Gods openbaring over zijn eigen scheppingswerk is niet beperkt tot Genesis 1 en 2. Ze is op veel plaatsen in de Schrift te vinden. We moeten dus de héle Schrift bestuderen en Schrift met Schrift vergelijken om Gods openbaring te leren verstaan. Gods Zoon, Jezus Christus, refereerde zo’n 25 keer aan de eerste helft van het boek Genesis – de schrijvers van het Nieuwe Testament brengen 175 citaten of verwijzingen. Zij behandelen, evenals de Here Jezus Zelf, het scheppingsbericht als geopenbaarde geschiedenis, niet als poëzie of allegorie, laat staan als een mythe.
Evolutie (verticale ontwikkelings- en afstammingsleer) als wereldbeschouwing is niet alleen een probleem in de biologie, maar ook bv. in de theologie, psychologie, pedagogie, sociologie, medische ethiek, geschiedeniswetenschap, taalwetenschap en politiek.
Inleiding
“In den beginne … God” (Gen 1:1). De drie-enige God alleen is pre-existent, vóór alles. De Schrift zegt niet: ‘In den beginne anorganische substanties’. Alleen één van beide kan pre-existent zijn: óf God óf de materie.
“In den beginne schiep God”: tijd én materie, hemel en aarde, dier en mens. Al het geschapene heeft een bovennatuurlijke, geestelijke oorsprong, maar is zelf niet metafysisch. Hoe kan het zogenaamde ‘theïstisch-evolutionisme’ dit geopenbaarde Bijbelse wereldbeeld combineren met de naturalistisch-materialistische wereldbeschouwing van de evolutieleer?
In den beginne schiep God, de almachtige, door zijn Woord: “En God sprak (zei) … ” (Gen 1:3 e.v., zes keer). “Hij sprak en het was er, Hij gebood en het stond er” – onmiddellijk, compleet en perfect. De Schrift openbaart, dat alles door het gezaghebbende Woord van de almachtige God spontaan is ontstaan – niet via natuurlijke, evolutionaire processen gedurende miljarden jaren. Dus óf het ene óf het andere is waar. Er kan geen waarheidspluralisme zijn.
“In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God … Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit (Woord) is geen ding geworden … Het Woord is vlees (mens) geworden” (Joh 1:1-3,10,14). Jezus Christus is zowel “het Woord bij God” als “God”, ja “het Woord Gods” Zelve (Op 19:13). God heeft door Zijn Zoon alles geschapen, inclusief het leven en de mens. De verheerlijkte Jezus Christus zegt van Zichzelf: “Dat zegt de Amen, de trouwe en waarachtige getuige, “het begin (1) van de schepping Gods”(Op 3:14). De Here zegt niet, dat materie (oerknal, een oersoep of iets dergelijks) het begin is. “Want uit Hem en door hem en tot Hem zijn alle dingen”. Als men deze geopenbaarde waarheid niet aanneemt, hoe kan men er dan met de apostel aan toevoegen: “Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid! Amen”? (2)
Het Nieuwe Testament bericht over het gezag van het gesproken Woord van Jezus Christus,waarmee Hij leerde en zonden vergaf, zieken genas, de gestorven Lazarus levend uit zijn graf deed opstaan en zowel demonen als de natuur zijn bevelen kon opleggen. Op grond van geloof in Jezus Christus en in het gezag van zijn Woord zei de hoofdman in Kapernaüm in verband met zijn doodzieke knecht tot Hem: “Spreek slechts een woord en mijn knecht zal genezen” (Lc 7:7). Dat Woord is genoeg.
Bovendien heeft de Here in het gezag van het geschreven Woord van God de intensieve verzoekingen van de listige duivel in de woestijn kunnen weerstaan (Dt 8:3; 6:16; 6:13 en 10:20). Als zich hierbij de waarheid en goddelijke volmacht van Gods geschreven Woord in het vijfdeboek van de door God geroepen profeet Mozes openbaart, waarom dan tornen aan de waarheid van Gods geschreven Woord en van Gods almacht in eerste boek van dezelfde profeet (Genesis)? Zou de Here in dit opzicht ook ons moeten verwijten: “U dwaalt, want u kent de Schriften niet, noch de kracht Gods” (Mt 22,29)?
Als de Here “met een bevel” uit de hemel neerdaalt, zullen ontelbare christenen die in Christus gestorven zijn, uit de doden opstaan en met de dan levenden “in een ontelbaar ogenblik veranderd worden” en een onsterfelijk lichaam ontvangen (1Tes 4:15-17; 1Kor 15:52). Hij, de Almachtige, heeft daar geen miljoenen, laat staan miljarden jaren voor nodig, zelfs niet zes dagen!
Waarom is in het licht van deze feiten aangaande Christus’ gezaghebbend Woord het geopenbaarde bericht van het gezaghebbende Woord van dezelfde Here, waarmee Hij alles geschapen heeft dan discutabel (Joh 1:1-3; Ps 33:6,9)?
In den beginne schiep God alles uit het niets (ex nihilo): “ … dat de wereld door het Woord Gods tot stand gebracht is, zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare” (Heb 11:3). “Door het geloof” in de almachtige God en in zijn openbaring “verstaan wij”. Op Gods Woordopenbaring gegrond geloof betekent nooit uitschakeling van het door God gegeven verstand. Openbaringskennis gaat boven het menselijke verstand uit, maar niet tegen het verstand in.
De mens is niet alwetend, maar als schepsel en dood de zondige natuur beperkt. De natuurwetenschap is dan gebaseerd op het waarneembare en meetbare en op het herhaalbare van het experiment. Gods Woord dat de schepping uit het niets deed ontstaan, is uiteraard noch waarneembaar noch door experimenten herhaalbaar. Een (theïstische-)evolutionist kan Gods openbaring over zijn schepping (Gen 1-2; Ps 33:9 en Joh 1:1-3,10a) per definitie nooit wetenschappelijk weerleggen – een Bijbelgetrouwe creationist kan haar niet wetenschappelijk bewijzen. Maar “het geloof” in God, de almachtige en aan zijn Openbaring “ … is een bewijs van de dingen die men niet ziet” (Heb 11:1).
Als Genesis 1-3 geen geopenbaarde, historische waarheid zou zijn … I. Jezus Christus – nog geloofwaardig?
* Jezus Christus getuigt van Zichzelf dat Hij de Waarheid is en de Waarheid spreekt (Joh 14:6; 8:45-46; 18:37). De Here zei, dat de levende God “leven in Zichzelf heeft” en “leven geeft”, evenals Hijzelf (Joh 5:26). Als Genesis 1-3 geen historisch feit zou zijn, waarom zegt de Here dan niet dat (ook) materie leven in zichzelf heeft en ook niet dat de dood leven voortbracht?
