Soms worden aanhangers van andere religies aangeduid als ‘andersgelovigen’. Zij zouden allemaal geloven in dezelfde God. B&O haalt twee bekende zendingswetenschappers aan en formuleert een eigen standpunt.
Ten aanzien van de NAAM van Jezus Christus zegt de Bijbel het volgende:
Hand. 4:12: “En de behoudenis is in niemand anders, want er is ook onder de
hemel geen andere naam aan de mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden worden.”
Joh. 14:6 : Jezus zei tot Thomas: “Ik ben de weg en de waarheid en het leven;
niemand komt tot de Vader dan door Mij.”
Introductie
Deze folder is niet een actie tegen een persoon of instituut, maar beoogt een bijdrage te zijn in de discussie over de identiteit van de christelijke scholen, die ook en juist in deze tijd ‘School met de Bijbel’ willen zijn. Onze samenleving wordt steeds meer gekenmerkt door de aanwezigheid van mensen uit andere culturen, men spreekt dan ook wel van een pluriforme, multiculturele samenleving. Het gevolg hiervan is een grote verscheidenheid aan opvattingen, niet alleen op sociaal maar ook op religieus gebied. Onmiskenbaar komt ook het onderwijs hiermee in aanraking en wordt het hierdoor beïnvloed.
In de samenleving zien wij steeds meer dat ‘multicultureel’ gaat worden tot ‘multi-religieus’. Soms lijkt het wel alsof het christelijk geloof een godsdienst is van het westen, en dat buitenlanders meestal een ‘ander geloof’ aanhangen. Dit is een generalisering, want ook buitenlandse kinderen kunnen uit christelijke gezinnen komen, en Nederlandse kinderen blijken dikwijls ‘nergens meer aan te doen’.
Cultuur en religie zijn dus niet identiek!
Toch staan christelijke scholen voor de volgende vraag:
Hoe gaan wij om met mensen en kinderen die andere, en dan met name religieuze, opvattingen hebben en toch onze christelijke scholen bezoeken? Dit is een urgente vraag, ook al vanwege het nieuwe leergebied ‘Geestelijke stromingen’, waar iedere school mee te maken krijgt (ook scholen die niet bezocht worden door kinderen van andere etnische groepen). Wij houden ons met deze vraag bezig, omdat ook vanuit kerkelijke kring, of vanuit de opleidingen, soms een mening wordt verwoord die heel anders is dan de schoolleiding, bestuur of ouders dat gewend zijn. Wij doelen nu in het bijzonder op het recent verschenen boek van drs J.D. Kraan: Bijbel en anders-gelovigen. Dit boek is voor de christelijke scholen een uitdaging en de gevolgen kunnen heel ingrijpend zijn.
Om op de gestelde vraag enig zicht te krijgen, hebben wij vijf onderwerpen gekozen die van wezenlijk belang zijn voor wat wij geloven, met name ook voor het uitdragen ervan aan kinderen van andere etnische groepen. Deze onderwerpen zijn:
- ANDERSGELOVIGEN
- DE ENE NAAM: JEZUS CHRISTUS
- DE OPENBARING VAN GOD
- GERECHTIGHEID EN HEIL
- ZENDING EN DIALOOG.
Achtereenvolgens zullen wij deze telkens vanuit drie opvattingen benaderen, en wel tweemaal principieel en eenmaal vanuit de praktijk van een christelijke school die bezocht wordt door een hoog percentage (35%) leerlingen uit andere etnische groepen, waaronder veel Moslims en Hindoes.
(1) De opvattingen van Drs J.D. Kraan, zoals verwoord en anderen (instemmend) citerend in zijn boek: Bijbel en andersgelovigen
(2) Zendingswetenschappers zoals H. Kraemer en J. Verkuyl, blijkens citaten uit enkele van hun belangrijkste werken
(3) De praktijk van een School met de Bijbel in een grote stad.
Eigenlijk is, bijbels gezien, de term ‘andersgelovigen’ onjuist. De Schrift kent slechts één geloof, en bijbelse prediking is erop gericht ‘gehoorzaamheid des geloofs’ te bewerken onder alle volken.
Ongeloof is dus, evenals ‘anders-geloven’, ongehoorzaamheid aan de Almachtige God. Dit wil niet zeggen dat christenen beter zouden zijn dan anderen, want alle mensen zijn van nature in opstand tegen God en Hem ongehoorzaam; dat geldt dus ook voor joden en christenen die zich richten tegen de openbaring van God.
Vooraf dient nog te worden opgemerkt dat iedereen, die zich vanuit zijn christen-zijn bezig houdt met genoemde problematiek, vooraf basis-keuzes heeft gemaakt. Dat bepaalt dan ook de wijze waarop deze vragen worden benaderd en de inhoud die eraan wordt gegeven.
Het feit dat men dan dezelfde woorden of Bijbelgedeelten gebruikt, wil dus beslist niet zeggen dat men de Bijbel ook op dezelfde wijze hanteert.
Daarom vermelden wij expliciet dat wij ons kunnen vinden in de teneur van de citaten van dr. Kraemer en dr. Verkuyl (telkens verwoord onder (2).
Het standpunt van Bijbel & Onderwijs is verwoord onder (3) en gaat uit van de Bijbel als het onfeilbare en onveranderlijke Woord van God, ingegeven en te verstaan door de Heilige Geest, met als centrale boodschap het verzoenend lijden en sterven van Jezus Christus, Zijn opstanding, hemelvaart en wederkomst.
ANDERSGELOVIGEN
(1) Opvatting van drs Kraan e.a.:
“Ook anderen zoals moslims, hindoes en boeddhisten dienen als gelovigen beschouwd te worden” (p.126)
“Maar die God staat in het middelpunt, die ook door joden en moslims als God aanbeden wordt” (p.158)
(2) Opvatting van dr Verkuyl:
“In de communicatie van het evangelie met moslims kunnen we niet volstaan met de opmerking dat christenen en moslims en talmoedische joden allen in één God geloven en dat ze allen op de een of andere manier monotheïsten zijn en dat daarom hun godsconcepties vrijwel gelijk zijn. Zulke opmerkingen getuigen van grote opppervlakkigheid” (J. Verkuyl, Met moslims in gesprek over het evangelie, p.47/48)
“Wie knielt voor Jezus, de Gekruisigde en Verrezene, kan niet meer zeggen dat het er niet toe doet wat je gelooft en in wie je gelooft. Wie knielt voor Jezus kan niet meer zeggen: Ik zie tussen de boodschap van Jezus, Boeddha, Mohammed e.a. slechts relatieve verschillen” (J. Verkuyl, Zijn alle godsdiensten gelijk? p.98)
(3) Opvatting van Bijbel & Onderwijs:
De School met de Bijbel staat open voor alle kinderen van wie de ouders christelijk onderwijs op prijs stellen. In het toelatingsgesprek worden altijd de volgende drie punten helder gesteld:
a. dagelijks wordt aan alle kinderen vanuit de Bijbel verteld
b. dagelijks wordt gebeden tot God die we kennen door Jezus Christus
c. dagelijks worden christelijke liederen gezongen door alle kinderen.
Er wordt dus niet gesproken over andersgelovigen of ongelovigen; er wordt slechts gesproken over kinderen die voor de School met de Bijbel kiezen en die vaak verschillende culturele achtergronden hebben.
DE ENE NAAM: JEZUS CHRISTUS
(1) Opvatting van drs Kraan e.a.:
“Dat is het nieuwe van deze tijd: er vindt vernieuwing van een eeuwenoud model plaats; niet Christus staat centraal; niet Hij is exclusief of normatief maar de God die zich naast Christus ook openbaarde op andere wijzen” (p.141, n.a.v. de theologie van Paul Knitter in diens boek: No other name?)
“Misschien blijkt Jezus aan het einde van de tijden toch exclusief en normatief te zijn, maar zo’n hypotheek kunnen we momenteel niet leggen op het gesprek met andersgelovigen” (p.143)
“In de Bijbel staat God centraal. Christus kwam om dienstbaar te zijn aan God en de mensen. Door de verzoening die Hij bracht zal Hij aan het eind der tijden voor ieder de weg, de waarheid en het leven blijken te zijn” (p.166)
(2) Opvatting van dr Verkuyl:
“De boodschap, waarmee de Christelijke Kerk vanaf haar ontstaan tot nu toe in de wereld gestaan heeft en staat, kan worden samengevat in de belijdenis: JEZUS IS HEER. Wanneer de christelijke kerken in alle werelddelen dat belijden, dan bedoelen ze daarmee, dat Hij de Alpha en de Omega is voor de hele wereldgeschiedenis, de Enige Middelaar Gods en der mensen.
Als de christelijke kerken belijden, dat Jezus Christus gisteren en heden Dezelfde is en tot in eeuwigheid, dan bedoelen ze daarmee wat Simon Petrus beleed door de Hoge Raad van Israël: “Er is onder de hemel geen andere Naam de mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden worden’, Hand. 4:12” (J. Verkuyl, Zijn alle godsdiensten gelijk? p.16)
“Alles is in de Bijbel geschreven opdat de lezers mogen geloven in Jezus, wan wie dit boek getuigt in talloze variaties” (J. Verkuyl, Met moslims in gesprek over het evangelie, p.37)
(3) Opvatting van Bijbel & Onderwijs:
Centraal in het totale onderwijsgebeuren staat de Bijbel, waardoor we God kunnen leren kennen in Jezus Christus. Daaruit blijkt dat er slechts één manier en Naam is om God te leren kennen.
Het doel van het onderwijs is het vormen en toerusten van kinderen door begeleiding, hulp en voorleven tot zelfstandigheid en de ontplooiing van kinderen volgens bijbelse normen, opdat zij mogen komen, indien de Here dit wil zegenen, tot een persoonlijke relatie met Jezus Christus en van daaruit gaan functioneren in de samenleving.
DE OPENBARING VAN GOD
(1) Opvatting van drs Kraan e.a.:
“Volgens de Bijbel is er maar één God die wat kan, maar een God die schept en redt, draagt en bevrijdt. Dat is een belangrijke conclusie voor de ontmoeting met andersgelovigen. Want als er maar één God is die zich, ook aan andersgelovigen, niet onbetuigd gelaten heeft (Hand.14:17), dan mogen andere religies gezien worden als antwoorden op de openbaring van de ene God” (p.51)
(2) Opvatting van dr Kraemer en dr Verkuyl:
“. . . Volledige handhaving van het unieke karakter van de christe lijke openbaring als Gods soevereine, toenaderende handeling, hetgeen zeggen wil dat er geen bruggen zijn van menselijk religieus geweten naar de realiteit van Christus en dat het exclusief Gods genade is en geen menselijke bijdrage of geschiktheid in wat voor opzicht ook, met als resultaat ‘het afvallen van de oogkleppen'” (H. Kraemer, The Christian Message in a non-Christian World, p.132)
“Maar als de vraag wordt gesteld of wij de God en Vader van Jezus Christus op dezelfde wijze mogen belijden als moslims dat doen in hun iman (geloof), dan moeten we eerlijk zeggen: De God en Vader van Jezus Christus is anders dan Allah in de Islam” (J. Verkuyl, ‘Met moslims in gesprek over het evangelie’, p.125)
“God knoopt in de Christus-openbaring niet aan bij de religies. Maar God sluit wel aan en knoopt wel aan bij wat Hij van zichzelf geopenbaard heeft en openbaart. Er is tussen zijn scheppings- en herscheppingsopenbaring continuïteit. Maar er is discontinuïteit tussen de menselijke religies en Gods openbaring in Christus” (J. Verkuyl, Zijn alle godsdiensten gelijk? p.110)
(3) Opvatting van Bijbel & Onderwijs:
Het totale gebeuren in onderwijs en opvoeding is gebaseerd op dat wat God in de Bijbel van Zichzelf openbaart, wat Hij zegt over mens en samenleving en over hoe we met elkaar om dienen te gaan.
Andere mensen nemen andere gewoonten mee, mede bepaald door culturele en religieuze achtergronden. Wij accepteren de verschillen in cultuur en gewoonten en besteden daar aandacht aan.
Het is de opdracht voor de christen om ongeacht de cultuur (de Nederlandse of een andere) Jezus Christus te verkondigen aan mensen, in de wetenschap dat daardoor een cultuur mede beïnvloed wordt. Het doel is echter in de eerste plaats de verandering van het hart, zodat het op Christus zal zijn gericht.
GERECHTIGHEID EN HEIL
(1) Opvatting van drs Kraan e.a.:
“Zij die werken der gerechtigheid gedaan hebben, goede vruchten vertoond hebben door op te komen voor de gevangene, de vreemdeling, de zieke, de hongerige etc. mogen ingaan tot het Koninkrijk. Anderen, zij die dachten Jezus te kennen, worden buitengesloten” (p.56)
“Niet alleen christenen dragen vrucht. De vruchten van andersgelovigen mogen herkend worden als gaven van God” (p.57)
(2) Opvatting van dr Verkuyl:
“Ieder mens, van welk volk, van welke cultuur, van welke religie ook, ondergaat de aantrekkingskracht van deze heilsweg, gebaand door goede werken; maar ieder mens van welke religie ook, heeft het Evangelie nodig om tot het besef te komen dat de weg van de nomos (de wet) doodloopt en opgeheven wordt door de Persoon en het werk van Jezus: ‘Want Christus is het einde der Wet tot gerechtigheid voor een ieder die gelooft’, Rom.10:4-13” (J. Verkuyl, Zijn alle godsdiensten gelijk? p.129)
(3) Opvatting van Bijbel & Onderwijs:
De enige grond voor behoud is de genade die er is van God door het geloof in de verzoening gebracht door Christus. Vanuit het geloof komt de vrucht van de Geest tot ontplooiing in het leven van de gelovige. Het is het gevolg van de genade.
Maar het is niet omgekeerd zo, dat wanneer iemand de werken der gerechtigheid doet, hij daarmee zijn behoud bewerkt.
Het is goed wanneer de teamleden in de omgang met elkaar en met anderen laten zien hoe dat praktisch werkt, bijv. door fouten te erkennen, door vergeving te vragen en te geven; niet iemand op diens zwakke punten te pakken, maar deze juist steunen en bemoedigen; door elkaar aan te vullen en samen het werk te doen.
