Literaire producten zijn niet autonoom, zij vallen ook onder de Bijbelse norm.
LITERATUUR IN ZICHT!
Literatuuronderwijs mag weer. Die wetenschap geeft veel docenten Nederlands in het voortgezet onderwijs een gevoel van opluchting en nieuwe motivatie voor hun vak dat ze met de invoeringvan de tweede fase met lede ogen uitgehold zagen worden. Juist het lezen van boeken, het zich verdiepen in schrijvers en stromingen, het overbrengen van kennis en het aanmoedigen van leerlingen tot lezen gaf kleur aan hun vak. Veel leraren knapten af op de gevoelde ‘reductie van het vak Nederlands tot louter communicatieve vaardigheden’.
Nu er weer enige ruimte is voor literatuurgeschiedenis en het ‘lezen voor de lijst’ zijn er nieuwe kansen voor leraren en leerlingen. Dat vraagt naast motivatie en inspiratie ook om kwalitatief goede lesmethoden. Met dat doel voor ogen nam een aantal christendocenten in 2005 het initiatief voor een ‘eigen’ methode literatuurgeschiedenis, verhalen en gedichten die in 2008 verscheen onder de naam Literatuur in zicht!
Eigen methode noodzaak?
In de bovenbouw van het voortgezet onderwijs hebben scholen niet de gewoonte methoden voor de eigen, laten we zeggen christelijke kring te ontwikkelen. Een goede voorbereiding op de moderne maatschappij vraagt natuurlijk om gedegen kennismaking en soms pijnlijke confrontatie met opvattingen en verschijningsvormen in de samenleving en niet om wereldvreemde opvoeding en afscherming. Docenten hebben de taak jongeren hierin te begeleiden en te wapenen. De school biedt met alle vakken, maar zeker met godsdienst, Nederlands, maatschappijleer en geschiedenis volop gelegenheid tot verkenning, zodat leerlingen in een vervolgopleiding aan hogeschool en universiteit niet bij de eerste de beste slogan onderuitgaan. Maar dat neemt niet weg, dat men bij methodekeuze kritisch en selectief te werk moet gaan.
Bij het screenen van de bestaande methoden Nederlands stuitten de initiatiefnemers op lesboeken die ongelimiteerd teksten van schrijvers opnemen waarin het moderne levensgevoel tegelijkertijd zowel uitgangspunt als doel is en zonder enige kritische notie als volstrekt normaal wordt beschouwd. Lezers worden erin ondergedompeld. De keuze van de samenstellers lijkt ook nog eens bepaald door het doel zo heftig mogelijk te shockeren: lezen boeit alleen nog als alles mag en alles kan, geen taboes meer als het gaat over vloeken, schunnig taalgebruik, ongebreidelde seksualiteit, spot met God, de Bijbel en het christendom.
Natuurlijk geldt dat niet voor elke schrijver en elk werk, maar methodeschrijvers kiezen nogal eens voor auteurs die baanbrekend en spraakmakend zijn. Van Wolkers en Reve, de koplopersvan de moderniteit in de jaren ’70 zijn de meesten wel op de hoogte, maar daarna is het voortgegaan. Wie vandaag leest wat uit het werk van Zwagerman en Giphart opgenomen is, zal de vraag voelen opkomen: lees ik nu porno of literatuur? Voorheen namen methodeschrijvers teksten op waaronder stond: naar…. Je wist dan, dat een tekst aangepast was. Vloeken konden zo verwijderd worden. Dat is allemaal voorbij.
Bijbelse normen
Kritiek spuien is een ding, maar wat stelt de christelijke kring er tegenover? Eindredacteur Leo Kosten verwoordt het zo:
‘Waar staan wij voor? Voor goed onderwijs, waarin onze identiteit uitkomt. Als we met de moderne methodes alleen maar moeten zeggen, dat het literaire werk volgens Bijbelse principes niet deugt, zijn we niet goed bezig. Zeker, het element van waarschuwen en onderscheiden van de geesten hoort bij ons vak. Wij willen dat niet kwijt. Maar graag zullen wij ook laten horen wat dan wel goed is. Juist in het laatste decennium is er goed christelijk werk verschenen, dat geen vermelding krijgt in een seculiere methode. Wat wij willen? De aandacht voor identiteitsvreemde auteurs verminderen en zeker aandacht vragen voor positief-christelijke auteurs. Van het laatste decennium noemen we onder andere de volgende prozaïsten: Louis Krüger, Pieter Nouwen, Ronald Westerbeek, Vonne van der Meer Marianne Witvliet en Jaap Zijlstra. Als dichters die kwaliteit leveren, vermelden we alleen de namen van Koos Geerds en Henk Knol.’
Conclusie: een literatuurmethode voor de christelijke school anno 2009 zal er beslist anders uitzien dan wat de markt biedt. Dat komt onder andere door de nadruk die deze school blijft leggen op het lezen, door het accent dat ze legt op wat christenen in verschillende tijden hebben voortgebracht, maar ook door de kritische blik die ze werpt op de literaire producten die in de loop der eeuwen door kunstenaars voortgebracht zijn. De leerstof geeft aanknopingspunten voor kennismaking met seculiere schrijvers in het kader van toerusting en vorming. Bij het bespreken van literatuur is Gods Woord het richtsnoer, omdat het uitgangspunt is dat literaire producten niet autonoom zijn, zij vallen ook onder de Bijbelse norm.
Lezen
Over de waarde van lezen zeggen de auteurs-samenstellers in hun visie op literonderwijs mooie dingen:
‘Lezen is een nuttige bezigheid. Een van de doelstellingen van het literatuuronderwijs is het kweken van ontvankelijkheid voor het (literaire) woord. Wie leert goed verhalen te lezen, oefent zich daarmee in een belangrijke vaardigheid. Wie stijlen en vormgevingen verkent, doet belangrijke ontdekkingen voor zichzelf. Receptie kan leiden tot productie.
De leerlingen zullen hun referentiekader verbreden door kennis te nemen van literatuur. Elke keer als ze een boek lezen, gebeurt dat. De ene keer wordt er een geografische grens verkend, een andere keer is het een historische. Reisliteratuur en koloniale literatuur zijn voorbeelden van de eerste verkenning, een historische roman en romans en gedichten uit het verleden zijn voorbeelden van een tweede verkenning. Wie leest, maakt kennis met het onbekende. Dat daagt uit, stimuleert en zorgt er ook voor, dat leerlingen leren vergelijken en relativeren.
Lezen is ook een aangename bezigheid. In deze eeuw met zo veel zogenaamde vrije tijd is het goed, leerlingen de waarde van lezen bij te brengen. Veel tijd wordt er opgeslokt door media die het beeld een dominante plaats toekennen. Het beeld kan enerzijds erg confronterend en diepborend zijn, maar aan de andere kant geldt, dat het zien van veel beelden de oppervlakkigheid in de hand werkt. In een tijd van ontlezing die beeldgericht is, willen wij leesplezier stimuleren en een goede leessmaak bevorderen. Lezen brengt tot verwondering: door woorden worden gedachten en beelden opgeroepen, vergezichten gevormd. Maar lezen draagt ook bij aan de vorming van de persoonlijkheid, zeker in de puberteit.’
De taak van de docent Nederlands is in het literatuuronderwijs een zeer wezenlijke. Ook al beschikt hij over een goede methode, dan nog is hij degene die als gids zijn leerlingen binnenleidt in de fascinerende wereld van de literatuur en die verrassende, verwonderingwekkende vergezichten laat zien. Als opvoeder levert de docent een bijdrage aan de persoonlijke ontwikkeling, de literaire smaakontwikkeling en vorming van leerlingen.
Inhoud
Bekijken we de leergang Literatuurgeschiedenis, dan krijgen teksten uit voorgaande eeuwen weer volop de aandacht vanuit het principe dat het heden alleen goed te begrijpen is uit grondige kennismaking met het verleden. De Nederlandse literatuurschat, waarvoor niemand zich hoeft te schamen, mag niet in de vergetelheid raken. Ze getuigt namelijk ook van de christelijk-joodse traditie waardoor de beschaving van West-Europa eeuwenlang is gestempeld. Het boek volgt de chronologie van de verschenen werken in acht hoofdstukken, van middeleeuwen tot de periode vanaf 1980. Het vwo kan deze leerstof over drie jaar verdelen, het havo over twee jaar.
Twee belangwekkende hoofdstukken over literatuur sluiten de editie af, nl. Info en kritiek enEthiek. In het eerste gaat het over recensies van boeken en de waarde daarvan, in het laatste komen thema’s aan de orde als ‘God in de moderne literatuur’, ‘Modern leven en seks’ en ‘Vloeken in de moderne literatuur’. Tekstfragmenten geven voldoende stof en aanleiding om met leerlingen hierover in gesprek te gaan.
Heeft de keuze voor het opnemen van werken van christen-auteurs niet het gevaar in zich dat aan de kwaliteitscriteria concessies wordt gedaan? Oordeelt u zelf: het eerste gedicht hieronder is van predikant-dichter Jaap Zijlstra en is in deze methode opgenomen. De inleidende tekst vertelt leerlingen, dat ze erop bedacht moeten zijn dat woorden polyinterpretabel zijn. Dat wil zeggen: er liggen meer betekenissen in de woorden verborgen dan je op het eerste gezicht ziet. Wie aan het graven gaat, zal steeds meer ontdekken. En dat is juist een van de wezenlijke kenmerken van literatuur: het blijft gedachten en verbeeldingen opleveren. En natuurlijk kan je niet om de Bijbelse geschiedenis uit Genesis 32 heen voor het volledige begrip.
Pniël
Gestalte,
ik geef mij gewonnen,
overvleugel mij,
klapwiek mij neer.
Deze nacht
– een doorwaadbare plaats
in de stroom van de tijd –
heeft U de hand aan mij gelegd.
Ik, de geslepene
– een edelsteen aan Gods vinger,
een scherpe steen in de slinger –
een geraakte ben ik geworden.
Gedoopt met een nieuwe naam
– een sjibboleth –
klim ik uit het water,
kom ik aan het licht.
Ik laat het stromen over mijn gezicht,
over mijn handen
en mijn nieuwe land,
ik, Israël.
Ook de keuze uit de gedichten van Ida Gerhardt zet lezers aan het denken. Het gedicht Ichthusuit de bundel Het levend Monogram heeft onmiskenbaar een religieuze ondertoon en een enorme zeggingskracht.
Ichthus
De vis, getrokken door mijn hand
en éven vrij nog van de golven,
zal straks gewist zijn van het strand
en door de grote vloed bedolven.
Maar in het water, dat hem nam
zwemt levende het Monogram.
Geheime trek van tij en maan:
Hij zal op alle kusten staan.
Prachtig toch? Lezen, herlezen, zachtjes voor jezelf opzeggen, declameren: het schept alleen maar meer vreugde. Dat gunt Literatuur in zicht! aan alle gebruikers.
drs. Arie van Groningen
senior onderwijsadviseur /oavo
Driestar-educatief
allah en God?
Allah en God gelijkstellen strijdt met eerste gebod
Een predikant uit de PKN, ds. Peter Pit, gaat ervan uit, dat God en Allah dezelfde zijn. Hij vindt het ‘onzinnig’ om je af te vragen of Allah en de God van de Bijbel twee verschillende goden zijn. Ds. Bas Luiten, vrijgemaakt gereformeerd predikant in Zwolle, geeft een weerwoord.
Eén God
Inderdaad is er maar één God. Toch verbiedt God ons andere goden te aanbidden. Bestaan die andere goden dan? Nee en ja. Ze bestaan, omdat en voor zover mensen die bedenken. Al die goden hebben ook namen. Het ligt voor de hand dat die meestal te maken hebben met de hoogste macht, het ontstaan van de aarde en haar vruchtbaarheid. Dus lijken al die namen op elkaar. Ook kan de enige ware God met meerdere namen worden aangeduid, in allerlei talen en culturen. Dat zou verwarring kunnen geven, ware het niet dat Hij zichzelf noemt naar zijn werken. Zo presenteert Hij zichzelf in de Tien Geboden als de God die zijn volk uit Egypte heeft geleid. Daaraan is Hij herkenbaar. Iedere god die dat niet heeft gedaan, is een andere god. Vervolgens bleef het niet bij een uittocht uit het diensthuis toen. God geeft ons een uittocht uit het rijk der duisternis, uit de macht van de satan en de dood. Die bevrijding schenkt Hij ons in en door zijn geliefde Zoon, Jezus Christus. Iedere god die dat niet doet, is een andere god. We moeten dus uitgaan van zijn openbaring. Pit gaat in zijn bijdrage voorbij aan wat God over Zichzelf zegt. Pit gaat uit van ervaring, van wat mensen over God zeggen.