* Jezus Christus getuigt, dat Hij niet uit Zichzelf spreekt: “Wat Ik dan spreek, spreek ik zó alsde Vader Mij gezegd heeft (Joh 12:49-50). Als Genesis 1-3 geen historisch feit zou zijn, waarom zou de Zoon dan in opdracht van en over de Vader ten aanzien van de mens zeggen, dat “de Schepper van het begin der schepping hen als man en vrouw gemaakt heeft” (Mc 10:5; Mt 19:4)? Daarmee bevestigt de Here toch dat het bericht over de oorsprong van de mens (Gen 1-2) Gods openbaring is en niet een of andere ‘ervaringskennis van mensen uit de vierde of vijfde eeuw’ (vóór Chr.), zoals iemand dacht.
Omdat Jezus Christus, de Zoon, door de Vader gezónden was, de woorden van de Vader ontving en doorgaf, sprak Hij “de woorden Gods” (Joh 3:34). Daarom kon de Here zeggen: “Het woord dat Ik heb gesproken, dat zal hem oordelen op de jongste dag” (Joh 12:48). Slaat dat niet ook op zijn Woord over God als Schepper van de mens, compleet als man en vrouw en van het begin van de schepping? Valt dan niet ook de idee dat de mens van dieren (apen) afstamt onder het oordeel van het Woord?
* “Van den beginne was de duivel een mensenmoordenaar … hij is een leugenaar en de vader van de leugen,” zei de Here (Joh 8:44). Als het bedrog van de duivel voor de zondeval van de eerste mens, Adam, geen historisch feit zou zijn, maar een of andere ‘theologische reflectie’, hoe kon de Here dan indirect naar Genesis 3 heen wijzen en het bericht bevestigen?
* De Here Jezus Christus, die de Waarheid is, zegt: “Die Mij gezonden heeft, is waar, en wat Ik van Hem gehoord heb, dat spreek Ik tot de wereld” (Joh 8:26,28). Sprak de Here dan niet ook de waarheid die Hij van de Vader “gehoord” had, toen Hij de tijd voor Zijn wederkomst op aarde vergeleek met die voor de zondvloed ten tijde van Noach (Mt 24:36-39; ook 2Pe 3:6)? Daarmee bevestigde toch Gods Zoon, dat Noach een historische figuur is en de zondvloed geen mythe.
II. Gods Woord – nog betrouwbaar?
* Als Genesis 1-3 geen historisch feit zou zijn, waarom zegt Jezus Christus dan in zijn gebed tot God de Vader: “Uw Woord is de Waarheid”, zonder enige uitzondering daarop te maken (Joh 17:17)? Waarom zegt de Here niet: Uw Woord is de Waarheid behalve over de schepping, de oorsprong van het leven en van de mens, de zondeval van de eerste mens en de oorsprong van de dood als Gods oordeel, evenals over de zondvloed?
* Als Genesis 1-3 geen historisch feit zou zijn, hoe kon de apostel Paulus in Klein Azië de mensen die hem en Barnabas als goden wilden vereren, “verkondigen” dat ze zich van hun afgoderij moesten “bekeren tot de levende God, die hemel, de aarde, de zee en al wat daarin is,gemaakt (3) heeft” (Hnd 14:15-17)? Hoe kan men vanuit een theïstisch-evolutionisme oproepen tot bekering tot de Schépper, Wetgever en Rechter, zoals Hij zich in Genesis 1-3 heeft geopenbaard (Jak 4:12)?
* Als God niet de Schepper van de complete, eerste mens Adam zou zijn, hoe kon de apostel Paulus Gods Woordopenbaring citeren: “De eerste mens is uit de aarde” (Gen 2:7; 1Kor 15:47)? Als Adam “de éérste mens” was, hoe kunnen er dan mensen vóór Adam hebben bestaan? Paulus kon de openbaring van de Schrift citeren, dat God “uit één enkele het hele menselijke geslacht gemaakt heeft”, waarbij hij niet bedoelde ‘uit één enkele aap het hele menselijke geslacht liet ontwikkelen’, gezien de context (Hnd 17:26)? Als theoloog, die bewust “alles geloofde wat in de wet (inclusief Gen 1:1-3!) en in de profeten geschreven staat”, kon hij immers moeilijk verkondigen, dat het menselijke geslacht zich ‘langzaam via evolutie uit dieren hoger ontwikkeld’ had (Hnd 24:14).
De apostel Paulus schrijft ter argumentatie: “Want eerst is Adam geformeerd, en daarna Eva” (1Tim 2:13; Gen 2:7,21-23). Hoe kon hij dat weten en zeggen anders dan op grond van Gods openbaring in Genesis 2, die hij serieus nam? Paulus, één van de grondleggers van het leerfundament van de Gemeente van Christus, spreekt over Adam en Eva als over historische personen – niet, omdat hij ‘niet beter wist’ of ‘misleid’ was.
* De apostel Paulus verkondigde in Athene God als de Schepper, die “zelf aan allen leven enlevensadem en alles geeft”. Als Genesis 2:7 geen historisch feit zou zijn, hoe zou Paulus het gewaagd hebben deze geopenbaarde waarheid de Griekse filosofen, wetenschappers en anderen in Athene te verkondigen? Bovendien had hij als fundament de eerste profetie over de “knecht des Heren” (Jezus Christus), waarin God zich als Schepper presenteert en zegt: “… die aan de mensen … de levensadem en de geest geeft” (Hnd 17:24-25; Jes 42:5-7; Ps 104,30a).
* De arts en geschiedschrijver Lucas vermeldt in zijn geslachtsregister Adam als historische persoon en als vader van Set – precies zoals hij Juda, Jakob, Isaak, Abraham, Sem, Noach en Henoch enz. als historische personen weergeeft (Lc 3:23-30). Als theïstische-evolutie al deze in Lucas 3 genoemde mensen als historische personen erkent, waarom dan de selectieve uitsluiting van Adam als eerste historische persoon, zoals beschreven in Genesis 1-3?
Judas, halfbroer van Jezus als mensenzoon, citeert “Henoch, de zevende van Adam af” in verband met diens profetie over de wederkomst van de Here “met zijn heilige tienduizenden om alle goddeloosheid te straffen” (14). Hij neemt daarbij de waarheid van Gods Woordopenbaring aan, dat niet alleen Henoch, maar ook Adam een historische figuur is.
Johannes knoopt aan bij Jezus’ woord over de duivel en bij Gen 3: “De duivel zondigt van den beginne” (1Joh 3:8; Joh 8:44).
Paulus vergelijkt de misleiding van Eva, de vrouw van de eerste Adam, door de listige slang met de misleiding van de Gemeente van Christus, de hemelse Bruid van de tweede Adam doordezelfde listige slang (2Kor 11:2-4; Gen 3).