ZENDING EN DIALOOG
(1) Opvatting van drs Kraan e.a.:
“Als wij in (andersgelovige) vreemdelingen hier en nu Christus niet vinden, gaan wij dan verloren?” (p.73)
“Wie vandaag nog een antithetische, agressieve zendingsactiviteit bedrijft, staat het evangelisch getuigenis in de weg” (p.123)
“De enige mogelijkheid om van die Heer te getuigen, is de weg van dialogische openheid” (p.124)
“Ook anderen zoals moslims, hindoes en boeddhisten dienen als gelovigen beschouwd te worden (p.126)
“Het waardevolle . . . is dat we onontkoombaar voor de vraag gesteld worden of bepaalde bijbelteksten of zelfs de strekking van hele bijbelboeken de dialoog met andersgelovigen in de weg staan” (p.66)
(2) Opvatting van dr Kraemer en dr Verkuyl:
“Waarom dan, gezien in bijbels licht, is de communicatie van de christelijke boodschap te beschouwen als een op zichzelf staande categorie? In de eerste plaats vanwege het bijzondere karakter.
Het is niet een boodschap waarvan de dragers het recht hebben te besluiten of ze wel of niet gecommuniceerd zou moeten worden . . . Ze moet gecommuniceerd worden omdat ze het resultaat is van het profetisch geweten dat ze het woord is van de Heer van het heelal: ‘Hoor, o hemelen en luister, o aarde; want de Heer heeft gesproken'” (H. Kraemer, The communication of the Christian Faith, p.22)
“Als Jezus Christus voor alle tijden en voor alle volkeren van beslissende betekenis is en als aan Hem gegeven is de Naam die boven alle naam is, dan is het ook de onnalaatbare plicht en roeping om dat Evangelie van deze gekruisigde en verrezen Heer bekend te maken onder de volkeren. Het is dan ook van daaruit volkomen verstaanbaar dat in alle evangeliën en ook in de Handelingen der apostelen het bevel tot verbreiding van het Evangelie klinkt” (J.Verkuyl, Zijn alle godsdiensten gelijk? p.143)
(3) Opvatting van Bijbel & Onderwijs:
Het Evangelie is niet gericht tégen mensen en culturen, maar is een verlossende en heilbrengende boodschap voor iedereen die ernaar wil horen. Op een School met de Bijbel die open staat voor iedereen, is die boodschap dus voor iedereen die bij de school is betrokken, zonder onderscheid des persoons.
Dit uit zich o.a. in het respect voor elkaars cultuur en het bespreken van verschillende opvattingen in het licht van de Bijbel. Maar ook in bijv. het geschenk dat iedere leerling krijgt tijdens de Kerst, of de Bijbel die wordt meegegeven aan kinderen die de school verlaten (in welke groep ook).
Christelijk onderwijs in een veranderend Europa
Christelijk onderwijs in een postmoderne wereld, met aanwijzingen voor een eigen workshop. Tien strategieën van de Canadese pedagoog H. van Brummelen om een bijbelse visie op kennis door te geven.
B&O magazine september 1998, door dr. Herman van Brummelen, bewerkt door drs. R.H. Matzken.
De tweejaarlijkse algemene vergadering van EurECA in Kandern, Zwarte Woud, stond in het teken van de veranderingen in het onderwijs en hoe wij daarop als christen-leraren kunnen inspelen. Deze veranderingen doen zich momenteel in alle Westerse landen voor en daar kon prof. Dr. Harro Van Brummelen van Trinity Western University in Langley bij Vancouver, Canada, goed op inspelen. Als pedagoog van Nederlandse afkomst wees hij in zijn eerste lezing met grote waardering op de door Nederlanders gestichte Prot. Chr. Scholen als één van de twee pijlers van het christelijk onderwijs in Canada (de andere pijler zijn de christelijke scholen die in Amerika vanuit de evangelische gemeenten zijn gesticht). Wij Nederlanders kunnen ons in het christelijk onderwijs in Canada dan ook goed herkennen en zien met belangstelling naar het proces van integratie van reformatorisch en evangelisch onderwijs dat zich daar thans voltrekt.
Bij het christelijk onderwijs staan de leerlingen centraal. Daarbij gaat het niet om wat zij wensen of wat hen aanspreekt, maar op welke wijze de school leerlingen in staat stelt “hun behoudenis uit te werken met vreze en beving” en “te stralen als lichtende sterren in de wereld, het woord des levens vasthoudende,” uit Fil. 2:12-16.
Christelijk onderwijs in een postmoderne wereld
De tweede lezing legde de nadruk op de vraag hoe wij christelijk onderwijs geven in een postmoderne wereld. Het is verrassend te zien hoe dit alles aansluit bij de lezingen en seminars die vanuit Bijbel & Onderwijs worden gegeven. In grote lijnen komt het erop neer dat christen-leraren op de juiste wijze moeten inspelen op deze postmoderne tijd.
Het postmoderne denken heeft reeds vele jaren de opleidingen en methoden beïnvloed. Veel leraren zijn ongemerkt ook hierdoor zelf beïnvloed omdat zij niet kritisch genoeg staan tegenover het proces van veranderingen in onze maatschappij en het onderwijs, aldus prof. Van Brummelen. Daarom gaan wij in ‘t kort in op enkele van de belangrijkste ontwikkelingen en hoe christen-leraren daar tegenover moeten staan.
1. De eerste vraag betreft de vraag op welke wijze wij omgaan met kennis en waarden. Is het wel mogelijk om objectief te kennen? Zijn deze waarden absoluut of relatief? Het antwoord kan slechts gebaseerd zijn op de Bijbel. Gaan we hiermee in de praktijk aan de slag, dan blijkt het bijbels denken haaks te staan op de postmoderne tijdgeest, zoals het ook haaks stond op het modernisme.
2. Het moderne denken, en daarmee ook het moderne onderwijs, gaat uit van het denken van de Verlichting dat uiteindelijk vertrouwt op de triomf van de technologie over de natuur en in economische en sociale vooruitgang.
Modernisten vinden dat de school leerlingen in staat moet stellen om een zinvolle economische rol te spelen in een samenleving die zich steeds verder ontwikkelt en verbetert. Zij richten zich op het verwerven van bekwaamheden en kennis, het snel inspelen op nieuwe technologieën en testen voortdurend of de leerlingen inhoud en vaardigheden beheersen.
Bij dit alles gaan modernisten veelal voorbij aan de ecologische, sociale, ethische en geestelijke problemen van zowel de leerlingen en de samenleving. Volgens hen heeft ‘geloof’ niets met kennis te maken.
3. Het postmoderne denken staat bijna in alle opzichten radicaal tegenover het modernisme en dat geldt ook voor het onderwijs. Hun visie op kennis is dat mensen kennis niet ontdekken maar zelf construeren. Elke vorm van ordening berust op willekeur en is de wereld opgelegd door individueel of sociaal bedachte kennis. Er bestaat bij hen geen objectieve kennis, evenmin als een betekenis die voor iedereen zou gelden.
Postmoderne leraren zetten de leerlingen zelf aan ‘t werk om hun eigen kennis te vergaren. Zij worden beoordeeld op zinvolle activiteiten, maar niet op het vinden van de juiste antwoorden, want die bestaan niet. Postmodernisten staan voor alle opvattingen open, maar verwerpen impliciet de waarden van ons cultureel en christelijk erfgoed.
Postmodernisten kennen niet langer gemeenschappelijke menselijke verbanden en waarden. In plaats van gezag en wat mensen met elkaar delen, komt ieders persoonlijk inzicht. Het doet er niet toe wat je kiest, als het maar je eigen keuze is die niemand je heeft opgelegd. Het resultaat is een egocentrisch individualisme en relativisme.
4. Tegenover modernisme en postmodernisme stelt Van Brummelen vier kenmerken van een Bijbelse visie op kennis als grondslag voor elk schoolprogramma:
– Kennis is gegrond in Gods openbaring
– Kennis verwijst naar Gods voorzienigheid en Zijn wonderbare daden en onderwijst ons in Zijn wegen.
– Kennis betreft iemands totale persoonlijkheid en niet alleen maar het intellect.
– Kennis leidt tot respons/weerklank, betrokkenheid en dienstbaarheid.
Hoe gaan we nu hiermee op school om?
De stof van deze eerste lezing leidde tot een diepgaande discussie bij de deelnemers uit twintig landen. Om de theorie in de praktijk te kunnen toepassen, geven wij u nu de tien strategieën die Van Brummelen aan de conferentie in Kandern voorlegde.
TIEN STRATEGIEËN OM EEN BIJBELSE VISIE OP KENNIS DOOR TE GEVEN
* Kweek een begrip van ontzag en verwondering; benader het bekende eens van de andere kant zodat het ongewoon en verrassend wordt.
* Betrek leerlingen bij actuele zaken die henzelf en de samenleving rechtstreeks aangaan.
* Integreer waar dit zinvol is, zodat leerlingen gaan zien hoe alles in Gods scheppingsorde met elkaar samenhangt.
* Leg de nadruk op elementaire Bijbelse waarden en normen.
* Help leerlingen om het leerproces planmatig op te zetten.
* Maak gebruik van verschillende vormen van kennis-verwerving (‘multipele intelligenties’, zie hierna).
* Help leerlingen om tijdens het leerproces hun emotionele of affectieve aanleg te ontwikkelen en beheersen.
* Geef gelegenheid voor verschillende manieren van kennisoverdracht om hierop respons te geven en moedig dat aan.
* Stel leerlingen in de gelegenheid om datgene wat zij hebben gedaan of gemaakt tentoon te stellen.
Neem eens tijd voor uw eigen workshop!
Als hoogleraar in de pedagogiek past hij hierbij één van de beste leermethodes toe om christen-leraren toe te rusten voor hun taak in een zich (snel) veranderend Europa. Naar aanleiding van zijn lezing stellen wij elke leraar voor om het bovenstaande persoonlijk of samen met enkele collega’s toe te passen.
1. Kies een onderwerp uit uw lessen. De oefening werkt het best voor onderwerpen waar het niet alleen om techniek en vaardigheid gaat, maar waar ook sociale, economische, politieke, morele en/of religieuze aspecten belangrijk zijn. Het onderwerp moet leerlingen van de leeftijdsgroep die u onderwijst, aanspreken. Voorbeelden zijn: transport, de lokale gemeenschap, de geografie van een land of gebied, het bos als leefgemeenschap, energie, een historisch gegeven zoals de Tweede Wereldoorlog, de structuur van een regering, moderne kunst, een roman of toneelstuk, met geld omgaan, statistiek enz.
2. Ga nu eens na hoe een moderne en een postmoderne leraar het gekozen onderwerp elk op hun manier zou onderwijzen. Pas dit toe op uw eigen school en laat zien hoe de onderwijsvernieuwing hierop inspeelt. Maak dan een tabel waarin naast elkaar de moderne en de postmoderne aanpak tegenover elkaar staan.
3. Ga vervolgens na wat een christelijke aanpak hiervan zou zijn. In hoeverre zijn elementen uit de moderne resp. postmoderne aanpak te gebruiken, in hoeverre geldt het ‘gij geheel anders’?Daarbij kunt u onderstaande vragen als leidraad nemen (misschien moeten ze, afhankelijk van het onderwerp, wat worden aangepast).
a. Toegang tot de materie. Wat leert de Bijbel ons over Gods bedoeling met de aspecten van de werkelijkheid die bij dit onderwerp aan de orde zijn? In hoeverre komt Gods bedoeling vervormd over tengevolge van de zondeval? Hoe zou God willen dat christenen hierop reageren, zowel in het persoonlijk hiermee omgaan als in het voorstellen van veranderingen en alternatieven? Wat kunnen wij ertoe bijdragen waardoor de samenleving in dit opzicht meer aan Gods waarden en normen beantwoordt? Hoe kan datgene wat de leerlingen over dit onderwerp leren, van invloed zijn op hun persoonlijke levensstijl?
b. Structuur van het leerproces. Hoe kunt u het leren in het klaslokaal (of het studiehuis) zo structureren dat het een betrokken en verantwoord discipelschap bevordert? Hoe kan het lesgeven over dit onderwerp inwerken op zaken als liefde, begrip, respect, integriteit, rechtvaardigheid en dienstbaarheid? Hoe kunt u het onderwerp zo brengen dat het tegemoet komt aan pedagogische eisen van relevantie en geloofwaardigheid, zodat de aandacht van de leerlingen geboeid blijft?
c. Leerlingen in staat stellen. Hoe brengt u bij de leerlingen, als u dit onderwerp met hen behandelt, een proces van interactie teweeg? Krijgen zij de gelegenheid om begrippen en principes, op voor hen originele en creatieve wijze, toe te passen? Moedigt het hen aan om betrokken te raken bij bepaalde waarden en activiteiten? Krijgen zij de gelegenheid om uitdrukking te geven aan hetgeen zij hebben geleerd? Op welke manieren worden zij geleid om een rol te spelen als een betrokken en verantwoordelijk discipel van Jezus Christus?
d. Een voorbeeld en een gids. Op welke wijzen kunt u bij het behandelen van dit onderwerp een persoonlijke herder en gids voor de leerlingen zijn?
Christelijk onderwijs bedreigd!
Alle scholen openbaar, zegt de één. Alle scholen bijzonder, zegt de ander.
Vrijheid van onderwijs, dat is steeds waar het om gaat.
Artikel 23 uit de Grondwet is opnieuw onderwerp van discussie.
Geschiedenis
Aan het eind van de 19e en begin van de 20ste eeuw hebben onze voorouders zich actief ingezet voor de gelijkstelling van het bijzonder onderwijs en het openbaar onderwijs. Voor 1917 was men vrij om scholen te stichten, maar alleen de openbare scholen werden bekostigd door de overheid. Wilde je in die tijd een school voor je kinderen waar de Bijbel het fundament was, dan draaide je zelf voor de bekostiging op. Veelal ontstonden er kerkscholen, vanuit een kerkgenootschap opgericht voor de kinderen van de gemeente. Na invoering van de leerplichtwet (1904) moesten alle kinderen naar school. Onze voorouders hebben zich toen ingezet voor bekostiging door de overheid ook van het christelijk onderwijs. En die bekostiging is gekomen. Artikel 23 van de grondwet verwoordt deze gelijkstelling en bekostiging.