Vader en Zoon
Nu mag ik niet oordelen over harten van mensen, over wie behouden zal worden en wie niet. Daarover wil ik dan ook geen enkele uitspraak doen. Dat even als kanttekening, om niet verkeerd over te komen. Want het is een ingrijpend woord, dat God ons ter verkondiging geeft. Ik hoor Jezus Christus zeggen tot de joden die Hem verwerpen, dat zijn Vader daarom niet hun Vader is. De god die zij aanbidden is niet de Vader van Jezus Christus (Johannes
8:37-47). Dit is Gods eigen woord. De Geest zegt: ‘Ieder die de Zoon niet erkent, heeft ook de Vader niet. Wie de Zoon erkent, heeft ook de Vader’ (1 Johannes 2:23). Vader en Zoon zijn één, ze zijn niet los verkrijgbaar. Dat geldt voor alle mensen, ook voor joden en moslims die Jezus Christus niet als Zoon van God en als Verlosser aanvaarden. Jezus Christus is voor iedere christen de herkenning van de enige ware God. Hij is de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader dan door Hem. Daarom rust op ons de verantwoordelijkheid, zijn getuigen te zijn en de volken tot zijn leerlingen te maken. Toen onze Heer Jezus verscheen aan Paulus, om hem tot zijn dienaar te maken, zei Hij: ,,Ik zal je daarbij beschermen tegen je eigen volk en tegen de heidenen, naar wie Ik je uitzend om hun de ogen te openen, zodat ze zich van de duisternis naar het licht keren, en van de macht van satan naar God. Door het geloof in Mij zullen ze vergeving van hun zonden krijgen, en samen met allen die mij toebehoren, zullen ze deel krijgen aan mijn koninkrijk’ (Handelingen 26:17-18). Hier blijkt zonneklaar, dat er bekering zal zijn van de afgoden naar de enige ware God, uit de duisternis naar het licht, uit het rijk van satan naar het koninkrijk van God. Hoe? Door geloof in Jezus Christus! Dat is cruciaal. Paulus schrijft aan de Efeziërs dat zij in de tijd dat ze Christus niet kenden, zonder hoop en zonder God (!) leefden in deze wereld (Ef. 2:12). Geen sprake dus van een glijdende schaal, zo van ‘zonder Christus ken je God een beetje en met Christus ken je Hem helemaal.’ Nee, wie de Zoon niet heeft, heeft ook de Vader niet.
Religieus gevoel
Dat laat onverlet dat Paulus kan inspelen op aanwezige kennis en een religieus gevoel, zoals bijvoorbeeld in Athene. Maar dat is een ander verhaal, zoals ook de vraag hoe wij moslims het beste kunnen benaderen. Wat in de opdracht van Paulus cruciaal is, is het voor Pit niet. In zijn artikel gaat hij volledig aan Jezus Christus voorbij. Op die manier verdedigt hij zijn stelling dat God en Allah dezelfde zijn. De afstand tot de islam is voor hem niet groter dan het verschil tussen vrijgemaakt-gereformeerd en evangelisch. Daarmee ontkent hij het wezenlijke onderscheid tussen onchristelijk en christelijk. In de afgelopen dagen heb ik intensief mailwisseling gehad, eerst met de redactie, vervolgens ook met Peter Pit. Want wat hier gebeurt, is naar mijn diepe overtuiging ontheiliging van God. Hij is de Vader van onze Heer Jezus Christus, zijn geliefde Zoon, die aan het kruis gestorven is tot redding van velen. Hij geeft zijn eer aan geen ander. Hem gelijkstellen aan een god zonder zoon is volgens mij zonde tegen het eerste gebod. Schrijf ik nu mijn opinie? Ik meen te schrijven vanuit het hart van ons algemeen, ontwijfelbaar christelijk geloof.
Bron: ND, 9 september ’09
brief aan de ouders
Dr. Lothar Gassmann richt zich in een open brief tot de ouders, waarin hij de verantwoordelijkheid voor de jonge mensen benadrukt.
Open brief aan ouders
“En toen Jezus de scharen zag, werd hij met ontferming over hen bewogen, daar zij voorgejaagd en afgemat waren, als schapen die geen herder hebben” (Mattheus 9: 36).
Lieve ouders,
Als je nu door de straten van onze steden en dorpen gaat, word je met ontferming bewogen.
Je ziet steeds vaker jongeren met een lege blik in de ogen, slordig haar, perverse sieraden en kapotte kleding. Al je hun naar hun hobby’s vraagt, krijg je te horen: disco’s, feesten, dansen en plezier maken. Steeds meer jongeren komen in de ban van alcohol, nicotine en andere drugs, van rock-, techno-, en hiphopmuziek, van frustratie, agressie, occultisme en seksuele ontucht. Het zijn mensen met ontwrichte gedachten die niet tot geloven in staat zijn (2Tim 3:8).
Waren ze nu altijd al zo? Nee, maar ze worden zo gemaakt – door invloeden in hun omgeving, vooral door slechte voorbeelden van bepaalde “jongerenbladen” in de muziekscene en in de massamedia, waar tegenwoordig geen taboes meer bestaan, maar waar naar het motto “alles is geoorloofd” gehandeld wordt. Hier groeit in een groot deel van onze maatschappij een generatie op die met God en met Zijn Woord niet of nauwelijks iets weet te beginnen, die van het reddende geloof ruw afgehouden of weer afgebracht wordt.
Deze mensen zijn verleid en in de strik van satan geraakt. Voor hun verleiders, of het nu bepaalde rocksterren en dj’s, schrijvers van occulte boeken en pornografische jongerentijdschriften of makers van tv- en radioprogramma’s zijn, geldt het woord van Jezus Christus: “Maar een ieder, die één dezer kleinen, die in Mij geloven, tot zonde verleidt, het zou beter voor hem zijn, dat een molensteen om zijn hals was gehangen en hij verzwolgen was in de diepte der zee. Wee de wereld om de verleidingen tot zonde. Want er moeten verleidingen komen, maar wee de mens, door wie de verleiding komt” (Mattheus 18: 6,7).
Voor degenen die verleid zijn, geldt echter: “En toen Jezus het volk zag, werd hij met ontferming over hen bewogen: daar zij voortgejaagd en afgemat waren, als schapen die geen herder hebben.”
Jezus veracht de mensen die nog ver weg zijn, jong of oud, niet. Hij weent om hen. Ze doen hem verdriet. Hij spreidt Zijn liefde over hen uit en nodigt hen op deze manier uit terug te komen van de verkeerde weg. Hij wil ook hun Redder en Verlosser zijn. Het heil en het eeuwige leven is ook voor hen. Jezus Christus zegt: “Zij, die gezond zijn, hebben geen geneesheer nodig, maar zij, die ziek zijn. Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars, tot bekering” (Lucas 5: 31,32).
Wenen ook wij om de verlorenen, die nog ver van Christus leven? Zoeken we hen op? Vertellen we hun, dat er een vervuld leven mogelijk is, een leven ver van drugs en alle vormen van onreinheid en verslaving, een leven in liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid en zelfbeheersing (Gal 5: 22 e.v.). Leven we het hun voor?
Laten we creatief zijn omwille van de verlorenen, uit liefde. We hebben hun betere alternatieven te bieden:
Jezus weent, want ze zijn als schapen die geen herder hebben. En eens waren wij allemaal ook zo. Maar de Heer heeft ons, terwijl wij nog midden in de wereld leven, door zijn liefde uit deze wereld getrokken, zodat wij Hem en elkaar in liefde kunnen dienen.
Laten wij ook degenen die nog ver van Hem zijn in liefde tot onze Heer en Heiland Jezus Christus leiden.
Jezus Christus is Heer!!
Dr. Lothar Gassmann
Deze brief is een uittreksel uit de brochure: “Onze kinderen en de tijdgeest. Wat komt op onze kinderen af, hoe kunnen we hen helpen?”
LITERATUUR IN ZICHT!
Literaire producten zijn niet autonoom, zij vallen ook onder de Bijbelse norm.
LITERATUUR IN ZICHT!
Literatuuronderwijs mag weer. Die wetenschap geeft veel docenten Nederlands in het voortgezet onderwijs een gevoel van opluchting en nieuwe motivatie voor hun vak dat ze met de invoeringvan de tweede fase met lede ogen uitgehold zagen worden. Juist het lezen van boeken, het zich verdiepen in schrijvers en stromingen, het overbrengen van kennis en het aanmoedigen van leerlingen tot lezen gaf kleur aan hun vak. Veel leraren knapten af op de gevoelde ‘reductie van het vak Nederlands tot louter communicatieve vaardigheden’.
Nu er weer enige ruimte is voor literatuurgeschiedenis en het ‘lezen voor de lijst’ zijn er nieuwe kansen voor leraren en leerlingen. Dat vraagt naast motivatie en inspiratie ook om kwalitatief goede lesmethoden. Met dat doel voor ogen nam een aantal christendocenten in 2005 het initiatief voor een ‘eigen’ methode literatuurgeschiedenis, verhalen en gedichten die in 2008 verscheen onder de naam Literatuur in zicht!
Eigen methode noodzaak?
In de bovenbouw van het voortgezet onderwijs hebben scholen niet de gewoonte methoden voor de eigen, laten we zeggen christelijke kring te ontwikkelen. Een goede voorbereiding op de moderne maatschappij vraagt natuurlijk om gedegen kennismaking en soms pijnlijke confrontatie met opvattingen en verschijningsvormen in de samenleving en niet om wereldvreemde opvoeding en afscherming. Docenten hebben de taak jongeren hierin te begeleiden en te wapenen. De school biedt met alle vakken, maar zeker met godsdienst, Nederlands, maatschappijleer en geschiedenis volop gelegenheid tot verkenning, zodat leerlingen in een vervolgopleiding aan hogeschool en universiteit niet bij de eerste de beste slogan onderuitgaan. Maar dat neemt niet weg, dat men bij methodekeuze kritisch en selectief te werk moet gaan.
Bij het screenen van de bestaande methoden Nederlands stuitten de initiatiefnemers op lesboeken die ongelimiteerd teksten van schrijvers opnemen waarin het moderne levensgevoel tegelijkertijd zowel uitgangspunt als doel is en zonder enige kritische notie als volstrekt normaal wordt beschouwd. Lezers worden erin ondergedompeld. De keuze van de samenstellers lijkt ook nog eens bepaald door het doel zo heftig mogelijk te shockeren: lezen boeit alleen nog als alles mag en alles kan, geen taboes meer als het gaat over vloeken, schunnig taalgebruik, ongebreidelde seksualiteit, spot met God, de Bijbel en het christendom.
Natuurlijk geldt dat niet voor elke schrijver en elk werk, maar methodeschrijvers kiezen nogal eens voor auteurs die baanbrekend en spraakmakend zijn. Van Wolkers en Reve, de koplopersvan de moderniteit in de jaren ’70 zijn de meesten wel op de hoogte, maar daarna is het voortgegaan. Wie vandaag leest wat uit het werk van Zwagerman en Giphart opgenomen is, zal de vraag voelen opkomen: lees ik nu porno of literatuur? Voorheen namen methodeschrijvers teksten op waaronder stond: naar…. Je wist dan, dat een tekst aangepast was. Vloeken konden zo verwijderd worden. Dat is allemaal voorbij.