Petrus karakteriseert in de zin van Christus de duivel als de tegenstander die rondgaat als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal verslinden (1Pe 5:8).
Dat betekent, dat deze drie apostelen de duivel en zijn listige misleiding en bedrog “vanaf het begin”(in het paradijs) als geopenbaarde historie erkennen en Christus’ woord serieus nemen (Joh 8:44). Hoe kan men de (huidige) listige misleiding van de Gemeente van Christus ten diepste verstaan, als men Genesis 1-3 niet letterlijk neemt?
* Als God niet de Schepper, Wetgever en Rechter vanaf de éérste mens zou zijn (Jak 4:12), hoe kon Adam Gods gebod in het paradijs overtreden en aan zijn Schepper ongehoorzaamworden, waardoor de zonde in de wereld binnenkwam, die dus zonde tegen God zijn Schepper was en is (Rom 5:12-18)? Hoe kon Paulus weten en zeggen dat Eva “misleid” en Adam “ongehoorzaam” geweest was, anders dan door Gods openbaring in Genesis 3, die hij serieus nam (1Tim 2:14; Gen 3:1-6,13)?
* Wanneer de Schrift zegt dat het God Zelf is die “de schepping aan de vergankelijkheid onderworpen heeft” ten gevolge van de ongehoorzaamheid van de eerste mens Adam tegenover zijn Schepper (Rom 8:20-22), hoe kan dezelfde God tegelijk een ‘macro-evolutie (4) van vooruitgang’ op gang gebracht hebben en nog steeds stimuleren? Hoe zijn de zichtbare neergang en “de wet van verval” te verenigen met een ‘steeds hogere ontwikkeling van soort tot soort’ door een evolutieproces?
* De apostel Petrus schrijft, dat het mensen “willens en wetens ontgaat, dat door het Woord van God de hemelen er sinds lang geweest zijn en de aarde, die uit en door water bestaat, waardoor de toenmalige wereld, door water overstroomd, is vergaan … Maar de tegenwoordige hemelen en aarde worden door hetzelfde Woord … ten vure bewaard tegen de dag van het oordeel en de ondergang van de goddeloze mensen” (2Pe 3:5-7). Wat is daarin anders geopenbaarde waarheid dan allebei?
III. Gods openbaring over de oorzaak van de dood – betrouwbaar?
Als God niet Schepper, Wetgever en Rechter vanaf de eerste mens zou zijn, hoe kon God Adams ongehoorzaamheid veroordelen met de dood – waardoor het hele nageslacht van Adam eenmaal moet sterven – als hij (‘zoals wij’) het gedrag ‘van de dierlijke voorouders geërfd’ zou hebben (Gen 2:16-17; 3:1-11; Heb 9:27)?
* Wanneer de Schrift, zegt, dat “de zonde de prikkel van de dood is”, hoe kan dan de dood ‘de prikkel van een evolutieproces van steeds hogere levensvormen’ geweest zijn al vóór de ongehoorzaamheid van de eerste mens tegenover zijn Schepper (1Kor 15:56)? De Schrift openbaart wel, dat “de dood als koning geheerst heeft vanaf Adam … ” – maar niet vanaf het begin van een evolutieproces (Rom 5:14). De waarheid is en blijft: “Want de dood is er door een méns … zij sterven allen in Adam” (1Kor 15:21,22).
* Wanneer de Schrift, die de Waarheid is, zegt dat de dood Gods oordeel over deongehoorzaamheid van de eerste mens Adam is, hoe kan dan de dood ‘Gods instrument van macro-evolutie’ zijn (geweest)? Wanneer de dood “de laatste vijand is die vernietigd (5) zal worden (1Kor 15:24), hoe kan de dood dan bij wijze van spreken ‘de eerste vriend’ zijn, immers van begin af aan onmisbaar voor ‘hogere ontwikkeling van de ene soort naar een andere’?
IV. De onafscheidelijke Bijbelse “Adam – Christus” samenhang – ongeloofwaardig?
* De apostel Paulus schrijft: “Maar toen de volheid van de tijd gekomen was, heeft God zijn Zoon uitgezonden, geboren uit een vrouw …” (Gal 4:4). Hoe had hij daarin de vervulling van Gods belofte na de zondeval van Adam en Eva in het paradijs tegenover hun Schepper (Gen 3:15) kunnen herkennen, wanneer Genesis 1-3 geen geopenbaarde geschiedenis zou zijn?
* Als God niet de Schepper van Adam, “de eerste mens” is, hoe kan dan de Schrift spreken van Jezus Christus als “de tweede mens” (1Kor 15:47)? Zonder “eerste mens” geen “tweede mens”. Is de eerste Adam geen historische figuur, maar een mythologische, hoe moeten we dan Jezus Christus, de tweede mens, verstaan?
* Wanneer voor de ongehoorzaamheid van de eerste mens Adam tegenover zijn Schepper al mensen geleefd zouden hebben en gestorven zouden zijn, hoe kan dan de Schrift “de gehoorzaamheid van de ene (Jezus Christus) ten aanzien van Gods wet tegenoverstellen aan “de ongehoorzaamheid van de éne” (Adam) tegenover Gods gebod (Rom 5:15-19; Fil 2:8)? “Zoals in Adam alle sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden” (6) (1Kor 15:21-22).
* Als de dood niet het oordeel van God de Schepper over de ongehoorzaamheid van de eerste mens is, maar ‘Gods instrument van macro-evolutie’, hoe kon God dan zijn Zoon na diens plaatsvervangende dood aan het kruis uit de doden opwekken (1Kor 15:1-5)? En hoe kon Jezus Christus “de dood te niet doen” (2Tim 1:10, zie voetnoot 2), de dood overwinnen en ons door zijn zondoffer aan het kruis hebben “vrijgemaakt van de wet van de zonde en van de wet van de dood”, als de dood juist cruciaal voor ‘verticale evolutie in hogere levensvormen’ is (1Kor 15:54-57; Rom 8:3; 2Tim 1:10)?
Als Jezus Christus alles geschapen heeft, hoe zou dan Hij, die het Leven is, Leven geeft en “de sleutel van de dood heeft”, zelfs na Golgotha en Pasen ‘door de dood macro-evolutie’ kunnen aandrijven (Op 1:7)? Wat betekent tegen de achtergrond van een ‘theïstische evolutie’ Zijn getuigenis: “Ik ben de opstanding en het leven; … Wie in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven” (Joh 11:25-26; ook 5:21)? Waar blijft de dood als voorwaarde voor verticale ‘hogere ontwikkeling’?