Discussie
De laatste tijd horen we steeds weer de discussie oplaaien. Moeten we onze belastingcenten wel in scholen steken die vanuit hun religieuze achtergrond het onderwijs verzorgen? Nederland seculariseert steeds verder. Hoeveel mensen zijn er nog ingeschreven bij een kerk? Dat zijn er niet veel meer. Dus is er ook geen behoefte meer aan scholen met de bijbel, is de conclusie. Een adviescommissie van de VVD pleit voor het staken van de bekostiging van het bijzonder onderwijs. Mevrouw Hirsi Ali (VVD) strijdt voor afschaffing van het bijzonder onderwijs. Hoeveel van de mensen die ingeschreven staan bij een kerkgenootschap, gaan daadwerkelijk op zondag nog naar de kerk? Nog veel minder. Dus waarom zouden we dan zoveel christelijke, reformatorische, evangelische en gereformeerd-vrijgemaakte scholen bekostigen? En islamitische scholen, die op grond van artikel 23 ook bekostigd moeten worden, wordt daar wel onderwijs gegeven dat wij willen? Dit alles maakt het voor velen duidelijk: géén bekostiging meer voor bijzonder onderwijs, eigenlijk liever nog: helemaal geen bijzonder onderwijs meer. Dan zijn we van alle problemen af. En bovendien, wat is het verschil tussen een christelijke en een openbare school? Ze gebruiken dezelfde methodes, zijn ze wel ècht zo anders?
De praktijk
Deze vraag komt natuurlijk recht op de christelijke scholen af. Christelijk onderwijs wordt vooral vormgegeven door de godsdienstige opvattingen van de individuele leerkracht voor de klas. De zuil waar de school formeel toe behoort, heeft daar maar weinig invloed op. Dat geldt niet alleen voor christelijke scholen, maar ook voor reformatorische, evangelische en gereformeerd-vrijgemaakte scholen. Ook op deze scholen is diversiteit aan de orde. Gelukkig vraagt een aantal scholen zich af: “Doen we nog wat er op onze gevel staat? En hoe geven we dat dan handen en voeten in de dagelijkse lespraktijk en omgang met iedereen in de school?” Er zijn ook christelijke scholen waar een kloof is tussen de formele identiteit, keurig vastgelegd in de statuten van de vereniging waartoe de school behoort en de dagelijkse beleving van de identiteit, zoals die vorm wordt gegeven door de leerkracht in de klas. Zou het niet veel meer vanzelfsprekend moeten zijn dat deze twee met elkaar in overeenstemming zijn?
Schoolgemeenschap
Een school is natuurlijk geen geloofsgemeenschap, maar een professionele organisatie die bekostigd wordt om onderwijs te verzorgen. Onderwijs dat goed is, dat doelen nastreeft, kerndoelen realiseert. Er werken professionals, mensen die verstand hebben van onderwijs, mensen die pedagogisch gevormd zijn. Leerkrachten die met hart en ziel werken met hun kinderen, ze onderwijzen en opvoeden. De totale persoonlijke ontwikkeling van het kind staat centraal. De totale persoonlijke ontwikkeling van uw kind staat centraal!
Zijn we klant van onze school?
De totale ontwikkeling van onze kinderen ligt in de handen van de leerkrachten van de school. Wat doet deze zin met ons? Zijn we klanten van de school en gedragen we ons net als in de supermarkt? We blijven klant, zolang de artikelen ons aanspreken en de prijs redelijk is. Echter wanneer de kwaliteit tegenvalt of de prijs te hoog wordt, dan stappen we even zo vrolijk een andere supermarkt binnen. Gaat het ook zo met de basisschool van onze kinderen? Spreekt de school ons niet meer zo aan, dan verkondigen we dat luidt bij het hek, wanneer we onze kinderen ophalen. Vinden we naar ons idee onvoldoende gehoor, dan pakken we onze kinderen op en brengen we ze naar een andere school.
Staat de school er alleen voor?
Kan de school alleen maar op klanten rekenen, die klagen bij tegenvallende kwaliteit, die weglopen bij onvoldoende gehoor? Of doet de school ons wat? Hebben we als christen niet de grote verantwoordelijkheid om om onze school heen te staan? Zijn de zorgen van het bijzonder onderwijs ook onze zorgen? Gaat de school van onze kinderen ons aan het hart? Dragen we de school van onze kinderen in ons hart? Dragen we de school van onze kinderen op in ons gebed? De school, de leerkrachten en de directie, hebben onze steun zo hard nodig. Ze moeten staande blijven in een wereld die roept om verdwijning van het bijzonder onderwijs.
Iedereen welkom
Veel christelijke scholen hebben een open toelatingsbeleid. Iedereen die de grondslag van de school respecteert, kan zijn of haar kind aanmelden. Uit recent onderzoek blijkt dat PC scholen het heel goed doen, kwalitatief en procentueel. Het inspectierapport ziet er goed uit. Er worden goede resultaten behaald en er heerst nog orde en gezag. Er zijn ouders die dààrom kiezen voor de PC school in de wijk. Maar met dat open toelatingsbeleid sluipt ook een gevaar mee naar binnen. Blijft onze christelijke school wel voluit een christelijke school? Staan we als directie, team, bestuur en ouders wel voor onze identiteit en nemen we onze verantwoordelijkheid? Dragen we onze identiteit uit, wanneer we deze ouders en kinderen verwelkomen? Het geeft de ruimte om kinderen en ouders te vertellen over de liefde van de Here Jezus Christus. Of is het open toelatingsbeleid een bedreiging en verwatert met de instroom van mensen die niet vanuit de identiteit voor een bijzondere school kiezen onze identiteit? En terecht komt dan de vraag op ons af, waarom heet u een christelijke school? Waarin onderscheidt u zich?
Eigen identiteit
De tijd dat het vanzelfsprekend is, dat bijzonder onderwijs bekostigd wordt, ligt achter ons. We zullen moeten laten zien dat we bekostiging waard zijn. We zullen moeten laten zien waar we voor staan en hoe dat in ons onderwijs te zien is. We moeten ons onderscheiden. Wat op onze gevel staat, moet in ons onderwijs worden waargemaakt. Wat we op papier belijden, moet uitgesproken en beleefd worden in de school. Dat geeft christelijke scholen de kans om de eigenheid te expliciteren, de eigenheid die vooral tot uitdrukking komt in keuzes met betrekking tot inhouden, pedagogische uitgangspunten en didactiek. Het geeft scholen de ruimte om de eigen identiteit te verwoorden en uit te dragen.
Steun gevraagd
Open PC scholen lopen gevaar van identiteit, van kleur te verschieten. We concludeerden al , dat sommige ouders helaas niet vanwege de identiteit voor de school kiezen. Dit legt vaak een grote druk op de school. Van deze ouders behoeft er niet zo veel aandacht besteed te worden aan de bijbellessen en aan christelijke vieringen. En zeker hoeft alles niet zo zwaarwichtig en serieus. “Het zijn maar kinderen,” wordt er dan gezegd. Op aanmeldingsavonden wordt het tegen je gezegd: “Dat de kinderen de bijbelverhalen horen, vinden we prima. Ze zullen er niets van krijgen.” Maar ondertussen wordt wel de boodschap afgegeven, ga wat ruimer met de identiteit om. PC scholen hebben ouders nodig die van harte achter het christelijk onderwijs staan, die de school steunen. Ouders die laten blijken dat de christelijke identiteit er wel degelijk toe doet.
De school aan de ouders
Onze voorouders hebben gestreden voor ‘de school aan de ouders’. En wij, wat doet onze generatie? Laten wij de school de school? Laat de school van onze kinderen ons koud? Nee, toch zeker! Laat de school, de directie en het team, niet alleen staan in deze tijd van secularisatie. Lid worden van de schoolvereniging is naast ons gebed wat we voor de school kunnen doen. En wanneer u gevraagd wordt om uw steentje bij te dragen aan de school, geef niet steeds als antwoord ‘nee’. Iedereen heeft het druk, maar realiseren we ons wel hoeveel uren onze kinderen op school zitten? Het gemiddelde kind zit 8000 uur op de basisschool! Dat zijn 8000 hele kostbare uren, kinderjaren waarin onze kinderen gevormd worden. Schoolbesturen en schoolteams hebben steun nodig. Ze hebben uw steun nodig!
Een appèl!
Wanneer we naar de geluiden om ons heen luisteren, moeten we haast wel denken dat het verreweg het beste is om alle scholen om te vormen tot openbare scholen. Waarden-vrij, wordt er achteraan gedacht en soms gezegd. Wanneer je je kinderen een christelijke opvoeding wil geven, doe je dat maar thuis. Daar besteden we zeker geen overheidsgeld aan. Maar is een openbare school wel waarden-vrij? Kan een school waarin altijd sprake is van opvoeden, omdat je in een pedagogische relatie staat, wel waarden-vrij zijn? En willen we dat?
We hebben als ouders een grote verantwoordelijkheid tegenover onze kinderen. We hebben toch immers beloofd hen op te voeden, te onderwijzen en te laten onderwijzen? Dat vraagt om onderwijs dat gefundeerd is op de Bijbel. Het vraagt om onderwijs vanuit de Bijbel èn om onderwijsgevenden die zich laten leiden door de Bijbel. Deze onderwijsgevenden hebben u nodig, uw gebed, uw steun, uw stem en uw kracht. De zorg om het christelijk onderwijs ligt niet alleen bij leerkrachten en directieleden. Het voortbestaan van het christelijke onderwijs in ons land ligt voor een groot deel in (de gevouwen) handen van ouders, van ouders die de christelijke school een warm hart toe dragen. Klopt uw hart al warm voor de school van uw kinderen?
A. Kraaiveld
Docent Pedagogiek
Hogeschool Driestar-Educatief
Charisma uit de diepte
Behandeling van de dieptepsychologie van Carl G. Jung en de invloed daarvan op de psychotherapie als onderdeel van de (post)moderne spirituele pedagogiek, door drs. R.H. Matzken
Dit boek is niet specifiek voor het onderwijs geschreven, maar primair voor de pastorale counselling. Via de zgn. remedial teaching komen echter allerlei vormen van psychotechniek ook het onderwijs binnen en als gevolg daarvan krijgt het onderwijs deels het karakter van psycho-therapie. Vandaar dat deze studie hierbij is opgenomen ter verduidelijking van de achtergronden van de zgn. spirituele pedagogiek.
Met name verwijzen wij naar
Hieronder volgt een stukje uit de inleiding, over De bronnen van de diepte
Met deze titel geven wij aan dat de mensheid, op zoek naar genezing en heil, een nieuwe weg meent gevonden te hebben, nl. via het neerdalen in de diepte van de menselijke ervaring. De vader van deze diepte-psychologie, die eerst de wereld, later ook de kerk deze weg gewezen heeft, is Carl Gustav Jung, wiens denken wij in dit hoofdstuk zullen analyseren. Dit is best een vermetel werk, want het gaat hier om het slechten van een krachtig bolwerk van denken dat niet alleen ‘de wereld’ maar in toenemende mate ook ‘de kerk’ is binnengedrongen en op tal van plaatsen heeft overmeesterd.
Ook over Jung zijn veel boeken geschreven, meestal door zijn volgelingen, met her gevolg dat thans, ruim dertig jaar na zijn dood, het denken van Jung steeds meer ingang vindt. Steeds meer mensen gaan zich hiervoor interesseren en dat is dan ook de reden dat kortgeleden Jung’s autobiografie opnieuw in het Nederlands is verschenen 1). Wij zullen trachten in kort bestek het denken van Jung weer te geven, door vanuit het leven van Jung de belangrijkste onderdelen van zijn leerstukken te belichten. Daarmee beogen wij de lezer te helpen om te komen tot een herkenning van dit denken in het New Age denken en de integratie van het occulte in het dagelijks leven.
Maar het gaat ons niet alleen om de leer van Jung, en ook niet primair om de invloed hiervan op het moderne denken als zodanig, hoe belangwekkend en onthullend dit ook moge zijn. Het gaat ons primair om de invloed van Jung’s denken op de christenheid, die in toenemende mate open komt te staan voor het jungiaanse denken, dat toch qua mensbeeld en godsbeeld haaks staat op datgene wat de Bijbel leert. Dit laatste komt speciaal aan de orde in het in 1991 verschenen boek van Els Nannen: Carl Gustav Jung, der getriebene Visionär 2), waarvan de achterzijde vermeldt:.
Niet alleen de dieptepsychologie en de psychoanalyse, ook de theologie, en zeer recent ook de New Age-beweging, werden diepgaand door C.G. Jung beïnvloed. Uit zijn puur subjectief beleven en ervaren heeft Jung algemeen geldende normen voor de verhoudingen tussen mensen afgeleid en daaruit zijn zgn. ’therapieën’ ontwikkeld.
Het zal duidelijk worden dat Jung’s psychologie een heilsleer is en zijn psycho-therapie een heilsweg. Wanneer wij deze analytische psychologie nader bezien blijkt dat wij hier te maken hebben met een religie in een psychologisch gewaad. In deze tijd zijn er in toenemende mate religieuze mensen, die door Jung’s theorieën gefascineerd zijn. Sommigen leggen het erop toe om daarmee Gods Woord te verklaren of aan te vullen, anderen is het voor alles te doen om ‘een reis naar binnen’ in de betekenis die Jung hieraan geeft.
Men zal geschokt zijn wanneer men leest door welke machten Jung zich liet leiden: “De geest der diepte nam mijn verstand en al mijn kennis en stelde deze in dienst van het onverklaarbare en het tegenstrijdige . . . Deze beroofde mij van mijn spraak en schrift voor alles dat niet in dienst van dit éne stond, namelijk het in elkaar opgaan, het versmelten van zin en tegenzin.”