Bijbelse normen
Kritiek spuien is een ding, maar wat stelt de christelijke kring er tegenover? Eindredacteur Leo Kosten verwoordt het zo:
‘Waar staan wij voor? Voor goed onderwijs, waarin onze identiteit uitkomt. Als we met de moderne methodes alleen maar moeten zeggen, dat het literaire werk volgens Bijbelse principes niet deugt, zijn we niet goed bezig. Zeker, het element van waarschuwen en onderscheiden van de geesten hoort bij ons vak. Wij willen dat niet kwijt. Maar graag zullen wij ook laten horen wat dan wel goed is. Juist in het laatste decennium is er goed christelijk werk verschenen, dat geen vermelding krijgt in een seculiere methode. Wat wij willen? De aandacht voor identiteitsvreemde auteurs verminderen en zeker aandacht vragen voor positief-christelijke auteurs. Van het laatste decennium noemen we onder andere de volgende prozaïsten: Louis Krüger, Pieter Nouwen, Ronald Westerbeek, Vonne van der Meer Marianne Witvliet en Jaap Zijlstra. Als dichters die kwaliteit leveren, vermelden we alleen de namen van Koos Geerds en Henk Knol.’
Conclusie: een literatuurmethode voor de christelijke school anno 2009 zal er beslist anders uitzien dan wat de markt biedt. Dat komt onder andere door de nadruk die deze school blijft leggen op het lezen, door het accent dat ze legt op wat christenen in verschillende tijden hebben voortgebracht, maar ook door de kritische blik die ze werpt op de literaire producten die in de loop der eeuwen door kunstenaars voortgebracht zijn. De leerstof geeft aanknopingspunten voor kennismaking met seculiere schrijvers in het kader van toerusting en vorming. Bij het bespreken van literatuur is Gods Woord het richtsnoer, omdat het uitgangspunt is dat literaire producten niet autonoom zijn, zij vallen ook onder de Bijbelse norm.
Lezen
Over de waarde van lezen zeggen de auteurs-samenstellers in hun visie op literonderwijs mooie dingen:
‘Lezen is een nuttige bezigheid. Een van de doelstellingen van het literatuuronderwijs is het kweken van ontvankelijkheid voor het (literaire) woord. Wie leert goed verhalen te lezen, oefent zich daarmee in een belangrijke vaardigheid. Wie stijlen en vormgevingen verkent, doet belangrijke ontdekkingen voor zichzelf. Receptie kan leiden tot productie.
De leerlingen zullen hun referentiekader verbreden door kennis te nemen van literatuur. Elke keer als ze een boek lezen, gebeurt dat. De ene keer wordt er een geografische grens verkend, een andere keer is het een historische. Reisliteratuur en koloniale literatuur zijn voorbeelden van de eerste verkenning, een historische roman en romans en gedichten uit het verleden zijn voorbeelden van een tweede verkenning. Wie leest, maakt kennis met het onbekende. Dat daagt uit, stimuleert en zorgt er ook voor, dat leerlingen leren vergelijken en relativeren.
Lezen is ook een aangename bezigheid. In deze eeuw met zo veel zogenaamde vrije tijd is het goed, leerlingen de waarde van lezen bij te brengen. Veel tijd wordt er opgeslokt door media die het beeld een dominante plaats toekennen. Het beeld kan enerzijds erg confronterend en diepborend zijn, maar aan de andere kant geldt, dat het zien van veel beelden de oppervlakkigheid in de hand werkt. In een tijd van ontlezing die beeldgericht is, willen wij leesplezier stimuleren en een goede leessmaak bevorderen. Lezen brengt tot verwondering: door woorden worden gedachten en beelden opgeroepen, vergezichten gevormd. Maar lezen draagt ook bij aan de vorming van de persoonlijkheid, zeker in de puberteit.’
De taak van de docent Nederlands is in het literatuuronderwijs een zeer wezenlijke. Ook al beschikt hij over een goede methode, dan nog is hij degene die als gids zijn leerlingen binnenleidt in de fascinerende wereld van de literatuur en die verrassende, verwonderingwekkende vergezichten laat zien. Als opvoeder levert de docent een bijdrage aan de persoonlijke ontwikkeling, de literaire smaakontwikkeling en vorming van leerlingen.
Inhoud
Bekijken we de leergang Literatuurgeschiedenis, dan krijgen teksten uit voorgaande eeuwen weer volop de aandacht vanuit het principe dat het heden alleen goed te begrijpen is uit grondige kennismaking met het verleden. De Nederlandse literatuurschat, waarvoor niemand zich hoeft te schamen, mag niet in de vergetelheid raken. Ze getuigt namelijk ook van de christelijk-joodse traditie waardoor de beschaving van West-Europa eeuwenlang is gestempeld. Het boek volgt de chronologie van de verschenen werken in acht hoofdstukken, van middeleeuwen tot de periode vanaf 1980. Het vwo kan deze leerstof over drie jaar verdelen, het havo over twee jaar.
Twee belangwekkende hoofdstukken over literatuur sluiten de editie af, nl. Info en kritiek enEthiek. In het eerste gaat het over recensies van boeken en de waarde daarvan, in het laatste komen thema’s aan de orde als ‘God in de moderne literatuur’, ‘Modern leven en seks’ en ‘Vloeken in de moderne literatuur’. Tekstfragmenten geven voldoende stof en aanleiding om met leerlingen hierover in gesprek te gaan.
Heeft de keuze voor het opnemen van werken van christen-auteurs niet het gevaar in zich dat aan de kwaliteitscriteria concessies wordt gedaan? Oordeelt u zelf: het eerste gedicht hieronder is van predikant-dichter Jaap Zijlstra en is in deze methode opgenomen. De inleidende tekst vertelt leerlingen, dat ze erop bedacht moeten zijn dat woorden polyinterpretabel zijn. Dat wil zeggen: er liggen meer betekenissen in de woorden verborgen dan je op het eerste gezicht ziet. Wie aan het graven gaat, zal steeds meer ontdekken. En dat is juist een van de wezenlijke kenmerken van literatuur: het blijft gedachten en verbeeldingen opleveren. En natuurlijk kan je niet om de Bijbelse geschiedenis uit Genesis 32 heen voor het volledige begrip.
Pniël
Gestalte,
ik geef mij gewonnen,
overvleugel mij,
klapwiek mij neer.
Deze nacht
– een doorwaadbare plaats
in de stroom van de tijd –
heeft U de hand aan mij gelegd.
Ik, de geslepene
– een edelsteen aan Gods vinger,
een scherpe steen in de slinger –
een geraakte ben ik geworden.
Gedoopt met een nieuwe naam
– een sjibboleth –
klim ik uit het water,
kom ik aan het licht.
Ik laat het stromen over mijn gezicht,
over mijn handen
en mijn nieuwe land,
ik, Israël.
Ook de keuze uit de gedichten van Ida Gerhardt zet lezers aan het denken. Het gedicht Ichthusuit de bundel Het levend Monogram heeft onmiskenbaar een religieuze ondertoon en een enorme zeggingskracht.
Ichthus
De vis, getrokken door mijn hand
en éven vrij nog van de golven,
zal straks gewist zijn van het strand
en door de grote vloed bedolven.
Maar in het water, dat hem nam
zwemt levende het Monogram.
Geheime trek van tij en maan:
Hij zal op alle kusten staan.
Prachtig toch? Lezen, herlezen, zachtjes voor jezelf opzeggen, declameren: het schept alleen maar meer vreugde. Dat gunt Literatuur in zicht! aan alle gebruikers.
drs. Arie van Groningen
senior onderwijsadviseur /oavo
Driestar-educatief
ramadan
Vasten in de maand ramadan
Uitleg begrip
De ramadan is de 9e maand van het islamitische maanjaar. Het is de vijfde ‘zuil’ van de islam en voor moslims een heilige maand. Immers, in deze maand zou Mohammed door de engel Gabriël zijn eerste openbaring van de koran ontvangen hebben, in de 27e “nacht van de bestemming”[1]. Nergens wordt het wezen van de islam – de oefening van gehoorzaamheid en onderwerping onder de wil van Allah – zo duidelijk als in de vastenmaand ramadan”[2]. Deze verplichte vasten is als een “innerlijke voorbereiding op het persoonlijk aannemen van Allahs geopenbaarde woorden. … Het wordt tot toetssteen van de onderwerping aan Allah. In enkele islamitische landen wordt iedere moslim met gevangenisstraf vervolgd, die openlijk deze vasten breekt”[3]. Omdat de islamitische tijdrekening het maanjaar volgt, dat elf dagen korter is dan het zonnejaar, verandert het begin van de ramadan door alle jaargetijden heen. Moslims moeten zich van zonsopgang tot zonsondergang onthouden van vast en vloeibaar voedsel, van roken en van geslachtsverkeer… Deze verplichte vasten is een “innerlijke voorbereiding op het persoonlijk aannemen van Allahs geopenbaarde woorden… De ramadan eindigt met drie dagen ‘feest van het breken van de vasten’, bij de Turken ‘suikerfeest’ genoemd. Tijdens de ramadan moeten alle moslims wel wereldwijd zich “als een gesloten strijdgemeenschap” tegen niet-moslims aaneensluiten, maar het strijden zelf is dan “een ernstig vergrijp”(2:217)[4]. Militante moslims houden zich echter niet aan de traditionele wapenstilstand in de ramadan. Na de ramadan is de situatie totaal anders: “Wanneer de heilige maanden voorbij zijn, dood dan hen die Allah iemand anders als goddelijk toevoegt, waar u hen ook maar vindt; grijpt hen, omsingelt hen en loert op hen (andere vertaling: stelt een valkuil voor hen op)!” (9:5). Dit vers in de koran wordt veelzeggend het zwaardvers genoemd.
Ramadan of Bethlehem
Wanneer we de islamitische betekenis van de ramadan tot ons laten doordringen, dan kunnen we als wedergeboren christenen over de ramadan alleen maar bedroefd en bezorgd zijn. De nacht van de 27e van die maand is de ‘heilige nacht’ van de islam, die “beter is dan duizend nachten” door de openbaring van de koran. Christenen daarentegen vieren een heel ander herdenkingsfeest: de geboorte van Jezus Christus in Bethlehem, anders gezegd: Gods Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond. Dat inspireerde tot het lied: “Stille nacht, heilige nacht”. Jezus Christus is “het Woord Gods” in Persoon (Op 19:13) – niet de koran. Jezus Christus is Gods laatste Woord, “het woord der Waarheid” (Joh 17:17) – niet Mohammed. Christenen gedenken niet een boek, maar een Persoon, Gods Zoon, die mens geworden was om te zoeken en redden wat verloren is en uiteindelijk om in onze plaats de rechtvaardige straf van de heilige God op onze zonden aan het kruis op Golgotha op Zich te nemen. Kunnen we als christenen dan wel met onze klas, onze jeugdkring, onze gemeente enz. deelnemen aan de islamitische ramadan en ‘vieren’ dat een antichristelijke profeet een antichristelijke en antisemitische openbaring zou hebben gekregen, die niet alleen Jezus’ historische zoendood aan het kruis en Zijn opstanding uit de doden ontkent, maar vooral ook Jezus Christus als Gods Zoon loochent en onze medegelovigen onder de ex-moslims, die Hem als zodanig belijden, met de doodstraf bedreigt?
ZA-ZEN
Hoe handel je, als je tijdens een reïntegratieproces in aanraking komt met za-zenboeddhisme?
Achtergrond
Za-zen heeft haar wortels en bronnen in het boeddhisme, wat direct zichtbaar is in de toegepaste methodiek en de denkwijze. Daarmee is zij niet vrijblijvend, immers zich met zazen bezighouden bedrijft actief afgoderij. Dat vereist uitleg. ‘Za’ betekent ‘zitten’ en ‘zen’ betekent ‘concentratie’. Men beoogt door een speciale zittende houding geest, ziel en lichaam één te maken met de zgn. kosmos (het zgn. universele bewustzijn), een innerlijke revolutie teweeg brengen door de spirituele invloed op de mens (geest, ziel en lichaam). Kort samengevat: za-zen heeft diverse direct aan het occultisme gerelateerde technieken. Feitelijk is het niets anders dan een verkapte oosterse manier van spiritisme.
Via een juiste zittende houding (shikantaza) moet de beoefenaar zijn gedachten en denken uitschakelen. Hulpmiddel wordt de beademing genoemd (dit is ‘chi’ of ‘ki’ de goddelijke adem van de god Tao en bekend uit bijv. Tai Chi). In combinatie met de zittende houding ‘borrelen nu allerlei wijsheden op’ in het ‘fysieke lichaam’. Let op het volgende citaat: “Tijdens za-zen komen allerlei beelden, gedachten en hersenspinsels op uit het onbewuste. We laten ze voorbijgaan, zoals de wolken aan de hemel voorbijkomen en uit het zicht verdwijnen. Wanneer we stoppen met onze persoonlijke gedachten te onderhouden, verschijnt het ‘hishiryo – bewustzijn’, het bewustzijn dat denken en niet-denken overstijgt.”