* Als God niet de Schepper is, waarom heeft Hij dan aan zijn verlost volk Israël hetsabbatgebod gegeven met als argument:
“Want in zes dagen heeft de Here de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte op de zevende dag; dáárom zegende de Here de sabbatdag en heiligde die” (Ex 20:8-11; 31:17)? Aan het eind van de intensieve werkweek moest het volk toch gedenken, dat Israëls Verlosser niemand minder dan de Schepper Zelf is (20:1,11)!
De apostel Paulus schrijft, dat het Jezus Christus is, door wie God alles geschapen heeft: “Alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen” (Kol 1:15-16). Is dat alleen de ‘visie van Paulus op de schepping’ respectievelijk ‘zijn standpunt’ dat hij aan de gelovigen ‘wilde opleggen’? Of geloven we nog in Gods openbaring aan de apostelen en profeten die in Zijn opdracht het leerfundament van de Gemeente moesten leggen (Ef 2:20; Gal 1:12)?
Bovendien introduceert de verheerlijkte Verlosser, de Here Jezus Christus, Zichzelf aan de gemeente in Laodicea: “Dit zegt de Amen, de getrouwe en waarachtige getuige, het begin (oorsprong, oorzaak) van de schepping Gods” (Op 3:14). Jezus Christus, de Schepper, is de Verlosser door wie wij kinderen van God worden – de Verlosser is de Schepper! Johannes 1:12 is niet te scheiden van 1:1-3,10! Schepper en Verlosser zijn één!
Waar zegt de Schrift, dat de mens deze Godgegeven onafscheidelijke eenheid van Schepper en Verlosser mag scheiden en dan een keuze tussen beiden kan maken? Hoe kan een christen zeggen, dat hij in Jezus Christus als zijn goddelijke Verlosser gelooft, maar tegelijkertijd zeggen dat hij, zich baserend op wetenschappelijke kennis (die echter berust op een naturalistisch-mechanistisch geloof), Hem niet kan (en wil) accepteren als de goddelijke Schepper die door het Woord, door Zichzelf alles geschapen heeft (Ps 33:6,9; Joh 1:1-3)? Hoe ziet de Schrift een dergelijke keuze (Spr 30:5-6; Jr 8:9; 1Kor 2:19-21)?
* De apostel Paulus maakt bekend: “Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen. Dit alles is uit God” (2Kor 5:17). De “nieuwe mens” in de gelovige is “naar het beeld van zijn Schepper” (Kol 3:10). Als de volmaakte schepping van de eerste mens, Adam, “naar Gods beeld” (Gen 1:26; 2:27; 5:1-2) geen geopenbaard feit is, is dan ook de “nieuwe schepping in Christus”, de “nieuwe mens, die naar God geschapen is” dan ook geen Bijbels feit (Ef 4:24)?
V. De Openbaring van het wezen van God en van Gods Zoon staat op het spel
God openbaarde zich aan zijn knecht Mozes – nota bene na de afgoderij met het gouden kalf van het volk Israël onder Aäron – in de eerste plaats als de barmhartige, genadige, lankmoedige, groot van goedertierenheid, de zonde vergevend, en daarna als de heilige en rechtvaardige die de schuldige niet onschuldig houdt en als straf tuchtigt (Ex 34:5-7).
Jezus Christus getuigde: “Ik en de Vader zijn één” en “Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien” (Joh 10:30; 14:9). De Here zei van Zichzelf: “Leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart” (Mt 11:28-30). De Schrift zei al profetisch over Hem: “Hij werd mishandeld, maar hij liet zich verdrukken en deed zijn mond niet open; als een lam dat ter slachting geleid wordt en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders …” (Jes 53:7; ook 1Pe 2:22-23).
De apostel Paulus, die geleerd had om juist in zwakheden te roemen, opdat de kracht van de opgestane Christus in hem en door hem openbaar zou worden, zei over de Here: “Hij is gekruisigd uit zwakheid …” (2Kor 13:4). Door zwakheid tot kracht, door kruis naar de kroon, door lijden tot heerlijkheid. Hoe is de idee van overleving van de sterkste op grond van een ‘natuurlijke selectie’ door een egoïstische, meedogenloze ‘strijd om het bestaan’ met eliminatie van de minst aangepaste, zwakke ooit te verenigen met het karakter en de gezindheid van het Lam Gods, die onze Verlosser en Schepper is? De seculiere Professor David Hull schreef in het tijdschrift Nature:
“Het evolutionaire proces is vol toeval, onzekerheid, onvoorstelbare verkwisting, dood, leed en wreedheden. God (de God van de theïstische evolutie) is niet een liefdevolle God die zich om zijn schepselen bekommert. Hij is onverschillig, verkwistend, bijna diabolisch. Hij is vast en zeker niet die God, tot wie ook maar iemand zou willen bidden”.(7)
Het is de oude apostel Johannes gegeven om in een visioen de eeuwige God op Zijn troon te zien. De 24 oudsten werpen zich voor Hem neer om Hem te aanbidden, zeggende:
“Gij, onze God, zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de macht, want
Gij hebt alles geschapen, en om uw wil was het en werd het geschapen” (Op 4:9-11).
God geve dat wij in dit leven op aarde Hem als Schepper en Verlosser in Christus erkennen, liefhebben en dienen met ons hele hart, met onze hele wil en met ons hele verstand.
Els Nannen
Zie ook Studiengemeinschaft Wort und Wissen: www.wort-und-wissen.de (e-mail: sg@wort-und-wissen.de)
1) Grieks: archè: begin, oorsprong, oorzaak
2) Rom 11:36; 1Kor 8:6; Kol 1:15-17; Heb 1:1-2,10; 2Pe 3:5; Ps 24:1-2
3) Grieks: poieoo: maken, tot stand brengen, scheppen4) ‘Macro-evolutie’ is het geloof dat de ene soort uit de andere soort voortkomt. Zgn. ‘micro-evolutie’ wil uitdrukken dat
binnen de soorten verandering en ontwikkeling kan plaatsvinden en plaatsvindt. Het is verwarrend dat sprekers en
schrijvers het vaak over ‘evolutie’ hebben, zonder duidelijk te vermelden wat ze daarmee bedoelen, ook als ze
creationisten, die ‘macro-evolutie’ ontkennen, bestrijden.
5) Grieks: katargeoo: buiten werking stellen, doen ophouden, afschaffen, verwijderen, te niet doen. Niet ‘onttronen’.