Voor Jung lag het heil in de ‘collectieve ziel’, het ‘collectieve onbewuste’: dat hield voor hem zowel ‘demon’ als ‘god’ in, wat voor hem synoniemen waren.
Wij vinden hier de achtergronden van de seculaire psycho-therapie, waardoor veel mensen zullen herkennen wat zij wel als ‘unheimisch’ aanvoelen maar niet onder woorden kunnen brengen. Tot hun schrik ontdekken velen dat tegenwoordig dit heidense gedachtengoed ook in veel kerkelijke en charismatische counseling voorkomt, en wij merken daarbij op dat veel evangelische leiders, die pal hebben gestaan tegen de bijbelkritiek, nogal argeloos staan tegenover dit nieuwe psychologische evangelie! 3) Wij denken hierbij aan Klinische Pastorale Training, die veel kerken als eis stellen voor hun pastors, ook voor pastors in ziekenhuizen enz. Maar ook aan de zgn. innerlijke genezing, waarbij wordt gezocht naar de helende krachten ‘in de diepte van zichzelf’ en men toegang krijgt tot het ‘helende charisma’ dat in ieder mens verborgen zou zijn.
Wij nodigen de lezer uit om ons in deze ontdekkingstocht te volgen, omdat hier de theoretische basis wordt gelegd voor diep-ingrijpende conclusies, die na het toetsen aan de Heilige Schrift tot oordelen gaan worden. Het is aangrijpend dat het denken van Jung, met name vanaf zijn sterfjaar, zo’n grote invloed heeft gekregen in christelijke kringen, eerst in de charismatische en evangelische beweging en thans ook in de kerken der reformatie. Deze invloed kan vanuit de recente geschiedenis worden aangetoond en wij hopen dat dit velen tot inzicht en inkeer mag brengen, die dikwijls onbewust en onbedoeld deze weg zijn gegaan. Sommige christenen hebben hiervan hun levenswerk gemaakt en moeten thans erkennen dat zij op een verkeerde basis hebben gewerkt. Met de beste bedoelingen zijn zij niettemin voor velen tot een verleiding en een val geworden in een periode waarin hun ‘cliënten’, dikwijls vanwege een psychische nood, zeer kwetsbaar waren.
Aan de invloed van het denken van Jung in de christelijke gemeente is het tweede hoofdstuk gewijd: de bronnen van de nieuwe charisma’s. Het zal blijken dat hierdoor bij uitstek het pastoraat besmet is met een denken dat niet alleen ‘menselijk’ is of ‘seculair’: losgemaakt van de bijbelse grondslag, ofschoon wel omhangen met bijbelse woorden. Sterker nog, wij kunnen stellen dat hiermee een andere geest, die zichzelf noemt ‘de geest uit de diepte’, de christelijke counseling is binnengedrongen, waardoor mensen die gecounseld worden zelfs occult belast kunnen worden!
In hoofdstuk 3 geven wij dan een aantal voorbeelden van de wijze waarop dit ‘psychologische evangelie’ in de praktijk werkt. Het gaat ons daarbij niet zozeer om allerlei namen te noemen van mensen en groepen die deze methoden zijn gaan hanteren, maar bovenal om de lezer te helpen om de vele valse leringen te onderscheiden, vooral op het gebied van hulpverlening en counseling. Om deze reden geven wij eerst een theoretische uiteenzetting van het denkenen de leer van Jung dat aan nagenoeg al het moderne pastoraat ten grondslag ligt.
“Brief van God”
Godsdienstonderwijs op de Openbare Basisschool
Onderscheid
Er is een groot verschil tussen het Godsdienstonderwijs op de Openbare Basisschool (= GOOBS) en de bijbelles op de christelijke basisschool. Bij het christelijk onderwijs staat Bijbelse Geschiedenis op het rooster aangegeven (3 uur) en is over de dagen van de week verdeeld. Door de gelijkschakeling van het onderwijs kan/moet er ook op de openbare basisschool 3 uur uitgetrokken worden voor godsdienstonderwijs.
De leerkrachten
Dit godsdienstonderwijs wordt op de openbare basisschool gegeven, door wat wij noemen, de godsdienstonderwijzers (godsdienstjuf of –meester). Dit is vaak de predikant of zijn vrouw of iemand uit de gemeente, die min of meer ervaring heeft. De bevoegdheid van deze leerkrachten staat volop ter discussie en omdat daarover nog geen bindende uitspraak gedaan is, laten wij dat hier rusten. Wij zien als grootste bevoegdheid de bevlogenheid, liefde voor kinderen, die zonder God en Jezus door de wereld gaan. Godsdienstonderwijs wordt gegeven door mensen die gevraagd en daarna aangewezen worden door kerkelijke gemeenten of plaatselijke kerken.
Verwarring
Er is nogal eens verwarring rond de vakken ‘geestelijke stromingen’ en ‘godsdienst- onderwijs’. Het vak geestelijke stromingen wordt door de school zelf gegeven en is op iedere school – ook de christelijke – een verplicht vak. Het SLO (Stichting voor Leerplan Ontwikkeling) zegt: ‘Het onderwijs in geestelijke stromingen is erop gericht, dat de leerlingen kennis en inzicht ontwikkelen omtrent enige hoofdzaken van en kenmerkende verschillen tussen geestelijke stromingen (godsdiensten) in onze multiculturele samenleving.’ Dat dit vak geestelijke stromingen op de openbare basisschool nogal eens overgedragen wordt aan de ‘godsdienstleerkracht’ is begrijpelijk, maar genoemde leerkracht hoeft dat niet te doen. Gezien de positie van de godsdienstleerkracht zal dat niet botweg geweigerd worden. In goed overleg is veel mogelijk!
Positie
Overigens heeft de godsdienstleerkracht een volstrekt legitieme positie binnen de school. Het godsdienstonderwijs dient dan ook een structurele plaats te hebben in het leerprogramma. De school stelt tijd, licht, warmte en ruimte beschikbaar om dit onderwijs te geven. In de praktijk en natuurlijk afhankelijk van de mogelijkheden kan die ruimte variëren van een volledig lokaal tot een hoekje in de gang. De leerkracht behoort niet tot het schoolteam en is slechts een gedeelte van de week aanwezig. Daarom is het van belang dat er een goed contact wordt opgebouwd tussen het schoolteam en de godsdienstleerkracht. Hoe positiever de contacten, hoe beter en soepeler men kan werken.
Voor wie?
In principe is er de mogelijkheid voor iedere godsdienst of levensovertuiging onderwijs aan te bieden op de openbare basisschool. Dat is afhankelijk van de vraag aan de kant van de ouders. Het godsdienstonderwijs valt dus niet onder de verantwoordelijkheid van de school; wel hebben ouders het recht godsdienstonderwijs te vragen. Als zij dat niet doen, kan het de school niet verweten worden, als er geen godsdienstonderwijs plaatsvindt. In onze multiculturele samenleving is de vraag naar godsdienstonderwijs groter dan enkele tientallen jaren geleden.
Eén en ander betekent wel dat het kan gebeuren dat ook het Humanistisch Verbond (Raadsman) de islam (Imam) en zelfs de Rabbi namens het jodendom, op verzoek van ouders, toegang tot de openbare basisschool vraagt. Het behoort niet tot de taak van de school dit te organiseren, maar men moet de leerlingen wel in de gelegenheid stellen de lessen te volgen. Ook is het niet zo, dat alle leerlingen verplicht zijn de één of andere vorm van godsdienstonderwijs bij te wonen. Voor kinderen die niet meedoen wordt er door de school een redelijk alternatief aangeboden. Echter, dat mag geen vorm zijn die ‘concurreert’ met het godsdienstonderwijs.
En nu de praktijk
Wij noemden hierboven de godsdienstleerkracht ‘de brief van God’!
Met een brief kun je doen wat je wilt; je kunt hem zelfs ongelezen terzijde leggen. Maar hoe aantrekkelijker aan de buitenkant, hoe meer verlangen er is of komt om van de inhoud kennis te nemen. We zouden ook kunnen spreken over ‘het gezicht van God’, want zij bepalen door hun les, hun vertelling, verwerking, hun hele optreden hoe de leerling over God denkt. Hun bezieling (en zonder dat komt er niets van terecht) werkt aanstekelijk. De instelling: Ik doe het, omdat de kerkenraad het heeft gevraagd, werkt niet overtuigend.
Maar is de reactie: ‘Ik zag er tegenop, maar gaandeweg krijg ik er meer plezier in,’ dan sta je nog versteld wat je met de kinderen kunt bespreken/bereiken. Het zal ondertussen duidelijk zijn dat achtergrond en opleiding van de leerkrachten van het godsdienstonderwijs op de openbare school varieert van universitair tot ervaring op de zondagsschool, maar ze hebben één ding gemeen: de Bijbelse boodschap moet doorgegeven worden!
Ondertussen moet de leerkracht ook bedenken dat hij of zij zal gezien worden als een ‘vakleerkracht’ en sommige groepen nemen dan de kans waar om zo iemand ‘uit te proberen’. Opmerkingen als: “Gelooft u dat eigenlijk zelf wel?” of “Mijn vader zegt dat het allemaal sprookjes zijn.” zullen beslist wel eens gehoord worden. De eigen mening mag dan niet achterwege blijven. Het spreken uit overtuiging is meestal het beste bewijs van de kracht van Gods Woord. Ondertussen moet men wel om kunnen gaan met andere opvattingen en zich ontspannen kunnen opstellen ten opzichte van bepaalde opmerkingen of een van te voren kritische houding.
Godsdienst onderwijs op de openbare school is geen evangelisatiewerk, mag het ook niet zijn. Een uitnodiging om de kerk te gaan bezoeken zal door ouders beslist niet op prijs worden gesteld. Niettemin zijn er elke week weer enkele honderden leerkrachten die soms best wel eens met lood in de schoenen, maar toch ten volle overtuigd van de noodzaak van dit werk naar ‘hun’ kinderen, ‘hun’ klasje, gaan. Laten we ook dit werk in onze gebeden opdragen aan Gods Genadetroon!
Werkgroep GOOBS
De werkgroep GOOBS werkt in opdracht van de HGJB en in samenwerking met de catechesecommissie. Haar taak is:
– vervaardigen van lesmateriaal en het schrijven van Bijbelverhalen met achtergrond en lesmaterialen,
– het organiseren van een jaarlijkse landelijke studiedag, een dag met een inleiding, een praktisch onderwerp, maar vooral een dag van ontmoeting en bemoediging en het uitwisselen van ideeën en materiaal. Deze dag wordt als zeer positief ervaren!
De werkgroep GOOBS bestaat uit 2 predikanten, voor achtergrond en exegese, een oud-directeur van een openbare basisschool die niet alleen ervaring met het godsdienstonderwijs heeft, maar dat ook heeft gestimuleerd. Hij is de onderwijsdeskundige en treedt op als corrector. Tevens zijn er drie dames die de verhalen en de verwerkingen verzorgen.
Boeiend, dankbaar en vreugdevol werk!
Ds. N. Noorlander
voorzitter werkgroep GOOBS
Biologie en Verzorging
De vakken Biologie en Verzorging dragen in aanzienlijke mate bij tot de levensbeschouwelijke vorming. Bijbel & Onderwijs reikt aanvullingen aan waardoor deze vakken bijdragen tot een bijbelse mens- en wereldvisie.
Meer dan ooit tevoren, komen natuurwetenschappers tot de overtuiging dat ‘Bijbel’ en ‘Wetenschap’ geen tegenstellingen hoeven te zijn, iets wat de apostel Paulus reeds in 1 Timotheüs 6:20 betoogde. Biologen zouden hier niet bij moeten achterblijven en daarom verwijzen wij hen naar de speciale pagina Schepping en evolutie die Bijbel & Onderwijs heeft ingericht en waarin onder meer naar enkele aanbevolen publicaties en websites wordt verwezen.
Kerndoelen basisvorming Biologie
Op een christelijke school moeten enkele uitgangspunten van het vak Biologie vanuit de Bijbel worden aangescherpt, zodat het vak, evenals Verzorging, niet van God en zijn Woord afleidt, maar juist daarheen voert. Drie hiervan worden hier genoemd, waarbij onze toevoegingen op de overheidskerndoelen cursief zijn weegegeven.
* De leerlingen zijn zich bewust dat het leven door God gegeven is en erkennen de Goddelijke orde die God in de schepping gelegd heeft.
* De leerlingen hebben kennis van de creatie- en evolutietheorie, en zij hebben daarbij geleerd onderscheid te maken tussen feiten en meningen.
* De leerlingen herkennen biologische aspecten in een maatschappelijke situatie en kunnen georiënteerd op de Bijbel positieve en negatieve elementen hieraan onderscheiden; mede daardoor kunnen zij een gemotiveerd standpunt bepalen en beslissingen nemen over het eigen gedrag en dat van anderen.
* Een ander belangrijk aspect hierbij is het op verantwoorde wijze omgaan met seksualiteit.
In verband met de eerste twee punten: informatie over beide modellen en kritisch leren denken, verwijzen wij naar de hierboven vermelde speciale pagina, waarin onder meer naar enkele aanbevolen publicaties en websites wordt verwezen.
Het vak Verzorging werd in 1995 ingevoerd en bevat tal van elementen die van God afvoeren. Vandaar dat reeds een jaar later een christelijke bewerking van een leerboek is verschenen onder de titel Zorg nou zelf (uitg. SMD, Leiden), dat op diverse christelijke scholen zijn weg heeft gevonden.
TOVERACADEMIE
In 2005 was tijdens de kinderboekenweek het thema ‘Toveracademie’. De legitieme vraag is of je als christen zo’n thema kunt aanvaarden.
HET ONMOGELIJKE MOGELIJK MAKEN
De stichting CPNB (Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek) heeft half mei alle basisscholen in Nederland voorzien van een folder waarin het thema voor de kinderboekenweek 2005 wordt omschreven. Die kinderboekenweek (van 5-15 oktober) staat in het teken van “De toveracademie – Boeken vol magie”. Het is een thema om mee te spelen, zo stelt de stichting cpnb. “Kinderboekenweek 2005 draait dus om het onmogelijke mogelijk maken.”