In hishiryo wordt een hoogst onchristelijke manier van denken zichtbaar. Dit begrip kan omschreven worden als ‘denken uit de diepte van het niet denken’, maar ook ’denken is niet denken’. Het Bijbels denken kenmerkt zich juist door actief nadenken en overdenken. Niet een vaag opborrelen van niet of moeilijk te traceren of te specificeren bronnen uit het rijk der duisternis.
In een persoonlijk gesprek gaf een sensei (leermeester) toe, dat hij wel degelijk geleidegeesten had, die op den duur ‘ondeugend’ werden en ook spraken, als hij niet mediteerde: ondeugend, maar ook (!) dwingend en soms zelfs agressief. Aan hem heb ik het Evangelie uitgelegd, want hij verlangt naar innerlijke rust en ECHTE waarheid.
Tenslotte
Een paar dingen op een rij. Het oproepen van oncontroleerbare geesten (door te stoppen met nadenken en hen toegang te verschaffen via houding, meditatie en domweg er hierdoor om te vragen). De methode staat haaks op het Bijbels denken. Denk na, bestudeer en kies bewust! Hoe kan een zgn. goede boodschap/methode leiden tot een hoogst agressieve gevechtssport? Zelf heb ik voor ik christen was aan de aanverwante Taekwondo en Tai Chi gedaan. Beide gevechtssporten zijn aan za-zen verwant en dus eveneens occult. Boeddhisme heeft alles te maken met reïncarnatie. Alle meditaties dienen dit doel en de uitwerking is juist (!) eerst zichtbaar in het volgende leven! Door metaforen te gebruiken wordt za-zen ‘bruikbaar’ gemaakt voor het westers denken, waarbij zij de suggestie wekt dezelfde waarden en normen te hebben. Dit is een leugen!
E. L.
Bovenstaand artikel is gezonden naar een persoon die in een reïntegratietraject van de Sociale Dienst met een weerbaarheidstraining met deze meditatie te maken kreeg. De bedoeling was om de deelnemers fit aan het werk te krijgen. De leraar was een Japanse gevechtssporter, die op za-zen-manier de cursisten weerbaar probeerde te maken!
Afweging
De cursisten moesten op de knieën zitten en met de handen in een bepaalde stand en dan tot rust komen. De leraar boog uit respect voor portretten van Japanse gevechtssporters. De persoon in kwestie besloot om niet meer mee te doen. Vanuit de cursusleiding was dit okay, maar het telefoongesprek met de sportleraar stond haaks hierop. ”Ik haalde het meest uit de cursus door aan alles mee te doen, anders miste ik belangrijke dingen. En als ik niet wilde buigen, dan was dat wel akkoord. Maar aan de andere dingen moest ik gewoon meedoen.” Na informatie leerde ik de achtergronden kennen. Door het stil zitten en daarbij gedachten en denken uitschakelen, concentreer je je op de ademhaling. En dat is “ki”, de energie van de adem van de god Tao, (bekend uit Tai Chi.) De sportleraar heeft gelijk, als hij zegt, dat als je hier niet aan mee doet, je niet het optimale effect uit de training haalt. Eigenlijk geef je je ziel over aan afgoden, zodat zij jou kracht geven! De conclusie was dat ik ook aan het sporten niet meer kon meedoen!
Daarna heb ik een mail gestuurd naar de Sociale Dienst, dat ik gewetensbezwaren had en dat ik wel een andere sport wilde. Wel moest ik 2 keer aangeven, dat ik gewetensbezwaard was. Men probeerde me alsnog mee te laten doen, omdat het volgens de Dienst niet religieus was. Het steeds hebben over “lekker in je energie komen” en “tot rust komen” is voor mij een teken aan de wand! Gelukkig kan ik inmiddels naar een andere sport. Ik hoop, dat ook mijn cursusgenoten hier steeds minder zin in krijgen en dat ze voor zover als mogelijk beschermd worden! Iemand gaf al aan, dat ze ook liever fitnes deed. Ik geniet stilletjes van zo’n uitspraak, want wie weet, komen ze ook tot inzicht! Ik weet nu wat voor mij de weg is. Ik ging hem liever niet. Ik weet, dat ik van deze zonde gereinigd kan worden. “Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om onze zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid” 1 Joh1:9. Ik ben me meer bewust geworden van de strijd, maar ook meer van de waarheid.”
D.
Als christen leven in een islamitisch land
De uit Soedan afkomstige Fouad Adel laat in zijn bijdrage de toestand van de christenen in landen zien waar de islam domineert.
Inleiding
De laatste tijd, sinds de strijd door de Mohammed-karikaturen in verschillende Arabische en islamitische landen opvlamde, kerken werden bestormd en veel christenen werden omgebracht, heb ik bezorgd een aantal vervolgde christenen opgebeld om te informeren hoe het met hen gaat. Eén van hen citeerde voor mij Romeinen 8: 35-39:
35. Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking of benauwdheid, of vervolging of honger, of naaktheid, of gevaar of het zwaard? 36 Gelijk geschreven staat: ‘Om Uwentwil worden wij de ganse dag gedood, wij zijn gerekend als slachtschapen.’ 37 Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem, die ons heeft liefgehad. 38 Want ik ben verzekerd, dan noch dood noch leven, noch engelen noch machten, noch heden noch toekomst, noch krachten, 39 noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Here. (NBG)
Grondwettelijke rechten afgewezen
Het mag ongelooflijk klinken, maar het is werkelijk zo, dat bij meer dan 200 miljoen mensen de basale mensenrechten met voeten worden getreden en dat uitsluitend op basis van het feit, dat ze christen zijn. Vandaag de dag worden jaarlijks velen omgebracht, gewelddadig behandeld, op slavenmarkten verkocht, in gevangenissen geworpen, gefolterd, geïntimideerd, gediscrimineerd en gearresteerd, alleen maar omdat ze christen zijn. Zij vragen ons om voor hen te bidden, hen te ondersteunen en waar mogelijk te helpen. Ze vragen ons ook om voor hun belangen op te komen, omdat zij zelf monddood gemaakt zijn. Zij vragen ons vooral, om hen niet te vergeten, als zij in de gevangenis zitten en ook aan hun families te denken, van wie ze gescheiden zijn. Zij vragen ons niet te zwijgen om hun smeekbede om hulp in deze wereld bekend te maken.
Wat zijn “islamitische landen”?
Als we het hebben over het leven van een christen in een islamitisch land, dan moeten we wel eerst weten wat we daar onder verstaan. Het zijn nl. landen waar de islamitische sjaria, het islamitisch rechtssysteem, op elk gebied van het leven van toepassing is verklaard, zoals dat het geval is in Saoedi-Arabië, in Iran, in Libië, in Pakistan, in Noord-Nigeria en in Soedan. De onderlinge verschillen hangen in de praktijk ermee samen, dat de islamitische sjaria-wetten in de diverse landen anders worden geïnterpreteerd. Er zijn landen bij, waarbij de islam weliswaar tot staatsgodsdienst is verklaard, maar de sjaria in beperkte mate wordt toegepast. In het bijzonder geldt dat voor het zogenaamde hudud-recht, waarbij in geval van diefstal de handen worden afgehakt of steniging plaatsvindt in geval van overspel, zoals in Egypte en Marokko. Daarnaast zijn er landen met een islamitische meerderheid, waar de staat probeert de radicale islam onder de duim te houden, zoals in Algerije, Turkije en Indonesië.
De afkomst van de christenen in islamitische landen
1. Christenen zuidelijk van de Sahara: ”Dar al-Islam (huis van islam)”
De afkomst van christenen in islamitische landen kan uit het hindoeïsme of uit de natuurreligies zijn, zoals in Zuidoost-Azië en Afrika. Deze mensen hebben zich ooit eens bekeerd tot het christelijk geloof. In Afrika echter, ten zuiden van de Sahara, de zogenaamde “Dar al-Islam” is de meerderheid afkomstig vanuit het animisme. Deze christenen zijn altijd al vervolgd, omdat volgens de islamitische leer, de Koran en de Hadieth (= geschreven overlevering van Mohammed) een bekering vanuit het heidendom tot het christendom verboden is. Het christelijk geloof is volgens de islamitische opvatting een leugen en iets verderfelijks, zodat heidenen zich altijd bij de islam behoren aan te sluiten. Doen ze dat niet, dan krijgen ze met vervolging te maken en worden ze veracht door de moslims.
2. Christenen in de Sahelzone
Voor christenen in de Sahelzone (Soedan, Tsjaad, Noord-Kameroen, Niger, Mali) geldt, dat zij veel moeilijkheden en bittere ervaringen hebben doorgemaakt. Veel conflicten in deze regio worden veroorzaakt door de Arabische en islamitische volken van de noordelijke Sahel-zone die christenen en de animisten in het zuiden van deze zone als slaven behandelen.
3. Buitenlandse christenen in de rijke olielanden
Op grond van hun beroep hebben buitenlanders altijd al in “Dar Al-Islam” (Huis van de islam) gewerkt. Tegenwoordig zijn het christenen vanuit de hele wereld, die in de rijke olielanden werken. Zelfs in een land als Libië is christenen toegestaan in kerkgebouwen bij elkaar te komen. Zij hebben echter geen recht om nieuwe gemeenten te stichten. In Saoedi-Arabië hebben de christenen in het geheel geen recht op samenkomsten. Ze mogen zelfs geen eredienst houden, in wat voor ruimte ook, geen christelijke symbolen tonen en niet over hun geloof spreken. De laatste jaren werden om die reden steeds weer christenen opgesloten. Moslims, die zich tot het christendom bekeren, worden in islamitische landen veracht, vervolgd en omgebracht. Ze duiken meestal onder en het is voor hen niet mogelijk om zich bij een gemeente aan te sluiten of om gemeenten van bekeerden te stichten. De islam staat geen vrije keuze, in het bijzonder aangaande hun religie, toe. Integendeel, ze roepen op tot geweld tegen bekeerden, waarbij het er om gaat, dat zij de islam weer aannemen. Afval van de islam wordt met de dood bestraft. “En indien zij tot vijandschap vervallen, grijpt hen dan en doodt hen waar gij hen ook vindt; en neemt vriend noch helper uit hun midden.” (Soera 4: 89). Moslims moeten hen zo lang bevechten, totdat hun tegenstanders zich onderwerpen aan de islam, tenzij deze tegenstanders er voor kiezen om te sterven. Soera 9: 29: “Bestrijdt diegenen onder de mensen van het Boek, die in Allah noch in de laatste Dag geloven, noch voor onwettig houden wat Allah en Zijn boodschapper voor onwettig hebben verklaard, noch de ware godsdienst belijden totdat zij de belasting met eigen hand betalen, terwijl zij onderdanig zijn.”
4. Christenen in het Midden-Oosten
In het Midden-Oosten behoren de christenen overwegend tot kerken, die al van oudsher, lang voordat de islam in de 7e eeuw opkwam, aanwezig waren. Deze kerken waren volkskerken, zoals de Koptische kerk in Egypte, de Armeense kerk in Syrië en de orthodoxe kerken in diverse landen in het Midden-Oosten. Ze werden steeds onderdrukt en vervolgd onder de Arabisch-islamitische overheersing. Tegenwoordig zijn ze praktisch uitgestorven of tot een minderheid geworden. Zo maken de Kopten nu nog slechts 10% van de totale bevolking uit. In Libanon is de Maronietengemeenschap nog maar 25% van de bevolking en de Assyriërs in Syrië maken ongeveer 8% uit van de totale bevolking uit.