6) Alan Morrison: No Adam – No Christ. What Happens when we deny that Genesis 1-3 is History? www.diakrisis.org ,
June 23,2003
7) D.J. Hull: The God of the Galapagos. Nature 352, 1996 (6335), p 486. Citaat in Henry M. Morris III: Five Reasons to
Believe in Recent Creation .Institute of Creation Research, Dallas, Texas, 2008,31 www.irc.org
FINDHORN
FINDHORN
= naam van een rivier in Noord-Schotland
Hier vestigde zich een toonaangevende newage-gemeenschap, die ontstaan is uit een experiment dat begin jaren zestig van de vorige eeuw begonnen is. Op mediale wijze gaf een ‘hoger wezen’, een Deva ofwel de god Pan, een bericht door om een tuin aan te leggen op een onvruchtbaar schiereiland van een rivier. Dit project ontwikkelde zich buitengewoon goed en trok heel wat pelgrims aan. Het leidde tot het ontstaan van een Findhorn-gemeenschap als een van de eerste newage-centra, onder het devies ‘grensloze liefde en waarheid’. Findhorn wordt wel met de academie van Florence vergeleken, die het nieuwe tijdperk van de Renaissance inluidde. Zo wordt Findhorn door veel newagers beschouwd als het begin van een nieuw tijdperk: van spiritueel en ecologisch bewustzijn. Welke krachten hierbij worden ingeschakeld kan worden afgeleid uit het doel: een synthese realiseren tussen drie koninkrijken: “het rijk van de mensen, het rijk van de elfen en het rijk van de lichtwezens.”
BHAGAVAD GITA
BHAGAVAD GITA
= “het lied van de Heer”
Het meest bekende hindoegeschrift dat dateert van enkele eeuwen voor Christus. Hierin wordt beschreven hoe de jonge krijger Arjuna in de strijd moet kiezen om zijn verwanten, die tot de tegenpartij behoren, te doden. Centraal staat de god Krisjna, die aan Arjuna in al zijn vormen verschijnt en door hem aanbeden wordt. Deze leert hem dan om zijn eigen liefde uit te dragen door ‘de naaste liefdevol te doden’ en hem aldus een betere reïncarnatie te bezorgen met de woorden van hoofdstuk 11 vers 33: “Daarom sta op! Win de glorie, versla deze vijanden en treed het koninkrijk binnen. Door het lot van hun karma heb ik hen gedoemd te sterven: wees slechts het middel van mijn handelen.” Mahatma Ghandi vond de Bhagavad Gita troostrijker dan het Evangelie.
ATMAN-PROJECT
ATMAN-PROJECT
Modern begrip waarmee het zoeken van het individu wordt beschreven, zijn streven naar de kosmische eenheid. De mens zoekt eerst zijn eigen identiteit in het Zelf of Atman (= ademtocht, ziel); vervolgens zoekt deze ziel om volledig op te gaan in de goddelijke wereldziel of Brahman. Dit opgaan is de echte verlossing/bevrijding en heet ‘moksja’.
Deze pantheïstische leer vormt de belangrijkste boodschap van de Oepanisjaden, die de geschiedenis van mens en wereld niet vanuit morele tegenstellingen van goed en kwaad verklaren, maar vanuit het streven naar de opheffing van iedere vorm van individualiteit. In wezen is het Atmanproject niet anders dan bewustzijnswetenschap of zelfvergoddelijking, alleen wordt een andere terminologie gebruikt.
ANDROGYNIE
ANDROGYNIE
(Grieks: anèr = man en gynè = vrouw, )
Het versmelten van mannelijke en vrouwelijke eigenschappen op het geestelijke en psychische vlak (niet lichamelijk: een androgyn is geen hermafrodiet) in één persoon. Het gaat erom in zichzelf het andere geslacht in zijn psychische dimensies te ontwikkelen en te integreren, waardoor de nieuwe spiritualiteit zich kan verwerkelijken, Daarmee wordt de oude scheiding tussen mannelijk-aktief (naar buiten gericht) en vrouwelijk-passief (naar binnen gericht) overstegen. In plaats daarvan komt een bewustzijnsverruiming van man en vrouw in één persoon:
“De eenheid met de natuur wordt op dezelfde wijze nagestreefd. als de eenheid van geest en materie, totaan de integratie van tegenstellingen van man en vrouw.” Hieruit blijkt dat androgynie voor het feminisme het zicht biedt op een toekomstige samenleving waarin de dualiteit (ook van de geslachten) is opgeheven.
Darwin en Darwinisme
Enkele gegevens over het Europese denken
Het darwinisme kwam niet uit de lucht vallen. Er ging heel wat aan vooraf. In het Europese denken is er naast de Bijbel altijd een brede parallelle stroom geweest vanuit de Renaissance, die het Griekse denken als maatgevend beschouwde. De eerste wetenschappers waren allen belijdende christenen, tot ver in de 19e eeuw toe. In hun werk werden zij voortdurend geconfronteerd met de realiteit, waardoor zij voor al te grote dwalingen behoed werden. Aan de universiteiten had je wetenschappen als theologie, filosofie en rechtsgeleerdheid. Zaken als geologie en biologie werden bedreven door geïnteresseerden, meestal in hun vrije tijd. Er waren wel professoraten, maar die mag je beschouwen als erebaantjes die toegang gaven tot de ‘upper class’. Geregeld onderwijs daarin bestond niet. Vanuit de Renaissance zie je, dat het denken zich verzelfstandigt. Men wilde van God, Bijbel en kerk af. De theologie heeft dit kennelijk gemist. De ‘Verlichting’ heeft de grond voor de wetenschap gezocht in de ‘benedenverdieping’, het denken van de mens. Dat was het geestelijk klimaat in de tijd waarin Charles Darwin opgroeide.
Natuurwetten in plaats van God
Zoals Newton natuurwetten had gevonden voor de hemelruimte, vond men, dat ook het hele leven vanaf ontstaan tot nu toe door natuurwetten geregeerd zou worden. Later werd dat ‘evolutie’ genoemd. Darwins grootvader, Erasmus Darwin, en een zekere Lamarck hadden hun visies gepubliceerd. Er was echter geen mechanisme bekend, dat die evolutie zou kunnen sturen. Het werd urgent om een verklaringstheorie te vinden die niets meer met Bijbel, kerk en geloof te maken had. Veel intellectuelen geloofden daar al eeuwenlang niet meer in, maar ze moesten zich daar toch nog in schikken, wegens gebrek aan een alternatief.
