst te begrijpen waarna deze eventueel kon worden toegepast. Derrida’s deconstructionisme leerde dat woorden geen objectieve inhoud meer hebben. Gadamer stelde, dat een interpretatie van een tekst vooral afhankelijk is van hoe de tekst door de lezer wordt ervaren. Er is dan geen absolute waarheid over de tekst, alleen maar een subjectieve waarheid. Verschillende lezers hebben verschillende interpretaties en al deze interpretaties worden gezien als een mogelijke, subjectieve waarheid. Waarheid wordt afhankelijk van de omstandigheden, dus wat vandaag geldt, is morgen misschien weer anders. Deze afwijzing van absolute waarheid is de kern van het postmoderne denken. Meteen rijst dan de vraag of we de Bijbel dan nog wel eenduidig kunnen begrijpen? In het moderne denken werd de boodschap die de auteur voor de oorspronkelijke lezer had, beschouwd als de absolute waarheid. Het was dus eerst zaak de context te begrijpen om de oorspronkelijke boodschap te reconstrueren en pas daarna kon gekeken worden hoe deze boodschap nu relevant kan zijn. Maar in het postmoderne denken kunnen we meteen beschouwen hoe een tekst wordt ervaren. Toen ik naar een christelijke studentenvereniging ging, was ik verbaasd om te ervaren dat Bijbelstudies vooral een uitwisseling van gedachten waren geworden over een tekstgedeelte. Ik had, met mijn moderne mindset, een grondige studie verwacht en een antwoord op wat de betekenis, de waarheid, zou kunnen zijn.

Kernpunt 1: tolerantie
In het postmodernisme is tolerantie zeer belangrijk. Wat echter niet getolereerd wordt, is intolerantie! Tolerantie betekent respect hebben voor de ander, ongeacht diens mening. Intolerantie is er in de collectieve afkeer van geweld en onrecht, maar ook in het afwijzen van elke vorm van discriminatie, zelfs die discriminatie die op basis van geloof wordt gemaakt. Deze intolerantie heeft bijv. de SGP onlangs ervaren, toen zij van hogerhand geboden werd haar standpunt over het passief kiesrecht van vrouwen te herzien, omdat deze als discriminerend werd ervaren.
Deze nadruk op tolerantie is een logisch gevolg van het ontbreken van absolute waarheid. Als die niet langer bestaat, dan mag je een ander jouw waarheid dus ook niet opleggen. Discussies vinden dan ook niet plaats om iemand te overtuigen van elkaars waarheid, maar puur en alleen om elkaar te informeren over de eigen, subjectieve waarheid.
Deze tolerantie werd in het begin door christenen wellicht nog als zeer bevrijdend ervaren. De tolerantie en het daarbij behorende respect wat in het postmodernisme wordt getoond voor een andere mening zorgde ervoor, dat christenen minder werden aangevallen over hun levensovertuiging. Het postmodernisme bracht niet alleen meer ruimte voor spiritualiteit, maar ook voor allerlei verschillende soorten van spiritualiteit. Hier zien we dan ook meteen het nadeel, want tolerantie en respect voor andere meningen brengt tevens met zich mee dat ook kritiek op valse leringen niet wordt getolereerd. Uiteindelijk leidt deze tolerantie dus tot een uitschakeling van kritiek en een geloof waar er vele wegen zijn die tot God leiden en waar een ieder het recht heeft zijn geloof op zijn eigen manier te beleven.

Kernpunt 2: Nadruk op emotie
Een tweede kernpunt van het postmodernisme is de nadruk op beleving van emoties. Rationele overtuigingen en redeneringen zijn onderhevig geworden aan het gevoel. Deze nadruk zien we in allerlei situaties terug. Denk bijvoorbeeld eens aan de nieuwsberichten. In het journaal vertelt de journalist niet alleen maar de kale feiten, maar benadert soms ook een aantal mensen om een eerste reactie op hoe dit nieuws wordt ervaren. Blijkbaar is het erg belangrijk geworden om te weten hoe de ander, zowel de deskundige als de leek, zich voelt. Ook de populariteit van programma’s op het gebied van reality-tv laat zien, dat we graag willen weten hoe anderen zich voelen en gedragen in bepaalde omstandigheden.
Ook in de kerken zien we een grote verschuiving naar het gevoel. Een Bijbelstudiegroep is veel vaker een gespreksgroep om met elkaar te delen hoe een bepaalde tekst wordt geïnterpreteerd en veel minder een uitleg door iemand die de materie grondig heeft bestudeerd. Dit komt ook, omdat rationeel weten wat de Bijbel ons leert eigenlijk niet meer voldoende is. Mensen zoeken de ervaring van God en het gevoel dat God bestaat en tot hen spreekt. In de liederen zien we ook steeds meer nadruk op het gevoel. Het veelvuldig herhalen van liederen werkt op het gevoel; voor het verstand zou die herhaling namelijk niet nodig zijn; dan zou één keer voldoende zijn om de boodschap over te brengen. De nadruk op gevoel gaat zelfs nog verder. Beslissingen worden veel vaker genomen op basis van hoe iets voelt. Men denkt dat als het niet goed voelt, dan kán het toch niet goed zijn? En dit werkt dus ook door in hoe instructies van de Bijbel worden opgevat. In het modernisme werden Gods geboden uiteengezet om deze te gehoorzamen. In het postmodernisme is ons eigen gevoel voorop komen te staan. Dit betekent dat we sommige geboden naast ons neerleggen, vooral die niet goed voelen of als we vinden dat deze niet meer passen in de postmoderne tijd. Het gevoel bepaalt dus of we willen luisteren naar God en zijn Woord.