Dhimmah (= verdrag voor niet-moslims)
De voor-islamitische christenen werden door de moslims als zogenaamde “beschermburger” (dhimmi) geduld. Dit begrip komt neer op collectieve slavernij. Onder deze wet mochten christenen geen overheidsfuncties bekleden, moesten de moslimstaat door hoge belastingen financieren en moesten door speciale kleding herkenbaar zijn. Zij mochten niet aan evangelisatie doen, geen nieuwe kerken bouwen en christelijke symbolen, zoals kruisen, mochten nergens zichtbaar zijn. Overtredingen werden bestraft. Hierdoor raakten veel christenen onder persoonlijke slavernij en werden gedwongen om moslim te worden. In veel landen leidde het islamitische fundamentalisme er toe, dat christenen in een sterk nadelige positie werden gemanoeuvreerd. De oude dhimmah-wetten worden nu weer tevoorschijn gehaald. Veel christenen reageren daarop met emigratie, waardoor het aantal christenen in het Midden-Oosten jaar na jaar minder wordt. Christenen die protesteren tegen deze vorm van discriminatie, moeten rekening houden met vergeldingsmaatregelen van de zijde van de islamitische meerderheid onder de bevolking of zelfs van de overheid. In dergelijke situaties mogen we gerust spreken van vervolging.
Verkeerde tolerantie
Tegenwoordig horen we in Europa heel veel over tolerantie tegenover moslims. We zouden eens de realiteit onder ogen moeten zien, hoe het ligt met het krijgen van toestemming om in islamitische landen kerken en gebedsruimten te mogen bouwen voor christenen in vergelijkbare omvang, zoals moskeeën, Koranscholen en islamitische centra in Europa zijn gebouwd. In de laatste 30 jaar kwamen er alleen al in Duitsland 2.500 moskeeën bij, terwijl in alle islamitische landen bij elkaar de laatste 30 jaar slechts 7 kerken mochten worden gebouwd. Daarnaast zijn de kerken en gemeente-centra die vernield of in brand gestoken zijn, niet meer te tellen. We zouden ook eens de realiteit van deze tolerantie onder ogen moeten zien, als de christelijke kerken, voor de velen, die ondergronds en in het geheim bij elkaar moeten komen, kerken gebouwd zouden mogen worden, zodat deze christenen in vrijheid, zonder gevaar en gewelddadigheden, hun geloof kunnen belijden. Een duidelijk bewijs voor deze oproep, de “verkeerde tolerantie”, zijn de omstandigheden waaronder christelijke minderheden in de overwegend islamitische landen moeten leven. Sinds meer dan 1400 jaar ondergaan de christelijke minderheden steeds weer opnieuw bloedige vervolgingen, omdat de plaatselijke islam, die daar aan de macht is, hun masker heeft afgelegd en het ware gezicht laat zien. Dat moet ons overigens niet weerhouden om onder de moslims in Europa te evangeliseren.
Verovering van Europa
Ware moslims zien zichzelf als veroveraars. Ze verlaten hun moederland om Nederland en geheel Europa te winnen voor de islam. Hun doel is een islamisering van Europa en een islamitisch Nederland. Het middel dat ze gebruiken heet “Jihad”(= heilige oorlog). Om hun doel te bereiken volgen ze de stap-voor-stap-strategie. De eerste stap is hun verbale solidariteit met de Europese samenleving en het benutten van alle mogelijkheden, die Nederland en de rest van Europa biedt, de druk te versterken en deze landen en hun bevolking te winnen voor de islam. Verhuizen of emigreren is een fundamenteel begrip binnen de islam. Het opgeven van je geboorteland en je nationaliteit naar de wil van Allah is gelijk te stellen met de “jihad”. Zelfopoffering is niet alleen een plicht: het weigeren om de islam in andere gebieden te brengen wordt als verraad aan Allah gezien. Zo staat in soera 4: 97: “Was Allah’s aarde u niet groot genoeg om daarop te verhuizen?” De aanhaling uit deze soera toont aan, dat nationale grenzen daarbij niet van belang zijn en moslims zich daardoor niet gebonden voelen. Ook in soera 9: 20 vinden we deze betekenis terug: “Zij, die geloven en van hun woonplaatsen verhuizen en met hun bezit en met hun persoon voor de zaak van Allah strijden, hebben in de ogen van Allah de hoogste rang. Dezen zullen zegevieren.”
Beste broeders en zusters,
Als de politiek, de overheid en de kerkelijke leidslieden, maar ook de individuele burger, wij allen, deze islamontwikkelingen niet tijdig stoppen, zal in zowel Duitsland, Nederland als in heel Europa, de Bijbelse waarschuwing in het boek Deuteronomium 28: 43 en 44 (NBG) waarheid worden:
43 Steeds meer zal de vreemdeling in uw midden u te boven gaan, terwijl gij al dieper zinkt. 44 Hij zal u te leen geven, maar gij niet aan hem; hij zal hoofd zijn en gij staart.
Fouad Adel
Fouad Adel komt oorspronkelijk uit het islamitische Soedan en woont sinds 1996 in Duitsland waar hij pastoraal werk onder zijn gevluchte landgenoten verricht én hulp aan vervolgde christenen in islamitische landen verleent.
De Koranteksten komen van de site www.AgnateMoslem.net.
Thuisonderwijs I (Wij kozen thuisonderwijs/de achtergrond.)
Vanaf 2006 geeft de familie Stelma aan hun zoon thuisonderwijs (homeschooling). In dit artikel belichten zij de achtergrond van dit onderwijs.
WIJ KOZEN THUISONDERWIJS I
de achtergrond
De keuze
(T)huisonderwijs is één van de oudste onderwijsvormen in Nederland. Het is ouder dan het openbaar en bijzonder onderwijs dat we nu kennen. Thuisonderwijs is een onderwijsvorm waarbij ouders zelf zorg dragen voor de ononderbroken ontwikkeling van hun kind(eren). In veel landen geeft thuisonderwijs hun de mogelijkheid de kinderen op legitieme en succesvolle wijze tot geestelijke en intellectuele bloei te laten komen en hun de vaardigheden te leren die zij voor hun verdere leven nodig hebben. In 2 artikelen willen we uitleggen, waarom we voor dit onderwijs hebben gekozen.
In 2006 begonnen wij met thuisonderwijs. We ontdekten dat thuisonderwijs niet slechts een onderwijsvorm is. Dit onderwijs stelt ouders in staat hun kinderen een evenwichtige en samenhangende opvoeding te geven en is meer een manier van leven. Onderwijs is daarbinnen een middel, geen doel op zich. Het is een middel om andere doelen te bereiken: Bijbelkennis en vreze des Heren, God liefhebben en de naaste, levenswijsheid, mensenkennis en vaardigheden die noodzakelijk zijn om als volwassene verantwoordelijkheid te nemen in gezin, kerk en maatschappij.
Drie vragen over thuisonderwijs
Vraag 1. Mag dat?
In Nederland wordt legaal thuisonderwijs gegeven door ouders die zijn vrijgesteld van de verplichting om hun kind(eren) in te schrijven bij een school of instelling[1]. Eén van de gronden voor vrijstelling is een richtingsbezwaar [2]. Deze mogelijkheid staat open vóór het kind leerplichtig wordt[3] en, blijkens de parlementaire geschiedenis, als ouders verhuizen en als kinderen overgaan van basisschool naar voortgezet onderwijs.
Vraag 2. Kan dat?
De academische perspectieven van thuisonderwijs zijn positief en bemoedigend. In landen waar thuisonderwijs in de huidige vorm al langer gegeven wordt, blijkt dat thuis onderwezen kinderen net zo goed of beter functioneren dan kinderen op scholen[4].
Thuisonderwijs kent een andere didactiek dan klassikaal onderwijs. De aanpak is vergelijkbaar met één-op-één-onderwijs dat binnen scholen wordt toegepast als kinderen extra begeleiding of een uitdaging nodig hebben. Er is zeer veel educatief materiaal beschikbaar dat toegesneden is op de didactische situatie van het thuisonderwijs. Ouders kunnen een compleet curriculum kopen of een eigen programma samenstellen en zelf leerboeken inkopen.
Thuis onderwezen kinderen worden niet blootgesteld aan onderwijshypes en hun programma wordt minder beïnvloed door de sturende hand van de overheid. We kunnen dit laatste illustreren aan de hand van de kerndoelen. Deze doelen, die de overheid heeft opgesteld en die sinds 2006 van kracht zijn, zijn op verschillende punten dwingend en incompleet. Zo wordt de geschiedenis opgedeeld in tien tijdvakken en ligt er nadruk op de geschiedenis van de 20e en 21e eeuw[5]. Als christenen leren we onze kinderen op een andere manier naar de wereld kijken: het héle verleden is de sleutel tot het heden en niet slechts de laatste eeuw. Op andere punten zijn de kerndoelen te sturend. Zo moet een kind o.a. kunnen chatten in het Engels[6]. Er zijn vanuit christelijk perspectief meer kanttekeningen te plaatsen bij deze kerndoelen. Ouders die thuisonderwijs geven, stellen hun eigen doelen en de ervaring leert, dat deze in het algemeen talrijker en diepgaander zijn dan de kerndoelen van de overheid.
Door thuisonderwijs zijn we als ouders nauw betrokken bij het leerproces van ons kind en kunnen de voortgang beter in de gaten houden. De noodzaak van toetsen is minimaal in vergelijking met klassikaal onderwijs, de voortgang wordt gedurende het leerproces zelf in de gaten gehouden en getoetst. Denkfouten worden gecorrigeerd, voordat ze een gewoonte worden.
Landen waar thuisonderwijs gebruikelijker is, kennen allerlei mogelijkheden om examens af te leggen. Ook in Nederland bestaan mogelijkheden om een diploma te verwerven en/of desgewenst door te stromen naar hoger onderwijs, o.a. staatsexamens en toelatingsexamens.
Thuisonderwijs geeft veel mogelijkheden tot gedachtewisseling over de leerstof. Onduidelijkheden worden snel weggenomen en we kunnen doorpraten over de consequenties van wat we gelezen hebben. Dit onderwijs biedt de mogelijkheid om de samenhang tussen verschillende onderwerpen (vakken) te bevorderen en de noodzaak van een onderwerp te motiveren. De grenzen vervagen en het hele leerproces wordt een eenheid. Hierdoor worstelen kinderen nauwelijks met zingevingsvragen als ‘waarom moet ik wiskunde leren?! Dat heb ik toch later nooit meer nodig?’ Een onderwerp wordt in zijn context bestudeerd. Zo blijkt uit het vak natuurkunde de noodzaak om te begrijpen wat cosinus, sinus en tanges zijn. Omdat ons kind graag natuurkunde wil leren, motiveert dit hem om zo snel mogelijk de trigonometrie te bestuderen. Dit onderwerp zit in zijn lesprogramma, maar nu hij weet waarvoor hij het nodig heeft, is hij gemotiveerd om het te leren en haalt hij het naar voren.
Het doel van vakken als algebra en geometrie is voor ons in eerste instantie het ontwikkelen van het abstract denkvermogen en pas in tweede instantie het verkrijgen van juiste antwoorden. Daarmee bedoelen we niet, dat we geen juiste antwoorden vragen, maar dat we, als een antwoord onjuist is, in de eerste plaats nagaan hoe het denkproces verlopen is. We corrigeren vervolgens het denkproces, waardoor ons kind zelf in staat is het antwoord te corrigeren. We ervaren het als een grote zegen dat deze intensieve begeleiding mogelijk is.
Vraag 3. En socialisatie dan?
In het recente verleden is het idee ontstaan dat socialisatie door leeftijdsgenoten noodzakelijk is, in tegenstelling tot contact met mensen met meer levenservaring. Socialisatie is een populaire term en lijkt haast een toverwoord. Maar wat betekent het? Het betekent dat een kind de cultuur van de omgeving overneemt. Hier hebben we direct een heikel punt. Welke cultuur willen wij, als christelijke ouders, dat onze kinderen overnemen? Een zeer veranderlijke jongerencultuur of een cultuurvisie die gebaseerd is op de Bijbel? Als we kijken naar de jeugdproblematiek dan zien we dingen als drugsgebruik, alcoholge-/misbruik, tienerzwangerschappen, jeugdcriminaliteit, bendevorming, etc. Welke van deze problemen worden veroorzaakt, doordat kinderen te véél tijd met hun eigen ouders doorbrachten?