De invloed van Charles Lyell
Charles Lyell (1797-1875) was een rijke advocaat, die graag als een goed christenmens te boek stond, maar die in brieven aan vrienden schreef dat “…we af moeten van de geschriften van Mozes”, waarmee hij bedoelde, dat een recente schepping in zes dagen, een wereldwijde vloed, maar ook Gods wetten op de Horeb, uit het bewustzijn van de Europeanen moest worden uitgewist. Iemand met een dubbele agenda dus. Hij kende al wel enkele naturalistische ontstaanstheorieën over het leven, maar het probleem was, dat zoiets veel tijd kostte. En daar ging hij wat aan doen. Charles had tijd en geld genoeg en reisde Europa rond om aan de hand van zijn bevindingen een boek over geologie te schrijven. Hij ging daarbij uit van de stelling: het heden is de sleutel tot het verleden. De snelheid waarmee thans klei, zand, grind e.d. worden afgezet, is ook maatgevend voor het verleden. Nu als die snelheid 1 mm per jaar is en we hebben een afzettingsdikte van 1 kilometer, dan duurde dat dus een miljoen jaar. En zo bouwde hij dus aan de voor evolutie benodigde tijd. Hij benoemde zichzelf al doende tot een geologisch expert. Hij publiceerde zijn bevindingen van 1830-1833 in een driedelig werk ‘Principles of Geology’. Omdat hij zelf buiten schot wilde blijven, moest hij iemand zien te vinden die een geloofwaardige theorie over het ontstaan van het leven wilde publiceren. En daarvoor bood zich, zonder zelf het te beseffen, iemand aan.
De mens Charles Darwin
Charles Darwin (1809-1882), kleinzoon van de eerdergenoemde Erasmus Darwin, was een intelligent en beminnelijk mens, onzeker over zichzelf, geneigd tot hypochondrie (= neiging om voortdurend ten onrechte te denken, dat men allerlei ziektes heeft), maar met een goede dosis eerzucht. Orthodox in geloof, maar zeker niet fanatiek. Hij geloofde in schepping en zondvloed. Op zijn 16e heeft hij 2 jaar in Edinburgh medicijnen gestudeerd en in 1828 werd hij naar Cambridge gestuurd voor een opleiding theologie. In die tijd was zo’n job eigenlijk voor de mislukkelingen, maar het betaalde goed. Daar las hij Paley’s boek over de natuurlijke theologie en raakte meer geïnteresseerd in biologie. De gelovige bioloog ds. John Henslow bracht hem in contact met Adam Sedgwick, die geologie doceerde in Cambridge. Na drie verknoeide jaren verliet Darwin Cambridge om zich te vestigen als dorpspriester op het Engelse platteland. Maar toen nam zijn leven een totaal andere wending. Hij werd gevraagd om enkele jaren als ‘naturalist’ mee te varen met het schip de ‘Beagle’.
De reis met de ‘Beagle’
In tegenstelling tot de algemeen geaccepteerde mythe heeft deze reis volgens zijn biografe, Gertrude Himmelfarb, geen enkele bijdrage geleverd aan het ontstaan van Darwins boek. Anderen moesten hem later wijzen op de ‘Darwin-vinken’. Hij wist zelf niet eens precies welke beesten hij gezien had op de verschillende Galapagos-eilanden. Na vijf lange jaren stapte Darwin in 1836 aan wal. Juist voordat hij op 27 december 1831 uitzeilde, kreeg hij van Henslow het eerste deel van Lyells boek over de geologie, “maar”, zei Henslow, “je moet er niets van geloven.” Het grootste deel van die tijd was Darwin op het land bezig met het verzamelen van gesteenten en fossielen, want zijn grootste belangstelling lag toch bij de geologie. Intussen dacht hij over de verschillende levensvormen na, vroeg zich af waarom er op verschillende plekken verschillende dieren leefden en filosofeerde daarover, mogelijke verklaringen zoekend. Daarover heeft hij veel geschreven in zijn notitieboeken.
De ‘Origin of Species’
De duistere figuur achter Darwin is Charles Lyell. Hij was een meester in het op de achtergrond blijven en anderen voor zijn karretje te spannen. Darwin was in het bezit van al zijn werken over geologie. Deel 1 had hij tijdens zijn reis bestudeerd. Het lezen van deel 2 bracht hem op het idee het in zijn Origin uit te werken. Iemand schreef eens: deel 2 van Lyells ‘Principles of Geology’ is werkelijk de ‘Origin’, maar zonder darwinisme. Bij het lezen van dit deel kreeg Darwin de hele theorie uitgespeld, behalve het mechanisme van de natuurlijke selectie. Darwin begon nu feiten bij de theorie te zoeken. Hij werkte zijn aantekeningen om tot het raamwerk voor een boek. Lyell stond er zo met zijn neus bovenop, dat Darwin eens verzuchtte: ‘Als ik mijn gedachten terugdenk, weet ik niet welk deel van mijzelf is en welk van Lyell.’ Maar de liefde van Lyell bekoelde, toen hij in de gaten kreeg dat Darwins werk atheïstische trekjes begon te vertonen. Het moest wel Mozes’ boeken ondergraven, maar niet openlijk antichristelijk worden. Lyell wilde in de ogen van het publiek een net en christelijk mens blijven lijken. Bij de verschijning in 1859 was er grote oppositie vanuit de Engelse maatschappij. Wetenschappers vonden het beneden de maat. Dat was en is het ook. Het is geen wetenschappelijke verhandeling over het ontstaan van de soorten, maar een breedsprakige natuurfilosofische verhandeling, met tal van frasen als “het is gemakkelijk in te zien dat…”, “…is het niet moeilijk voor te stellen dat…”, maar met geen enkel echt wetenschappelijk statement, laat staan een bewijs voor enige stelling. Darwin bouwde in de tekst allerlei veiligheden in voor het geval dat nieuwe vondsten zijn opvatting zouden falsificeren. Darwin en zijn vrienden, inclusief Lyell, waren op het gebied van wiskunde en logica eigenlijk vergulde nullen. Prof. Thompson schreef in het voorwoord van de uitgave in 1956: ‘Het succes van het darwinisme ging gelijk op met afname van wetenschappelijke integriteit.’ Want gaf Darwin nu een theorie over het ontstaan van de soorten? Niet in het minst. Hij probeerde de variatie op soortniveau – die hij als kweker goed kende – te extrapoleren (= een reeks of een verhouding uitbreiden of voortzetten buiten het oorspronkelijke gebied) naar een evolutie van soort naar soort in opklimmende zin en beweerde, dat dat mogelijk was, als er maar tijd genoeg beschikbaar was. Nu, die tijd had Lyell verschaft, dacht hij (en denken velen nog).