Kernpunt 3: Gelijkwaardigheid van meningen
Het feit dat waarheid subjectief is geworden, betekent ook dat alle verschillende waarheden dezelfde waarde hebben. Ieder heeft wat dat betreft recht op zijn eigen waarheid. Dit betekent dan ook dat zelfs een deskundige van een leek te horen kan krijgen: “Ja, dat is jouw mening, maar ik vind…” Eigenlijk betekent dit dan ook dat we helemaal niet persé de mening van de deskundige autoriteit hoeven over te nemen. Die persoon is immers ook feilbaar en het hoeft dus niet jouw waarheid te zijn. In het onderwijs wordt daarom veel meer nadruk gelegd op het leren vormen van een mening, helaas vaak zonder dat daar noodzakelijk een goed geïnformeerde basis voor is gelegd. Aangezien zelfs de mening van onze leraren als feilbaar wordt gezien, moeten de leerlingen zelf een mening leren vormen. Deze zelfde situatie zien we in de kerk. Er is veel minder nadruk op grondige kennis opbouwen en meer op het vormen van een mening. Dit betekent dat de autoriteit die in het moderne denken werd toegekend, nu zeker minder aanwezig is, want elke mening is gelijkwaardig.

Postmodernisme en de Bijbel
Het christelijk leven zal altijd een hele kentering in ons denken teweegbrengen. Dit wordt groter of anders naarmate de cultuur verandert. De kern van het postmodernisme, het afwijzen van absolute waarheid staat tegenover de leer dat Jezus de weg, de waarheid en het leven is (Joh 14:6). Is dit dan iets dat veranderlijk en subjectief kan zijn? De waarheid zal ons vrijmaken (Joh 8:32): een absolute waarheid over een onveranderlijke God. Jezus zei ook dat “niemand komt tot de Vader dan door Mij.” Er is dus maar één weg tot God en dus ook maar één waarheid. Dit past niet in het plaatje van het postmodernisme en haar tolerantie. De Bijbel leert juist dat we alle dingen moeten testen (1 Thess 5:21) en moeten oppassen voor valse profeten (1 Joh 4:1). Dit houdt in dat we onze kritiek helemaal niet moeten uitschakelen! Uiteindelijk is Christus het hoofd van het lichaam, de gemeente (Col 1:18). Hij is onze autoriteit.

Conclusie
Het hele persoonlijke en maatschappelijke leven wordt beïnvloed door deze totaal veranderde ideologie van het postmodernisme, zonder dat men zich daar voldoende van bewust is. De effecten zijn merkbaar in opvoeding, scholen, gemeentes en relaties. Alleen door het onderkennen van het Bijbelse gedachtegoed kunnen deze invloeden erkend worden. Het is meer dan nodig om na te denken over de postmoderne invloed in het christelijke leven. We leven in een postmoderne cultuur, dus uiteindelijk zal ieder moet voor zichzelf de balans moeten opmaken wat voor consequenties deze ideologie heeft.

Mevr. drs. S.F. I. Matzken MA, ing

 

Theistische evolutionisten geloven dat God het heelal, de aarde en al het leven over een tijdsperiode van miljarden jaren geschapen heeft en al het leven door het proces van evolutie. Ook veel theologen zijn theïstische evolutionisten, omdat ze denken dat de evolutietheorie wetenschappelijk vast staat.

 

Er zijn echter ernstige bezwaren tegen deze visie en het is goed als ouders hun kinderen daarop wijzen.

 

  1. De evolutiehypothese is een bepaalde zienswijze op de oorsprong van de mens. Men interpreteert wat men ziet in het kader van waaruit men kijkt. Als men bijvoorbeeld overtuigd is dat de mens een geëvolueerde aap is, zal men opgegraven skeletdelen anders interpreteren dan als men overtuigt is dat die mens aan een ziekte geleden heeft. De evolutiehypothese is niet door experimenten in het heden te herhalen, zoals bij de technische wetenschap, dat is een natuurwetenschap waarvan de resultaten berusten op natuurwetten.
  2. De theïstische evolutionisten proberen een compromis te sluiten tussen de Bijbel en de evolutieleer om niet buitengesloten te worden van de publieke meerderheid. Het ontgaat hen dat er onder de β-wetenschappers velen zijn die geen enkel probleem hebben met hun Bijbels geloof en de dagelijkse praktijk in het laboratorium.
  3. De veronderstelling dat God door middel van miljoenen jaren van strijd op leven en dood uiteindelijk een geëvolueerd wezen Adam noemde, is in tegen spraak met het Bijbels getuigenis dat de dood pas intrad door de mens en teniet gedaan wordt door Jezus Christus. (Rom 5:12-15, 1Kor 15:45)
  4. Naast het evolutiemodel kan heel goed het scheppingsmodel geplaatst worden waarin een oplossing geboden wordt voor problemen in het evolutionisme.
  5. Het geloof in wat evolutionisten beweren is niet verenigbaar met het geloof dat vermeld is in Hebr 11:1-3. En er staan meerdere wonderen in de Bijbel dan het scheppingswonder (zie http://bijbelenonder.wpengine.com/evolutie-nee/scheppingswonderen-die-betrouwbaarder-zijn-dan-sommige-wetenschappelijke-uitspraken )

