Islamisering is een beladen term. Behoort het tot het wezen van de islam om gebieden/landen onder de sharia te brengen? Als je denkt aan historische feiten, is dan voorgaande vraag niet gemakkelijk te beantwoorden? Nadat de islam in 630 in Mekka was gevestigd, kwamen de islamitische legers in 732 tot Poitiers in Frankrijk. De Ottomanen (Turken) kwamen in 1529 tot aan Wenen. In het ND van 19 en 21 april 2011 luidden koppen: ‘Moslims Maleisië voor jihad tegen christenen’, ‘Moslims in Pakistan vallen opnieuw christenen aan’ en ‘Geweld tegen christenen in Noord-Nigeria’. En wat heeft de Koran – denk aan soera 9 – voor invloed op de uitbreiding van de islam? Dr. Peter Hammond heeft in zijn boek ‘Slavery, Terrorism and Islam: The Historical Roots and Contemporary Threat’ (Slavernij, terrorisme en islam: de historische wortels en hedendaagse dreiging) zich uitgebreid met de islam beziggehouden. Hij heeft een overzicht over dit wereldwijde denken in zijn boek staan.


Hij schrijft:
De islam is geen religie en evenmin een sekte. In de meest uitgebreide vorm, is het een compleet, allesomvattend, 100% systeem van leven. Islamisering begint als er genoeg moslims in een land zijn om te strijden voor hun religieuze vrijheden. Als politiek correcte, tolerante en multiculturele samenlevingen instemmen met het verzoek van moslims om religieuze vrijheden, zal een aantal van de andere componenten automatische binnensluipen….

Zo werkt het:
Zolang de moslimbevolking minder dan 2 % uitmaakt in een willekeurig land, zullen de moslims vooral gezien worden als een vredelievende minderheid en niet als een dreiging voor de rest van de bevolking. Dit is het geval in:

De Verenigde Staten Moslim 0,6 %
Australië Moslim 1,5 %
Canada Moslim 1,9 %
China Moslim 1,8 %
Italië Moslim 1,5 %
Noorwegen Moslim 1,8 %

Tussen 2 en 5% beginnen ze bekeerlingen te maken onder andere etnische minderheden en ontevreden groeperingen. Vaak werven ze veel bekeerlingen in gevangenissen en onder straatbendes. Dit gebeurt in:

Denemarken Moslim 2 %
Duitsland Moslim 3,7 %
Groot Brittannië Moslim 2,7 %
Spanje Moslim 4 %
Thailand Moslim 4,6 %

Vanaf 5% gaan ze buitensporig invloed uitoefenen in verhouding tot hun aandeel in de bevolking. Ze zullen bijvoorbeeld het invoeren van halal- (rein volgens islamitische standaarden) voedsel doordrukken, waarmee ze banen in de sector van de voedselproductie veilig stellen voor moslims. Ze zullen de supermarkten steeds meer onder druk zetten om halalvoedsel in de schappen te zetten – gelijktijdig met dreigingen als supermarkten weigeren zich te schikken. Dit komt voor in:

Frankrijk Moslim 8 %
Filippijnen Moslim 5 %
Zweden Moslim 5 %
Zwitserland Moslim 4,3 %
Nederland Moslim 5,5 %
Trinidad & Tobago Moslim 5,8 %

Op dit punt zullen ze proberen de heersende overheid zover te krijgen hen toe te staan zichzelf te berechten (in hun getto’s) onder de sharia, de islamitische wet. Het uiteindelijk doel van  moslims is om de sharia in de hele wereld te laten gelden.

Als het aantal moslims in de buurt komt van de 10% van de bevolking, neigt men ernaar de wetteloosheid te vergroten als een middel om te klagen over hun omstandigheden. In Parijs zien we nu al autobranden. Elke niet-islamitische actie beledigt de islam en resulteert in opstand en dreigingen, zoals in Amsterdam, met tegenstand over cartoons over Mohammed en films over de islam.
Zulke spanningen zien we dagelijks, vooral in moslimgebieden in:

Guyana Moslim 10 %
India Moslim 13,4 %
Israel Moslim 16 %
Kenia Moslim 10 %
Rusland Moslim 15 %

 

Als de 20% bereikt wordt, kunnen landen opstootjes verwachten, formering van jihad-milities, moorden en het in brand steken van christelijke kerken en joodse synagoges, zoals in:

Ethiopië Moslim 32,8 %

Bij 40% worden landen geconfronteerd met wijdverbreide slachtpartijen, herhaalde terreuraanslagen en voortdurende oorlogvoering door milities, zoals in:

Bosnië Moslim 40 %
Tsjaad Moslim 53,1 %
Libanon Moslim 59,6 %

Vanaf 60% krijgen landen te maken met ongebonden vervolging van niet-gelovigen van alle andere religies (inclusief non-conformistische moslims), etnische zuiveringen (genocide), gebruikt wordt de sharia-wet als wapen en de Jizya, belasting opgelegd aan ongelovigen, zoals in:

Albanië Moslim 70 %
Maleisië Moslim 60,4 %
Katar Moslim 77,5 %
Soedan Moslim 70 %

Boven de 80%, kun je dagelijkse intimidatie en vijandige jihad, etnische zuivering onder staatstoezicht en zelfs genocide verwachten, want deze landen zullen de ongelovigen uitdrijven om 100%  moslim te kunnen worden, zoals is ervaren en in zekere zin nog gaande is in:

Egypte Moslim 90 %
Gaza Moslim 98,7 %
Indonesië Moslim 86,1 %
Iran Moslim 98 %
Irak Moslim 97 %
Jordanië Moslim 92 %
Marokko Moslim 98,7 %
Pakistan Moslim 97 %
Palestina Moslim 99 %
Syrië Moslim 90 %
Tadzjikistan Moslim 90 %
Turkije Moslim 99,8 %
Verenigde Arabische Emiraten Moslim 96 %

100% zal de vrede van ‘Dar-es-Salaam’ – het islamitische ‘Huis van Vrede’ proberen te verwezenlijken. Dan  denkt men vrede te hebben, omdat iedereen  moslim is, er Koranscholen als de enige scholen zijn en de Koran het enige woord, zoals in:

Afghanistan Moslim 100 %
Saoedi Arabië Moslim 100 %
Somalië Moslim 100 %
Jemen Moslim 100 %

Helaas wordt de vrede nooit bereikt, want in deze 100% staten intimideren de radicaalste moslims en spugen haat en bevredigen hun lust voor bloed door minder radicale moslims te vermoorden om allerlei redenen.

‘Voordat ik negen jaar oud was, had ik de basisleerstellingen van het Arabische leven geleerd: Het was ik tegen mijn broer; ik en mijn broer tegen onze vader; mijn familie tegen mijn neven en de clan; de clan tegen de stam; de stam tegen de hele wereld en wij allemaal tegen de ongelovigen’ (Leon Uris in ‘The Hadj’).

Het is belangrijk om te begrijpen dat in sommige landen, met ruim onder de 100% moslims, zoals Frankrijk, de minderheids-moslimbevolking in getto’s woont, waar ze wel met 100% moslims zijn en waarin ze leven volgens de sharia. De nationale politie gaat deze getto’s zelfs niet in. Er zijn geen nationale rechtbanken, geen scholen, geen niet-moslim religieuze faciliteiten. In dergelijke situaties integreren de moslims niet in de grote gemeenschap. De kinderen gaan naar Koranscholen. Ze leren alleen de Koran. Alleen al omgaan met een ongelovige is een misdaad die met de dood bestraft kan worden. Daarom oefenen imams en extremisten in bepaalde delen van sommige landen meer invloed uit dan verwacht zou worden op grond van het landelijk gemiddelde.
Vandaag de dag maken 1,5 miljard moslims 22% uit van de wereldbevolking uit, maar hun geboortecijfer laat dat van christenen, hindoes, boeddhisten, Joden en alle andere gelovigen in het niet vallen. Moslims zullen 50% van de wereldbevolking gaan uitmaken.

dr. Peter Hammond

Dr. Peter Hammond is gepromoveerd in de theologie. Hij is in 1960 in Kaapstad geboren en opgegroeid in Rhodesië (= het huidige Zimbabwe). In 1977 is hij christen geworden.

Braingym op de christelijke school?

Braingym[i] is een methodiek die erg in opkomst is op scholen. Het doel is om kinderen rustiger en geconcentreerder te laten worden. Ook op héél veel christelijke scholen en zelfs in kerken komt deze methodiek voor. Je kunt je afvragen hoever het al maatschappelijk aanvaard is.

Achtergrond
Het lijkt in eerste instantie door de simpele oefeningen en de eenzijdige informatie die gegeven wordt, heel onschuldig. Het is voor kinderen allemaal zo goed en de prestaties  worden beter, zo beweert men. Bij wat nader onderzoek op internet blijkt het helemaal niet onschuldig te zijn. Je kunt gewoonweg stellen dat het gevaarlijk is!  Daarom wil ik andere ouders waarschuwen!

Gevaar braingym
Volgens mij is het  gebaseerd op het taoïsme[ii] dat een ander God-, mens- en wereldbeeld  heeft. De grondleggers van braingym, Paul E. Dennison en zijn vrouw, werken met kinesiologie[iii], acupressuur[iv], chiropractie en touch for health[v]. Ook visualiseren hoort erbij. Dit alles staat op hun website: www.braingym.org.
Het doel van braingym is om de informatiestroom tussen zenuwcellen en de rest van het lichaam te optimaliseren door middel van simpele oefeningen: oefeningen die veelal naar dieren vernoemd zijn zoals cobra en olifant.
Als een kind problemen heeft op wat voor gebied ook – denk aan concentratie-, leer- en sociale problemen, leer- en stresssituaties, etc.), kan dat probleem, volgens braingym, veroorzaakt worden door blokkades in de informatiestroom, maar in werkelijkheid praten ze hier over energiebanen. Om de energie in het lichaam in balans te brengen wordt veelal gewerkt met yin yang, chi en meridianen: begrippen uit de oosterse godsdiensten.
De oefeningen zijn er dan ook op gericht om de energieblokkades op te heffen en deze oefeningen zijn voorwaarde scheppend. Ze helpen, volgens de docenten, om goed gemotiveerd te zijn, klaar voor een nieuwe leerstap, om helder te kunnen denken en goed bij jezelf te kunnen blijven.

De verhouding tussen geest, ziel en lichaam, zoals braingym dat voorstaat, is on-Bijbels, omdat men uitgaat van zelfverwerkelijking, transformatie en evolutie.
Volgens de grondlegger, Paul Dennison, zijn de energieën in ons lichaam dezelfde als de kosmische krachten chi (vanuit het taoïsme) of prana (vanuit het hindoeïsme).
Het gaat dus niet om het meten van fysische, maar van geestelijke krachten!! De geestelijke energieën worden vereenzelvigd met de geest van tao. Dit staat haaks op wat in Col 2:20-23 staat: We zijn afgestorven aan de wereldgeesten.

Basisoefeningen
De 4 basisoefeningen die dagelijks gedaan worden, zijn: water drinken, hersenknoppen masseren, kruisloop en in de knoop/uit de knoop. Deze oefeningen worden ‘pace’ genoemd: positive, active, clear en energy.

  1. Water drinken: nodig voor efficiënt leren, het hoofd koel te houden en het reinigen van het  lichaam. Water hoeft niet verteerd te worden en geeft direct energie.
  2. Breinknoppen (lees: drukpuntmassage): Deze massageknoppen stimuleren de productie van neurotransmitters ter hoogte van de synapsen in het brein. ‘Breinknoppen’ is een ‘ leuke’ naam die ook in de edu-kinesiologie gebruikt wordt om stress te verminderen. Het ondersteunt de samenwerking tussen de ogen en de beide hersenhelften en helpt om de visuele informatie zo optimaal mogelijk te verwerken.
  3. Kruisloop: Deze beweging activeert de samenwerking tussen het brein en het lichaam. De energie zal in de juiste baan geleid moeten worden en dit helpt je klaar te zijn voor een volgende leerstap.
  4. In de knoop/uit de knoop: Deze oefening helpt om een positieve houding te ontwikkelen en om stress te verminderen. Een docente omschreef deze oefening als volgt: “Deze houding brengt je bij jezelf en helpt je precies te weten wat jouw eigen keus is.”