Dat het onderwerp ‘TOVERACADEMIE’ voor de basisscholen zou zijn, was al een tijdje bekend. In meerdere persberichten sinds november 2004 heeft de stichting CPNB het publiek op de hoogte gesteld van haar keuze. Die keuze blijkt niet onomstreden. In februari verschenen twee open brieven, gericht aan ouders en scholen. In beide brieven wordt gewezen op het grensoverschrijdende karakter van een thema als magie. Bijbel & Onderwijs heeft de brieven verspreid onder ruim 5000 leden en belangstellenden. Direct brak er een stevige discussie los binnen veel scholen, kerken en onder ouders, met de vraag of dit thema wel verantwoord is. Inmiddels blijken steeds meer scholen te besluiten niet met het – door de stichting CPNB voorgedragen – thema mee te doen. Velen kiezen voor het alternatieve thema – ‘Wonderlijk’ – dat wordt aangeboden door de werkgroep Christelijke kinderboeken.
Inmiddels ziet de stichting cpnb de kritiek op het thema groeien en heeft de Vereniging Bijbel & Onderwijs onder druk gezet om met negatieve en onware publiciteit te stoppen.
In een persbericht (12 mei 2005) ontkent het CPNB kinderen ‘duivelse praktijken’ te willen bijbrengen.
In de recent verschenen folder bedankt de stichting CPNB Harry Potter. Het fenomenale succes van de serie rond de tovenaarsleerling, bewijst volgens hen, dat boeken vol magie boeiend zijn voor kinderen en volwassenen. Tijdens de kinderboekenweek bieden zij aktiviteiten aan die variëren van knutselen tot een project “waarin de school 2 weken lang in een Toveracademie wordt veranderd.” Verder wordt onder meer een quiz gepresenteerd waardoor de kinderen “spelenderwijs vertrouwd raken met betoverende kinderboeken.”
Uit de discussies van de afgelopen periode blijkt, dat de meningen zeer verdeeld zijn in Nederland. Velen vinden het belachelijk om je druk te maken over magie en tovenarij. Het is immers – zo stellen zij – allemaal maar een spelletje. Bovendien geloven steeds minder christenen nog in het bestaan van de duivel. Maar daarnaast is er ook een groeiende groep ouders en scholen die grote bedenkingen hebben bij het ‘speelse’ karakter van de magie. Mede door de boeken over Harry Potter is hekserij een modeartikel geworden. De groei van de wicca-aanhang spreekt wat dat betreft ook boekdelen. Maar tovenarij blijkt in de praktijk helemaal geen spelletje. Tovenarij is een duivelse praktijk, zo blijkt in werkelijkheid en zo wordt geschreven in de bijbel (Handelingen 8:9-13, Jesaja 8:18-22).
In moderne muziek, computerspelletjes, stripboeken en leesboeken wordt gewelddadig en occult gedachtegoed (spelenderwijs) met de paplepel ingegeven. Vooral aan kinderen, die heel open zijn en nog geen goed onderscheid kunnen maken tussen fantasie en werkelijkheid, wordt een angstaanjagend wereldbeeld gepresenteerd, een wereld waarin strijd gevoerd dient te worden met geesten en monsters. Hiertegen is slechts verweer mogelijk door het oproepen van onzichtbare hulpkrachten, die vriendjes worden genoemd. Deze vorm van visualisatie en het leren toepassen van paranormale krachten, toverspreuken en vervloekingen – die soms nog echt blijken te werken – vormen de basis voor de strijd. Over onschuldige spelletjes, muziek en boeken gesproken. Het begint schijnbaar aardig en speels, maar leidt uiteindelijk tot ellende en dood. Harry Potter draagt een anti-bijbelse wereldbeschouwing over en leert kinderen onder meer lastige opvoeders (leraren, ouders) te vervloeken…
Helaas blijkt, dat er heel gemakkelijk grenzen overschreden worden. Velen hebben geen flauw besef van wat zich afspeelt onder kinderen en jongeren, noch wat de immense gevaren zijn van ‘spelen met de onzichtbare wereld’. Kinderen kunnen van jongs af aan wennen aan geweld en agressie. Ze komen daarnaast via tv-programma’s, computerspelletjes en internet in aanraking met zaken als erotiek, sciencefiction en demonie. In het tv-programma ‘Bij ons thuis’, van Teleac, werd op 7 maart 2005 uitgebreid aandacht besteed aan de invloed van erotische clips op kinderen en tieners. Kijken leidt vaak tot doen, was de conclusie. Dat laatste wordt ook bevestigd in enkele onderzoeken naar de relatie tv-geweld en de werkelijkheid. “Kinderen die van jongs af aan worden geconfronteerd met agressie en geweld op televisie, raken al vroeg in hun leven afgestompt en gaan als pubers en jongvolwassenen op zoek naar sterkere prikkels om te kunnen griezelen en gruwelen. De industrie bedient hen op hun wenken met, om maar iets te noemen, de steeds engere en gewelddadigere Halloweenfilms.” (Elsevier 10, 12 maart 2005)
Ach, zeggen mensen die graag relativeren, ze weten heus wel het verschil tussen de virtuele en echte wereld. Maar reclamemakers en trendwatchers weten wel beter. Kinderen én volwassenen zijn zeer gevoelig voor impliciete en expliciete televisieboodschappen, of die nu waar zijn of niet.”(Elsevier 10, 12 maart 2005) Die gevoeligheid is er zeker ook ten aanzien van allerlei magische thema’s. Vooral in een tijd waarin het christelijke geloof wordt uitgehold en de kerk lijkt te hebben afgedaan, zoeken velen toch naar mystiek en religie. Grenzeloos gaan velen op zoek naar wat verborgen is. Het onmogelijke moet waargemaakt worden. Het occulte is al jaren in, maar leidt ook al jaren tot grote problemen.
Daarom is het motto ‘toveracademie’ echt grensoverschrijdend en levensgevaarlijk.
authenticiteit
Over bijbelse authenticiteit … als geleefde identiteit
‘U zegt dat nu wel… maar hoe denkt u er zelf over… en past u het ook zelf toe?… ‘ Zomaar een opmerking van Wim, een leerling in Havo 4 die aan het denken zet. De jongen had een poosje geluisterd naar de uitleg over vergeving en kwam toen met deze opmerking. De uitleg was voor hem kennelijk niet voldoende. Daar hoorde nog iets bij. Iets van de leraar. Iets dat verder reikt dan vakkennis en zelfs verder dan geloofskennis…
Orthodoxie én… orthopraxie
In de bijbels georiënteerde opvoedingsliteratuur is decennia lang nagedacht en geschreven over de vraag ‘Hoe draag ik de geloofsinhouden op een bijbelse wijze over en tegelijkertijd op een manier, die aansluit bij jongeren en duidelijk overkomt. Er ontstonden vele zeer waardevolle kind- en/of leerstofgerichte modellen van leerstijlen en pedagogische schema’s. Maar intussen is er bij de jongeren – zowel in de thuissituatie als op school (en zeker in de kerk) een heel andere vraag ontstaan. De vraag naar de echtheid. De vraag naar de persoon achter het verhaal. De vraag naar de opvoeder achter de opvoeding. Het zijn niet meer (alleen) de grote verhalen die het hem doen bij jongeren. Ook de persoon(lijkheid) van de opvoeder doet er toe. Zijn/haar echtheid dus. Jongeren maken zich minder druk om de inhoud, zij ‘screenen’ de opvoeder op taal, voorkomen, voornemen, uiterlijk, gedrag, etc., trekken hun ‘echtheidconclusies’ en vertalen deze conclusies in beoordelingscriteria voor de opvoeding. Een opvoeder is pas echt, als hij/zij doet wat hij/zij zegt en vice versa, met andere woorden of het gedrag in overeenstemming is met de verkondigde boodschap. Hier is de authenticiteit van de opvoeder in het geding. Wat verstaan we hieronder?
Geleefde identiteit
Het is best wel lastig om precies aan te geven wat we verstaan onder ‘authenticiteit’. Als ik het u zou vragen, zou u het dan meteen kunnen zeggen? Meestal wordt er gedacht aan woorden als: echtheid, wijsheid, enthousiasme, openhartigheid, gedrevenheid, vriendelijkheid, stabiliteit, relativeringsvermogen, nadoen, mildheid, houding en betrokkenheid. Maar ook omschrijvingen als ‘een innerlijke stem’, ‘geestelijke gezondheid’, ‘zelfbeheersing’ en ‘goed ogend gedrag’, komen voor. In de meeste van deze uitdrukkingen horen we iets doorklinken dat zowel betrekking heeft op de binnenkant als op de buitenkant, zeg maar het uiterlijke gedrag. Daarom zou ik authenticiteit voorlopig willen vertalen met ‘geleefde identiteit’.
Ook in jeugdstudies wordt met regelmaat gewezen – met name in het kader van kerkverlating – op deze dubbelheid. Het zijn in het bijzonder de ervaringen op dit terrein, namelijk het teleurstellende gedrag van zogeheten (mede)gelovigen, die het (prille) jongerengeloof om zeep helpen. Er klinken dan opmerkingen als: ‘Dat had ik nooit van hem/haar gedacht.’ ‘Hij is me behoorlijk tegengevallen’. Jongeren haken af vanwege het gedrag van (mede)gelovigen.
Bovenstaande roept de vraag op naar het eigene van authenticiteit. Betreft het (een specifieke vorm van) kennis? Of moeten we authenticiteit opvatten als een vaststaand – en daarmee onveranderlijk – gegeven met betrekking tot aard en aanleg? Of is authenticiteit een vaardigheid en (dus) een te ontwikkelen communicatief technisch handelen? Of moeten we authenticiteit duiden als een gevoel, een bijzondere vorm van vriendschap, waarvan (slechts) de aanwezigheid bewonderd en de afwezigheid betreurd kan worden? Of is het niet meer of minder dan een (christelijke) gave? Voor de beantwoording van deze vraag hebben we korte verkenning op het terrein van de psychologie nodig, toegespitst op de ontwikkeling van de persoonlijke identiteit.
Identiteit… door externiteit
Jongeren zoeken zichzelf. Sinds Erikson wordt hier het begrip ‘identiteitsontwikkeling’ voor gebruikt: een boeiend, spannend en tegelijkertijd meer dan eens moeizaam proces. In dit proces eigent men zichzelf rollen en betekenissen toe, die niet altijd door anderen als zodanig worden gezien en toebedeeld. De eigenschappen die de jongere zelf denkt te hebben, worden niet gezien. Taken die hij wil verrichten, vertrouwt men hem (nog) niet toe. Door zijn veelal ongenuanceerde visie op hervormingen wordt hij meer dan eens niet begrepen en/of serieus genomen. Bovendien ervaart hij dat hij meer is dan alleen de ‘ik’ die hij kende en waarmee hij vertrouwd was. Maar wie of waar is dan de ware ik? Veel jongeren scheppen zich een denkbeeldig publiek en voor dat publiek spelen zij de rol van degene die ze willen of misschien wel zouden kunnen zijn. In feite staan ze onophoudelijk ‘op de planken’, in afwachting van de reacties van het ‘hooggeachte’ publiek, die in dit geval verder reiken dan het gebruikelijke applaus. Na deze psychologische verkenning gaan we de betekenis van ‘het publiek’ na.
Christelijke identiteit vanuit de relatie met Christus
Het is bekend dat kinderen en jongeren nauwkeurig letten op het gedrag van de mensen in hun omgeving. Ze nemen dit waar en reageren daarop door bepaalde elementen over te over en te gebruiken als bouwstenen voor hun identiteit en zich van de overige elementen te distantiëren. Zo ontstaat hun identiteit via hun relaties. Voor de christelijke identiteit zijn drie relatievormen relevant, die met elkaar samenhangen: de relatie met de Here Jezus Christus, de relatie met de jongeren en tenslotte de relatie met zichzelf.
Het fundamentele van de christelijke identiteit ligt m.i. in het feit dat de eerstgenoemde relatie het startpunt vormt voor de overige relaties. Deze relatie willen we hier duiden met het nieuwtestamentisch woord ‘navolging’. Het gaat om de roepstem van de Levende Christus, die ons bepaalt bij de gehoorzaamheid aan Hem, Die ons is voorgegaan op de weg van lijden, sterven, opstanding en verheerlijking, opdat wij Hem zouden volgen en zouden zijn als Hij. Hij gaat voor en wil dat ik Hem volg. Hij is de Leermeester, ik de leerling. Overigens, voor alle helderheid, we leggen hier de nadruk op Jezus’ Leermeesterschap, zonder voorbij te gaan aan Zijn status en heilsbetekenis als Verlosser en Heiland.
Christus zoeken samen met medechristenen
Een relatie met de Here Jezus Christus onderhouden wil dan niet minder zeggen dan ons te laten gezeggen en niet te laten afschrikken door het lijden om vervolgens, met en door Hem, deel te krijgen aan Zijn verkondigde Koninkrijk. Tijdens deze poging tot navolging blijkt al spoedig dat het weliswaar een persoonlijke, maar daarmee niet een individuele onderneming kan blijven. In de ontmoeting met en de navolging van de Ander, hebben we de ontmoeting met de ander meer dan nodig.
Het opbouwen van een relatie met Christus noopt tot intermenselijke relaties. Alleen op de Weg ten Leven komt het tot een ware en levende ontmoeting (letterlijk: het wegnemen van leed) met anderen. Hier liggen de wortels van christelijke authenticiteit. De liefde van en voor de Meester brengt bij-Eén en bijeen. Ten diepste mogen we elkaar zoeken, vinden, vasthouden en ondersteunen in de gezamenlijke poging om de Meester te volgen en de vreugde van het geloof te ontdekken. Onze houding naar en relatie met jongeren zal zich op grond van bovenstaande moeten kenmerken door het uitleven van vergeving, ontferming, liefde, barmhartigheid, zachtmoedigheid en geduld. We zullen bereid en in staat moeten zijn minder gevorderde volgelingen te helpen en te ondersteunen en ons te laten gezeggen door hen die misschien, terwijl ze jonger zijn, reeds verder dan wij gevorderd zijn op de weg van de navolging. We zullen onze jongeren moeten leren zien als gekwalificeerde jongeren. We zullen moeten leren streven naar eenheid en gemeenschap door verbondenheid, betrokkenheid en wederkerige hulpvaardigheid die zich uiten in begrip, acceptatie, integriteit, luistervaardigheid, voorbeeld zijn, theologisch standvastige volgzaamheid, sportiviteit, zelfbeheersing en relativerende humor. Hier valt natuurlijk veel meer van te zeggen, dan in dit bestek mogelijk is.