 

Wat hebben veel kinderen en daarmee hun ouders last van leer- en gedragsproblemen. Het lijkt alsof het jaarlijks erger wordt. Wat doe je dan? Gebruik de matriXmethode.

Het klinkt dan zo geweldig, zowel voor kind, ouders als leerkrachten. Eén methode die helpt om alle voorkomende problemen en beperkingen bij kinderen te laten verdwijnen. Sterker nog: al deze leer- en gedragsproblemen zijn volgens deze methode te voorkomen!

Is dat zo? Laten we eens kijken of de methode Bijbels verantwoord is.

Hoe de MatriXmethode (afgekort MM) zichzelf presenteert

De MatriXmethode – ontwikkeld door Ingrid Stoop – zegt een manier van coaching te zijn, waarbij gebruik wordt gemaakt van technieken uit het NLP (neurolinguïstisch programmeren).
MM-coaching zou kunnen helpen bij het ‘opruimen van je hoofd’, een soort ordenen, waarbij ‘de dingen’  een vaste plaats krijgen in het hoofd van het kind. Iets wat al goed is, mag blijven, wat niet bevalt, verander je met de hulp van de coach. Ondersteuning voor deze gedachte/techniek is het NLP, dat ervan uitgaat dat ieder mens zelf in staat is om zijn eigen oplossing te zoeken en te vinden. Dit zoeken en vinden wordt door de MM-coach begeleidt.
De manier waarop deze coaching (lees herprogrammeren) van de hersenen van het kind plaatsvindt, is speels. Hierdoor kan het al op zeer jonge leeftijd worden toegepast (6 jaar en ouder). Dit herprogrammeren of zoals het wordt genoemd ‘make-over’ van het hoofd, vindt plaats in twee tot vier consulten. Niet alleen voor leerproblemen, dyslexie of dyscalculie, maar ook toepasbaar bij faalangst, bedplassen, emotionele problemen, angsten, gebrek aan zelfvertrouwen, verdriet, zorgen etc. wordt de methode gebruikt.

Op het consult laat de MM-coach het kind eerst een tekening maken, waarbij het kind onder begeleiding (!) zijn/haar hoofd in kaart moet brengen, daarin zgn. ‘informatiestromen’ moet tekenen en ze concreet benoemen (zoals angst, chaos, verdriet enz.).
Daarop volgt een tweede tekening, waarbij het kind (volgens hem/haar) het ideaalbeeld moet tekenen, zoals het kind dit zelf zou willen dat ‘die kaart’ van zijn/haar hoofd eruit zou moeten zien. Om toe te werken naar de tweede kaart/tekening wordt in trance de NLP-methode ingezet: succes verzekerd . . . . .

Spiegelen aan Gods Woord 

Menig ouder heeft genoeg aan bovenstaande opsomming en bij velen zullen de haren recht overeind gaan staan. Ook als je niet weet wat NLP is, treffen we hierboven dingen aan die Bijbels onverantwoord zijn. De ouders en opvoeder(s) van het kind zijn verantwoordelijk voor het innerlijk van het onvolwassen kind. Weet een kind trouwens wat goed voor hem/haar is? Is alle ethische en Bijbelse kennis hierover al aanwezig? Nee! Bovendien zijn wij door God aan elkaar gegeven. Je kunt niet altijd alleen en vooral een kind niet, zelf beslissen.

Achtergrond

Voor het (passend)onderwijs klinkt dit hoopvol: zijn er problemen met kinderen, stuur hen 3 tot 4 keer naar een Matrixcoach en de problemen zijn opgelost. Nee, geen verwijzingen meer naar het SBO (Studie- en beroepsoriëntering), geen rugzakjes meer en van medicatie verlost. Onder ‘opleiding en beroep’ zie je dat mevr. Stoop een ‘certified NLP trainer’ én ‘NLP coach’ is. Wat opvalt, is de verbinding met (andere) paranormale/occulte hulpverlening (pendelen, fotoreading en Egyptian healing). Het lijkt dan ook geen wonder, dat op de “Astrologie- startpagina” weer naar de MatriXmethode terugverwezen wordt.
Vaak zeggen alleen de afbeeldingen op de sites al genoeg.