Mevr. Kirsten.Alting

 


[i] Op de deelsite ‘Occult en Licht’ van bijbelenonderwijs.nl wordt het begrip ‘braingym’ kort uitgelegd. Daarbij is ook een Bijbelse duiding. Hetzelfde tref je in het ‘Occult zakwoordenboek’ aan, verkrijgbaar bij Bijbel & Onderwijs.

[ii] Chinese vorm van de mystieke weg die naar het doel voert ofwel de kosmische wet die in alle mensen werkt. Bij Confucius is dit de kosmische wet van evenwicht tussen hemel en aarde, waaraan de natuur en de mensen zijn onderworpen. Tao is niet te vatten, zoals blijkt uit de spreuk: “Het ware is leeg en het lege is waar;” toch is dit de levensvulling van de Chinezen door de eeuwen heen.
Er bestaat een veelheid van ‘wegen’, maar ieder mens dient zijn eigen weg te vinden en wanneer hij die volgt, stijgt hij daarmee uit boven zijn sociale omstandigheden en zijn genetisch bepaalde aard (zie deelsite ‘Occult en Licht’ vanbijbelenonderwijs.nl en ook het ‘Occutl zakwoordenboek’.

[iii] Verzamelnaam voor diverse lichamelijke (zoals spiertest) en zintuiglijke oefeningen (zoals fixatie van de ogen) om gezondheidsproblemen bij een zgn. niet-gebalanceerde persoonlijkheid te herstellen. Dit gebeurt op grond van de diagnose dat de beide hersenhelften niet met elkaar in balans zijn of dat hun verbinding geblokkeerd is.
Hierbij keert men zelfs oorzaak en gevolg om, bijvoorbeeld dat motorische en zintuiglijke oefeningen de werking van de hersenen kunnen beïnvloeden! (zie deelsite ‘Occult en Licht’ van bijbelenonderwijs.nl en ook het ‘Occult zakwoordenboek).

[iv] Gelijk aan acupunctuur

[v] Touch for Health Kinesiologie combineert de controle van de spierbewegingen met de principes van de Chinese leer der meridianen en acupunctuur. Dit leidt tot een reeks zachtaardige, maar zeer krachtige heilstechnieken ter verhoging van gezondheid, welzijn en vitaliteit (zie deelsite ‘Occult en Licht’ van bijbelenonderwijs.nl en ook het ‘Occult zakwoordenboek’ verkrijgbaar bij B & O).

Problemen met de huidige vormen van pastorale hulpverlening

Bijna alle christelijke hulpverleners/pastoraalwerkers die een bepaalde vorm van officiële training gevolgd hebben, zelfs mensen die zich christelijk pastoraal werker mogen noemen, zijn onderwezen in wereldse theorieën als Freudiaanse psychoanalyse, de gedragstheorie van Skinner, de hiërarchietheorie van Maslow, Rogeriaans pastoraat en nog veel meer. Ze hebben zoveel tijd doorgebracht met het leren van deze dingen, dat de Bijbelse kijk op het omgaan met problemen uit zicht is geraakt.

Het gezag van de Bijbel
De psycholoog Mowrer schreef met zijn boek ‘Heeft de evangelische kerk zijn geboorterecht ingeruild voor psychologische rommel?’ [‘Has evangelical religion sold its birthright for a mess of psychological pottage?’ Eng.]  een kritische beschouwing over zijn beroepsgroep. Als we zien dat mensen al te haastig worden overgedragen aan de ‘professionals’, omdat de kerk gezwicht is voor hun claims van ‘expertise,’ moet het antwoord op zijn vraag wel “ja” zijn. De kerk heeft afstand gedaan van haar verantwoordelijkheid op dit gebied, doordat ze haar leden niet geleerd heeft wat een echt Bijbelse en godvruchtige manier van leven is.

Welk gezag heeft de Bijbel met betrekking tot het gedrag van een christen?
De Bijbel wordt tekort gedaan, als mensen, ook christenen, zeggen: “Je pakt de Bijbel niet, als je wilt leren hoe je arts of architect moet worden; daarvoor moet je bij de seculiere bronnen zijn. Wat is er dus verkeerd aan om naar een psycholoog of psychiater te gaan, als je meer wilt weten over de laatste ontwikkelingen op het gebied van het menselijk gedrag?” Met deze bewering zeg je eigenlijk dat de Bijbel ons wel van alles kan vertellen over ons geloofsleven, maar dat het geen antwoorden heeft voor de moeilijke en soms overweldigende situaties in ons dagelijks leven. Het onderwijs in de Bijbel hierover is echter ondubbelzinnig: 2 Timothëus 3:16 en 17 (HSV): “Heel de Schrift is door God ingegeven en is nuttig om daarmee te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de rechtvaardigheid, opdat de mens die God toebehoort, volmaakt zou zijn, tot elk goed werk volkomen toegerust.” Dit is een allesomvattende verkondiging in relatie tot het gedrag van een christen in elke situatie. Let op de volledigheid van de woorden ‘heel’, ‘volmaakt’ en ‘volkomen toegerust’; er wordt niets buiten het christelijke leven gesloten. Als we ons naar anderen toe gedragen op een manier die tekort schiet aan de christelijke maat, moeten we onderricht worden in ons gedrag en, waar nodig weerlegd worden, we moeten overtuigd worden van zonde en verbeteren. Inderdaad, Jezus zelf zei al: “Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw Hemelse Vader volmaakt is” (Matth 5:48).

De Bijbel heeft dus volledig gezag over het leven van elke christen om te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in hoe we ons in de eerste plaats tegenover God en vervolgens tegenover alle mensen behoren te gedragen.

We hebben buiten de Bijbel geen andere gids nodig die ons vertelt hoe we ons leven moeten leiden! Om dit te benadrukken: er zijn zo’n 77 Bijbelverzen die direct onder het kopje ‘hulpverlening’ vallen, deze kunt u downloaden vanaf de website van Malcolm Bowden: http://homepage.ntlworld.com/malcolmbowden/
Uit: ‘Echte Bijbelse Hulpverlening’ (True Biblical Counselling) een introductie
Association of True Biblical Counselling (ATBC)
Rev. Dr. Robert J.K. Law
Malcolm Bowden

In het eerste deel heeft men kunnen lezen dat grenzen trekken bij kinderboeken noodzakelijk is en dat datgene wat een kind leest invloed heeft op het kind. Daarom is het voor ouders en leerkrachten  belangrijk om zicht te hebben op wat kinderen lezen. Het is misschien moeilijk om een duidelijke grens te trekken, maar als je de christelijke identiteit en daarbij behorende normen en waarden neemt, plus de leeftijd en het kind zelf dan heb je wel een uitgangspunt. Vanuit dit uitgangspunt zijn in dit tweede deel een aantal aandachtspunten beschreven waarmee ouders, leerkrachten en kinderen rekening kunnen houden bij het kiezen van een boek. In dit artikel zal ik ingaan op de genres waaruit een kind kan kiezen, de opbouwende lijn die te constateren valt, thema’s, taalgebruik en tot slot de verslavende werking van kinderboeken die in series verschijnen.

Genres
Evenals bij boeken voor volwassen zijn ook kinderboeken onderverdeeld in genres. Het genre waarin het boek valt wordt aangeduid door middel van een pictogram (bijvoorbeeld een spook, heksenhoed, vergrootglas, enzovoort). Er wordt gekeken naar de inhoud van het boek en op basis hiervan wordt bepaald binnen welk genre het boek past. Enkele voorbeelden zijn: Detective, Historische verhalen, Fantasy/Science fiction, Griezelen, Zeeverhaal, Sprookjes. De informatieve boeken voor de jeugd zijn ingedeeld naar onderwerp bijvoorbeeld: Dieren, Eten en Drinken, Geschiedenis. De kenmerken van het genre Griezelen en Fantasy zal ik hieronder nader toelichten. Het zijn veelal boeken uit deze genres die voor christelijke ouders en leerkrachten moeite opleveren. Het is goed om te kijken met wat voor type boek je te maken hebt en aan wat voor soort kenmerken het boek voldoet wat ervoor zorgt dat het boek in een specifiek genre is ingedeeld.

Griezelen
In dit genre spelen de verhalen zich voornamelijk af op het terrein van het buitengewone, van wat afwijkt van het ‘’normale’’ en daardoor angst aanjaagt. Griezelverhalen confronteren de lezer met angstaanjagende, duistere wezens en ongrijpbare, mysterieuze verschijnselen. Een kenmerk van dit genre is dat naarmate het lezerspubliek ouder wordt het realiteitsgehalte stijgt. Het laat bij de lezer een beklemmend gevoel achter: ‘‘Het zou wel eens echt kunnen gebeuren’’. De oorsprong van griezelverhalen is ontleend aan het genre ‘‘gothic novel’’. Dit genre staat voor het donkere, mysterieuze, bovennatuurlijke.
Kenmerken van het genre:
a) Griezelige personages: heksen, tovenaars, spoken, levende doden, afzichtelijk vervormde mensen, geraamtes en allerlei angstaanjagende dieren.
b) Beschrijving: veel beschrijvingen zijn gruwelijk en bloedstollend, de angst van de hoofdpersoon wordt zeer indringend beschreven.
c) (Hoofd)personen: de hoofdpersonen moeten vaak het kwaad of hun angst zien te overwinnen.
d) De ruimtes: huiveringwekkende ruimtes zoals donker bos, vervallen kloosters of kastelen, geheime kelders etc.
e) Nacht/donker: Veel speelt zich af in de duisternis, te middernacht en op bijzondere dagen  als vrijdag de dertiende of Walpursgisnacht.
Bekende en populaire voorbeelden in dit genre zijn Paul van Loon en R.L Stine (bekend van de Kippenvelserie)

Griezelhandboek
In 1993 verscheen het Griezelhandboek. Niet een leesboek, maar een handboek dat informatie verschaft over onder andere geesten en zombies. Dit bleek een dusdanig succes dat er ook andere handboeken zijn verschenen. Het gaat niet om lezen ter vermaak, maar boeken die ‘‘griezelfans’’ inleiden in de achtergronden en de kunst van het griezelen.
Met zijn Griezelhandboek heeft Paul van Loon een grote groep griezelfans ingeleid in de
achtergronden en de kunst van het griezelen. Maar een echte griezelfan is onverzadigbaar en wil steeds nieuwe informatie in zich opzuigen. Naast het Griezelhandboek en het Vampierhandboek zullen de komende 2 jaar nog drie handboeken verschijnen: over weerwolven; geesten, spoken, monsters, zombies en voodoo.  

Verder hangt er in veel basisscholen een poster voor de Dolfje Weerwolfje-club. De auteur is Paul van Loon.  Kinderen van de onderbouw kunnen lid worden van deze club. Je ontvangt dan onder andere twee keer per jaar een clubkrant, zes keer per jaar een tijdschrift en twaalf keer per jaar rond volle maan een geheime opdracht. Dit tijdschrift wordt uitgegeven door de uitgevers Zwijsen en Leopold. Ook worden er speciale Dolfje Weerwolfje dagen georganiseerd. Dit alles gebeurt natuurlijk in samenwerking met de auteur Paul van Loon zelf. Het ziet er onschuldig uit, want het is precies op het niveau van het kind, maar zo worden kinderen al  op jonge leeftijd ingeleid in dit genre.