Hoe het evolutionisme zich verspreidde
Lyell kocht bij verschijning heel wat exemplaren op en stuurde die aan ‘dissidente’ anglicaanse geestelijken, want zo zei hij: ‘De anglicaanse kerk van binnenuit nemen, scheelt 50 jaar harde strijd.’ En dat bleek waar. Geen enkel nieuw wetenschappelijk feit, geen doorwrochte – tenminste enigszins geteste – theorie prijkt in Darwins werk, het boek vervulde in hoofdzaak de functie van schaamlap en afleidingsmanoeuvre. Toch werd Darwins boek gepropageerd als het ultieme bewijs van een naturalistische oorsprong van het leven. Maar dat was het niet en is het nog steeds niet. Door een slechte gezondheid verdedigde Darwin zijn werk niet zelf, maar liet dat aan Thomas H. Huxley (1825-1895) over. Deze vond Darwins oplossing weliswaar ontoereikend, maar bij gebrek aan beter bood hij zich aan om het werk te verdedigen. Hij deed dat zo fanatiek dat hij de bijnaam “Darwins buldog” kreeg. Lyell en zijn vrienden, die een groepje (de X-club) vormden binnen de Royal Society, kregen medestanders van Darwin op belangrijke posten aan de Britse universiteiten benoemd. Daardoor stierf het protest in de wetenschappelijke wereld langzaam uit. De theologen zonnen op middelen om zich aan de nieuwe situatie aan te passen.
De aanpassingen in de christelijke wereld
Veel anglicaanse geestelijken waren niet erg gemotiveerd om de langzaam veld winnende opvattingen van Darwin te bestrijden. Dus werden er redeneringen bedacht om de theologie aan te passen aan het kennelijk nieuwe paradigma. Enkele ‘oplossingen’:
Een ‘gat’ tussen Genesis 1:1 en 2. In dat gat moeten dan de geologische lagen en de hele evolutie terechtkomen. Dood en verderf vóór Adam; onzekerheid over de eerste mens: een ‘hominide’ (= op een mens lijkend wezen) waarin een ‘ziel’ geplaatst? Hoezo zonde en dood? Waarom Jezus eigenlijk?
Dagen zijn tijdperken. Ja, maar hoe konden de kruiden en de bomen van dag 3 een tijdperk lang zonder licht van de zon? Theïstische evolutie. Een populaire verlegenheidsoplossing: God gebruikte de wrede evolutieprocessen om te scheppen. Dood en verderf gingen vooraf aan Adam en Eva. Ook hier alleen maar problemen. De dood als straf op de overtreding komt hier in de lucht te hangen. En dus ook Jezus’ werk en Gods plan in bredere zin. Wat winnen we hiermee?
De huidige situatie
Met grote ferventie en toenemende agressiviteit is Darwins idee de westerse wereld opgedrongen. Wie zich niet conformeert, wordt geëxcommuniceerd. De voorbeelden van uitsluiting en broodroof zijn talloos. Openlijk wordt verklaard dat de ‘wetenschap’ thans dient om het materialisme te bevorderen. Ik citeer uit een uitspraak van de Amerikaanse bioloog Richard Lewontin:
“…door onze à priori toewijding aan materiële oorzaken worden we gedwongen om een onderzoeksapparaat en een set concepten te creëren, die materialistische uitkomsten produceren, onverschillig hoe erg ze tegen het normale logische denken ingaan en hoe verwarrend en inconsistent ze zijn voor de niet-ingewijden. Bovendien is dat materialisme absoluut, want we kunnen geen goddelijke voet tussen de deur toestaan.”
(Billions and billions of demons, The New York Review of Books, 9-1-1997).
Tegen deze geest hebben wij te strijden. Een geest die geen compromissen kent, die lacht om onze aanpassingen van de Bijbelse boodschap, een geest die ongedeelde toewijding aan het materialistische, atheïstische dogma vereist en die dat dogma als het enige wil toegelaten hebben aan onze (ook christelijke) scholen en universiteiten.
Ons antwoord
Wat moet ons antwoord als christenen zijn? Ik denk in de eerste plaats: zorgen voor kennis, wetenschappelijk juist en up-to-date. In de tweede plaats: niet buigen voor deze tirannie, maar deze in woord, geschrift en gebed bestrijden. In de derde plaats: een rechtmatige plek opeisen voor het op de Bijbel gebaseerde geluid in opleiding en wetenschap en ons niet laten ontmoedigen. We hebben waarheid en realiteit aan onze kant. Er is momenteel zoveel wetenschappelijk bruikbaar materiaal op het gebied van wis- en natuurkunde, kosmologie, geologie, paleontologie, geschiedenis en recentelijk ook biologie, dat wijst op een jonge aarde, een jong heelal en recent begin van het leven, dat er geen enkele behoefte is om te buigen voor het dictaat van het atheïstisch-materialisme. Veel van dit materiaal is recent en op dit ogenblik nog niet geheel gereed voor publicatie. Maar in dit jaar zal er heel wat op de markt komen. Ook wordt eraan gewerkt dat dit wetenschappelijk vakwerk zal doordringen tot de in het kader van het Darwinjaar alom georganiseerde discussiedagen, tv-programma’s en seminars. Daarnaast verschijnen er regelmatig dvd’s over verschillende onderwerpen, die aantonen dat het Bijbelse geluid voluit wetenschappelijk verdedigbaar is. Er is alle reden om de strijd met het exclusieve dogma van het evolutionisme niet uit de weg te gaan, maar die strijd vol moed, hoop en geloof aan te vatten. De keizer heeft geen kleren aan!
Rinus Kiel
Natuurwetenschappers (Schriftgelovige) uit het verleden
Bijbelgetrouw/creationistisch
Vele grote wetenschappers in het verleden waren creationisten en in dit opzicht evenzeer Bijbelgetrouwe christenen – mannen die net zo aan de inspiratie en autoriteit van de Bijbel geloofden als in de Godheid van Jezus Christus en aan Zijn verlossingswerk.
Zij geloofden, dat God alles op bovennatuurlijke schiep, elk met zijn eigen complexe structuur in verband met zijn eigen uniek doel. Zij geloofden, dat zij als wetenschappers “achter Gods gedachten aan dachten”. Ze leerden de wetten en processen van de natuur tot eer van God en voor het welzijn van de mensheid te verstaan en te beheersen. Zij geloofden en beoefenden de wetenschap op precies dezelfde wijze als huidige creationisten doen.
Op de een of andere manier was deze geestelijke instelling geen hindernis voor hun verplichting tegenover de ‘wetenschappelijke methode’. Feit is dat een van hen, Sir Francis Bacon, beschouwd wordt als degene die de wetenschappelijke methode geformuleerd heeft!
Zij schijnen bovendien in staat geweest te zijn om een zuivere ‘wetenschappelijke houding’ te bewaren. Het waren immers deze mannen (Newton, Pasteur, Linnaeus, Faraday, Pascal, Lord Kel-vin, Maxwell, Kepler enz.), wier onderzoekingen en analysen tot de echte wetten en concepten van de wetenschap geleid hebben, die ons wetenschappelijk tijdperk teweeg gebracht hebben.