De ervaring van ouders wereldwijd en van onszelf is anders[7]. Een kind dat een goede relatie heeft met zijn of haar ouders is véél minder geneigd de grenzen op te zoeken. Een kind dat met alle leeftijden omgaat, staat opener voor adviezen van oudere, wijzere mensen en is more teachable. We ervaren het als een groot voordeel van thuisonderwijs, dat een kind zijn ervaringen opdoet in de maatschappij zelf en niet slechts uit boeken of in de beschermde, kunstmatige situatie die de school feitelijk is.
De geschiedenis van thuisonderwijs in Nederland
(T)huisonderwijs is in Nederland géén nieuw verschijnsel. Het is níet overgewaaid uit Amerika, maar werd in Nederland reeds vóór de komst van de Leerplichtwet (1900) gepraktiseerd. Dit onderwijs was in de eerste Leerplichtwet (1900) een wettelijke mogelijkheid om aan de leerplicht te voldoen. Als een kind reeds op school zat, konden ouders alsnog een richtingsbezwaar indienen, omdat ‘de mogelijkheid niet is uitgesloten dat bij de ouders het gemoedsbezwaar is opgekomen, terwijl het kind school ging’’[8].
Een inperking van de oorspronkelijke bedoeling
In 1969 is de huidige leerplichtwet aangenomen. In het ontwerp van deze wet werd bovengenoemd punt als vrijstellingsgrond gehandhaafd in artikel 5a: ouders waren vrijgesteld van de plicht tot inschrijving ‘indien zij het kind voldoende huisonderwijs geven of laten geven’. Door een amendement van de PvdA werd dit lid uit artikel 5 geschrapt; volgens de indieners van het amendement huisonderwijs niet in het belang van het kind en, naar hun zeggen, uit de tijd was. Eén en ander werd door de indieners níet onderbouwd. De rapporten van de Onderwijsinspectie spraken de veronderstelling van de heren indieners tegen: er was nooit enige aanleiding tot zorg geweest in alle gevallen van thuisonderwijs die geïnspecteerd waren, aldus toenmalig staatssecretaris van Onderwijs J.H. Grosheide (ARP). Grosheide wilde niet instemmen met het amendement.
De situatie sinds 1969 is in strijd met de Grondwet, artikel 23, lid 2 (vrijheid van onderwijs), en benadeelt met name christelijke ouders. De mogelijkheden voor ouders werden via jurisprudentie verder ingeperkt. Onder de huidige interpretatie van de wetgeving is er geen wettelijke mogelijkheid om het onderwijs van uw kind(eren) zelf ter hand te nemen, als u als ouders ‘slechts’ bezwaar hebt tegen de inrichting van het onderwijs (bijv. bezwaren tegen magie in het curriculum). Christelijke ouders hebben daardoor vrijwel geen mogelijkheden om hun kinderen uit situaties te halen die schadelijk zijn voor hun persoonlijke en geloofsontwikkeling. Dr. Abraham Kuyper dacht daar anders over. Hij kreeg zelf thuisonderwijs tot zijn twaalfde en werd later minister-president, richtte een krant op en stichtte een universiteit. Hij zei in ca. 1869[9]:
“Ik ben ook vader en dan zeg ik, dat mijn vaderhart lijden (zou), dat men mijn geweten grieven zou, zoo men mij dwong mijn tweetal zonen die God mij gaf, af te staan aan een onderwijs, dat ik krachtens mijn persoonlijk recht, waarvan ik God alleen verantwoording doe, schadelijk acht en verfoei. Maar neen, men dwingt mij niet. Vind ik geen school, dan zal ik ze zelf onderwijzen.”
Kor en Erna Stelma
[1] artikel 5 van de Leerplichtwet, wetten.overheid.nl
[2] artikel 5b van de Leerplichtwet
[3] tot 4 jaar en 11 maanden
[4] http://www.sco-kohnstamminstituut.uva.nl/pdf/effectiviteit.pdf
[5] ‘De leerling leert daarbij in elk geval de relatie te leggen tussen de gebeurtenissen en ontwikkelingen in de 20e eeuw (waaronder de Wereldoorlogen en de Holocaust), en hedendaagse ontwikkelingen.’, http://www.minocw.nl/documenten/kerndoelen_onderbouwvo.pdf: kerndoel 37
[6] kerndoel 17
[7] http://www.hslda.org/research/ray2003/HomeschoolingGrowsUp.pdf
[8] citaat uit de notulen van de Tweede Kamer, 1899
[9] Uit: Het beroep op het Volksgeweten, dr. A. Kuyper
Dalai Lama
In een interview met een ex-boeddhist wordt duidelijk wat het boeddhisme voorstaat.
Achter de glimlach van de Dalai Lama
Inleiding
In het boek ‘Weg van Boeddha’ doet Martin Kamphuis verslag van zijn bevindingen met het boeddhisme. Voor zijn bekering ontmoette Martin twee keer de Dalai Lama. Hij beschouwde ‘Zijne Heiligheid’ destijds als een god, nu ziet hij de sinistere achterkant van zijn boodschap van vrede en geluk.
Martin groeide op in de Flevopolder, maar woont tegenwoordig met zijn vrouw Elke in Duitsland. Ruim zeven jaar was hij fanatiek Tibetaans boeddhist, erop gebrand de ‘verlossing’ van het Nirwana* te bereiken. In India en Nepal onderwierp hij zich aan strenge leefregels van monniken en goeroes. Niets was hem teveel. Zo wierp hij zich ooit 60.000 keer (!) op de grond om zijn karma** te verbeteren en de staat van ‘verlichting’ – het einddoel van het boeddhisme – sneller te bereiken. Uiteindelijk vond hij werkelijke verlossing door het werk van Jezus Christus op het kruis van Golgotha en brak hij met Boeddha.
Opperhoofd
De Dalai Lama is het religieuze en politieke opperhoofd van het Tibetaans boeddhisme, een van de hoofdstromingen van deze veelkleurige religie. “Je kunt zeggen dat dit de magische vorm van het boeddhisme is; deze richting werkt het meest met onzichtbare krachten. Men aanbidt Boeddha in zijn verschillende verschijningsvormen en roept die aan om hulp voor de verlichting te vinden. Daarnaast kent men demonen, die men tevreden probeert te stellen.”
Martin heeft de Dalai Lama twee keer in levenden lijve ontmoet: de droom van menig boeddhist. “In mijn ogen was hij een soort god; een van de hoogste leermeesters, die me verder kon helpen op weg naar de verlichting. Ik hoopte, dat hij mij door zijn zegening en kracht op een hoger geestelijk niveau kon brengen. Voor een korte tijd leek dat inderdaad te gebeuren, al ging het verheven gevoel snel voorbij. Er is onmiskenbaar een bepaalde kracht die door hem werkt.” Hoe verklaar je die kracht, achteraf? “Vandaag geloof ik, dat die kracht door de geesten van het boeddhisme, boze geesten of demonen, komt. Boeddhisten zeggen dat de Dalai Lama een reïncarnatie is van bepaalde wezens, zoals Kalachakra of Chenrezig. Deze boeddha-manifestaties werken volgens het Tibetaans boeddhisme door hem heen.”
Geluk
Oppervlakkig bezien spreekt de Dalai Lama (Tenzin Gyatso, 1934) vooral over vrede, geluk en tolerantie: begrippen die positief resoneren op trommelvliezen in het Westen. Maar volgens Martin moeten we ze niet westers inkleuren. “Als hij over geluk spreekt, bedoelt hij daarmee de verlichting, de toestand van de leegte. Hij schreef meerdere boekjes over geluk, waaruit dat blijkt.” Met vrede – de Dalai Lama ontving in 1989 de Nobelprijs voor de Vrede – is het volgens Martin van hetzelfde laken een pak.” Als hij over vrede spreekt, bedoelt hij enerzijds de boeddhistische ervaring van de verlichting. Anderzijds spreekt hij van wereldvrede. Daarvoor maakt hij reclame met een ritueel, Kalachakra, genoemd: naar een godheid of boeddha-manifestatie. In de bijbehorende heilige geschriften van de Kalachakra Tantra worden de vijanden van het boeddhisme beschreven: ‘Tot de familie van de demonische slangen behoren onder anderen Adam, Henoch, Abraham, Jezus en Mohammed.’
Pardon?
Jezus wordt ‘familie van een demon slang genoemd? “Dat staat letterlijk in het geschrift Shri (Heer, red.) Kalachakra; Jezus geldt als een van de aartsvijanden van het boeddhisme. Er wordt in deze teksten ook gesproken van een boeddhistische koning die een wereldwijde ‘heilige oorlog’ zal ontketenen tegen alle vijanden van het boeddhisme om zo de wereldvrede te realiseren. De grootste vijanden zijn allen die in één God geloven: joden, christenen en moslims. Dat het Tibetaans boeddhisme er op z’n zachtst gezegd enkele dubieuze denkwijzen op nahoudt, blijkt ook uit het volgende wat Martin vertelt: “Een van mijn toenmalige lama’s (leermeesters) beweerde, dat Hitler een bodhisatva zou kunnen zijn geweest: een bijna verlicht wezen. Hij heeft weliswaar miljoenen Joden omgebracht, maar dat was uiteindelijk misschien wel een goede daad, omdat de Joden hierdoor van hun trots zouden zijn bevrijd. Hitler zou een hoger inzicht hebben gehad, waardoor iets wat wij als kwaad waarderen, toch iets goeds zou kunnen zijn.”
Trance
Wie zijn tenen dompelt in de oceaan van het boeddhisme met zijn vele duizenden geschriften, stromingen en gedachten, buitelt van de ene verbazing in de andere. ‘Destijds zag ik de Dalai Lama als een soort god’. Iets wat buitenstaanders die ervan horen voor enorme raadsels plaatst, is de manier waarop elke volgende Dalai Lama wordt opgespoord. Men zoekt een peuter die feilloos persoonlijke voorwerpen aanwijst die – zonder dat dit kind het kan weten -van de overleden Dalai Lama waren, als bewijs, dat hij de nieuwe incarnatie is. Voorstanders van het reïncarnatiegeloof lijken hiermee hun sterkste bewijs op tafel te kunnen leggen. Hoe is dit mogelijk? “Dit heeft met de geestenwereld te maken. Tot nu toe is het inderdaad zo gegaan, ook bij de overgang van de dertiende naar de veertiende, de huidige Dalai Lama. Tibet heeft een staatsorakel, een man die in trance gaat en de beschermgod van de Tibetanen door hem heen laat spreken. Die man ontvangt door deze geest een visioen, waarin hij een dorp en een huis ziet en beschrijft. Zo’n drie jaar na de dood van de dertiende Dalai Lama zocht men dat dorpje op, vond het huis dat overeenkwam met de beschrijving en vond daar inderdaad een kind van ongeveer 3 jaar. Men legde enkele voorwerpen aan hem voor en hij koos die voorwerpen eruit die de vorige Dalai Lama toebehoorden. Ik geloof, dat het werkt, omdat een geest in dat kind ervoor zorgt. Dat vinden wij heel vreemd, aangezien wij zulke sterke werkingen van geesten niet ervaren. Maar in een cultuur die helemaal op de openheid naar de geestelijke wereld is gericht, zijn in wezen alle mensen occult belast. Daarom is het heel makkelijk voor een geest om mensen, zeker een kind, te leiden.”
Charisma
Het boeddhisme mag zich in het Westen in een toenemende populariteit verheugen. Martin begrijpt waarom bepaalde aspecten mensen hier aanspreken. “Bijvoorbeeld de nadruk op rust, geluk, transcendentie, meditatie, tolerantie, ervaring, heiligheid. Maar bijvoorbeeld ook de wijding door goeroes. Bovendien is het boeddhisme analytisch, in die zin dat het je leert je geest te analyseren, waardoor het heel nuchter overkomt. En de Dalai Lama zelf spreekt ook aan: hij lacht, maakt grapjes en heeft charisma.”
Spiritualiteit
Vooral binnen katholieke kringen worden sommige elementen uit het boeddhisme, waaronder meditatietechnieken, zelfs geïntegreerd in de geloofsbeleving. Hoe kijkt Martin daar als ex-boeddhist tegenaan? “Die technieken zijn niet onschuldig,” waarschuwt hij. “Je doelt waarschijnlijk op het zenboeddhisme, dat in veel katholieke kloosters wordt beoefend. Er is momenteel een grote beweging in de christenheid, – met name in Amerika is deze heel sterk – die men ‘contemplatieve spiritualiteit’ noemt. Daarbij zet men allerlei mystieke praktijken in om een soort bewustzijnsverandering te bewerkstelligen. Het doel zou een diepere relatie met God zijn.