Fantasy
J.R.R. Tolkien riep met de fantasiewereld een apart subgenre in het leven, de zogenaamde ‘‘Fantasy’’. Fantasy is inmiddels veel meer dan alleen een literair genre. Het is doorgedrongen in bijna alle vormen van artistieke expressie of het nu om verhalen, muziek of visuele kunst gaat.
Zo valt bijvoorbeeld het Trading Card Game ‘‘Magic the gathering’’ook onder het genre Fantasy. Het is een genre dat zich kenmerkt door het gebruik van fictieve verhalen, verzonnen wezens en imaginaire werelden. Bovendien spelen magie en andere bovennatuurlijke elementen veelal een belangrijke rol .
Fantasyboeken worden de laatste jaren ook steeds meer verfilmd. Een van de grootste recente successen in het genre is Harry Potter. Het genre Fantasy vindt men samen met het genre science fiction onder hetzelfde pictogram. Daardoor lijkt het dat er eigenlijk geen verschil zit tussen beide genres. Toch is dit verschil er wel.  Fantasy-verhalen lijken zich namelijk vaak af te spelen in een onbestemd en mythisch verleden, waarin “bovennatuurlijke” verschijnselen -of een daarmee samenhangende sfeer – alledaags lijken (zoals tovenarij) 
Hoewel de boeken zijn onderverdeeld in genres is de grens tussen bepaalde genres niet altijd scherp te trekken. Het boek ‘’Bloedsteen’’ van Monique van Zanten is ingedeeld bij Sprookjes, toch heeft het boek ook kenmerken die men vindt in het genre griezelen:
Er wriemelde iets in de modder naast zijn schoen.
Luuk sprong opzij.
Zora opende haar ogen.
Verstard staarden ze naar de kronkelende vingers.
Het was een hand, niet meer.
Langzaam kroop er een hand uit het moeras.
Hij was bij de pols afgehakt.(Bloedsteen, Monique van Zanten, 9+)

Opbouwende lijn
Een aandachtspunt dat samenhangt met de keuze van een boek uit een bepaald genre is of er sprake is van een opbouwende leeslijn. Het gaat er dan om dat het kind bewust vertrouwd wordt gemaakt met de kenmerken van het genre en dat daarin een opbouw zit, zodat het kind langzaamaan bekend raakt met het genre en de specifieke kenmerken die het genre typeert. Een goed voorbeeld hiervan is het genre Griezelen. In het boek ‘‘Leesbeesten en boekenfeesten’’ van J.Coillie noemt de auteur dit: ‘’groeien in griezelen’’.
De auteur van het boek verstaat daaronder dat veel (prenten-)boeken voor jonge kinderen over angsten en griezelen kunnen helpen om later overweg te kunnen met ‘’echte griezels’’ zoals spoken, geraamtes en enge monsters. Hebben de heksen, monsters en spoken in de boeken voor kleuters vaak een lief en grappig karakter, langzaamaan worden de karakters van de fantasiewezens meer uitgewerkt . De meeste kinderen van een jaar of negen zijn dan toe aan de echte griezelverhalen. Al eerder is vermeld dat hoe ouder het kind is, hoe realistischer de verhalen worden. In de boeken voor tieners treden er meer menselijke griezels op zoals mensen die veranderen in een weerwolf of vampier. Je zou kunnen zeggen, dat wat voor de kleine kinderen als eng en griezelig wordt aangeboden en wat onschuldig lijkt in de meeste ogen van volwassen, zoals bijvoorbeeld de Dolfje Weerwolfje-club die al eerder is genoemd en zich op jonge kinderen richt, ertoe kan bijdragen dat kinderen uiteindelijk klaar worden gemaakt voor de echte griezel en horror verhalen. Dat in iedere leeftijdscategorie een zogenaamd griezelboek te vinden is wat past bij de leeftijd en de ontwikkeling van het kind, ondersteunt deze constatering.

Thema / leeftijd
Een thema is wat anders dan een genre. Een boek kan een bepaald thema hebben zoals  pesten, vriendschap, liefde, echtscheiding of discriminatie. Het thema is niet per definitie gebonden aan het genre. Zo kan in een kinderboek uit het genre Fantasy het thema vriendschap centraal staan, maar ook in een historisch boek kan het thema vriendschap centraal staan. De vraag is of het thema geschikt is voor een bepaald kind. Hoewel in de meeste gevallen de leeftijd aan wordt gegeven wil dat nog niet zeggen dat het kind er aan toe is. Neem bijvoorbeeld het thema verkering, racisme of (drugs)verslaving.  Een kind moet wel aan een dergelijk thema toe zijn.  Daarnaast is het de vraag wat de achtergrond en de bedoeling van de schrijver is. Wat wil de schrijver over brengen op het kind  door middel van zijn of haar boek, wat is de boodschap?  Hoewel er veel meer thema’s in dit kader besproken zouden kunnen worden geef ik van de volgende drie thema’s een voorbeeld namelijk verliefd/seksualiteit, schepping, hiernamaals.

Verliefd / seksualiteit
Een veel gehoorde boodschap in boeken waarin seksualiteit centraal staat of terloops aan de orde komt is: je lichaam is van jou, jij bepaalt wie er aan zit en wat je ermee doet. In veel kinder- en jeugdboeken wordt er door middel van seksistisch taalgebruik ook op een laaghartige manier over seksualiteit gesproken. Woorden over seks zoals seksen of geil, worden door personages in het boek zonder enige kritiek in de mond genomen. Verder schijnt het in veel kinder- en jeugdboeken de gewoonte te zijn om geslachtsdelen te pas en te onpas te noemen. Neem het boek wild verliefd van Ditte Merle. Het is een informatief boek over hoe dieren ‘’het’’ met elkaar doen. Het woord piemel staat  op vrijwel iedere bladzijde .
Een informatief boek over seksualiteit bij mensen is het boek ‘’Ben jij ook op mij’’?  Van Saskia van der Doef.  Dit boek werd bekroond met de Kindeboekwinkelprijs. Dit boek zou geschikt zijn voor kinderen van 7 tot 11 jaar. Hieronder een kort fragment: Alle mensen genieten ervan om zichzelf op lekkere plekjes te kriebelen of te strelen. Dat is heel normaal. Kinderen en ook grote mensen doen dat bij hun eigen lichaam. Maar niet iedereen vindt dat normaal. Sommige mensen vinden het raar, of willen niet dat je jezelf kriebelt of streelt. Ze worden boos als je aan je piemel zit of met je hand tussen je benen komt. Soms zeggen ze zelfs dat het vies is. Raar eigenlijk, want het is heel gewoon. Het is jouw eigen lichaam. Het is niet vies of raar om aan je eigen lichaam te voelen.(blz.9)
Voor degene die moeite heeft om een dergelijk fragment aan zijn kinderen voor te lezen is het zeker niet aan te raden om de rest van het boek te lezen.  Het is opmerkelijk dat een boek over een dergelijk onderwerp  geschikt  blijkt te zijn voor iemand van zowel 7 als 11 jaar.  Dit terwijl er wel degelijk een verschil is tussen de (seksuele) ontwikkeling van een kind van 7 en 11 jaar oud. In het boek ‘’Ben jij ook op mij?’’ wordt onder andere ingegaan op wat seks eigenlijk is (en alles wat daarbij hoort). Men vindt een lijst met de betekenis van woorden die met seks te maken hebben. Allerlei verschillende benamingen voor geslachtsdelen worden uitgelegd, maar ook woorden als hoer, porno en nog meer woorden die ik hier liever niet wens te noemen. De illustraties ontbreken niet. Meisjes kunnen met behulp van een  tekening en een spiegel ontdekken hoe het er bij hun beneden uitziet. De boodschap wordt meegegeven dat seks niet raar of vies is, maar in de meeste gevallen vooral leuk en fijn. Kinderen kunnen dit boek uit de bibliotheek inkijken, lezen en meenemen.

Schepping
Schepping is een thema wat graag wordt verwerkt in kinderboeken. Zo ook in de afgelopen Kinderboekenweek waarin twee boeken met dit thema zijn bekroond. Het eerste boek is ‘’Hoe het varken aan zijn krulstaart kwam’’ van Gerda Dendooven (zilveren griffel). Het boek is ronduit blasfemisch, stelt de Bond tegen het vloeken: ‘’van God wordt een karikatuur gemaakt en de auteur laat God vloeken’’ .
Drs A.W.M. Dujx geeft in een recensie het volgende weer: De oude engel Gabriel vindt dat ‘onze goede vader’ zijn scheppingswerk niet helemaal goed heeft gedaan, want alle dieren zijn zonder pels. Hij weet met enige moeite de Goede Vader te overreden om een dag naar de aarde te gaan om de dieren hun kenmerkende vacht en naam te geven. Schitterende, eigentijdse literaire bewerking van een oud volksverhaal. De Goede Vader wordt als een mopperige man neergezet, die snel op zijn teentjes is getrapt. 
Het boek is beslist spottend, inclusief de illustraties.  Daarnaast is er nog het  met Gouden Griffel bekroonde boek ‘’Voordat jij er was’’ van Daan Remmerts. In het boek gaat het erover hoe de wereld eruit zag voordat ‘’jij’’ er was en hoe alles werkelijk is begonnen. Op een gegeven moment ‘maakt’ de jij-figuur de wereld zoals hij dat wil. Al wordt dit op het laatst nog wel ter discussie gesteld – had je alles echt gemaakt of leek dat alleen maar zo? Deze parodie op het Scheppingsverhaal wordt als volgt gezien: Het is een prentenboek waarin  het Bijbelse scheppingsverhaal op een bijzondere manier wordt verteld, aldus de Volkskrant.

Hiernamaals
Een ander thema wat we terug kunnen vinden in kinderboeken is het hiernamaals. Neem als voorbeeld het boek van Tilly Klaassens ‘’Een hutje in de hemel’’.  In het verhaal gaat Fionneke met haar overleden oma op reis naar de hemel om te zien waar oma nu woont. Dat het kind contact kan hebben met haar oma wordt uitgelegd als een gave dat het kind zou hebben waardoor zij haar oma, in tegenstelling tot anderen, wel kan zien, horen en spreken. De ziel wordt uitgelegd als een wolkje dat door je lichaam wandelt en overal boodschappen heen stuurt. Als je slaapt komt je  wolkje in de hemel eten en uitrusten. Dit alles legt een engel uit aan een kind ook legt de engel uit dat iedereen een persoonlijke beschermengel heeft en dat je daarmee contact kunt hebben. Ook al zie je je beschermengel niet, hij kan je altijd horen. Elk verhaal bevat overigens een in te kleuren mandala.

Grof taalgebruik
Nu genres, de opbouwende lijn en thema’s zijn besproken wil ik nog stil staan bij het taalgebruik in boeken. Zoals in deel één al is vermeld staat er geen icoontje op het boek wat aangeeft of het grof taalgebruik bevat. Wat is grof taalgebruik precies en hoe uit zich dat in kinderboeken?
Ieder jaar voert de Bond tegen het vloeken een kinderboekenonderzoek uit naar verbaal geweld in boeken. Een leesteam maakt een juryrapport van de boeken die zij gelezen hebben. Uiteindelijk maakt de Bond tegen het vloeken een samenvatting van alle juryrapporten van het leesteam en in de vorm van een persbericht wordt dit op de website en in de media gepubliceerd .
De bond tegen het vloeken maakt in dit onderzoek onderscheid tussen:
Godslasterlijke vloeken (krachttermen waarin de namen van God of Jezus of de verdoemenis worden genoemd).
Bastaardvloeken (vloeken die vervormd zijn qua klinkers, medeklinkers).
Verwensingen (het toewensen van iets ergs aan iemand, ook allerlei verwijzingen naar ziekten).
Profaan taalgebruik*, scheldwoorden (schuttingtaal)

Verder zijn er nog grove woorden die niet direct ondergebracht kunnen worden in één van de overige categorieën, maar die toch door veel mensen als grof ervaren kunnen worden, bijvoorbeeld  ‘’ik sla je op je bek’’. Veel ouders hebben niet door dat er veel grof taalgebruik in kinderboeken voorkomt. Enkele boeken die in het juryrapport van 2010 hoog scoorden zijn onder andere: ‘’Elia strijdt voor vrijheid’’ van Christoper Paul Curtis,’’ Ik wil een naam van chocola, Querido’s poëziespektakel 2’’ onder redactie van Ted van Lieshout,’’Tiffany Dop’’ vanTjibbe Veldkamp, ‘’Ziek’’ van Gideon Samsom, maar ook het eerder genoemde boek ‘’Wild verliefd’’.
Aan de buitenkant is het moeilijk te zien of grof taalgebruik in het boek voorkomt. Neem het boek ‘’Elia strijd voor vrijheid’’ dit lijkt op het eerste gezicht een onschuldig kinderboek met een goede moraal. Het gaat over een jongen (Elia) die het eerste kind is dat in het dorp in vrijheid is geboren. Elia heeft zelf de slavernij dus niet meegemaakt, maar maakt nog wel dagelijks de gevolgen ervan mee. Wie de voorkant van het boek ziet en de achterkant leest zal niet snel vermoeden dat hier grof taalgebruik in voorkomt, vooral taalgebruik waarin gespot wordt met God zelf, hieronder enkele voorbeelden:
De Heer houdt van grapjes
bijzondere gave gekregen van Jezus
Linkshandigheid een bewijs van Satans macht
Gave van toverij of van de Heer
Een beunhaas van de Heer
De Heer zal haar niet met nog meer kinderen zegenen
Geluid dat de duivel zou maken als hij gevoel voor humor had
enzovoort

Nogmaals voor veel ouders, leerkrachten en kinderen zou een icoontje voor grof taalgebruik zeer wenselijk zijn.