NLP[i]

We hebben gezien, dat het fundament voor de MatriXmethode en coaching NLP is. Het woord ‘neuro’ wil ons laten denken, dat het om een medische en wetenschappelijk verantwoorde methode gaat. Is dat zo?
Zo maakt NLP gebruik van trance- en regressietechnieken om in die toestand ‘reparaties’ uit te voeren (in het verleden) of om juist ‘bronnen’ aan te boren, zelfs vanuit vorige levens! Dit is on-Bijbels denken en handelen. Het verleden sluit je af met bekering en schuldbelijdenis, waarop vergeving en heling plaatsvindt.
NLP is volgens hen het instrument om aan het onderbewustzijn van de mens te werken en om daar waar het niet goed gaat, dat te veranderen. Hierbij treedt een blijvende verandering in perceptie en denken op.
Niet NLP, maar de Bijbel is maatstaf voor wat wel en niet goed is! Trance? De Bijbel leert ons juist bij zinnen te zijn! Wie sta je toe in je ziel te werken en daar veranderingen aan te brengen?

Het probleem bij NLP is dat men werkt aan het onbewuste. Bij de MatriXmethode gebeurt dit ook. Het kind brengt dus door een tekening zijn hoofd in kaart. Eén van de NLP-vooronderstellingen is : ‘De kaart is niet het gebied’. Het betekent dat hetgeen je ziet, hoort of voelt, de dingen die je ervaart, niet alles is wat er bestaat. Je filtert namelijk een heleboel informatie weg, omdat het anders te veel wordt of omdat je het niet nodig hebt. Je bent je niet bewust van al die informatie. Je brein filtert de informatie. Zo blijft er maar een stukje van over. De rest gaat het onderbewuste in.

Naast taalbeheersing is ook het onderscheiden van bepaalde typen mensen bij NLP belangrijk. Daartoe worden in het onderbewuste ankers[ii] bij de cliënt geplaatst. Op de site www.bijbelenonderwijs.nl wordt op de deelsite Occult en Licht het ankeren uitgelegd. Een gedeelte uit de omschrijving: “Zo kan men tijdens een lichthypnotische trance een prettige herinnering vastleggen door een ‘anker’ te slaan op bijv. de pols of het sleutelbeen. Later kan men dan op elk gewenst moment dit anker activeren en daarmee dit euforische gevoel oproepen om zich daarmee door een nare situatie ‘heen te slaan’.” In hetzelfde artikel wordt ook de Bijbelse duiding vermeld: In plaats van ‘ankeren’ wordt ons geleerd om vast te houden aan de hoop die voor ons ligt en die is “als een anker der ziel, dat veilig en vast is en dat reikt tot binnen het voorhangsel,” (Hebr 6:19).

Bij NLP word je dus in trance gebracht. Ook bij de MatriXmethode probeert men via trance buiten het lichaam te treden en de verkeerde dingen uit het verleden aan te passen of weg te halen of de geschiedenis weer over te doen. Men werkt in het onderbewuste van degene die behandeld wordt.

Bijbels denken

De Bijbel geeft een Gods-, mens- en wereldbeeld. Door deze methode dwaalt men steeds verder van deze beelden af, ja van de ware God af.
Je staat versteld, dat op de website http://www.pnl-nlp.org/download/hindou2  NLP met het hindoeïsme linkt. In welk gedachtegoed kom je terecht, als je je overgeeft aan zo’n training.

Oosterse godsdiensten bieden geen oplossing voor je problemen. Als in de MatriXmethode zelfs boeddhistische invloeden aanwezig zijn, is het overduidelijk uit welke bron de methode put.

Het belangrijkste bezwaar tegen NLP is niet dat deze therapie geen optimale resultaten oplevert. De toepassing van NLP moet vooral afgeraden worden, omdat deze conditioneringsmethode de deur opent voor praktijken die uiteindelijk kunnen leiden tot niets minder dan geestelijke slavernij (Filoscoop).

NLP en MatriXmethode

Uit het voorgaande blijkt dat de werkwijze van NLP en de Matrixmethode hetzelfde zijn. Er worden reparaties in het verleden uitgevoerd, waardoor de problemen verdwijnen. En…het werkt.

De methode vindt toepassing in het brede spectrum van het onderwijs: van openbaar tot reformatorisch. Uit welke bron je ook put, de methode is niet onschuldig. De deur naar de “verborgen wereld” wordt geopend.

Voorstanders van de MatriXmethode zullen naar voren brengen dat het er uitsluitend om gaat kinderen van hun angsten en andere psychische moeilijkheden af te helpen. Het leven kan door deze coaching een stuk gemakkelijker worden, beweert men. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om met deze techniek kinderen handelbaarder te maken. “Als u uw kinderen ankert, terwijl ze rustig, tevreden en evenwichtig zijn, kunt u hen later veel gemakkelijker tot rust brengen, als ze agressief of angstig zijn.” (Krusche) De voorstanders van NLP vergeten dat ieder nieuw geïmplanteerd anker iemand minder bewust en méér geestelijk onvrij maakt (Filoscoop).