Omgaan met jongeren krijgt daarmee iets van op weg (de wereld in) gaan, uit zijn op de ontmoeting met anderen, in de gemeenschap met (jonge) mensen treden (werkelijk willen ontmoeten), tegemoet komen, vergezellen, observeren (luisteren op hùn golflengte), begeleiden, komen tot een gedachtewisseling, vertrekken van wat de ander al weet, doorbreken van vastgeroeste gedragspatronen (confrontatie), het openbaringsgebeuren centraal stellen (leren waarnemen van de Leermeester) d.m.v. een uitleg van de Schriften, afzien van resultaatsdenken. (‘Is de opvoeding geslaagd?’). Ik denk bij dit alles specifiek aan een drietal pericopen: Lucas 19 en 24 en Johannes 4. Leest u die, met het oog op dit thema, maar eens na.
Zondaar… en tegelijkertijd gerechtvaardigd…
Wat betekent de ‘navolging’ voor het zelfbeeld van de catecheet? In de ontmoeting met de Here Jezus Christus worden ons twee aspecten van het menszijn aangezegd: we zijn zondaar en tegelijkertijd gerechtvaardigd (M. Luther). Wanneer we beide laten doorwerken in onze beleving, ervaren we over onszelf droefheid èn vreugde en zien we onszelf als mensen, die niets hebben èn tegelijkertijd alles bezitten. Mensen, voor wie de Eeuwigheid is toegesloten èn heropend. We kunnen niet anders dan ons met teleurstelling verbazen over ons falend handelen èn ons tegelijkertijd met grote vreugde verwonderen over Zijn feilloos handelen. De realiteit van schuldbesef en zondenvergeving is het fundament van zelfkritiek èn zelfrespect. Op dit fundament wil Christus verder bouwen aan ons zelfbeeld, met bouwstenen, die door het louterende werk van de Heilige Geest gevormd zijn: liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid en zelfbeheersing.
Voor deze gelegenheid zou ik ze als volgt willen vertalen: de steen van de bescheidenheid, geworteld in het ontzag voor Hem, Die ons voorgaat en in de bewustwording van de ten principale onmogelijke positie als opvoeder. Bescheidenheid die als vanzelf ontstaat vanwege de vraag: ‘Wie ben ik dat ik dit kan en mag doen?’ De tweede bouwsteen heet ‘zelfaanvaarding’. Voor het aangezicht van God mogen we onszelf zijn en tegelijkertijd levende getuigen van de Here Jezus zijn. Daarbij gaan we onze persoonlijke vragen en twijfels niet uit de weg, maar laten ons ook niet door hen meevoeren. Wanneer de Here Jezus Zijn zendingsopdracht meegeeft aan de discipelen blijkt, dat ook zij nog geen volleerde leerlingen zijn, want, zo lezen, sommigen twijfelden. De derde bouwsteen heet ‘opofferingsbereidheid’. Juist als je jezelf verliest, zul je je leven vinden (Matth. 16). In de bijbels georiënteerde opvoeding zal iets zichtbaar moeten zijn van de bereidheid tot zelfverloochening en kruis dragen. De vierde bouwsteen wil ik aanduiden met ‘relativerende wederkerigheid’. Dit laat zich het beste uitdrukken in de dubbelheid ‘Leraar en leerling’. Opvoeder en opvoedeling trekken gezamenlijk op als leerlingen die naast elkaar plaats nemen in de ‘Leerschool van de Heilige Geest’. Beiden laten zich gezeggen door Hem Die als Enige gezag (dus waarachtig iets te zeggen) heeft. De vijfde bouwsteen heet “zelfdiscipline”. Wat is op dit moment goed aan de orde te stellen en wat niet? Op welke wijze pak ik het aan? Wie ben ik en wie wil ik zijn (voor de jongeren)? Hoe maak ik weloverwogen keuzes en beslissingen? Hoe laat ik nabijheid en distantie elkaar afwisselen ten dienste van een vruchtbare pedagogische ontmoeting? Dit veronderstelt een geduldige houding en een respect voor gevoelige momenten. De zesde bouwsteen heet “dienen”. In eenvoud en helderheid zal de opvoeder steeds bedenken dat hij niet zelf op de voorgrond dient te staan. Zijn aanwezigheid – en daarmee alles wat hij is, zegt en doet – heeft een verwijzende functie. Hij is identificatiefiguur, of hij het leuk vindt of niet, met specifieke bedoelingen. De zevende bouwsteen is de “nederigheid”, die zich laat zien in het toegeven van fouten en kennishiaten. Niet de opvoeder die zich voordoet als ‘allesweter’ geeft blijk van authenticiteit, maar juist hij/zij die het aandurft toe te geven niet alles te weten en zelf ook vaak te moeten zoeken naar antwoorden. We hoeven echt (!) niet op alle vragen antwoorden te weten, maar je moet wel achter (en vooral in) je woorden te staan. Een heldere, eenvoudige getuigenis van je eigen (gebrekkige) omgang met God maakt veel goed. Het is goed van tijd tot tijd eens in je hart te laten kijken en open-hartig je eigen moeiten aan te geven. Zowel de persoonlijke pieken als de dalen van je geloof mogen best eens genoemd worden, zonder in ‘ervaringsopvoeding’ te vervallen. Zolang het maar echt is. Als voorbeeld: een opvoeder die wijst op het belang van de kerkdienst, maar daar zelf slordig mee omgaat, maakt zichzelf en zijn boodschap (!) ongeloofwaardig. Een opvoeder die oproept tot het deelnemen aan kerkelijke activiteiten en zelf vaak verstek laat gaan, ontkracht zijn eigen betoog.
Bijbelse authenticiteit
Authentiek zijn wil in wezen niets anders zeggen dan betrouwbaar zijn. Zeggen wat je doet en doen wat je zegt. Een proces van voortdurende oefening in de juiste houding (Verboom). Door schande en schade een beetje wijs worden. En als je denkt dat het een keer helemaal mislukt is, let u dan eens op de start van de volgende opvoedingssituatie: de jongeren beginnen als opnieuw. Zij geven u een nieuwe kans. Prachtig toch!?
Zoekend naar een geschikte vergelijking kom ik (met genoemde auteur) uit bij de voorstelling van de gids. In het berglandschap van het christelijk geloof wijst de opvoeder op alle prachtige vergezichten die onderweg te zien zijn. Zie je dat? Kijk daar eens! Zouden we het soms zo kunnen doen? Hebben we hier iets aan? Maar ook waarschuwt hij voor gevaren en valkuilen, waar hijzelf minstens evenzeer voor beducht moet zijn als de anderen.
Ten slotte…
Bovenstaande is bedoeld ter overweging. Zeker niet om te ontmoedigen. Wanneer u als lezer die neiging toch bij uzelf bespeurt, wil ik u bemoedigen met woorden die Augustinus ooit richtte aan een Carthaagse diaken, die catechisatie moest geven. Hij schrijft in De catechizandibus rudibus:
‘Wat nu uw persoonlijke zorgen betreft, ik zou toch liever niet zien dat u zich liet verontrusten door het zo vaak bij u optredende gevoel dat u een minderwaardig en vervelend betoog ten beste geeft. Het kan namelijk wel zijn, dat uw leerling niet die indruk heeft gekregen, maar dat u zelf door uw verlangen dat er iets beter te horen werd geboden, bent gaan menen, dat uw woorden voor de oren van anderen niet goed genoeg waren. Ik ken dat ook van mezelf: vrijwel altijd ben ik ontevreden met wat ik zeg; ik wil namelijk zo graag iets beters geven’ (vertaling Gerard Wijdeveld, 1982, p. 16. Geciteerd uit: W. Verboom; Catechese in de praktijk, Zoetermeer 1997).
Drs. H. Bakhuis
ANtWoord: ANW methode voor het christelijk onderwijs
Het nieuwe vak Algemene NatuurWetenschappen roept tal van levensbeschouwelijke en ethische vragen op. De nieuwe methode ANtWoord gaat hier vanuit de Bijbel op in.
Een nieuw vakgebied
Met de invoering van de vernieuwde Tweede Fase voor de bovenbouw van Havo en VWO, worden er ook nieuwe vakken ingevoerd. Eén van die nieuwe vakken is Algemene Natuurwetenschappen, afgekort ANW. Vier vragen staan bij dit vak centraal:
* Waar haal je kennis vandaan? * Hoe weet je wat waar is?
* Hoe gebruik je kennis? * Mag alles wat kan?
Deze vragen bieden alle kansen voor scholen om zich te profileren. Christelijke scholen hebben nieuwe mogelijkheden om hun identiteit gestalte te geven.
Het examenprogramma kent zes domeinen. Het eerste gaat over vaardigheden en is gelijk aan dat van de vakken biologie, natuurkunde en scheikunde. Het tweede gaat over analyse en reflectie en gaat over de vier bovengenoemde vragen. De inhoudelijke domeinen gaan over Leven (onder andere over de oorsprong), over Biosfeer (zoals duurzame ontwikkeling), over Materie (zoals productieprocessen) en over Heelal.
Het vak Algemene Natuur Wetenschappen
Natuurwetenschappers, en in hun kielzog technici, staan in hoog aanzien in onze technologische maatschappij. Kennis over gezondheid, voedsel voor iedereen en allerlei toepassingen van natuurwetenschap maken ons leven aangenaam. ANW heeft als belangrijkste doel dat leerlingen gaan nadenken over de rol die natuurwetenschap om hen heen vervult. De onderwerpen voor ANW zijn gegroepeerd rond vier domeinen: Materie, Leven, Biosfeer en Heelal. Daarbij moet de natuurwetenschap in een context worden geplaatst die voor de leerlingen raakt aan hun eigen beleving.
Het onderwijs in het vak ANW richt zich op de vragen rond de natuurwetenschap. Er komen vragen aan de orde over de geschiedenis van natuurwetenschap en techniek, de betrouwbaarheid (is alles waar wat de wetenschap beweert) en hoe de wetenschappelijke kennis toegepast mag worden. Objectieve en waardenvrije wetenschap bestaat niet. Denk maar aan DNA-technologie, ingrijpen in landbouwgewassen, beheer van de aarde, hoe de kosmos en het leven zijn ontstaan, enzovoort.
Een ANtWoord op ANW
Bij ANW komt de identiteit van het onderwijs nadrukkelijk in beeld. Daarom is op mijn initiatief ANtWoord ontwikkeld. Van harte gesteund door het DGS, het GPC en Bijbel en Onderwijs is er een breed team van acht auteurs gevormd. Na een periode van brainstormen over de uitgangspunten, is van start gegaan met het schrijven van het materiaal. Vanaf september 1999 is er in vijf scholen ervaring opgedaan met de ‘nulde’ versie. Na het nodige schaafwerk zijn in maart de prachtig vormgegeven boeken van de persen gerold. De methode bestaat uit een leer-/werkboek (met werktekst en opdrachten), een full-colour bronnenboek (met uitlegteksten, excursen en bronnen), een internetsite (nog in ontwikkeling) en een docentenboek
HOE NU VERDER?
Open brief tegen toveracademie
Naar aanleiding van de open brieven over De Toveracademie, is een storm van reacties los gekomen. In de pers is op heel verschillende manieren gereageerd. Soms was dat verontwaardigd, dan weer beschuldigend, maar ook heel gelaten. Veel kranten en tijdschriften hebben artikelen geschreven en in diverse radio- en tv-programma’s werd er aandacht aan besteed.
Ook vanuit onze achterban is breed gereageerd. Deze reacties waren overwegend positief. Verder zijn er veel vragen naar ons toegekomen. Wat blijkbaar niet voor iedereen duidelijk is geworden, is het feit dat beide open brieven in eerste instantie bedoeld waren als eye-opener, om een discussie op gang te brengen. De brieven moeten in eerste instantie dan ook gezien worden als een hartenkreet. Verdere onderbouwing blijft dus noodzakelijk. Het mag duidelijk zijn dat het B&O niet alleen maar gaat om het beroeren van de gemoederen, maar om een daadwerkelijke inspanning om de achtergronden van het toveren aan de kaak te stellen. Een grote gezamenlijke inspanning blijft nodig, omdat er heel wat op het spel staat!
Waar gaat het om?
De open brieven blijken aanleiding de discussie te openen over de grenzen van het toelaatbare. Een discussie, die echter veel verder gaat dan de vraag of je nu wel of niet een sprookje mag voorlezen aan kinderen, zoals door sommige journalisten wordt beweerd. Het gaat om de visie van waaruit ouders opvoeden of scholen onderwijs verzorgen. Al die opvoeders maken op grond van hun levensbeschouwing keuzes voor de kinderen die hun zijn toevertrouwd. Zij kiezen voor het overdragen van waarden en geven grenzen aan door normen en regels af te spreken.
Overal in onze samenleving zien we nu juist die grenzen vervagen. Niet alleen in het verkeer worden regels overtreden, zodat de onveiligheid toeneemt. Ook in de omgang met elkaar worden grenzen overschreden. De onveiligheid neemt toe door toename van criminaliteit, zinloos geweld, aanrandingen of ongewenste intimiteiten. Regelmatig breken er discussies los over het toenemende geweld onder kleuters, agressie op basisscholen en wapens in het voortgezet onderwijs. Onderzoek toont aan dat er wel degelijk een relatie bestaat tussen geweld op tv en geweld op straat. Recentelijk is ook de discussie opgelaaid over de effecten van alle moderne muziek en bijbehorende clips, die soms zeer erotisch geladen zijn. Het lijkt duidelijk dat kinderen en jongeren voor een belangrijk deel worden beïnvloed door de moderne media.