De verslavende werking van kinderboekenseries
Er rest  nog één aandachtspunt en dat is wanneer een boek wordt uitgegeven als serie (dus dat er meerdere boeken volgen). Als dit het geval is zul je je af moeten vragen met wat voor soort boek je te maken hebt. Ronduit de helft van de kinderen op de basisschool leren namelijk al lezend personages kennen. Reed (1994) stelt: jonge lezers raken verslaafd, zij willen weten wat er gebeurd met de personages die hun vrienden zijn geworden (Schwartz en Hendricks 2000,p.610)
De bewondering voor personages uit een boek kan groot zijn bij kinderen. Uit onderzoek blijkt dat de helft of meer van de ondervraagde kinderen aangeeft te willen zijn of zo te worden als een personage in het boek.  Een populaire serie, bij met name jonge meiden is bijvoorbeeld de ‘’Hoe overleef ik….?- serie. Deze jeugdboekenserie is geschreven door Francine Oomen. Inmiddels zijn er veel producten om heen verschenen en er verschijnt ook een tijdschrift ‘’Hoe overleef ik…?’’ Deze  boekenserie gaat over het wel en wee van de pubers Rosa en Jonas en hun vrienden. In de boeken van Francine Oomen komt veel grof taalgebruik voor. Christenen zouden moeite met de boeken van Francine Oomen kunnen hebben, omdat haar opvattingen over verschillende zaken niet gebaseerd zijn op christelijke normen en waarden.  Denk hierbij aan zaken als:  seks voor het huwelijk , verschillende relaties aangaan, scheiding, homofilie, piercing zetten en de manier waarop er over ouders wordt gesproken (zo wordt hiervoor onder andere de term ‘’moeilijk opvoedbare ouders’’ gebruikt). Lezers van de boeken kunnen zich veelal goed identificeren met de hoofdpersonen en kijken goed hoe deze personages, die vaak hun vrienden zijn geworden omgaan met dezelfde zaken waar zij ook mee te maken hebben. Een lezer van deze boekenserie schreef:
Ook kwam er ieder jaar een nieuw boek uit waarin Rosa
een jaar ouder werd (als ik het me goed herinner). Ik groeide dus met haar mee. In het begin was ze iets ouder dan ik maar wel met dezelfde dingen bezig als ik.

Later, toen Hoe overleef ik (zonder) liefde? al een tijdje uit was heb ik daar eens in gekeken. Daarna dacht ik er veel in te kunnen herkennen. Ik heb dat boek toen geleend bij de bieb en had er veel aan. Later heb ik hem ook gekocht en de boeken die daarna kwamen heb ik ook gekocht en gelezen. Ik merkte dat, ondanks dat ik ouder ben, ik er toch nog veel van kan leren.
Dat de opeenvolgende delen van één bepaald boek dat goed is bevallen bij het kind, ook worden gelezen is niet altijd wenselijk. In de Hoe overleef ik…….?- serie worden kinderen meegenomen in een wereld waar kinderen, Rosa en Lisa vanuit totaal andere opvattingen dan de christelijke allerlei zaken benaderen. Behalve dat is er, zoals al eerder is genoemd ook sprake van grof taalgebruik in de boeken. Verder kan men als voorbeeld de boeken van Cate Tiernan nemen. De schrijfster Cate Tiernan is bekend om haar boekenserie over heksen en wicca.  De boeken zijn met name populair onder tienermeiden. In de boeken is de scheidslijn tussen goed en kwaad, witte en zwarte magie soms nauwelijks aanwezig.  Ook hier geldt veelal dat wie met deel één begint ook graag het volgende deel wil lezen.
Iemand gaf in het occultdigitaalmagazine het volgende aan over de reden waarom de boeken van Cate Tiernan zo populair zijn bij met name (tiener)meiden:
Vooral jonge mensen -in het bijzonder meisjes- voelen zich erg aangetrokken tot bijvoorbeeld wicca, omdat zij hierin hun eigen religie en levenswijze vinden. Het is immers algemeen bekend, dat jongeren ijverig op zoek zijn naar een eigen identiteit. Ten tweede is er de hoofdpersoon.  Ik denk dat veel lezers zich met Morgan (de hoofdpersoon) kunnen identificeren (lid van Occultforum in Occult digitaal Magazine, november 2005)
Wie de boeken van deze schrijfster leest wordt als het ware ingeleid in de wereld van wicca en heksen. Een lezer kreeg naar aanleiding van haar boeken dan ook vragen over hekserij. Zij stelde de onderstaande vragen op een heksenforum:
Hebben bloedheksen meer kracht dan gewone heksen?
Kun je met je energie vuur aansteken,zonder iets anders te gebruiken en kun je heksenvuur op iemand afschieten?
Aan iemands sterrenbeeld kun je zien wat voor element iemand is, maar als je bijv. vuur bent, kun je dan ook beter schouwen met vuur ofzo? En wat als je lucht bent?
Dat kinderen vragen krijgen naar aanleiding van het lezen van een dergelijk boek en deze vragen stellen aan heksen op een heksenforum, geeft dus aan dat de inhoud van dit boek iets heeft gedaan met het kind.  Het is een bekend gegeven dat als de kennismaking met een personage prettig verlopen is, de kans groot is dat ze daar uit zichzelf meer over gaan lezen  Dit verklaart het succes van boekenseries van bijvoorbeeld Harry Potter en de wicca/heksen series van Cate Tiernan en de Hoe overleef ik….?– serie van Francine Oomen.
Wat Harry Potter betreft is er door de Amerikaanse psycholoog Jeffrey Rudski samen met twee studenten zelfs een onderzoek ingesteld naar de verslavende werking van Harry Potter. Vierduizend fans deden mee.
Ze werden drie keer ondervraagd. Uit de antwoorden bleek dat 10% van de ondervraagden serieus verslavingsverschijnselen vertoonden en nog eens 20% op het randje daarvan zat.
De verslaving komt omdat de lezers zó verstrikt zijn geraakt in de tovenaarswereld van Harry en de avonturen en de andere karakters, dat ze niet meer zonder kunnen. De Harry Potter-verslaving is te vergelijken met een verslaving aan bijvoorbeeld sigaretten .Je vertoont dezelfde kenmerken nu de ‘drug’ niet meer voorhanden is: je hebt geen trek meer in eten, je bent lusteloos, je kunt niet goed kunnen slapen, je hebt geen zin om op te staan en je voelt je hele-maal niet lekker. Aldus Dr.Jeffrey Rudski. 

Evenals de schrijfster van Harry Potter heeft ook Cate Tiernan haar huiswerk wat betreft hekserij goed gedaan:
Uiteraard zit er het een en ander aan ‘Hollywood-hekserij’ in en heb ik wel eens een wenkbrauw opgetrokken bij het lezen van sommige passages. Maar wat geeft dat? Dit is fictie. En schrijfster Cate Tiernan geeft zeker veel wijze en juiste informatie en verliest de ware kern van hekserij geen enkele keer uit het oog. (lid van Occult Forum in Occult digitaal Magazine november 2005)

Tot slot
Lezen is leuk en kent vele voordelen die hier niet zullen worden ontkend. Zowel kinderen als volwassenen kunnen en mogen genieten van boeken en lezen mag zeker gestimuleerd worden. Toch kan men er niet om heen dat er helaas veel (kinder)boeken zijn die niet leerzaam en gezond zijn voor het kind, maar eerder schadelijk. Belangrijk is daarom te letten op welke  boodschap de auteur (ook al is dit met goede bedoelingen) wil doorgeven. Daarnaast of het gekozen boek past bij de leeftijd van het kind en het kind zelf. Het ene kind kan meer aan dan het andere kind en het ene kind is ook eerder aan informatie over een bepaald thema toe dan het andere kind. Een argument kan zijn dat het belangrijk is dat het kind ook met andere denkwijzen in aanraking komt. Dat is waar, maar dan behoort het startpunt wel Gods Woord te zijn. Van daaruit kun je andere zienswijzen bespreken zoals  evolutie, hiernamaals of andere geloven. Vanuit Gods Woord leren ze dan ook deze zienswijzen toetsen.  Om te kunnen onderscheiden en toetsen is  Bijbelkennis nodig en daarom is het verstandig een kind altijd onder begeleiding en toezicht van een volwassene boeken te laten kiezen, aangezien een Bijbelse basis en voldoende Bijbelkennis bij het kind nog ontbreekt. Het is de taak van zowel de leerkracht als de ouder dat het kind hierin begeleidt wordt. Alleen dan leren kinderen onderscheiden en zullen zij later als zij ouder zijn in staat zijn om zelfstandig  een keuze te maken welke boeken ‘’gezond’’zijn en welke zij afwijzen.

Mevr. A.Poelstra-Koster


Boekbesprekingen, Vampierhandboek, onder: beschrijving, www.boekbesprekingen.nl
Fantasy, wikipedia de vrije encyclopedie, www.wikipedia.org/wiki/fantasy

wikipedia
J.van Coillie, Leesbeesten en boekenfeesten, NBD Biblion, 2007, 193, 194

Bond tegen het vloeken, kinderboeken  juryrapport 2010
www.bondtegenvloeken.nl, actueel nieuwsberichten, Bond tegen het vloeken betreurt taalgebruik in genomineerde en bekroonde kinderboeken.
NBD|Biblion recensie
Bond tegen het vloeken, instructies voor het leesteam 2010
Saskia Tellegen en Jolanda Frankhuisen, Waarom is lezen plezierig?, Eburon Delft, 2002, 85
http://www.hoeoverleefik.nl/web/Artikelpagina/Een-nieuwe-serie.htm
Saskia Tellegen en Jolanda Frankhuisen, Waarom is lezen plezierig?, Eburon Delft, 2002, 117
Boeken, verslaafd aan Harry Potter, www.kidsweek.nl/artikel/176201

Kinderboeken:  Niks moet, maar alles mag (1)

“Bescherm kind tegen bizarre fantasie”, zo luidde de kop in het Reformatorisch Dagblad waarin Sietse Werkman, bestuurslid van Bijbel & Onderwijs, werd geïnterviewd vanwege alle commotie die ontstaan is  n.a.v. het artikel: “Het kwaad in de huidige jeugdliteratuur.” In het interview schetst Werkman ook zijn verbazing ten aanzien van alle negatieve reacties: “Dit zou toch breder gedragen moeten worden?”
Het is inderdaad een feit dat er jeugdboeken op de markt verschijnen waarin het lugubere, het krankzinnige, de wraak, het geweld en het grove taalgebruik niet (meer) wordt afgekeurd. Wat voorheen nog paranormaal of abnormaal was, lijkt steeds meer normaal te worden. Bewust choqueren zou men het kunnen noemen. Steeds een stukje verder gaan. Zoals Werkman in het interview al aangeeft, schermt men met  het woord “fantasie”.  Onder het mom hiervan moet alles kunnen. En, oh wee, wie de grens durft aan te geven. Bijbel & Onderwijs die de grens trok, heeft het moeten bekopen met een stroom van hatelijke en antichristelijke reacties. Maar de vraag is of het werkelijk verstandig is om  kinderen te laten lezen hoe andere kinderen op een lugubere en krankzinnige wijze wraak willen nemen, zoals  bijv. in het boek “Nachtvuur” van Stefan Boonen of hoe enkele kinderen elkaar uitdagen om gruwelijke offers te brengen, zoals de kop afhakken van je hond in het boek “Niets” van Janne Teller. En wat te denken van een opmerking van een leraar, zoals “Ik ga kokende olie over je heen gooien” in het boek “Meester Jaap” van Jacques Vriens, waar ook veel in wordt gevloekt, gescholden en geschreeuwd. “Er staat soms wel wat grof taalgebruik in, maar vaak wordt het daardoor heel grappig.” “Dit boek gaat tot op het bot van het voorstelbare, hoe gruwelijk het ook is, het is een schitterend boek”, zo reageren o.a. recensenten en ouders op dergelijke boeken.  Werkman stelt: “Ook een gewone, fatsoenlijke Nederlander heeft toch zijn grenzen?” Maar deze gewone en fatsoenlijke Nederlanders reageren over het algemeen positief op dergelijke boeken en dat is afgezien van de inhoud misschien nog wel het meest choquerend.