Het geconditioneerde kind krijgt heeft een gestoord en chaotisch realiteitsbesef. Hij kan in vergelijking met de informatiebewuste mens heel gemakkelijk veranderen, want in zijn denk- en gevoelswereld bestaat geen heelheid die in stand gehouden moet worden. Deze mens kan zonder moeite met alle winden meewaaien.

Daarom moeten we ons net als bij andere occulte zaken de vraag stellen, in hoeverre we ons daar dan in mee willen laten. De vraag is niet of een therapie werkt, maar door welke kracht ze werkt!

 

[i] Zie voor informatie over NLP op de site www.bijbelenonderwijs.nl: https://bijbelenonderwijs.nl/bijbel-en-onderwijs/nlp-een-nieuwe-godsdienst/
Bij Bijbel & Onderwijs is eveneens verkrijgbaar het boekje NLP. Magie in een wetenschappelijk jasje? door prof. dr. R. Franzke, 48 blz.

[ii]  Zie voor ankeren de site www.bijbelenonderwijs.nl: https://bijbelenonderwijs.nl/?s=ankeren

Christelijke opvoeding in een pluralistische samenleving betekent voor velen: relativisme en verlies aan identiteit. Enkele pedagogische overwegingen waarom pluralisme gepaard moet gaan met een sterke identiteitsbeleving voor kinderen.
Rede van Dieter Velten, uitgesproken ter gelegenheid van de oprichting van het Centrum voor Bijbel en Pedagogiek, maart 1992 te Amersfoort. Deze lezing is nog even actueel.

Indeling van het referaat:

1. Een pluralistische samenleving–wat is dat?

2. Pedagogische uitdagingen in een pluralistische samenleving

3. Het antwoord van de christelijke opvoeding

4. De betekenis van christelijke opvoeding voor de pluralistische maatschappij

Stellingen over het onderwerp:
Christelijke opvoeding in een pluralistische samenleving

1. De pluralistische samenleving is de enige samenlevingsvorm die recht doet aan de menselijke vrijheid en die de mens alle wegen opent om verantwoord te handelen. De prijs hiervoor is de veelvuldigheid of verscheidenheid.

2. Deze veelheid van levenskansen en –normen in de pluralistische samenleving houdt ook gevaren in voor de persoonsontwikkeling van het kind.

3. Tot de belangrijkste pedagogische uitdagingen van de pluralistische samenleving behoren:
– het verlies aan geborgenheid voor de jonge mens,
– de onzekerheid van oriëntatie,
– het emancipatiedenkend,
– de zin- en identiteitscrisis en
– de vloed van informatie, ook op het terrein van de opvoeding.

4. Deze schaduwzijden van onze samenleving zijn geen noodlot waarin wij ons maar zouden moeten schikken. De pluraliteit roept ons op tot voortdurende heroriëntatie, in het bijzonder ook op het terrein van de opvoeding.

5. In de pluralistische samenleving hebben kinderen dringend behoefte aan een leefsfeer waarin vertrouwen en waardenzekerheid hun omringen. Hierin ligt een belangrijke opdracht voor het christelijk onderwijs.

6. De christelijke opvoeding oriënteert zich op het levensdoel van mensen. Het kind moet staan in een persoonlijke levensbetrekking tot God en van daaruit leren hoe het als Christen moet leven in een pluralistische samenleving.

7. Het methodische grondprincipe van christelijke opvoeding is de liefde, zoals die ons in Jezus Christus als de liefde van God tegemoet komt.

8. Voor de pluralistische samenleving levert het christelijk onderwijs een belangrijke bijdrage tot de waardenoriëntatie.

9. Christelijke opvoeding is ook gericht op emancipatie. Zij ziet echter de werkelijke onvrijheid van de mens in zijn gebondenheid aan het egoïsme, in een levenswandel die los staat van God. Echte vrijheid is een nieuw leven in betrekking tot God.

10. Christelijke opvoeding helpt jonge mensen om antwoorden te vinden op de vraag naar de zin van het leven en de identiteit van hun persoon.

Hieronder wordt het vierde deel van de lezing weergegeven. Het hele EDUkatern is op ons kantoor verkrijgbaar.
4. De betekenis van christelijke opvoeding voor de pluralistische maatschappij
Als Christenen weten wij dat in een pluraal-geseculariseerde samenleving christelijke waarden niet meer vanzelfsprekend zijn. Toch mag van ons verwacht worden dat wij de door de overheid gegeven mogelijkheid gebruiken om in de verschillende levensterreinen ons geloof te betuigen.

4.1. Christelijke opvoeding biedt in de pluralistische samenleving een belangrijke bijdrage tot de waardeoriëntering, die daar juist zo problematisch is. Zij geeft namelijk een realistisch mens- en wereldbeeld door, richt zich op het doel en is consequent in het gebruik van de opvoedingsmiddelen. Daarmee biedt de christelijke opvoeding de voor jonge mensen noodzakelijke oriëntatiehulp in de onzekerheid van oriëntering die het gevolg is van het wereldbeschouwelijke pluralisme.