Door middel van teksten, beelden en handelingen worden de grenzen steeds gemakkelijker verlegd en overschreden. Steeds openlijker worden bijbelse waarden ter discussie gesteld en raken kinderen en jongeren gewend aan geweld, erotiek en het paranormale. Een en ander lijkt daarbij te werken als een nauwelijks zichtbaar proces. Wat eerst niet kon, kan in het klein nu wel en straks ook in het groot.
Ernstig onderschat!
Verreweg de meeste mensen geloven helemaal niet in het bestaan van de duivel, zelfs onder christenen is dit bestaan een discussiepunt. Het mag duidelijk zijn dat de duivel, die in de bijbel ‘de mensenmoordenaar van den beginne en de vader der leugen’ (Joh. 8:44) wordt genoemd, door de introductie van deze leugen vrij spel krijgt. Grenzeloos en straffeloos kan hij zijn gruwelijke werk achter de schermen blijven uitvoeren. Niet voor niets worden we opgeroepen geen deel te nemen aan de onvruchtbare werken der duisternis, maar ze veeleer te ontmaskeren (Ef. 5:11).
In onze wereld blijken diverse van die werken regelrecht van duivelse herkomst te zijn. Veel grof geweld kan niet anders dan uit demonische bron ontspringen. Recentelijk werden tijdens een heavy-metal concert 5 mensen doodgeschoten. In Amerika zijn op de Columbine High School een aantal mensen doodgeschoten door jongeren die het spelletje ‘doom’ speelden. In de videoproductie “They sold their souls for rock and roll” wordt duidelijk gemaakt dat satanist Aleister Crowley de grondlegger is van veel demonische teksten in de moderne muziek (Visie 50, december 2004). Door middel van muziek wilde hij bestaande – christelijke – normen afbreken.
In moderne muziek, computerspelletjes, stripboeken en leesboeken wordt gewelddadig en occult gedachtegoed (spelenderwijs) met de paplepel ingegeven. Vooral aan kinderen, die heel open zijn en nog geen goed onderscheid kunnen maken tussen fantasie en werkelijkheid, wordt een angstaanjagend wereldbeeld gepresenteerd. Er wordt een wereld gepresenteerd waarin strijd gevoerd dient te worden met geesten en monsters. Hiertegen is slechts verweer mogelijk door het oproepen van onzichtbare hulpkrachten, die vriendjes worden genoemd. Deze vorm van visualisatie en het leren toepassen van paranormale krachten, toverspreuken en vervloekingen – die soms nog echt blijken te werken – vormen de basis voor de strijd. Over onschuldige spelletjes, muziek en boeken gesproken.
De bewijzen voor deze magische realiteit liggen voor het oprapen.
Topheks ‘Starhawk’ merkt over de ‘onschuldige’ boeken van Harry Potter op: “Ik vind Harry Potter ook leuk. Fantastische film. En goed voor kinderen, omdat het de wereld van de magie voor ze opent…Heerlijk. Ja, Potter heeft hekserij tot een mode-artikel gemaakt en dat zal nog langer doorgalmen. Kinderen kunnen daardoor steeds gemakkelijker toegeven aan hoe ze energie waarnemen om ons heen…” (Onkruid 148, juli-augustus 2002, pag.15).
In het tijdschrift Visie merkt M. Wisse het volgende op: “Het verschil is dat Sneeuwwitje en de zeven dwergen, Doornroosje en Hans en Grietje zich afspelen in een irrealistische wereld, overduidelijk een sprookje. Behulpzame kabouters, snoephuisjes en een honderdjarige slaap komen onwerkelijk over en staan mijlenver van de wereld van kinderen. De toverkunst houdt in die sprookjes ook niemand in een wurgende angst, integendeel. Harry Potter daarentegen speelt zich af in een gedetailleerd realistische en actuele wereld, met auto’s, pesterijen, een school en een snibbige tante. In zo’n wereld, die kinderen herkennen, wijst Harry met zijn toverstok op het hart van Dirk, zijn rotneefje (en vervloekt hem)…Het genre Harry Potter wekt de indruk (door het contact met overledenen…) dat er een ander, maar niet bijbels, leven is na de dood…’Opzij, of ik vervloek je’, zegt Harry tegen zijn oom als deze om opheldering vraagt.” [1][1]
Harry Potter draagt een anti-bijbelse wereldbeschouwing over en leert kinderen onder meer… lastige opvoeders (leraren, ouders) te vervloeken…We mogen ons gelukkig prijzen dat die vloeken vaak niets lijken te ‘doen’.
Een enquête over ‘religiositeit, occultisme en satanisme’ onder 700 jongeren in de leeftijd tussen 14 en 29 jaar in Tirol toonde een grote belangstelling (ruim 40%) voor occulte fenomenen aan (droomduidingen, telepathie, genezingswonderen). Zo’n 30% had hier ooit mee geëxperimenteerd (glaasje draaien, kaartleggen, pendelen, droomduidingen, horoscopen). Ruim 50% zag de film ‘Buffy – in de ban van de demonen’, Akte X’, ‘Lord of the rings’, ‘Harry Potter 1 en/of 2’, ‘Het 6e zintuig’.
Conclusies:
Bovengenoemde voorbeelden maken duidelijk dat het gevaar van bepaalde soorten muziek, films, spelletjes en lectuur, met name voor kinderen, niet te onderschatten is.
Toveracademie is grensoverschrijding!
Helaas blijkt, dat er heel gemakkelijk grenzen overschreden worden. Velen hebben geen flauw besef van wat zich afspeelt onder kinderen en jongeren, noch wat de immense gevaren zijn van ‘spelen met de onzichtbare wereld’. Kinderen kunnen van jongs af aan wennen aan geweld en agressie. Ze komen daarnaast via tv-programma’s, computerspelletjes en internet in aanraking met zaken als erotiek, sciencefiction en demonie. In het Tv-programma ‘Bij ons thuis’, van Teleac, werd op 7 maart uitgebreid aandacht besteed aan de invloed van erotische clips op kinderen en tieners. Kijken leidt vaak tot doen, was de conclusie. Dat laatste wordt ook bevestigd in enkele onderzoeken naar de relatie tv-geweld en de werkelijkheid. “Kinderen die van jongs af aan worden geconfronteerd met agressie en geweld op televisie, raken al vroeg in hun leven afgestompt en gaan als pubers en jongvolwassenen op zoek naar sterkere prikkels om te kunnen griezelen en gruwelen. De industrie bedient hen op hun wenken met, om maar iets te noemen, de steeds engere en gewelddadigere Halloweenfilms.” (Elsevier 10, 12 maart 2005)
Natuurlijk is het duidelijk dat tv meer invloed heeft dan een (strip)boek. Maar de gewenning begint vaak zo onschuldig en sluipend. Precies daar ligt het probleem voor de hele golf van geweld en occultisme die kinderen, tieners en jongeren lijkt te overspoelen. Als het nu zo ver moet komen dat kinderen ook nog eens op een ‘onschuldige wijze’ moeten gaan wennen aan allerlei vormen van magie of toverij in de entourage van een Toveracademie, dan is er sprake van een absolute grensoverschrijding. Er staat zeer veel op het spel: het welzijn van kinderen is in het geding! Met alle kracht dienen we hier in het geweer te komen.
“Ach, zeggen mensen die graag relativeren, ze weten heus wel het verschil tussen de virtuele en echte wereld. Maar reclamemakers en trendwatchers weten wel beter. Kinderen én volwassenen zijn zeer gevoelig voor impliciete en expliciete televisieboodschappen, of die nu waar zijn of niet.”(Elsevier 10, 12 maart 2005) Die gevoeligheid is er zeker ook ten aanzien van allerlei magische thema’s. Vooral in een tijd waarin het christelijk geloof wordt uitgehold en de kerk lijkt te hebben afgedaan, zoeken velen toch naar mystiek en religie. Grenzeloos gaan velen op zoek naar wat verborgen is. Het occulte is al jaren in, maar leidt ook al jaren tot grote problemen.
Daarom is het motto ‘toveracademie’ echt grensoverschrijdend en levensgevaarlijk.
Hoe nu verder?
De vraag is nu: hoe verder? Hoe moeten ouders en scholen reageren?
De open brieven hadden tot doel de discussie op gang te brengen, dat is gelukt. Die discussie gaat soms wel erg kort door de bocht, te gemakkelijk wordt aan de boven genoemde argumenten voorbij gegaan. Christenen die waarschuwen voor tovenarij en de gevaren van agressie, geweld en demonische praktijken worden snel bestempeld als fundamentalisten die terug willen naar de Middeleeuwen.
De discussie zal dus voortgezet moeten worden, maar wel op basis van argumenten. Die argumenten vallen in twee groepen uiteen:
De bijbelse argumenten staan en vallen met ons geloof in die éne God, die Zich in ruim voldoende mate aan ons geopenbaard heeft in Zijn Woord. Wie de Bijbel serieus neemt weet dat hij verre dient te blijven van toverij (Deut. 18:10, Lev. 19:26, Openbaring 18:23, 21:8, 22: 15). Toverij en waarzeggerij zijn namelijk ‘gaven’ van de vorst der duisternis, de duivel, die leiden tot de dood. Toverij leidt tot normloosheid en opstand tegen Gods gezag. Toverij leidt uiteindelijk tot de dood in plaats van tot het leven. De duivel blijft een mensenmoordenaar vanaf het begin (Johannes 8:37-47 en Jesaja 8:19-22).
Naast de bijbelse argumenten, die niet iedereen zomaar zal onderschrijven, zijn er ook pedagogische argumenten, die ruimschoots toegelicht zijn in het voorgaande. Doorgaans leiden magische boeken op subtiele wijze kinderen binnen in een wereld van (duivels) geweld. Kijken naar geweld op tv leidt tot geweld in het dagelijks leven. Kijken naar erotische clips blijkt wel degelijk invloed op jongeren te hebben. Enge en gewelddadige Halloweenfilms zijn wel degelijk een volgende stap in de geweldsspiraal die door de filmindustrie wordt opgebouwd.
Alle gewenning op die gebieden leidt tot steeds verdergaande afstomping. Waarom zou dat met toverij/magie niet het geval zijn?
Ouders en scholen
Ouders kunnen de volgende actie ondernemen tegen het motto ‘toveracademie’.
Van de werkgroep ontvingen we onlangs het volgende overzicht:
Wij zijn momenteel bezig met de volgende zaken:
– de drie actieboeken
– de actie-cd + muziekboek
– de werkmap voor basisonderwijs en zondagsscholen
– een concerttour.
Eind maart/begin april verzenden wij opnieuw een persbericht, waarin wij onder meer zullen aankondigen dat wij op de kinderboekensite een titellijst zullen presenteren van christelijke kinderboeken die aansluiten bij ons thema `Wonderlijk´.
En de laatste optie is wel degelijk je kind niet naar de lessen te laten gaan, wanneer de school toch kiest om verder te werken met het thema ‘toveracademie’.
Tenslotte
Ook met bovenstaand informatie is niet alles gezegd, maar wel de kern weergegeven. Mochten er vragen blijven liggen, schroom dan niet om ons te mailen of te bellen.
[1][1] ‘Nieuwste Harry Potter. Duisternis te positief ingekleurd’, Visie 3-9 januari 2004, pag.74,75 (de delen tussen haakjes zijn samengevatte tekst).
[2][2] ‘Religiosität, okkultismus, satanismus – Ergebnisse einder aktuellen Jugendstudie aus Tirol’ (Zeitschrift für Religions- und Weltanschauungsfragen, november 2004, pag.417-424).
Andersgelovigen en de ene Naam
Soms worden aanhangers van andere religies aangeduid als ‘andersgelovigen’. Zij zouden allemaal geloven in dezelfde God. B&O haalt twee bekende zendingswetenschappers aan en formuleert een eigen standpunt.
Ten aanzien van de NAAM van Jezus Christus zegt de Bijbel het volgende:
Hand. 4:12: “En de behoudenis is in niemand anders, want er is ook onder de
hemel geen andere naam aan de mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden worden.”
Joh. 14:6 : Jezus zei tot Thomas: “Ik ben de weg en de waarheid en het leven;
niemand komt tot de Vader dan door Mij.”
Introductie
Deze folder is niet een actie tegen een persoon of instituut, maar beoogt een bijdrage te zijn in de discussie over de identiteit van de christelijke scholen, die ook en juist in deze tijd ‘School met de Bijbel’ willen zijn. Onze samenleving wordt steeds meer gekenmerkt door de aanwezigheid van mensen uit andere culturen, men spreekt dan ook wel van een pluriforme, multiculturele samenleving. Het gevolg hiervan is een grote verscheidenheid aan opvattingen, niet alleen op sociaal maar ook op religieus gebied. Onmiskenbaar komt ook het onderwijs hiermee in aanraking en wordt het hierdoor beïnvloed.
In de samenleving zien wij steeds meer dat ‘multicultureel’ gaat worden tot ‘multi-religieus’. Soms lijkt het wel alsof het christelijk geloof een godsdienst is van het westen, en dat buitenlanders meestal een ‘ander geloof’ aanhangen. Dit is een generalisering, want ook buitenlandse kinderen kunnen uit christelijke gezinnen komen, en Nederlandse kinderen blijken dikwijls ‘nergens meer aan te doen’.
Cultuur en religie zijn dus niet identiek!
Toch staan christelijke scholen voor de volgende vraag:
Hoe gaan wij om met mensen en kinderen die andere, en dan met name religieuze, opvattingen hebben en toch onze christelijke scholen bezoeken? Dit is een urgente vraag, ook al vanwege het nieuwe leergebied ‘Geestelijke stromingen’, waar iedere school mee te maken krijgt (ook scholen die niet bezocht worden door kinderen van andere etnische groepen). Wij houden ons met deze vraag bezig, omdat ook vanuit kerkelijke kring, of vanuit de opleidingen, soms een mening wordt verwoord die heel anders is dan de schoolleiding, bestuur of ouders dat gewend zijn. Wij doelen nu in het bijzonder op het recent verschenen boek van drs J.D. Kraan: Bijbel en anders-gelovigen. Dit boek is voor de christelijke scholen een uitdaging en de gevolgen kunnen heel ingrijpend zijn.