Heeft lezen invloed?
Wie eerlijk in de bibliotheek rondkijkt, weet dat, evenals bij films, het kaf van het koren moet worden gescheiden. Ernest Claes (1920), een bekende Vlaamse schrijver, overwoog tenminste nog bij het schrijven van zijn boek “De Witte”, of leesbeleving (= wat je leest en  meebeleeft) iemand ook kan aanzetten tot dergelijk gedrag in de realiteit . Dat deze schrijver zichzelf dit afvroeg in plaats van klakkeloos aan te nemen dat fantasie niet gevaarlijk kan zijn, is positief. In het verband met Ernest Claes gaat het om geweld in boeken, maar hoe zit het met thema’s als wraaknemen (al dan niet op lugubere wijze) of het bedrijven van seks of magie. Overigens blijkt uit onderzoek dat de helft of meer van de ondervraagde kinderen aangeeft te willen zijn of zo worden als een personage in het boek . Wat als deze personage magie bedrijft, krankzinnige ideeën uitwerkt of ….vul maar in.  In verband met geweld is er geconstateerd dat niet kan worden uitgesloten dat vechtbeleving tot vechtgedrag kan leiden . Hoe zit het met lugubere ondernemingen en magie in kinderboeken. Vragen schrijvers zichzelf wel eens af, of het zo zou kunnen zijn, dat dit de lezer kan aanzetten of aanmoedigen om iets soortgelijks te doen of dat het op zijn minst de interesse ervoor kan opwekken? Zeker als de hoofdpersoon met wie de lezer zich kan identificeren en voor wie hij respect of bewondering op kan brengen, dingen doet die verre van onschuldig zijn. Wat als hier, door de schrijver, eerder sympathie voor wordt opgewekt i.p.v. afkeuring?

Onderzoek
Saskia Tellegen van Delft, die onderzoek heeft gedaan naar de redenen die kinderen hebben om te lezen en de manier waarop ze lezen, geeft aan dat het moeilijk is om exact vast te stellen wat voor invloed leesgedrag heeft op kinderen. Dat de invloed van één boek groot kan zijn op het leven van een mens ondersteunt zij door enkele voorbeelden te geven. Eén voorbeeld daarvan is Harry Mullisch die als 11-jarige naar aanleiding van het boek “De ongelofelijke avonturen van Bram Fingerling” een laboratorium op zijn kamer inrichtte .
Verder zegt zij over de invloed van boeken het volgende:
“Boeken lezen heeft invloed op kinderen, in hoeverre en op welke wijze één bepaald boek invloed zal hebben, zullen we nooit kunnen voorspellen. Daarvoor lopen de reacties van verschillende kinderen op één en hetzelfde boek te veel uiteen.” (S. Tellegen van Delft,1997)
Het ene boek zal ongetwijfeld meer indruk achterlaten dan het andere, maar zowel thuis als in het onderwijs kan men niet van tevoren vaststellen in hoeverre en op welke wijze deze invloed plaatsvindt. Dit is in die zin dus niet meetbaar. Dat kinderen na het lezen van bijv. Harry Potter ook heks willen worden of zich met magie bezig gaan houden, kan als zodanig niet worden vastgesteld, maar het is wel een mogelijkheid waarvan ouders en leerkrachten zich bewust moeten zijn. Dit geldt uiteraard ook voor andere boeken met bepaalde thema’s of boeken uit een bepaald genre.

Leesbeleving
Waar wel onderzoek naar is gedaan, is leesbeleving. Er wordt wel eens aangenomen dat bij televisie de impact veel groter is dan bij lezen, maar ook lezen kan als “echt” worden ervaren, doordat lezers hetgeen zij lezen zelf meebeleven. Er wordt aangenomen dat de lezer verschillende verbindingen aangaat met een personage. Bij deze verbindingen gaat het o.a. om de mate waarin de lezer meeleeft met een personage. Uit psychologisch onderzoek blijkt dat identificatie een groot effect op lezers kan hebben. Lezers kunnen zo meeleven, meedenken en meevoelen met een personage dat ze als ’t ware worden getransporteerd in het verhaal (Green & Borck, 2000; Green, 2004). De consequentie van deze transportatie is dat de scheidingslijn verdwijnt tussen feiten uit de werkelijkheid en de gebeurtenissen uit het verhaal . Daarnaast is het zo, dat ook al zien lezers de beelden niet, zoals dit bij televisie wel het geval is, kinderen en volwassenen wel een visueel voorstellingsvermogen hebben. Dit is het vermogen om beelden op te roepen die niet daadwerkelijk aanwezig zijn. Die beelden zien we met het geestesoog. Ook kunnen geluiden en stemmen gehoord worden. Deze vorm van verbeelding wordt daarnaast ook vaak ervaren. Bij lezen wordt er dus een beroep gedaan op het voorstellingsvermogen, ‘voor het geestesoog zien’ en ‘zelf meemaken’. Sterker nog, uit onderzoek blijkt dat als kinderen leren zich onderdelen van het verhaal visueel voor te stellen, zij vervolgens ook emotioneel bij dat verhaal betrokken raakten.  Belevend lezen zoals dit wordt genoemd, speelt ook een rol bij het onthouden van de inhoud van het gelezene. Als er bele-vend wordt gelezen, betekent dit dat een tekst  goed onthouden wordt. Het blijft in hun geheugen hangen . Als in een kinderboek dan uitgebreid aandacht wordt besteed aan hoe magische en gruwelijke handelingen worden uitgevoerd of de rituelen van wicca worden uitgelegd en een kind dit belevend heeft gelezen dan is het zeer waarschijnlijk dat dit is opgeslagen in het geheugen.

Grenzen stellen
Boeken lezen heeft invloed op een kind. Deze invloed kan zowel positief als negatief zijn. Als schrijvers, leerkrachten en ouders eraan voorbij gaan dat die invloed ook negatief kan zijn,  dan steek je je kop in het zand. Een kind dient om deze reden begeleid te worden bij het kiezen van een geschikt boek. Dit heeft te maken met verantwoordelijkheid van de ouders/verzorger en leerkracht. Sommigen zijn van mening dat als men ouders of leerkrachten op deze verantwoordelijkheid wijst, zij kinderen zouden beschouwen als domme en onmondige wezens. Immers, zo redeneert men, kinderen zouden zelf wel een boek wegleggen als het niet geschikt is of eng wordt gevonden. Dat is een gevaarlijke redenering. Er moet niet automatisch vanuit worden gegaan dat kinderen vanzelf wel bij de leerkracht of ouder(s) komen, als zij moeite hebben met bepaalde genres/thema’s/taalgebruik. Er worden dan hoge verwachtingen aan het kind gesteld, zeker als de rest van de klas – denk ook aan vriendjes en vriendinnetjes – die boeken wel graag leest. Daarnaast leg je de verantwoordelijkheid van de leerkracht en ouders bij de kinderen zelf neer. Niet ieder kind kan met deze vrijheid omgaan en durft er voor uit te komen dat hij/zij die boeken niet wil of durft te lezen, omdat hij/zij er bijv. angstig van wordt, niet ieder kind kan ook van tevoren voor zichzelf bedenken wat het boek met hem of haar doet. Verder is het  logisch dat als je thuis niet wilt dat je kinderen vloeken en schelden  je hen ook geen boeken wilt laten lezen waarin dit wel gebeurt. Niet elk boek is geschikt voor een kind, om die conclusie te trekken hoef je niet per sé christelijk te zijn. Opmerkelijk is dan ook dat er bij computerspellen, films strikte leeftijdgrenzen in acht worden genomen en d.m.v. een pictogram wordt er aangegeven of het geweld of grof taalgebruik bevat. Zo heb je van tevoren de keuze om de film niet te zien. Bij (kinder)boeken vindt men deze pictogrammen niet. Daar moet je al lezenderwijs er achter komen, dit terwijl als je had geweten dat er bijv. in het boek wordt gevloekt, je het nooit zou hebben gepakt. Inmiddels is het zelfs bij games en films zo geregeld dat kinderen onder de 16 jaar geen films of games meekrijgen die bedoeld zijn voor 16 jaar en ouder. In Nederland zijn bibliotheken waar een kind van 10 wel een jeugdboek mee naar huis kan krijgen, ook al is dit boek geschikt (en bedoeld) voor 16 jaar en ouder. Er wordt onterecht van uitgegaan dat jeugdliteratuur alleen maar kwalitatief goede en gezonde boeken op de markt brengt. Als we de kinderboeken schrijver Darren Shan als voorbeeld zouden nemen die occulte en satan georiënteerde kinderboekenseries ( o.a. de kinderboekenserie Demonata) schrijft voor 12 jaar en ouder, behoeft men niet per sé  christen te zijn om te concluderen dat het ronduit absurd is dat kinderen van alle leeftijden deze boeken kunnen inkijken (lezen) en meenemen. De gevaren worden wel erkend bij sommige films en games en daar mogen grenzen worden getrokken. Het is op zijn minst vreemd en zeker zeer kwalijk te noemen dat deze grenzen bij kinderboeken niet mogen worden getrokken.

Tot slot
Een bewonderaar van de kinderboekenschrijver Paul van Loon zei ooit eens het volgende over hem:
“De altijd met zonnebril getooide veertiger is zelfs uitgegroeid tot een cult-auteur, die zich hult in een waas van geheimzinnigheid en samen met het door hem voorgezeten Griezelge-nootschap een nieuwe generatie opvoedt in het occultisme – of zoals hij het zelf noemt de “Andere Werkelijkheid’’.(P.Steinz, 1997) Dit is een trieste, maar juiste constatering en voor wie geen grenzen durft en wil trekken draagt er aan bij dat deze generatie wordt opgevoed in de “Andere Werkelijkheid”, waarin ook de krankzinnige, lugubere en bizarre fantasie en het grof taalgebruik een steeds grotere plaats gaan krijgen.

Mevr. A. Poelstra-Koster

 


[1] Saskia Tellegen en Jolanda Frankhuisen, Waarom is lezen plezierig, Eburon, Delft, 2002, 110

[1] Saskia Tellegen en Jolanda Frankhuisen, Waarom is lezen plezierig, Eburon, Delft, 2002, 85

[1] Saskia Tellegen en Jolanda Frankhuisen, Waarom is lezen plezierig, Eburon, Delft, 2002, 110

[1] onder redactie van: H.Spelbrink & W. de Graafde wereld van het kinderboek, Wolters – Noordhoff 1997, 310, 311

[1] Jentine Land, Zwakke lezers, sterke teksten?, Eburon Delft, 2009, 97

[1] Saskia Tellegen en Jolanda Frankhuisen, Waarom is lezen plezierig, Eburon, Delft, 2002,  21

[1] Saskia Tellegen en Jolanda Frankhuisen, Waarom is lezen plezierig, Eburon, Delft, 2002, 120

[1] P.Steinz, Schok je kind, kijk televisie, artikel geplaatst onder rubriek: recensies, www.nrcboeken.nl

3 – 10 – 1997

 

Literatuur:

onder redactie van: H.Spelbrink & W. de Graaf De wereld van het kinderboek, Wolters – Noordhoff  1997

Saskia Tellegen en Jolanda Frankhuisen, Waarom is lezen plezierig, Eburon, Delft  2002

Jentine Land, Zwakke lezers, sterke teksten?, Eburon Delft 2009

Kinderen leren om dagelijks uit de Bijbel te lezen

Het onderstaande is een fragment uit het boek “Keeping the Kids” (Bewaar de kinderen).
… en dat gij van kindsbeen af de heilige schriften kent” (2 Timotheüs 3:15).

Een van de belangrijkste dingen die ouders voor hun kinderen kunnen doen, is hen helpen om er een gewoonte van te maken dagelijks in de Bijbel te lezen. Hoewel ik in de kerk ben opgegroeid, kan ik me niet herinneren hier ooit enige instructie of aanmoediging voor te hebben gekregen.
Waarmede zal de jongeling zijn pad rein bewaren? Als hij dat houdt naar uw woord (Psalm 119:9). Het Woord moet bezinken in hart en ziel en zo iemands leven doordringen. Dat zal niet gebeuren, tenzij lezen, studeren, memoriseren en overpeinzing een dagelijkse gewoonte worden.
We weten, dat alleen het lezen van de Bijbel geen redding en heiliging zal voortbrengen: we moeten het Woord ontvangen en gehoorzamen. Maar we weten ook, dat redding en heiliging niet zullen plaatsvinden buiten het Woord van God om, want “zo is dan het geloof uit het horen, en het horen door het woord van Christus” (Romeinen 10:17).
Het is nooit voor niets, als we het Woord van God plaatsen in het hart van een kind. Zelfs al was ik niet gered, toen ik jong was en de Bijbel niet serieus nam, beïnvloedden de lessen en prediking me toch diep, nadat ik op mijn drieëntwintigste tot bekering kwam. Veel ervan herinnerde ik me weer en ik had daardoor een voorsprong in mijn christenleven.