Maar in de mystiek oefen je meditatie waarbij je een eenheidservaring zoekt. Het onderscheid tussen God en mens moet daarin wegvallen – alles vloeit in elkaar over. Dat is onbijbels, want het gaat eigenlijk niet om een relatie met God, maar om zich in elkaar op te lossen. Dat zoeken boeddhisten ook in de verlichting. In katholieke kloosters zoekt men door zenmeditatie de ervaring van boeddhistische verlichting, en niet de realiteit van de christelijke verlossing. Peinzend: “De ‘contemplatieve’ of ‘meditatieve spiritualiteit’ die nu sterk in opkomst is – Jezus geldt als een van de aartsvijanden van het boeddhisme – trekt misschien nog wel meer christenen aan dan de zentechnieken die je vooral in kloosters tegenkomt. In het Duits wordt er gesproken over het immerwährende Gebet; is dat in het Nederlands ook bekend?” Het klinkt als wat bij ons ‘ademhalingsgebeden’ worden genoemd. “Precies, dat is een typische uitingsvorm van contemplatieve spiritualiteit. Het is mystiek. Via je ademhaling, of bijvoorbeeld door bepaalde korte gebeden steeds te herhalen, kom je in een trance en heb je een soort eenheidservaring. Dat is gevaarlijk, in die zin dat het mensen in een andere geestelijke richting stuurt. Daar ben ik diep van overtuigd.”
Lijden .
We kennen allemaal de beelden van sereen glimlachende boeddha’s en ook de Dalai Lama lijkt een soort innerlijk geluk uit te stralen. En dat, terwijl de eerste van ‘De Vier Edele Waarheden’ van het boeddhisme benadrukt dat het leven lijden is. Hoe zit dat? “Het is de glimlach van de hoop op verlichting,” reageert Martin. “Het leven is lijden en zolang je nog lijdt, ben je niet verlicht. Als je op de weg van Boeddha gaat, hoop je op de verlichting, de verlossing van het lijden. Daarom lacht men, om de hoop op de bevrijding van het lijden.” Wat zit er áchter de glimlach van de Dalai Lama? “Er speelt een culturele factor mee. Je ziet niet alleen bij Tibetanen, maar eveneens bij de Chinezen, dat ze naar buiten toe altijd lachen – of ze zich nu goed voelen of niet. Daarnaast staat in boeddhistische teksten dat je moet lachen en vriendelijk dient te zijn om anderen te winnen voor het boeddhisme. Het is dus ook een missionaire tactiek.
Kalachakra heeft vier gezichten, die in geschriften heel precies worden beschreven. Twee gezichten hebben een vriendelijke, twee andere een toornige uitdrukking: vrede en toorn in één wezen verenigd. De Dalai Lama, van wie men zegt dat hij een incarnatievan Kalachakra is, toont de vriendelijke gezichten meestal in de openbaarheid. Maar hij heeft ook de toornige gezichten, die hij binnen interne kringen laat zien. Hij spreekt weliswaar over wereldvrede, maar daarmee bedoelt hij de vrede die wordt behaald na de overwinning op de vijanden. Deze ‘vrede’ bereidt hij op magische wijze voor, al zal hij dat nooit in het openbaar zeggen. Hij wil eigenlijk bewerken dat christenen hun geloof in de God van de Bijbel en in Jezus Christus loslaten.”
* Nirwana is de toestand van de verlichting of van de leegte; hierin speelt karma geen rol meer.
** Karma betekent letterlijk ‘daad’ en is de som van alle daden uit vorige levens die de huidige levensomstandigheden bepalen.
Bron: Visie/mei 2009, tekst: Gert-Jan Schaap
In het boeddhisme zijn goede werken belangrijk. Bijvoorbeeld jezelf vele duizenden malen op de grond werpen(prostraties)
Religieuze opvoeding op school
In hoeverre heeft de school een taak in het religieus opvoeden van leerlingen?
HEEFT DE SCHOOL EEN TAAK IN HET RELIGIEUS OPVOEDEN VAN LEERLINGEN?
In het onderwijs heb je snel een gesprek, als je het wilt hebben over het religieus vormen van leerlingen. Je merkt gauw, dat docenten zich liever bezighouden met het onderwijzen dan met het vormen van leerlingen. Het is alsof het vormen van leerlingen aan hen voorbijgaat. Maar als ouders, docenten en schoolbesturen eens gaan nadenken over deze opvoeding van kinderen/leerlingen, komen ze voor wezenlijke en prikkelende zaken te staan, waar we vandaag niet aan voorbij kunnen gaan.
Als we over zo’n opvoeding spreken, wordt er vaak het eerst gedacht aan de ouders. En reeds in de tien geboden vinden we hiervoor enig houvast: “Toon eerbied voor uw vader en uw moeder. Dan wordt u gezegend met een lang leven in het land dat de Heer, uw God, u geven zal” (Exodus 20:12). In Deuteronomium 6:4-9 krijgen ouders de opdracht hun kinderen ‘godskennis’bij te brengen. Ook vandaag zijn zij nog altijd verantwoordelijk voor de religieuze opvoeding. Ouders hebben hierbij het recht het kind hun eigen religieuze overtuiging bij te brengen. Zo heeft iedere ouder het verlangen dat zijn/haar kind later het Bijbelse geloof zal belijden. Het is een stil verlangen dat iedere ouder koestert. Dit verlangen mag het kind echter niet blokkeren in de eigen ontwikkeling. Het morele recht van de ouders om hun kinderen op te voeden, zoals zij dat willen, dus ook wat betreft religie, moet beschermd worden.
Zijn er grenzen in de religieuze opvoeding door ouders?
Er zijn twee grote uitzonderingen in de religieuze opvoeding door ouders. De vrijheid die ouders genieten, mag niet de vrijheid van het kind in gevaar brengen. In het verlengde hiervan ligt de maatschappij. De vrijheid van onze maatschappij mag door de religieuze opvoeding van ouders ook niet in gevaar worden gebracht. Hier kom ik dan op het onderwerp ‘indoctrinatie’. Indoctrinatie is “systematische beïnvloeding met het doel eigen ideeën kritiekloos te laten aanvaarden” (Van Dale). Het is een logisch gevolg van opvoeden dat iedere ouder zijn/haar kinderen beïnvloedt. Elke ouder doet dat ook in zekere mate systematisch, omdat de opvoeder voor een bepaalde (ook religieuze) opvoeding kiest, hierover heeft nagedacht en met de partner afspraken erover gemaakt heeft. Waar echter hét grote probleem bij indoctrinatie zit, is de wijze waarop dit gebeurt. Indoctrinatie laat geen ruimte voor de eigenheid van kinderen. De beslissingsvrijheid wordt beperkt door de opvoeding.Niet alleen zijn de ouders verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kind. Juist de hele leefgemeenschap waarbinnen ouders en kinderen leven, speelt daarin een grote rol. Als ouder en opvoeder kunnen we er niet omheen, dat ook kerk of gemeente een grote invloed op de ontwikkeling van kinderen heeft. De kerk is bij ons vaak in hoge mate geïnstitutionaliseerd. Het gevolg van die institutionalisering is dat de kerk ook georganiseerd kan bijdragen tot de opvoeding van de kinderen, bijvoorbeeld door zondagsschoolklassen en jeugdgroepen. Het is een primaire taak van de kerk om de kinderen op te voeden en dat mogen zij zich wel wat meer bewust zijn. In deze context gelden dan precies dezelfde regels als voor de ouders: de vrijheid van zowel het kind als de maatschappij mag niet aangevallen worden. In aansluiting hierop heeft ook de maatschappij (de school) eenzelfde rol.Al decennia lang kent met name de gereformeerde traditie het belang van de relatie gezin, kerk en samenleving. Ouders, maatschappij en kerk mogen elk een inbreng hebben in de opvoeding van het kind en het een bepaald waardenkader meegeven. De manier waarop is echter erg belangrijk. Er is een verschil tussen opvoeden in en tot een bepaald kader, waarbij het kind uiteindelijk zelf mag kiezen of waarbij het kind geen enkele inspraak heeft. Hoe graag een ouder ook wil, dat zijn kind voor een christelijke levensbeschouwing kiest, je kunt het kind niet verplichten dat te doen en daarbij verwachten dat deze levensbeschouwing een zaak van het hart wordt. En dat is nu net waarin religieuze opvoeding verschilt met indoctrinatie: de keuzevrijheid. Daar tegenover staat zo’n opvoeding die de mogelijkheden van het kind wat betreft zijn/haar talenten en vaardigheden beperkt. Wat als het kind een talent voor muziek heeft, maar de ouders zijn ervan overtuigd dat muziek slecht is?
Het vak Godsdienst in het voortgezet onderwijs is van wezenlijk belang!
Het godsdienstonderwijs houdt zich per definitie altijd bezig met het vormen van leerlingen in een pluriforme maatschappij tot kritisch nadenkende mensen. In dit pluriforme veld komen we verschillende manieren van leven tegen veelal bezien vanuit verschillende levensbeschouwingen. Ik zie dit dagelijks voor mijn ogen afspelen. Op CSG Calvijn te Rotterdam-Zuid, de school waar ik als godsdienstdocent werkzaam ben, kom ik dagelijks in contact met ‘andersdenkenden’. Dit is niet alleen de toekomstige situatie voor de leerling, maar is nu werkelijkheid in de school en binnen de les. Een vak waarbinnen dit het meest tot uiting komt, is Godsdienst. Dit vak kan op verschillende manieren worden ingevuld. Deze invullingen ontstaan door de uiteenlopende benaderingen van en visies op Godsdienst. De vrijheid die de overheid geeft voor de invulling van dit vak is niet gering.[1] Zolang het de spuigaten[2] niet uitloopt, is veel toegestaan.[3] Iedere school (en daarbinnen ook weer iedere docent Godsdienst) ontwikkelt een eigen visie. Nu Godsdienst vanaf schooljaar 2007-2008 een eindexamenvak is, dient iedere betrokkene goed na te denken over de kerndoelen.[4] Gaat het om kennisoverdracht, waardenverwerving of identiteitsontwikkeling van de leerling? Is het gericht op het christendom en vormen andere religies slechts in de marge een onderdeel van het lesprogramma of komen alle wereldgodsdiensten even uitvoerig aan bod? Over één ding zijn godsdienstdocenten het snel eens. Als vak draagt Godsdienst altijd bij aan de religieuze opvoeding van leerlingen. De maatschappij is te complex om hieraan voorbij te gaan. De tijd dat scholen kozen voor een monoreligieus[5] onderwijssysteem sluit al geruime tijd niet aan bij de multireligieuze samenleving. Daarmee dienen wij de leerling niet. Als scholen dat wel doen, maken zij de leerling eerder kwetsbaar dan weerbaar. Om een voorbeeld te geven. In het monoreligieuze onderwijssysteem leert men de leerlingen: “Wij zijn tegen abortus, want God wil dat niet.” In het open inter- en multireligieus onderwijssysteem leren wij de leerlingen de dialoog met de seculaire maatschappij aan te gaan door te zeggen: “Het embryo leeft, het heeft rechten en de staat dient voor bescherming van die rechten te zorgen.” En zo kan de eigen religie op een redelijke manier vertaald worden naar het publieke debat zonder iets van je eigen waarde weg te moeten geven.
Religie naar de privésfeer?
Onlangs kwam ik in het Reformatorisch Dagblad een artikel tegen met de titel: “Onderwijsvrijheid serieus in gevaar”[6]. De discussie over grondartikel 23 is niet nieuw, toch is enige bezorgdheid op zijn plaats. Hoe is het mogelijk dat de overheid enerzijds ruimte geeft aan religieuze vorming en anderzijds geen ruimte meer voor de eigen identiteit wil. Uiteindelijk is het inperken van de onderwijsvrijheid het inperken van de identiteit van de school. De maatschappij kan niet zonder religie en als de overheid dit inziet, moet er vanuit dat respect ruimte worden geboden hier vorm aan te geven. Het is onmogelijk de uitwassen van de vrijheid van onderwijs en religie tegen te gaan door religie te verwijzen naar de privésfeer. School, maatschappij, kerk en staat staan onlosmakelijk met elkaar in verbinding. Het doorsnijden van één van deze verbindingen is desastreus voor de samenleving.