Om op de gestelde vraag enig zicht te krijgen, hebben wij vijf onderwerpen gekozen die van wezenlijk belang zijn voor wat wij geloven, met name ook voor het uitdragen ervan aan kinderen van andere etnische groepen. Deze onderwerpen zijn:
Achtereenvolgens zullen wij deze telkens vanuit drie opvattingen benaderen, en wel tweemaal principieel en eenmaal vanuit de praktijk van een christelijke school die bezocht wordt door een hoog percentage (35%) leerlingen uit andere etnische groepen, waaronder veel Moslims en Hindoes.
(1) De opvattingen van Drs J.D. Kraan, zoals verwoord en anderen (instemmend) citerend in zijn boek: Bijbel en andersgelovigen
(2) Zendingswetenschappers zoals H. Kraemer en J. Verkuyl, blijkens citaten uit enkele van hun belangrijkste werken
(3) De praktijk van een School met de Bijbel in een grote stad.
Eigenlijk is, bijbels gezien, de term ‘andersgelovigen’ onjuist. De Schrift kent slechts één geloof, en bijbelse prediking is erop gericht ‘gehoorzaamheid des geloofs’ te bewerken onder alle volken.
Ongeloof is dus, evenals ‘anders-geloven’, ongehoorzaamheid aan de Almachtige God. Dit wil niet zeggen dat christenen beter zouden zijn dan anderen, want alle mensen zijn van nature in opstand tegen God en Hem ongehoorzaam; dat geldt dus ook voor joden en christenen die zich richten tegen de openbaring van God.
Vooraf dient nog te worden opgemerkt dat iedereen, die zich vanuit zijn christen-zijn bezig houdt met genoemde problematiek, vooraf basis-keuzes heeft gemaakt. Dat bepaalt dan ook de wijze waarop deze vragen worden benaderd en de inhoud die eraan wordt gegeven.
Het feit dat men dan dezelfde woorden of Bijbelgedeelten gebruikt, wil dus beslist niet zeggen dat men de Bijbel ook op dezelfde wijze hanteert.
Daarom vermelden wij expliciet dat wij ons kunnen vinden in de teneur van de citaten van dr. Kraemer en dr. Verkuyl (telkens verwoord onder (2).
Het standpunt van Bijbel & Onderwijs is verwoord onder (3) en gaat uit van de Bijbel als het onfeilbare en onveranderlijke Woord van God, ingegeven en te verstaan door de Heilige Geest, met als centrale boodschap het verzoenend lijden en sterven van Jezus Christus, Zijn opstanding, hemelvaart en wederkomst.
ANDERSGELOVIGEN
(1) Opvatting van drs Kraan e.a.:
“Ook anderen zoals moslims, hindoes en boeddhisten dienen als gelovigen beschouwd te worden” (p.126)
“Maar die God staat in het middelpunt, die ook door joden en moslims als God aanbeden wordt” (p.158)
(2) Opvatting van dr Verkuyl:
“In de communicatie van het evangelie met moslims kunnen we niet volstaan met de opmerking dat christenen en moslims en talmoedische joden allen in één God geloven en dat ze allen op de een of andere manier monotheïsten zijn en dat daarom hun godsconcepties vrijwel gelijk zijn. Zulke opmerkingen getuigen van grote opppervlakkigheid” (J. Verkuyl, Met moslims in gesprek over het evangelie, p.47/48)
“Wie knielt voor Jezus, de Gekruisigde en Verrezene, kan niet meer zeggen dat het er niet toe doet wat je gelooft en in wie je gelooft. Wie knielt voor Jezus kan niet meer zeggen: Ik zie tussen de boodschap van Jezus, Boeddha, Mohammed e.a. slechts relatieve verschillen” (J. Verkuyl, Zijn alle godsdiensten gelijk? p.98)
(3) Opvatting van Bijbel & Onderwijs:
De School met de Bijbel staat open voor alle kinderen van wie de ouders christelijk onderwijs op prijs stellen. In het toelatingsgesprek worden altijd de volgende drie punten helder gesteld:
a. dagelijks wordt aan alle kinderen vanuit de Bijbel verteld
b. dagelijks wordt gebeden tot God die we kennen door Jezus Christus
c. dagelijks worden christelijke liederen gezongen door alle kinderen.
Er wordt dus niet gesproken over andersgelovigen of ongelovigen; er wordt slechts gesproken over kinderen die voor de School met de Bijbel kiezen en die vaak verschillende culturele achtergronden hebben.
DE ENE NAAM: JEZUS CHRISTUS
(1) Opvatting van drs Kraan e.a.:
“Dat is het nieuwe van deze tijd: er vindt vernieuwing van een eeuwenoud model plaats; niet Christus staat centraal; niet Hij is exclusief of normatief maar de God die zich naast Christus ook openbaarde op andere wijzen” (p.141, n.a.v. de theologie van Paul Knitter in diens boek: No other name?)
“Misschien blijkt Jezus aan het einde van de tijden toch exclusief en normatief te zijn, maar zo’n hypotheek kunnen we momenteel niet leggen op het gesprek met andersgelovigen” (p.143)
“In de Bijbel staat God centraal. Christus kwam om dienstbaar te zijn aan God en de mensen. Door de verzoening die Hij bracht zal Hij aan het eind der tijden voor ieder de weg, de waarheid en het leven blijken te zijn” (p.166)
(2) Opvatting van dr Verkuyl:
“De boodschap, waarmee de Christelijke Kerk vanaf haar ontstaan tot nu toe in de wereld gestaan heeft en staat, kan worden samengevat in de belijdenis: JEZUS IS HEER. Wanneer de christelijke kerken in alle werelddelen dat belijden, dan bedoelen ze daarmee, dat Hij de Alpha en de Omega is voor de hele wereldgeschiedenis, de Enige Middelaar Gods en der mensen.
Als de christelijke kerken belijden, dat Jezus Christus gisteren en heden Dezelfde is en tot in eeuwigheid, dan bedoelen ze daarmee wat Simon Petrus beleed door de Hoge Raad van Israël: “Er is onder de hemel geen andere Naam de mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden worden’, Hand. 4:12” (J. Verkuyl, Zijn alle godsdiensten gelijk? p.16)
“Alles is in de Bijbel geschreven opdat de lezers mogen geloven in Jezus, wan wie dit boek getuigt in talloze variaties” (J. Verkuyl, Met moslims in gesprek over het evangelie, p.37)
(3) Opvatting van Bijbel & Onderwijs:
Centraal in het totale onderwijsgebeuren staat de Bijbel, waardoor we God kunnen leren kennen in Jezus Christus. Daaruit blijkt dat er slechts één manier en Naam is om God te leren kennen.
Het doel van het onderwijs is het vormen en toerusten van kinderen door begeleiding, hulp en voorleven tot zelfstandigheid en de ontplooiing van kinderen volgens bijbelse normen, opdat zij mogen komen, indien de Here dit wil zegenen, tot een persoonlijke relatie met Jezus Christus en van daaruit gaan functioneren in de samenleving.
DE OPENBARING VAN GOD
(1) Opvatting van drs Kraan e.a.:
“Volgens de Bijbel is er maar één God die wat kan, maar een God die schept en redt, draagt en bevrijdt. Dat is een belangrijke conclusie voor de ontmoeting met andersgelovigen. Want als er maar één God is die zich, ook aan andersgelovigen, niet onbetuigd gelaten heeft (Hand.14:17), dan mogen andere religies gezien worden als antwoorden op de openbaring van de ene God” (p.51)
(2) Opvatting van dr Kraemer en dr Verkuyl:
“. . . Volledige handhaving van het unieke karakter van de christe lijke openbaring als Gods soevereine, toenaderende handeling, hetgeen zeggen wil dat er geen bruggen zijn van menselijk religieus geweten naar de realiteit van Christus en dat het exclusief Gods genade is en geen menselijke bijdrage of geschiktheid in wat voor opzicht ook, met als resultaat ‘het afvallen van de oogkleppen'” (H. Kraemer, The Christian Message in a non-Christian World, p.132)
“Maar als de vraag wordt gesteld of wij de God en Vader van Jezus Christus op dezelfde wijze mogen belijden als moslims dat doen in hun iman (geloof), dan moeten we eerlijk zeggen: De God en Vader van Jezus Christus is anders dan Allah in de Islam” (J. Verkuyl, ‘Met moslims in gesprek over het evangelie’, p.125)
“God knoopt in de Christus-openbaring niet aan bij de religies. Maar God sluit wel aan en knoopt wel aan bij wat Hij van zichzelf geopenbaard heeft en openbaart. Er is tussen zijn scheppings- en herscheppingsopenbaring continuïteit. Maar er is discontinuïteit tussen de menselijke religies en Gods openbaring in Christus” (J. Verkuyl, Zijn alle godsdiensten gelijk? p.110)
(3) Opvatting van Bijbel & Onderwijs:
Het totale gebeuren in onderwijs en opvoeding is gebaseerd op dat wat God in de Bijbel van Zichzelf openbaart, wat Hij zegt over mens en samenleving en over hoe we met elkaar om dienen te gaan.
Andere mensen nemen andere gewoonten mee, mede bepaald door culturele en religieuze achtergronden. Wij accepteren de verschillen in cultuur en gewoonten en besteden daar aandacht aan.
Het is de opdracht voor de christen om ongeacht de cultuur (de Nederlandse of een andere) Jezus Christus te verkondigen aan mensen, in de wetenschap dat daardoor een cultuur mede beïnvloed wordt. Het doel is echter in de eerste plaats de verandering van het hart, zodat het op Christus zal zijn gericht.
GERECHTIGHEID EN HEIL
(1) Opvatting van drs Kraan e.a.:
“Zij die werken der gerechtigheid gedaan hebben, goede vruchten vertoond hebben door op te komen voor de gevangene, de vreemdeling, de zieke, de hongerige etc. mogen ingaan tot het Koninkrijk. Anderen, zij die dachten Jezus te kennen, worden buitengesloten” (p.56)
“Niet alleen christenen dragen vrucht. De vruchten van andersgelovigen mogen herkend worden als gaven van God” (p.57)
(2) Opvatting van dr Verkuyl:
“Ieder mens, van welk volk, van welke cultuur, van welke religie ook, ondergaat de aantrekkingskracht van deze heilsweg, gebaand door goede werken; maar ieder mens van welke religie ook, heeft het Evangelie nodig om tot het besef te komen dat de weg van de nomos (de wet) doodloopt en opgeheven wordt door de Persoon en het werk van Jezus: ‘Want Christus is het einde der Wet tot gerechtigheid voor een ieder die gelooft’, Rom.10:4-13” (J. Verkuyl, Zijn alle godsdiensten gelijk? p.129)
(3) Opvatting van Bijbel & Onderwijs:
De enige grond voor behoud is de genade die er is van God door het geloof in de verzoening gebracht door Christus. Vanuit het geloof komt de vrucht van de Geest tot ontplooiing in het leven van de gelovige. Het is het gevolg van de genade.
Maar het is niet omgekeerd zo, dat wanneer iemand de werken der gerechtigheid doet, hij daarmee zijn behoud bewerkt.
Het is goed wanneer de teamleden in de omgang met elkaar en met anderen laten zien hoe dat praktisch werkt, bijv. door fouten te erkennen, door vergeving te vragen en te geven; niet iemand op diens zwakke punten te pakken, maar deze juist steunen en bemoedigen; door elkaar aan te vullen en samen het werk te doen.
ZENDING EN DIALOOG
(1) Opvatting van drs Kraan e.a.:
“Als wij in (andersgelovige) vreemdelingen hier en nu Christus niet vinden, gaan wij dan verloren?” (p.73)
“Wie vandaag nog een antithetische, agressieve zendingsactiviteit bedrijft, staat het evangelisch getuigenis in de weg” (p.123)
“De enige mogelijkheid om van die Heer te getuigen, is de weg van dialogische openheid” (p.124)
“Ook anderen zoals moslims, hindoes en boeddhisten dienen als gelovigen beschouwd te worden (p.126)
“Het waardevolle . . . is dat we onontkoombaar voor de vraag gesteld worden of bepaalde bijbelteksten of zelfs de strekking van hele bijbelboeken de dialoog met andersgelovigen in de weg staan” (p.66)
(2) Opvatting van dr Kraemer en dr Verkuyl:
“Waarom dan, gezien in bijbels licht, is de communicatie van de christelijke boodschap te beschouwen als een op zichzelf staande categorie? In de eerste plaats vanwege het bijzondere karakter.
Het is niet een boodschap waarvan de dragers het recht hebben te besluiten of ze wel of niet gecommuniceerd zou moeten worden . . . Ze moet gecommuniceerd worden omdat ze het resultaat is van het profetisch geweten dat ze het woord is van de Heer van het heelal: ‘Hoor, o hemelen en luister, o aarde; want de Heer heeft gesproken'” (H. Kraemer, The communication of the Christian Faith, p.22)
“Als Jezus Christus voor alle tijden en voor alle volkeren van beslissende betekenis is en als aan Hem gegeven is de Naam die boven alle naam is, dan is het ook de onnalaatbare plicht en roeping om dat Evangelie van deze gekruisigde en verrezen Heer bekend te maken onder de volkeren. Het is dan ook van daaruit volkomen verstaanbaar dat in alle evangeliën en ook in de Handelingen der apostelen het bevel tot verbreiding van het Evangelie klinkt” (J.Verkuyl, Zijn alle godsdiensten gelijk? p.143)
(3) Opvatting van Bijbel & Onderwijs:
Het Evangelie is niet gericht tégen mensen en culturen, maar is een verlossende en heilbrengende boodschap voor iedereen die ernaar wil horen. Op een School met de Bijbel die open staat voor iedereen, is die boodschap dus voor iedereen die bij de school is betrokken, zonder onderscheid des persoons.
Dit uit zich o.a. in het respect voor elkaars cultuur en het bespreken van verschillende opvattingen in het licht van de Bijbel. Maar ook in bijv. het geschenk dat iedere leerling krijgt tijdens de Kerst, of de Bijbel die wordt meegegeven aan kinderen die de school verlaten (in welke groep ook).