We halen pastor David Sorensen aan. “Het fundament voor goddelijk leven ontbreekt vaak in de levens van de kinderen  en de jongeren van Gods volk. Dat fundament is een dagelijkse opname van het Woord van God. Een jongere uit een christelijk gezin kan naar een christelijke school gaan of thuisonderwijs krijgen vanuit een goddelijk curriculum, getrouw naar de zondagsschool en programma’s van de kerk gaan, op kamp gaan met de jeugd van de kerk en toch vleselijk, rebels en werelds zijn. Of , nog vaker, ze zijn alleen maar lauw en drijven mee op de stroom, maar er is geen echte geestelijke overtuiging in hun hart. De reden is eenvoudig. Ze zijn niet dagelijks met het Woord van God bezig. Hier volgen wat suggesties om dit te verbeteren:

1. Begin vroeg. Toen onze kinderen nog klein waren, lieten we hen uit de Bijbel lezen, toen  ze nog maar amper konden lezen. Ze lazen kleine stukjes, maar ze begonnen al in hun kleuterjaren.

2. Plan wat ze lezen. De Bijbel is een complex boek, zelfs voor volwassenen. Toen onze kinderen klein waren, lieten we hen in 1 Johannes lezen  vanwege de eenvoudige vocabulaire en syntaxis (leer van de zinsbouw). In eerste instantie lieten we hen ongeveer twee verzen per dag lezen. Terwijl ze vorderingen maakten op de basisschool, groeide de dagelijkse leesopdracht uit tot een hoofdstuk per dag en tegen de tijd dat ze naar de middelbare school gingen, lieten we onze dochters vier hoofdstukken per dag lezen. Dat is de basishoeveelheid om in een jaar tijd door de Bijbel te komen, maar het punt is dat wij voor hen planden wat ze lazen.

3. Zorg voor een positieve stimulans. Toen onze dochters klein waren, hingen we een kaart voor hen op de koelkast. Als ze hun dagelijkse gedeelte uit de Bijbel hadden gelezen, kregen ze een ster op hun kaart. Als ze een aantal weken of maanden getrouw hun kaart hadden gevuld, zorgden we voor een speciale beloning voor hen.

4. Zie toe op de naleving. Wij verzekerden ons ervan, dat onze dochters dagelijks het opgegeven deel uit de Bijbel lazen. Een vaak gehoorde uitspraak aan de ontbijttafel was: “Heb je vanmorgen wel in je Bijbel gelezen?” Hoewel ze uiteindelijk te groot werden voor de kaart met sterren op de koelkast, controleerden we hen nog steeds tijdens hun puberteitsjaren.

5. Doe het gewoon, omdat het goed is. Toen onze dochters het stadium dat ze kleine beloningen nodig hadden, achter zich hadden, verlegden we de insteek naar: lees je Bijbel gewoon, omdat dat goed is om te doen. Omdat we inmiddels ook het principe van gerechtigheid hadden ontwikkeld, was het gemakkelijk om de gewoonte van dagelijks Bijbellezen te verbinden aan het principe van gerechtigheid. Het is inderdaad goed om elke dag met Gods Woord bezig te zijn (Je kinderen trainen om goed terecht te komen).”

Pastor Mario Schiavone zei, dat hij en zijn vrouw begonnen om aan de kinderen, voordat ze konden lezen, voor een bepaalde tijd een Bijbels prentenboek te geven. Ze hebben hun kinderen geleerd om hun stille tijd te houden, zodra ze wakker werden. Hij zegt: “Het is stil vroeg in de ochtend in  huis, omdat iedereen zijn stille tijd houdt.”

Bron: David Cloud in het boek ‘Keeping the kids’.

GEEN GOD EN GEEN MORAAL

Verschrikkelijke mensen
‘Christenen!
Verschrikkelijke mensen zijn het.
Ze lijken soms wel op van die extremisten.
Fundamentalistische  groepen waar wordt voorgeschreven hoe je leven moet.
Het ergste is nog dat de religieuze wetten die ze aanhangen ook nog eens voor de samenleving zouden moeten gelden. Je mag niets in die kringen en kinderen krijgen geen enkele ruimte. Het is eigenlijk een vorm van kindermishandeling. Kinderen kunnen zich niet in vrijheid ontwikkelen en ontplooien. Het hele leven wordt aan banden gelegd, alles moet binnen vast omlijnde kaders gebeuren en voor alles bestaat wel een regel. Overal wordt tegen gewaarschuwd: Pas op, pas op!


In christelijke kringen is vrijuit fantaseren uit den boze. Sprookjes mogen niet worden verteld of voorgelezen. Heksen, kabouters, feeën, elfen, draken en ga zo maar door, worden uit het kinderleven gebannen. Het zou hun arme zieltjes kwetsen en kinderen zouden er verkeerde gedachten door kunnen krijgen. Veilig leren lezen op school is er niet bij, zelfs niet in groep drie. Onschuldige mandala’s mogen niet getekend worden bij taal, rekenen en schrijven. Je verkleden als heks die witte magie – hoe onschuldig – gebruikt,  kan niet door de beugel. De boeken van Harry Potter mogen geen Bijbel voor de kids worden, dus die worden ook in de ban gedaan, evenals Narnia…. Er circuleren hele lijsten kinderboeken die de toets der kritiek niet kunnen doorstaan. Die levensgevaarlijke kinderboeken kunnen tot occulte spelletjes leiden. Ouders, opvoeders en andere pedagogen moeten waken voor alles wat ook maar riekt naar het occulte. Alsof de duivel  en zijn trawanten op de loer liggen om de kinderzieltjes voor zich te winnen. En wat te denken van het boze oog. Als de tv al in huis is, mag er alleen maar naar Het Kleine Huis worden gekeken en zeker niet naar  alles wat de ontwikkeling van de vrije fantasie zou kunnen aanwakkeren. Veel tekenfilms zijn gevaarlijk occult en paranormale programma’s zouden ver van kinderen afstaan. Nee, van het paranormale moet je vooral afstand nemen, omdat het abnormaal is. Muziekclips zouden erotische fantasieën opwekken en de teksten aanzetten tot gewelddadigheden en een losbandig leven. Computerspelletjes kunnen niet gespeeld worden, want je weet maar nooit wat zich achter de schermen afspeelt.
Alles lijkt aan banden te worden gelegd in die kringen. Christelijke leraren doen kinderboeken in de ban. Christelijke opvoeders doen bijna alles in de ban. Overal wordt de meetlat bij gelegd… De fundamentalisten van de Bible Belt en wijde omgeving willen de prikkelingen van de fantasie  verbieden. Ze halen God en moraal uit de kast  om de natuurlijke ontwikkeling van kinderen af te remmen. Alsof God in de hemel met een vingertje aanwijst wat verkeerd is.
Met datzelfde vingertje staan die extreme christenen klaar om te waarschuwen bij alles wat het kind en de moraal zou schaden. Verschrikkelijke mensen zijn het.
En een verschrikkelijke moraal houden ze erop na over een God die waarschijnlijk niet eens bestaat.’

Tijd voor fantasie.
‘God en moraal horen niet thuis in het centrum van een moderne samenleving. De tijd is aangebroken om afstand te nemen van die beperkende en blokkerende mensen met hun bekrompen ideeën. Zij vormen een struikelblok op weg naar een grote toekomst. Het wordt tijd de fantasie ongebreideld haar gang te laten gaan. Het wordt tijd dat godsdienst en geloof thuis worden gepraktiseerd, maar dat de samenleving vrij wordt gemaakt van al die beknellende christelijke ideeën…

Kinderen moeten ruimte krijgen om grenzeloos te fantaseren, dat maakt hen creatief en laat hen open staan voor een spannende toekomst. Volwassenen moeten hen daarbij niet blokkeren. Kinderen moeten vrij hun gang kunnen gaan, want ze weten echt wel het verschil tussen fantasie en werkelijkheid. Sprookjes  verruimen de fantasiewereld van het kind en hebben echt niet met duistere machten te maken of het occulte. Het goede overwint toch het kwade? De oerbegrippen als goed en kwaad, dood en leven… de liefde overwint alles, zijn toch van alle tijden en alle culturen? Kinderen staan dichter bij het begin dan volwassenen en worden nu eenmaal met paranormale gaven geboren. Waarom zouden opvoeders dat ontkennen of tegenwerken? Paranormale gevoelens kun je beter bevestigen dan afremmen of onderdrukken. In het onderwijs moet ruimte geboden worden voor fantasieoefeningen, yoga en meditatie. Kinderen doen er juist goed aan mandala’s te tekenen, het biedt immers rust in de klas. Hoeveel boeken worden er niet geschreven over esoterie? Het wordt tijd dat het paranormale normaal wordt gevonden. Kinderen doorbreken grenzen en tijden. Maria Montessori zei het al: Door het kind gaat de mensheid de nieuwe tijd in. Fantasie is de sleutel!’

Wat is er aan de hand?
De media hebben er bol van gestaan.
Bol van gruwelijke praktijken die ieders verbeelding tarten.
In een dorp is een jongen met heel veel messteken om het leven gebracht. Een leeftijdsgenoot bracht hem om vanwege een ‘onschuldig’ conflict. Er zou sprake zijn van het occulte spelletje glaasje draaien. Er lijken boodschappen te zijn doorgegeven en geïnterpreteerd.  Hoe kan het dat een onschuldig spelletje als glaasje draaien tot de dood van deze jongen heeft geleid? Het begon gewoon met fantasie.
Op straat wordt een oudere Marokkaanse man door een groep opgeschoten jongens in elkaar geslagen. Omstanders lopen snel door om te voorkomen dat ze medeslachtoffer worden. Wat bezielt deze jongens? Zij kijken met regelmaat naar geweldsfilms en spelen barbaarse en racistische computerspelletjes. Maar kan dat de oorzaak zijn? Kun je zo makkelijk de grens passeren tussen fantasie en werkelijkheid?
In één van de grote steden heeft een groep jongens een meisje meermalen verkracht. Hoe is het mogelijk dat zo’n groep jonge gasten – de jongste was 12 – zo ver is gekomen? Heeft het meisje aanleiding gegeven? Of hebben zij hun fantasie de vrije loop gelaten, inclusief hun gevoelens?
Op een school wordt een meisje door een groep jongens aangerand. De ouders van het meisje zijn in alle staten. Navraag maakt wel wat duidelijk. Deze jongens hadden samen met de meisjes een les seksuele voorlichting gehad van een ervaren docent. Hij beschreef in de ‘fantastische’ les in geuren en kleuren hoe alles in z’n werk gaat, hoe het voelt en wat lekker is…Eén van de meisjes- het bewuste meisje – lag op de tafel als voorbeeld en werd betast.
Groep 8 van de basisschool gaat op schoolkamp. Natuurlijk is het lastig de jongens en meisjes ’s nachts goed gescheiden te houden.  Tijdens de nachtelijke inspectieronde van de leraren blijken er verschillende jongens bij meisjes in bed te liggen. Ongekleed zijn ze elkaar aan het strelen. Eén van de meisjes reageert: ‘Dat hebben we op school in groep 3 al geleerd! Als je een ja-gevoel hebt ,mag je doorgaan en als het niet goed voelt, moet je stoppen….’ Was dat de bedoeling van die les? De fantasie werd in ieder geval geprikkeld en grenzen gekoppeld aan gevoel.
Twee Wicca-girls zitten vooraan in de les. Uit alles wordt duidelijk dat ze met deze onschuldig ogende vorm van hekserij met witte magie bezig zijn. Het begon op de basisschool met een klein lief heksje en heeft inmiddels geleid tot eerste inwijdingen. Op een dag wordt duidelijk dat een Wicca-meisje met haar eigen bloed haar naam heeft gezet onder een ‘wurgcontract’. Ze heeft haar ziel verkocht aan de moedergodin. ’s Nachts slaapt ze niet meer, angsten overheersen haar gevoel en ze denkt steeds vaker aan het einde van het leven. 1600 zelfmoorden per jaar.  Zegt dat misschien iets over de zinloosheid van het bestaan en de geestelijke armoede in ons land?
Een jong meisje wordt door een pedofiel misbruikt, gewurgd en in de tuin begraven. Iedereen spreekt er schande van… Sommigen menen dat pedofielen nog verkeren in een kinderlijke fantasiefase.