4.2. Christelijke opvoeding is ook bekend met het doel van de emancipatie, de bevrijding en het mondig-worden van de mens. De Bijbel ziet echter de eigenlijke onvrijheid van de mens in zijn afhankelijkheid van het egoïsme, in een levenswandel die los staat van God. Waar de Bijbel dan ook spreekt van ‘emancipatie’ (Gal. 4:1-7; Joh. 8:36) heeft zij het oog op de bevrijding van de mens uit de macht der zonde. De schijnbaar geëmancipeerde mens van de moderne maatschappij, die zonder God leeft, is niet werkelijk vrij. Hij wordt geleefd, omdat hij zich laat drijven door zijn driften en lusten en door de maatschappelijke ideologieën. Christelijke opvoeding wil de mens leiden naar de vrijheid in de relatie met God. Vrijheid is er alleen maar in de binding met het levensdoel waarvoor wij geschapen werden. Dat is voor de mens de gemeenschap met God. Alles wat hem van deze bestemming vervreemdt, is in strijd met het wezen van de mens en maakt onvrij. Werkelijk vrij kan de mens slechts zijn, wanneer hij zich terugvindt in zijn bestemming als schepsel Gods. In de gemeenschap met God vindt hij zijn grootst mogelijke ‘vrije ruimte’. In dit milieu komt hij ten volle tot zijn recht. In deze zin biedt christelijke opvoeding een effectieve bijdrage tot de emancipatie van de mens.

4.3. Door hun antwoorden op de existentiële vragen van het menszijn naar het ‘waarvandaan’ en het ‘waar naartoe’ van het leven biedt de christelijke opvoeding een beslissende bijdrage tot beantwoording van de vraag naar de zin van het leven. In de pluralistische samenleving wordt deze vraag des te klemmender gesteld en evenzo moeilijker te beantwoorden. De relatie met God bepaalt de mensen bij hun verantwoordelijkheid jegens God en de mensen (als rentmeester). Daardoor ontvangt het leven zijn oriëntatie op zin en doel.

4.4. Waar christelijke opvoeding uit liefde voor het kind ook grenzen moet stellen, draagt zij door de confrontatie met zulke grenzen, waarden, normen en autoriteiten ook bij tot het stabiliseren van de persoonlijkheid en het vinden van identiteit van de jonge mens. Juist in de puberteit heeft de jonge mens dringend behoefte aan vaste oriëntactiepunten en het zich laten gezeggen door autoriteiten, om daarin zijn eigen standpunt te kunnen bepalen en daarmee ook zijn eigen identiteit te bestemmen. Een verdere bijdrage om die identiteit te vinden ligt in de bijbelse boodschap, die de christelijke opvoeding aan het kind doorgeeft: “Je bent gewild.–Je hoort erbij.–Je bent nodig.”

4.5. In tegenstelling tot een eenzijdig op het rationele afstemde milieu, overvol van informatie en gericht op de materialistische levensstijl van de moderne mens, ziet de christelijke opvoeding de mens in een ander perspectief. Het kind ervaart liefde en geborgenheid en doet emotionele ervaringen op. Daardoor worden ook veel psychische manco’s opgevangen, waaronder kinderen in de pluralistische samenleving lijden.

4.6. Christelijke opvoeding biedt ook een constructieve bijdrage voor het samenleven in de pluralistische maatschappij:
Liefde, verzoening, wederzijds respect, dienst aan de naaste, schuldvergeving en de mogelijkheid van een nieuw begin door het geloof in Jezus Christus: dit zijn allemaal ordenende en helende factoren in het menselijk samenleven.

Christelijke opvoeding is een opvoeding tot vrede, omdat mensen die met God verzoend zijn ook bekwaam zijn in deze wereld vrede te stichten.
Als schepsel Gods weet de mens zich ook verantwoordelijk voor de schepping die God aan hem heeft toevertrouwd. Daarom is christelijke opvoeding ook een opvoeding tot een verantwoord omgaan met alles wat ons in natuur en milieu gegeven is.

4.7. Samenvattend kunnen wij vaststellen dat christelijke opvoeding in de pluralistische samenleving een belangrijke pedagogische bijdrage levert. Ook in het openbare schoolstelsel kunnen door het nastreven van christelijke waarden, tekenen worden opgericht. Op bijzondere wijze geschiedt dit echter door het oprichten van christelijke scholen (en in Nederland door die scholen opnieuw te bepalen bij de identiteit van christelijke opvoeding en onderwijs).

Bevestiging en bemoediging

Wees attent op de relatie tussen gehoorzaamheid, opvoedbaarheid en hechting
Bevestiging en aanmoediging zijn belangrijke middelen om te stimuleren en bij te sturen in de opvoeding. De werking ervan hangt in sommige gevallen af van de band die er is tussen de eerste en vroegste opvoeder van het kind. Er is een schat aan literatuur die schrijft over vroege hechtingsproblematiek. Bevestiging en aanmoediging werken hier niet zoals we verwachten.
De boeken van Geertje van Egmond over hechtingsproblematiek beschrijven hoe dat is.
Wie niet bevoegd is te diagnosticeren, moet zeer terughoudend zijn. Toch is het goed om te rekenen met deze mogelijkheid, als kinderen helemaal niet gehoorzamen en met anderen rekenen. Er zijn kinderen van veel gebed die ouders een leven lang voor raadsels stellen. We willen dan hopen op de mogelijkheid dat een kind door een levend geloof – een hechting aan de Here Jezus Christus – tot veranderingen komt die je menselijkerwijs niet meer zou verwachten.