Waar gaat het in de religieuze opvoeding om?
Als laatste wil ik graag de ontmoeting tussen de docent en de leerling noemen. Het is treffend dat Johannes Chrysostomus[7] opvoeders eeuwen geleden al adviseerde om iedere dag met aandacht naar hun kinderen te kijken. Hierbij moet gezegd worden dat de ontmoeting tussen docenten en leerlingen voor de vorming van laatstgenoemden van groot belang in het onderwijs is. Het gaat hierbij om een authentieke ontmoeting, waarbij de ander niet als een voorwerp wordt gezien, dat men kan manipuleren en gebruiken om er zelf voordeel uit te halen, maar als een waarachtig mens[8].
Het is de mens die verandert door de authentieke ontmoeting, waarin de een zich kan laten raken door de ander. Het kind richt zich in die ontmoeting op wat de volwassene laat zien en welke weg de docent wijst. Zo’n ontmoetingsrelatie is wederkerig. De volwassene laat iets aan het kind zien, maar omgekeerd laat het kind ook iets aan de volwassene zien. Kinderen met leer- of opvoedingsproblemen bijvoorbeeld doen een indringend appèl op leraren om hier adequaat op in te spelen. Onderwijs is daarmee geen eenrichtingsverkeer waarbij leerlingen alleen in de leer gaan bij leraren, maar omgekeerd gaan volwassenen ook in de leer bij kinderen en jongeren[9].
Karel F.A.W. van Wijngaarden
[5] Een onderwijssysteem van waaruit een enkele godsdienst wordt onderwezen
WIJ KOZEN THUISONDERWIJS II
Thuisonderwijs in de praktijk
In het vorige artikel schreven we over de achtergronden van thuisonderwijs. Nu willen we schetsen wat we zelf als positieve kanten van thuisonderwijs ervaren. Sommige punten zijn heel praktisch, andere hebben betrekking op de achterliggende geestelijke waarde van thuisonderwijs. Dit onderwijs vraagt offers in de vorm van tijd, energie en financiële middelen, maar het is de investering dubbel en dwars waard. Het is een impuls voor de relatie tussen ouders en kinderen en broers en zussen, het stelt een kind in staat om zelfvertrouwen en een realistisch zelfbeeld te ontwikkelen, het biedt een veilige basis van waaruit een kind de wereld kan ontdekken.
(Geloofs)opvoeding
Als thuisonderwijs-ouders heb je meer mogelijkheden om je kinderen het geloof voor te leven in de concrete situaties van alledag, dan wanneer je kinderen alle dagen naar school gaan. Je kunt consequent aandacht besteden aan karaktervorming en -ontwikkeling en je kind in veel situaties met raad en daad bijstaan. Dat wil niet zeggen, dat ze nooit hun neus stoten of dat je je kind voor alle gevaren behoedt. De essentie is toerusting en oefening in karaktereigenschappen als doorzettingsvermogen, uithoudingsvermogen, bescheidenheid, hulpvaardigheid, zorgvuldigheid, nauwkeurigheid, etc. Een kind krijgt de ruimte om geloofswaarheden te overdenken en te doordenken, vragen te stellen en zelf te bepalen wat hij ervan vindt. Hij wordt niet beïnvloed door een heersende mening van een groep die er een andere mening op na houdt. Het karakter van een kind krijgt meer ruimte zich te ontwikkelen, omdat het kind niet onder groepsdruk staat en niet gedwongen wordt om zich ter wille van zijn acceptatie in de groep of zelfs met het oog op zijn eigen veiligheid (denk aan pesten) te conformeren aan groepsnormen die eigenlijk de zijne niet zijn.
Verdieping van relaties
Toen we nog geen thuisonderwijs gaven, hadden we een goede relatie met ons kind. Daar waren we blij mee. Maar we konden niet vermoeden hoeveel beter die relatie nog kon worden en hoeveel hechter en dieper. Nu, na drie jaren, kunnen we zeggen, dat we ons kind nog véél beter hebben leren kennen (en hij ons). Er is een hechtere onderlinge band en meer vertrouwen, waardoor corrigeren ook gemakkelijker is. We kunnen beter rekening houden met de fase waarin hij zich bevindt qua lichamelijke en geestelijke ontwikkeling.
Als een kind naar school gaat, maak je het als ouder hoofdzakelijk mee op momenten dat het haast heeft (’s ochtends) of moe is (’s middags/’s avonds en in het weekend). In die omstandigheden is er veel meer aanleiding tot onderlinge irritatie dan wanneer je elkaar op de beste momenten van de dag meemaakt, als je allemaal uitgerust en energiek bent. Onderlinge meningsverschillen kunnen dan snel worden opgelost en dit bevordert een fijne sfeer. Hoe beter de relatie tussen ouders en kinderen zich ontwikkelt en verdiept, hoe zekerder het kind zich zal voelen en hoe beter het voorbereid is op het leven als volwassene met z’n eigen moeilijkheden en vreugden. Een goede band tussen ouders en kinderen schept voorwaarden en stelt kinderen in staat zelf goede relaties met anderen, in het bijzonder met de toekomstige echtgeno(o)t(e), op te bouwen.
Ruimte voor ontwikkeling
Als je thuisonderwijs geeft, vorm je niet alleen je kinderen, je wordt zelf ook gevormd. God gebruikt je kinderen om je te vormen. Je roeping als vader en moeder krijgt nog concreter vorm en vraagt veel van je. Je hebt als het ware een spiegel voor je gedrag. Je eigen karakterfouten en slechte gewoonten zie je terug bij je kinderen. Je leert om eerst aan jezelf te werken, als je ongewenst gedrag wilt corrigeren. Thuisonderwijs vraagt van ouders groei in geestelijke volwassenheid. De rust en genegenheid die kinderen bij thuisonderwijs dagelijks van hun ouders ervaren, geeft het kind zekerheid en veiligheid en juist daardoor de moed en het vertrouwen om de wereld te gaan ontdekken en zich verder te ontwikkelen.
Eenheid en evenwicht in het leven
Het leven is meer een eenheid, de zondag houdt meer verband met de rest van de week dan bij schoolgang. Thuisonderwijs stelt een gezin in staat een eigen planning te maken; het gezinsleven wordt niet (meer) bepaald door verschillende roosters van verschillende gezinsleden die het moeilijk maken om bijvoorbeeld maaltijden gezamenlijk te nuttigen en dingen samen te doen.
Leven is leren
Nu we thuisonderwijs geven, kunnen we ons kind een positieve werkhouding bijbrengen door hem te motiveren en door zelf het goede voorbeeld te geven. Ook al moet er regelmatig iets gebeuren dat niet direct leuk is (sommen bijvoorbeeld), toch komt het leren voort uit een intrinsieke motivatie. Thuisonderwijs-kinderen vinden leren (weer) leuk en gaan graag op zoek naar antwoorden op vragen. Er is veel tijd om onderwerpen uit te diepen, de leerervaring en de horizonverbreding zijn de beloning voor de inspanning. Het leren vindt plaats in concrete situaties. Een voorbeeld: een kind schrijft een artikel voor een natuurtijdschrift en voert de daaruit voortvloeiende correspondentie met de uitgever. Het Engelstalige artikel wordt gepubliceerd en door duizenden gelezen. Het is een goede oefening voor Engels stellen en Engelse correspondentie en voor competenties als beleefdheid, zorgvuldigheid en doorzettingsvermogen. De activiteit die in het artikel beschreven wordt (wadlopen), was een goede lichamelijke oefening, een mooie excursie (biologie) en bood bovendien een sociale situatie om allerlei vaardigheden te oefenen. Er moest voldaan worden aan externe eisen (een bepaald thema, bijpassende foto’s, etc.). Kortom, een concreet project dat weliswaar geen cijfer oplevert, maar waarbij de inspanning duidelijk gewaardeerd wordt en vrucht draagt.
Rekening houden met verschillen
Als thuisonderwijzer kan ik het tempo aanpassen (hoger of lager) aan de mogelijkheden van mijn kind en het per onderwerp laten variëren. Adaptief onderwijs pur sang. Ook kunnen we rekening houden met de verschillen tussen jongens en meisjes. In de afgelopen decennia heeft het idee opgeld gedaan dat verschillen tussen jongens en meisjes aangeleerd zijn en dat een unisexpedagogiek dé oplossing is. Dit idee is zeer diep doorgedrongen in de huidige didactiek en blijkt met name jongens in problemen te brengen. Uit de statistieken komt duidelijk naar voren dat jongens het zwaar hebben in het huidige onderwijs- en opvoedingsklimaat[1]. Thuisonderwijs maakt het mogelijk om meer rekening te houden met de verschillen tussen jongens en meisjes, zowel in leerstijl als in leerbehoeften.
Door thuisonderwijs staan jongens en meisjes minder bloot aan de eenzijdige boodschap die de huidige maatschappij afgeeft ten aanzien van de rol van mannen en vrouwen. Wat is het effect op jongens van de voortdurende boodschap dat meisjes economisch en financieel zelfstandig moeten worden, voor het geval hun man overlijdt dan wel wegloopt? Welk verwachtingspatroon krijgen onze kinderen voorgeschoteld? Wat is het effect op jongens van deze benadering? Voelen zij zich in hun waarde gelaten? Waarom nemen maatschappelijke problemen als scheiding en kindermishandeling toch hand over hand toe? Leren onze jongens nog verantwoordelijkheid nemen voor een gezin? Leren zij meisjes nog te zien als toekomstige moeders en leren zij nog om hen in bescherming te nemen? Nee. Wat onze jongens en meisjes meekrijgen, is het geijkte beeld ‘een slimme meid is op haar toekomst voorbereid’. Is het u ooit opgevallen dat deze slogan een ‘self fulfilling prophecy’ is gebleken? Als je de evolutietheorie verwerpt en de schepping aanvaardt, is het logisch om in opvoeding en onderwijs meer aandacht te besteden aan de scheppingsorde en aan de verschillende verantwoordelijkheden van man en vrouw.
Toekomstgericht onderwijs
Christelijk thuisonderwijs richt zich op de toekomst. We kunnen onze kinderen voorbereiden op alle facetten van het latere leven. In de laatste decennia is het schoolonderwijs meer en meer in het teken komen te staan van de toekomstige baan en de persoonlijke ontwikkeling. Dit is een individualistische benadering. Een baan is maar één aspect van het leven als volwassene. Thuisonderwijs maakt het mogelijk om het verwerven van kennis in het kader van de totale voorbereiding op het leven als volwassene te plaatsen. De vraag is niet zozeer: welke baan zou je kunnen kiezen, zodat je ook in economisch moeilijke tijden inkomenszekerheid hebt, maar vooral: welke vaardigheden heb je nodig om je ook in economisch moeilijke tijden te redden, welke vaardigheden heb je, als man en als vrouw, nodig om goed voor je gezin te zorgen?
Vrijheid van onderwijs
Thuisonderwijs stelt ons in staat om de wortels te onderzoeken van hedendaagse pedagogische en didactische benaderingen en bewuste en verantwoorde keuzes te maken. We kunnen met ons kind meerdere kanten van een zaak bekijken. Kinderen worden niet onderworpen aan onderwijshypes en als ouders heb je minder te maken met de sturende hand van de overheid. De overheid neigt zich steeds meer te richten op de inhoud van een vak. Deze ontwikkeling is met name voor christelijke scholen, ouders en kinderen ongewenst, omdat de overheid op deze manier haar eigen uitgangspunt gaat overdragen aan onze kinderen, een uitgangspunt dat humanistisch, antropocentrisch, is en daarom niet strookt met een theo- of christocentrische overtuiging. Dit is een ongewenst ontwikkeling en een bedreiging van de vrijheid van onderwijs en godsdienst. Het zou thuisonderwijs in de toekomst noodzakelijker kunnen maken, dan we nu vermoeden.
Kor en Erna Stelma
[1] http://www.jellejolles.nl/algemeen/downloads/70421JollesStentor.pdf