Verschrikkelijke tijden
Onze wereld!
Verschrikkelijke tijden zijn het.
Het gedrag van sommigen in onze wereld lijkt extremer te worden.
Steeds meer mensen laten zich niet meer voorschrijven hoe je leven moet.
Regels en wetten worden gemakkelijk aan de laars gelapt en je moet iedereen vooral in z’n waarde laten. Ruim 16 miljoen mensen, op dat kleine stukje aarde, die schrijf je niet hun wetten voor, die laat je in hun waarde. Onbegrensd lijken steeds meer mensen hun leven te leiden zonder God en zonder moraal.

Maar als het fout gaat, wat dan?
Steeds vaker wordt er dan gekeken naar de invloed van tv, dvd en pc.
Soms menen pedagogen toch een verband te zien tussen ongebreidelde fantasie en de werkelijkheid.
Erotische muziekclips geven jongeren misschien toch niet zo’n goed beeld van de vrouw. Te veel geweld op tv zet misschien toch aan tot geweld in de praktijk. Te veel soaps kijken geeft niet echt zicht op de werkelijkheid van relaties. Jongeren leven steeds meer in een virtual reality, een schijnwerkelijkheid van beeldschermen waarin de fantasie de vrije loop kan hebben. Dat gaat goed tot het fout gaat. Dan moet er plots gesproken worden over grenzen; dan komt er een kijkwijzer, een leeswijzer en een leefwijzer. Maar wie bepaalt wat kan en wat goed of fout is? Waar ligt de grens?

Fantastisch!
Fantasie heeft een fantastische kant en kan kinderen helpen in een gezonde ontwikkeling. Maar dan moet er wel een goede basis zijn. Dan gaat het over dat wat de Schepper in de mens heeft gelegd aan creativiteit. Het is mogelijk ideeën te ontwikkelen, je er iets bij voor te stellen en uiteindelijk uit te voeren. De mens heeft een fantastische creatieve geest en kan zo veel tot stand brengen. Deze kant van de fantasie heeft alles te maken met de door God gegeven creativiteit en is goed hanteerbaar binnen gezonde kaders. Wie rekening houdt met God weet dat er grenzen zijn. Niet alles wat in de mens omhoog komt, is mogelijk of zondermeer goed.
Van God en moraal los krijgt diezelfde fantasie steeds vaker een ongezonde wending.  Als God als Schepper niet wordt erkend, stijgt het grenzeloos fantaseren tot grote hoogte. ‘Niets van wat zij menen te kunnen, is voor hen onmogelijk’(Gen 11:6b). Zonder  helder kader en gezonde grenzen slaat de fantasie op hol en worden ongekende krachten losgemaakt. Door magische manipulatie lijkt het verborgen fantasieleven soms tot ver gaand kwaad te leiden.  Wat vaak zo onschuldig begint met het vertellen van sprookjes kan in de wereld van het kind leiden fantastische ideeën die soms de dood tot gevolg hebben.

In christelijke kringen is fantaseren zeker goed mogelijk, maar wel binnen veilige kaders.  Kinderen kunnen het best eerst het eigene leren kennen, voordat zij sprookjes horen. Dan weten zij wat de goede basis is om ‘onschuldige verhaaltjes’ te toetsen.  Daarom is het goed om kinderen op te voeden met een helder kader van waarden en normen, hen van jongs af aan te leren dat er een God is. Hij is de Schepper van het leven en heeft Zich op bijzondere wijze geopenbaard in Zijn Woord en in Zijn Zoon. Diezelfde God laat zien wie Hij is in de schepping, door de geschiedenis en in het geweten!

Christenen willen God en moraal niet overboord zetten. Het is voor de opvoeding van onschatbare waarde wanneer  kinderen een helder waarden- en normenkader meekrijgen dat gebaseerd is op principes die God heeft aangereikt. Voordat er wordt gesproken over wat er allemaal niet mag, wordt gesproken over de liefde tot God en de liefde tot de naaste – gelijk de liefde tot zichzelf. Leven vanuit die liefde vormt het denken, scherpt het denken en verandert het denken. Niet wat ‘ik’ allemaal wil en denk moet worden uitgevoerd, maar wat Hij wil, is de leidraad in het leven. Vanuit de liefde waarmee God in Christus de wereld liefheeft, mogen kinderen worden opgevoed. Dan wil je niet genieten van moord en doodslag, het oproepen van geesten, geweld, ontucht, racisme, discriminatie, seksuele uitspattingen, bedreigingen – ook al is het fantasie.
Wat vaak begint als onschuldige fantasie in een boekje, film of pc-spel, schuift ongemerkt over een grens die leidt tot verandering van denken en gedrag. Als God en moraal worden losgelaten is het hek van de dam.

Het gaat er niet om dat in christelijke kringen niks mag, maar dat niet alles gewild wordt!
Christenen willen niet mee in een wereld waar alles mag tot het fout gaat. Nog los van de discussie wat werkelijk fout is. Het draait immers om Christus!
Het gaat er niet om dat het hele leven aan banden wordt gelegd, maar dat er een band met de Schepper en Onderhouder van alle dingen wordt opgebouwd. ‘Gij geheel anders, gij hebt Christus leren kennen ’ (Gal 4:20). Wie van Hem heeft gehoord en Hem heeft leren kennen weet wat waar is, goed is en heilzaam is.

Leg daarom de leugen af en spreek waarheid.
Wees navolgers van God, als geliefde kinderen en wandel in de liefde.

Leef als veranderde kinderen van God.

Leef als christen!

A. Nijburg MA

Islamitisch extremisme heeft in 2010 wereldwijd gezorgd voor een verdere toename van christenvervolging.

Dat stelt Open Doors, een organisatie die zich inzet voor vervolgde christenen, bij de presentatie van haar jaarlijkse Ranglijst christenvervolging.In acht van de top 10-landen is de islam de belangrijkste godsdienst. Vierentwintig van eerste dertig landen op de lijst hebben moslimextremisme als primaire bron van christenvervolging.Sterkste stijger is Irak, waar christenen sinds de val van dictator Saddam Hussein in 2003 mikpunt van geweld zijn. Het land ging van de zeventiende naar de achtste plaats. In mei vorig jaar vond een bomaanslag plaats in een bus met christelijke studenten waarbij drie doden vielen. Eind oktober vonden 58 christenen de dood bij een gijzelingsdrama in de hoofdstad, Bagdad.

Christenen vierden geen Kerst, een aan al-Qaeda gelieerde terreurgroep had gedreigd met aanslagen. Vlak voor de jaarwisseling kwamen twee christenen om toen aan hun huizen bevestigde bommen dood en verderf zaaiden.

Al jaren is er een trek van christenen naar het veiliger geachte noorden en vooral naar het buitenland. Meer dan de helft van de 1,5 miljoen Iraakse christenen is vertrokken. De blijvers zeggen geen toekomst meer te hebben in hun land, zegt Open Doors-woordvoerder Klaas Muurling. ‘Ze voelen zich nergens meer veilig, zijn op de vlucht waardoor de kerk in Irak steeds kleiner wordt.’

Afghanistan stond op plaats zes, maar drong door tot de top 3 van de ranglijst. Televisiebeelden van ex-moslims die zich lieten dopen, luidden een toenemende vervolging van de ‘kleine en kwetsbare groep gelovigen in’, aldus Open Doors. Een van de opgepakte christenen is Said Musa, hem hangt de doodstraf boven het hoofd. Anderen ontvluchtten het land of doken onder. Pakistan en Nigeria zijn voorbeelden van landen waar christenen verder in het nauw worden gedreven dankzij moslimextremisten. In Pakistan kwamen veel christenen voor de rechter, omdat zij een wet op godsdienstlastering zouden hebben overtreden. Het ging dan vooral om belediging van de profeet Mohammed. Als een rechtbank ten gunste van een christen oordeelde, namen radicale moslims in veel gevallen het recht in eigen hand. ‘Ontvoering en mishandeling komen veelvuldig voor, evenals het vernielen van eigendommen van christenen.’ Een sprekend voorbeeld is de ter dood veroordeelde christin Asia Bibi. Zij moet als resultaat van internationale druk worden vrijgelaten, maar extremisten vechten haar vrijlating juridisch aan. Bovendien is er een prijs op haar hoofd gezet.

Bij de watersnoodramp van afgelopen zomer werden christenen volgens Open Doors gediscrimineerd.

Bij geweld tussen het islamistische noorden en het christelijke zuiden van Nigeria lieten naar schatting van Open Doors zeker 2000 christenen het leven. Met Kerst werden nog 80 christenen gedood.

Onbetwist op plaats 1 staat, voor het negende jaar, het op stalinistische leest geschoeide Noord-Korea.

Alleen de ‘Grote Leider’ wijlen Kim Il-sung en zijn zoon, de ‘Geliefde Leider’ Kim Jong-il mogen als goden worden aanbeden. De Bijbel is een verboden boek. Het bezit ervan is voor het regime reden genoeg een christen en zijn familie naar een strafkamp te sturen. ‘Christenen hebben geen enkel bestaansrecht en Kim Jong-il en consorten doen er alles aan om het christendom uit te roeien.’ In mei 2010 werden 23 leden van een ondergrondse kerk opgepakt. Drie van hen werden publiekelijk geëxecuteerd. De anderen verdwenen naar een concentratiekamp waarvan er vele zijn.Open Doors schat dat er wereldwijd 100 miljoen christenen worden vervolgd. Ron Boyd-MacMillan, hoofd onderzoek van de internationale organisatie, ziet vier hoofdbronnen van vervolging: moslimextremisme, communistische onderdrukking, religieus nationalisme en seculiere intolerantie.

‘De belangrijkste verandering van de afgelopen dertig jaar is de verschuiving van communistische onderdrukking naar moslimextremisme als belangrijkste vorm van christenvervolging. Maar de andere krachten worden niet minder door deze verschuiving.’
Gerald Bruins
Bron: ND, 05-01-2011

Onderwijs zonder scholen. Misschien is dat wel de toekomst. Iedere leerling logt thuis in op de digitale school of krijgt les van zijn of haar ouders. Dat laatste is al de praktijk bij enkele honderden kinderen in Nederland. Zij volgen thuisonderwijs. Opmerkelijk, want in Nederland is ieder kind schoolplichtig.
‘Mag ik met lego spelen?’ De ondeugende ogen van de vijfjarige Tije kijken zijn moeder ietwat brutaal aan. Het is half twee op een donderdag. Tije is op school. En toch is hij ook thuis. In dit huis, in de Rotterdamse wijk Feijenoord aan de oevers van de Maas, volgt hij samen met zijn broer Ot (9) en zijn zusje Noortje (3) thuisonderwijs.
Even eerder zaten de drie kinderen nog samen te werken aan de tafel. Ze waren een kistje aan het versieren. ‘Ik vind het erg leuk om thuis onderwijs te krijgen’, zegt Ot als hij een van zijn tekeningen toont. ‘Ik zit niet zo graag op school. Daar is het zo druk.’
Dat is echter niet de reden dat hij thuis onderwijs krijgt vertelt zijn moeder, Mariska van Bruggen. Samen met haar man Jeroen koos ze bewust voor deze vorm van onderwijs. ‘Toen Ot twee was, gingen we op zoek naar een goede school. Dat jaar was het thema van de Kinderboekenweek ‘magie’. Toen we zagen wat de scholen daar allemaal mee deden, was voor ons duidelijk dat we een christelijke school wilden voor onze kinderen. We zijn daar gaan kijken, maar hadden bezwaren tegen de richting van deze scholen.’
Dus ging het gezin langzaam over thuisonderwijs nadenken. ‘Toen Ot vier was, en dus nog niet leerplichtig, zijn we dat gaan proberen. Zo zijn we er steeds meer ingegroeid’

Thuisonderwijs, volledig ingeburgerd in een land als de Verenigde Staten, is redelijk nieuw in Nederland. Volgens onderzoek dat in opdracht van het ministerie van Onderwijs werd gedaan, kwam thuisonderwijs voor het jaar 2000 praktisch niet voor in Nederland. Inmiddels volgen enkele honderden kinderen in Nederland thuis lessen. Soms kiezen ouders daarvoor vanuit een christelijke overtuiging, maar er kunnen ook allerlei andere redenen of overtuigingen aan ten grondslag liggen.
Waar alle ouders het over eens zijn, is dat ze op deze manier onderwijs kunnen bieden dat bij hun kind past. ‘Voor ons was de belangrijkste reden dat we bezwaren hadden tegen de onderwijsrichting van de scholen in de buurt’, vertelt Klaartje Caron. Caron is voorzitter van de Nederlandse vereniging van Thuisonderwijs. Haar kinderen volgden drie jaar lang thuisonderwijs, maar gaan inmiddels weer naar een basisschool. Exacte cijfers over kinderen die thuisonderwijs volgen kan ze niet geven, maar ze bemerkt wel een toenemend enthousiasme. ‘Eerder kregen we gemiddeld een telefoontje per maand. Nu bellen wekelijks verschillende ouders die interesse hebben in thuisonderwijs.’