Gehoorzaamheid en vrucht
In een discussie in het RD is er opnieuw nagedacht over bevestiging en gehoorzaamheid in de christelijke opvoeding (Dr. S. Post, RD 13-02-2012) Opvoedingsdoelen werden in de 19e eeuw eigenlijk nog niet zo onderscheiden. Het ging vooral om gehoorzaamheid aan ouders en gezagsdragers, luisteren naar het eigen geweten en naar de stem van God. Dit zou eigenlijk nog prioriteit moeten hebben, vindt Post. Gezagsuitoefening wordt al gauw gelijkgesteld met onvrijheid. Maar dat hoeft niet zo te zijn. Hij citeert de Amerikaanse theoloog L.V. Austin met instemming, als die betoogt dat de instrumentalist in het orkest de hoogste vrijheid ervaart, als hij zich afstemt op de dirigent en zijn medemusici. Ieder die ervaring heeft in samenspel, zal erkennen dat je als ‘t ware vleugels krijgt, als samenspel werkelijk lukt. Aan het slot citeert hij ook het adagium van dr. J. Waterink uit 2 Timotheus 3 vers 17: “Dat de mens Gods volmaakt zij tot alle goed werk volkomen toegerust.” Gehoorzaamheid en dienst zijn nauw op elkaar betrokken. Graag gebruiken we hier het begrip vrucht, zoals we dat vinden bij de Here Jezus en in de Psalmen. De samenhang wijnstok, ingeënte rank en vrucht komt overeen met de samenhang tussen opvoeder, gehecht kind en de dubbele liefdedienst. De sapstroom is karakteristiek voor zowel de wijnstok, de rank als de vrucht. De sapstroom is gericht op de dubbele liefdesdienst: de liefde tot God en de naaste. In deze beweging is gehoorzaamheid dus een middel om te komen tot dienst. “Eet de bananenboom haar eigen vruchten?” vragen christenen retorisch in Afrika. Nee, de vruchten zijn voor anderen. Ouders vragen dus een luisterhouding – gehoorzaamheid – met het oog op de dubbele liefdesdienst. Ouders van elke denominatie moeten zich ervan bewust zijn, dat kinderen in de eerste plaats tot vrucht of dienst komen door de Heilige Geest van het nieuwe verbond, waarin ze geboren worden. Geestelijk luisteren maakt dat een kind zich op de een of andere manier uitstrekt naar de dubbele liefdesdienst. In de spanning die dit oproept, mag het kind de Here Jezus leren kennen als Redder die vrijmaakt tot de dienst. Dan pas gaat het kind meedoen in het orkest.

Dr. Post betoogt, dat door de christenopvoeder de wil van het kind tot deze vrijheid ‘gebroken’ moet worden. Ik hoop, dat Post denkt aan noties uit de confessie over gebonden wil en vrije wil. Alleen een verbroken wil komt tot bekering of gehoorzaamheid.
Laat echter niet de gedachte postvatten dat de ouder de wil mag breken. De ouder mag grenzen stellen aan het kind met het oog op God en de naaste. Aanmoediging en bevestiging moeten dus beide bron- en doelgericht zijn.

Meer humanisme dan we willen weten
Op de achtergrond leeft bij dr. Post de zorg dat binnen de christelijke opvoeding onder invloed van de humanistische psychologie het accent is komen te liggen op de ontplooiing van de potentie die er in het kind ligt. De opvoeder is daarin begeleider van de innerlijke vermogens. De docent op het conservatorium speelt vooral niet voor. Hij wil geen model zijn. Hij bevestigt en bemoedigt de eigen aanleg van de student. Post wil als ‘t ware dat de docent tijdelijk wel het model is om met discipline na te volgen. Later zal hij de discipline die hij geleerd heeft, vruchtbaar kunnen maken voor zijn eigen innerlijke voorstelling van de muziek.

Dr. Post ziet de neergang van onderwijsresultaten en de toename van hyperactiviteit en concentratiestoornissen niet los van het algemene pedagogische klimaat waarin wij onze kinderen groot brengen. Hij kritiseert het ongestructureerde aanmoedigen waarin de wil niet getraind wordt. Hij vraagt aandacht voor de ouder als model en opdracht voor de gehoorzaamheid. Hij constateert een gemis aan theologische en pedagogische bezinning over dit onderwerp ook in het confessionele en Bijbelgetrouwe onderwijs. Bevestiging en aanmoediging staan in verbinding met een model en met een doel. Hij denkt hier aan gezagdragers die in harmonie leven met God en de naaste. Zij mogen hun kinderen verplichten daarin mee te doen.
Je kunt hier het beeld van het ‘kristalliseren’ gebruiken. Het leven van het kind kristalliseert zich om dat van de gelovige volwassene heen, om het model van de dienst aan God en de naaste alvast te leren ook als het de innerlijke of geestelijke motivatie nog lijkt te missen.

De orthopedagoge drs. Aline Hoogenboom –Versluis reageert in dezelfde krant dat de wil van het kind toegerust moet worden tot het verstaan van God en het maken van mondige keuzes. Ze zoekt dus een verbinding tussen het christelijk geloof en de identiteitspsychologie. Dat komt haar op een verwijt te staan dat het leven van het kind zich ‘uitkristalliseert’ om de eigen persoonlijkheid van het kind. Bevestiging en aanmoediging zijn dus minder op de norm en meer op de ontplooiing en keuzevaardigheid van het kind gericht (RD 12-10-1012). Misschien veronderstelt drs. Hoogenboom iets wat hierboven onder gehoorzaamheid en vrucht is beschreven. We zouden daar nog meer over willen horen.

Jamaars in de algemene pedagogiek
Ik kwam het recent tegen in tijdschriften en op de radio dat er vraagtekens werden gesteld bij het ongestructureerd bevestigen en bemoedigen van kinderen. Kinderen leren maar dat ze geweldig zijn en dat ze het eveneens geweldig doen zonder dat er heldere uitdagingen en evaluaties zijn. Gezonde kinderen zijn daarop uit. Kinderen voelen wel aandacht in al die bevestiging, maar ze kunnen er ook verlegen mee raken. Ongestructureerde bemoediging en vormloos enthousiasme kunnen ook leiden tot een verlies van zelfvertrouwen, een vermindering van prestaties en tot hyperactiviteit. Denk daarbij maar aan het format van sommige kinderprogramma’s. De cultuur van buis en opvoeding zijn behoorlijk verwant geraakt.

Pastoraat
In veel kerken en gemeenten ligt de tijd al ver ons, dat er aarzeling was bij het lied: “Weet je dat je een parel bent..een parel in Gods hand.” In christelijk pastoraat van evangelische of confessionele snit bevestigen en bemoedigen we elkaar onbekommerd. We zijn toch ‘een parel in Gods hand’. De parel functioneert hier als pendant van het hoge mensbeeld in de humanistische hupverlening. Het beeld van het zoeken van de parel van grote waarde is door de Here Jezus gebruikt als beeld voor het zoeken van het Koninkrijk der hemelen. Niet het zichtbare koninkrijk dat de leiders voorstonden, maar het onzichtbare wat bestaat in geschonken gerechtigheid. (Matt 6:33) Er zijn veel beelden in de Bijbel om de geschonken gerechtigheid tot uitdrukking te brengen. De parel is er één van. Is het Bijbels om een kind zonder meer een parel te noemen ? Kinderen vatten het vast redengevend op: omdat ik een parel ben, houdt God van me en ben ik bijzonder. De Bijbel gebruikt dit beeld niet voor gelovige kinderen, omdat het geen goede vergelijking in zich draagt. In de humanistische psychologie werkt het beeld wel goed. God wil dat onze kinderen – die geen parels zijn – weer terugkrijgen wat ze in Adam kwijt zijn. God zoekt hen met liefde, met volharding en met persoonlijke interventies. We bemoedigen en bevestigen onze kinderen, om hen bij de bron Christus te brengen en bij het doel vruchtdragen: God liefhebben en de naaste als onszelf.
Zelfgenoegzame opvoeders kunnen bevestiging en enthousiasme (met als tegenhangers onthouding en negeren) gebruiken om een kind te laten functioneren tot eer van henzelf. Het mag ons niet verbazen dat dit uiteindelijk leidt tot crises in de verhouding van het kind tot de ouders en tot God. Onze cultuur wordt steeds meer narcistisch waardoor er ongekende lasten voor onze kinderen ontstaan.

Triniteit en Koninkrijk
Ik troost me met de gedachte dat veel gelovige opvoeders door Woord en Geest geleid worden om verantwoord aan te moedigen en te bevestigen.
In de nieuwe christelijke dogmatiek van de hoogleraren Van den Brink en Van der Kooij wordt het uitgangspunt genomen in de triniteit. Alle werk van de drie-enige God wordt gezien binnen de ‘accolades’ van het Koninkrijk. Er is een beweging vanuit de Vader, door middel van de Zoon en via de Heilige Geest naar onze kinderen. Gebrokenheid en zonde maken deel uit van hun identiteit, maar van meet af aan worden kinderen van gelovige ouders gezocht via de Geest. Die brengt ouders tot handelen en kinderen tot horen en vruchtdragen. Het woord ‘vrucht’ is een kernwoord in het Koninkrijk der hemelen en staat vanuit zijn oorsprong en in zijn uitwerking in een missionaire beweging.
Ik hoop en verwacht dat deze uitgangspunten kunnen helpen om de plaats van de opvoeder en het kind voor Gods aangezicht opnieuw te belichten.

Ds. Guus Vos