Thema’s
Door thuisonderwijs creëer je de mogelijkheid op maat onderwijs te geven in een veilige omgeving. ‘Voor kinderen die bijvoorbeeld extra aandacht nodig hebben of hoogbegaafd zijn, kan het heel goed zijn’, meent Caron. Dat betekent niet dat het de oplossing is voor alles, waarschuwt ze. ‘Je moet goed kijken naar wat past bij het kind.’ Kinderen die thuis les krijgen, krijgen vaak les op een andere manier dan op school. Er wordt praktijkgericht gewerkt, of met thema’s. Dat is ook zo bij het gezin Van Bruggen. ‘We trekken er veel op uit, we bezoeken allerlei musea en werken daar thuis mee verder. We maken bijvoorbeeld themamappen en we snuffelen het internet af naar informatie. Maar voor bijvoorbeeld rekenen en taal, wat we elke dag oefenen, gebruiken we methoden die ook op scholen wel gebruikt worden.’
Pas als kinderen ouder worden en ze op het niveau van de middelbare school aan de slag gaan, wordt de methode in veel gezinnen wat schoolser. Jongeren die willen doorstuderen doen vaak staatsexamen om daarmee een plek op een hogeschool of universiteit te bemachtigen. Digitale mogelijkheden maken het voor ouders steeds makkelijker om thuisonderwijs te verzorgen, meent Caron. ‘Dit is absoluut een enorme pre voor het thuisonderwijs. Jammer genoeg zie je dat het aanbod aan Nederlandse leerboeken voor thuisonderwijs op internet nog wel heel klein is.’ Dat merkt Van Bruggen ook. ‘Voor ideeën en de contacten met andere thuisonderwijzers is internet echt een uitkomst. We hebben ook veel contact met Amerika. We halen daar regelmatig lesmateriaal vandaan.’ Caron vertelt dat er in de VS en in Groot-Brittannië al complete ‘virtual schools’ bestaan. ‘Leerlingen volgen digitale lessen of over-leggen met leraren die speciaal voor hen online komen.’

Jeugdjournaal
De vastberadenheid waarmee Van Bruggen vasthoudt aan het thuisonderwijs, lijkt een statement in een jachtige samenleving waarin het bijna niet meer geaccepteerd is dat een vrouw of man zeven dagen in de week thuis is. ‘Wij zijn van mening dat we kinderen van God hebben gekregen en dat we verantwoordelijk voor hen zijn. Ik geef misschien mijn eigen carrière op, maar ik krijg er ook veel voor terug. Het gezin komt vaak terug in de Bijbel. Ik denk dat het een goede plek is om je identiteit te ontwikkelen.’ Een van de grote bezwaren die vaak wordt aangevoerd, is dat kinderen die thuisonderwijs krijgen, sociaal niet goed zouden groeien. ‘Ik denk dat juist vanuit het thuisonderwijs kinderen socialer worden’, meent van Bruggen. ‘Wij sluiten de kinderen ook niet af voor de buitenwereld, we kijken samen naar de tv en het jeugdjournaal, de kinderen gaan naar sportclubs en ze spelen met de buurkinderen. We geven wel duiding aan wat er gebeurt. We beschermen ze vanuit de gedachte dat wij verantwoordelijk voor ze zijn. Niet als bezit, maar om ze te dienen tot ze er klaar voor zijn zelf hun plek in te nemen.’

De taak van huisonderwijzer is zeker niet makkelijk. ‘Je moet het heel leuk vinden’, zegt Caron. ‘Je stopt er immers heel veel tijd in.’ Een extra verantwoordelijkheid vindt ze het niet.

‘Kinderen zijn altijd een grote verantwoordelijkheid. Ook als je je kinderen naar een school stuurt, ben je verantwoordelijk voor ze. Jij kiest een school uit en houdt een vinger aan de pols of het goed gaat. Voor mij persoonlijk voelde het thuisonderwijs als net zo’n grote verantwoordelijkheid als het sturen van je kind naar een school.’
Bron: ND, januari 2011

De ouders van het islamitisch college in Amsterdam willen collectief thuisonderwijs op grond van hun levensbeschouwing. Dat recht hebben ze, maar het zou goed zijn als thuisonderwijs ook om andere redenen wordt toegestaan. En dat het geïnspecteerd wordt.

De gemeente Amsterdam wil desnoods via de rechter verhinderen dat islamitische ouders hun kinderen thuisonderwijs geven. De ouders hebben, wettelijk gezien, gelijk. In Nederland kunnen ouders op grond van levensovertuiging vrijstelling krijgen van de leerplichtwet. Ik geef mijn zoon van vijftien inmiddels zes jaar thuisonderwijs. Hij is hoogbegaafd en de school waarop hij zat, kon hem geen aangepast programma bieden. Ze wilden hem als vierjarige wel meteen in groep drie plaatsen, maar dat werkte niet. Emotioneel was hij nog maar een kleuter. Toen we vroegen of hij op een andere school terecht kon, lukte dat niet, omdat ze daar geen behoefte hadden aan een ‘probleemkind’. Met onze dochter van tien, ook hoogbegaafd, liepen we tegen soortgelijke problemen op.Sinds twee jaar geef ik ook haar thuisonderwijs. Wij doen het niet op basis van levensovertuiging. Katholieken en hervormden mogen namelijk geen thuisonderwijs geven, tenzij ze holist worden of een van de andere levensovertuigingen waarvoor vrijstelling geldt. Maar is het rechtvaardig dat bepaalde geloofsgroepen een beroep mogen doen op vrijstelling en andere niet? En zijn er geen andere, belangrijke redenen voor thuisonderwijs? Voor de meeste kinderen is school goed, maar niet voor iedereen.

Controle
Gezinnen die eenmaal vrijstelling hebben gekregen, krijgen geen enkele controle van een inspectie. Ze mogen hun kinderen de hele dag Koranles geven of wat dan ook. De wet legt vrijgestelde ouders geen enkele verplichting op. Ouders hoeven er dus, strikt juridisch gezien, niet voor te zorgen dat hun kind onderwijs krijgt. Dit is in strijd met de gedachte van de Leerplichtwet. Het is een goede zaak dat er een vorm van controle komt op kinderen die thuisonderwijs ontvangen. In België bijvoorbeeld, controleert de inspectie of het thuisonderwijs aan de norm voldoet. Ouders die er voor kiezen om hun kind thuisonderwijs te geven, moeten dit jaarlijks meedelen in een verklaring. Zij hoeven niet te motiveren waarom zij thuisonderwijs geven. De ouders moeten verklaren controle te accepteren en daaraan mee te werken. Controle van thuisonderwijs in België gebeurt door de onderwijsinspectie en is in het bestaande systeem van schoolinspecties ingebouwd en kost op die manier nauwelijks extra geld. Nederland neemt binnen Europa een uitzonderingspositie in als het gaat over thuisonderwijs, want in vrijwel alle andere Europese landen is dat een legale manier om aan de leerplicht te voldoen.

De leerplicht in Nederland is, in tegenstelling tot veel andere landen, een schoolplicht. Vaak wordt de schoolplicht gekoppeld aan de kinderarbeid in de negentiende eeuw. ‘De werkplaats uit, de school in’. De leerplichtwet van 1901 maakte een definitief einde aan de kinderarbeid. De wet van 1901 was echter een leerplichtwet, geen schoolplichtwet. Toch bezocht rond 1900 negentig procent van de kinderen een school. Tot 1969 konden ouders ook aan de leerplichtwet voldoen als ze hun kinderen thuis les gaven. In 1968 kwam er een wijziging in de Leerplichtwet. Eind jaren zestig vond een aantal socialistische Kamerleden dat thuisonderwijs uit de tijd was. Bovendien werd er weinig gebruik van gemaakt. Het amendement om thuisonderwijs af te schaffen werd aangenomen.
In Nederland moeten de kinderen dus naar school. Ouders die toch thuisonderwijs willen geven, krijgen alleen toestemming op grond van levensbeschouwing: als zij ‘overwegende bezwaren hebben tegen de richting van het onderwijs van de scholen op redelijke afstand van hun woning’. Met richting wordt in de praktijk bedoeld: godsdienst of levensovertuiging. Maar de motivatie voor thuisonderwijs gaat verder dan alleen levensbeschouwing. Een aantal ouders maakt zich zorgen over de kwaliteit van het onderwijs. Anderen vinden dat hun kind niet tot zijn recht komt in een groep van dertig kinderen. Sommige ouders vinden het moeilijk om passend onderwijs voor hun kind te vinden, omdat het kind zich moeilijk voegt in het huidige onderwijssysteem. Al deze ouders kunnen geen vrijstelling krijgen, tenzij ze overgaan naar het holisme, de Zevendedagsadventisten, de wicca of andere groeperingen voor wie de vrijstelling op grond van levensbeschouwing geldt.

Positieve invloed
Niet in Nederland, maar in de Verenigde Staten en in Engeland, is een aantal grootschalige onderzoeken gedaan naar de effectiviteit van thuisonderwijs. In het kort komt het hier op neer dat kinderen die thuisonderwijs hebben gekregen zich in schoolvorderingen én in hun sociale en emotionele ontwikkeling in positieve zin van hun op school onderwezen leeftijdsgenoten onderscheiden. Volgens sommige onderzoeken bedraagt de gemiddelde voorsprong in academisch opzicht zelfs meerdere jaren. Uit onderzoek blijkt ook dat het in resultaten niet uitmaakt of de ouders wel of geen onderwijsbevoegdheid hebben. Kinderen die thuisonderwijs krijgen, zijn bovendien gemiddeld genomen sociaal vaardiger en rijper. Ze hebben een positiever zelfconcept en vertonen minder gedragsproblemen. Doorslaggevend voor deze positieve resultaten is de veel efficiëntere een op een instructie en begeleiding van gemotiveerde ouders.

Het leren omgaan met elkaar (het sociale deel) en het leren hanteren van gevoelens (het emotionele deel) maakt binnen de periode dat een kind de basisschool bezoekt een grote ontwikkeling door. Omdat deze ontwikkeling tijdens de schoolperiode gebeurt, denken velen dat de school hierbij een onmisbare rol speelt. Er wordt vaak gedacht dat kinderen die niet naar school gaan, bedreigd worden in hun ontwikkeling op sociaal en emotioneel gebied. Maar waar in de maatschappij ben je de hele dag samen met leeftijdsgenoten (vaak ook nog met ongeveer dezelfde sociale achtergrond)?In 1992 publiceerde een Amerikaanse onderzoeker zijn onderzoek naar de sociale vaardigheden van twee groepen kinderen: schoolkinderen en kinderen die thuisonderwijs kregen. De uitkomst was dat schoolkinderen veel vaker storend gedrag vertoonden dan thuisgeschoolde kinderen. Schoolkinderen zien nogal wat agressief en ander negatief gedrag bij hun klasgenoten. Thuisgeschoolde kinderen hebben daar minder last van en oriënteren zich meer op voorbeelden die ze thuis om zich heen zien. Doordat er in Nederland al jaren een schoolplicht is, is de school in de ogen van veel mensen onmisbaar voor de sociale en emotionele ontwikkeling van een kind. De wetenschappelijke onderbouwing hiervoor ontbreekt.

Geef dus vrijstelling aan alle ouders die hun kind thuis goed en gestructureerd onderwijs willen geven. En zorg dat er controle komt op de navolging van de leerplicht, waardoor goed onderwijs gewaarborgd wordt.
A. Elsinga, ouder van kinderen die thuis les krijgen.

Bron: ND, 16-02-2011