De huidige mechanistische wetenschappers lijken eerder klein vergeleken bij deze intellectuele giganten uit het verleden. Zelfs de prestaties van een Einstein (laat staan van Darwin) zijn in vergelijking daarmee onbelangrijk. De werkelijke doorbraak, de nieuwe gebieden, de nuttigste ontdekkingen van de wetenschap werden zeker niet door creationistische motivatie van deze grote grondleggers van de moderne wetenschap aangereikt. Niemand moge veronderstellen dat zij zich alleen daarom aan God en creationisme gebonden wisten, omdat ze ‘nog geen moderne filosofieën kenden’.
Velen waren sterke tegenstanders van het darwinisme (Agassiz, Pasteur, Lord Kelvin, Maxwell, Dawson, Virchov, Fabre, Fleming enz). Zelfs zij die vóór Darwin leefden, waren al grote tegenstanders van vroegere evolutionistische systemen.
Tabellen
Om het belang van deze grote wetenschappers uit het veleden te illustreren, werden de tabellen I en II samengesteld. Deze pretenderen natuurlijk geen volledigheid. Ze zijn echter in ieder geval representatief en tonen aan dat moderne beweringen, dat geen wetenschapper een creationist en Bijbelgetrouwe christen kan zijn, onlogisch zijn.
Tabel I laat de creationistische ‘vaders’ van veel belangrijke takken van moderne wetenschap zien. Tabel II somt de creationistische nastuurwetenschappers op die voor diverse vitale uitvindingen, ontdekkingen en andere bijdragen voor de mensheid verantwoordelijk zijn. Weliswaar werden deze vergelijkingen hier en daar vereenvoudigd, want zelfs in de prille dagen van de wetenschap bracht elke nieuwe ontdekking van te voren of daarna een aantal andere wetenschappers met zich mee. Niettemin zijn er voor elk voorbeeld belangrijke redenen om de genoemde natuurwetenschapper als de hoofdverantwoordelijke persoon te noemen. In de eerste plaats was zijn medewerking heel belangrijk. Het is een ondersteuning van onze bewering, dat het geloof in de Schrift en in de openbaring daarin aangaande de schepping wetenschappelijke ontdekkingen meer bevordert dan belemmert.
In ieder geval waren de opgesomde wetenschappers strikte creationisten die zonder voorbehoud in de God van de Bijbel geloofden en zodoende aan zijn Woord. Enkelen waren ‘progressieve creationisten’, maar voor zover vastgesteld kan worden, was geen van hen een theïstische evolutionist. Ze hadden een verschillende confessionele achtergrond en leer, maar waren in ieder geval allen belijdende christenen die zich gebonden wisten aan de fundamentele christelijk leringen.
De koude opsomming van hun namen in deze geconcentreerde tabellen lijkt wat onpersoonlijk, maar zelfs de lijst alleen al is indrukwekkend.
De wetenschappelijke prestaties van de moderne creationistische natuurwetenschappers kunnen nog niet in de schaduw staan van deze vroegere creationisten, maar ze belijden in ieder geval hetzelfde geloof, hebben dezelfde motivatie en dezelfde geestelijke bronnen. De God van een Robert Boyle en van een Clerk Maxwell is nog steeds dezelfde “Schepper, die geprezen zij tot in alle eeuwigheid” (Rom 1:25).
Tabel I – Takken van wetenschap die door creationistische wetenschappers ontstaan zijn
Antiseptische chirurgie
Bacteriologie
Chemie
Computerwetenschap
Differentiaal- en integraalrekening
Dimensionale analyse
Dynamica
Elektrodynamica
Elektromagnetisme
Elektronica
Energetica
Galactische astronomie
Gasdynamica
Genetica
Glaciale geologie
Gynaecologie
Hemelmechanica
Hydraulica
Hydrografie
Hydrostatica
Ichthyologie
Insectenkunde
Isotopenchemie
Modelanalyse
Natuurlijke geschiedenis
Niet-euclydische geometrie
Oceanografie
Optische mineralogie
Paleontologie
Pathologie
Fysische astronomie
Statische thermodynamica
Stratigrafie
Systematische biologie
Thermodynamica
Thermokinetica
Omkeerbare thermodynamica
Veldtheorie
Vergelijkende anatomie
Vloeistofmechanica
Werveldier paleontologie
Joseph Lister (1827-1912)
Louis Pasteur (182-1895)
Robert Boyle (1627-1691)
Charles Babbage (1792-1871)
Isaac Newton (1642-1727)
Lord Rayleigh (1842-1919)
Isaac Newton (1642-1727)
James Clerk Maxwell (1831-1879)
Michael Faraday (1791-1867)
John Ambrose Fleming (1849-1945)
Lord Kelvin (1824-1907)
William Herschel (1738-1822)
Robert Boyle (1627-1691)
Gregor Mendel (1822-1884)
Louis Agassiz (1807-1873)
James Simpson (1811-1870)
Johann Kepler (1571-1630)
Leonardo da Vinci (1452-1519)
Matthew Manry (1806-1873)
BlaisePascal (1623-1662)
Louis Agassiz (1807-1873)
Henry Fabre (18123-1915)
William Ramsay (1852-1916)
Lord Rayleigh (1842-1919)
John Ray (1627-1705)
Bernhard Riemann (1826-1866)
Matthew Manry (1806-1873)
David Brewster (1781-1868)
John Woodward (1665-1728)
Rudolf Virchow (1821-1902)
Johann Kepler (1571-1630)
James Clerk Maxwell (1831-1879)
Nicholas Sterno (1631-1686)
Carolus Linnaeus (1707-1778)
Lord Kelvin (1824-1907)
Humphrey Davty (1778-1829)
James Joule (1818-1889)
Michael Faraday (1791-1867)
Georges Cuvier (1769-1832)
George Stobes (1819-1903)
Georges Cuvier (1769-1832)
Tabel II . Opmerkelijke uitvindingen, ontdekkingen of ontwikkelingen door creationistische wetenschappers
Absolute temperatuurscala
Biogenetische wet
Caleidoscoop
Chloroform
Classificatiesysteem
Efemeridentabel
Elektrische generator
Elektromotor
Elektronenbuis
Galvanometer
Gistingcontrole
Inenting en immunisering
Mechanische rekenmachine. Wet van Pascal
Pasteurisatie
Rekenmachine
Spiegeltelescoop
Sterftetafels
Sterren, dubbele
Sterren catalogus
Telegraaf
Trage gassen
Transatlantische kabel
Veiligheidslamp voor de mijnen
Wetenschappelijke methode
Wet van de zwaartekracht
Zelfinductie
Lord Kelvin (1824-1907)
Louis Pasteur (1822-1895)
David Brewster (1781-1868)
James Simpson (1811-1870)
Carolus Linnaeus (1707-1778)
Johann Kepler (1571-1630)
Michael Faraday (1791-1867)
Joseph Henry (1797-1878)
John Ambrose Fleming (1849-1945)
Joseph Henry (1797-1878)
Louis Pasteur (1822-1895)
Louis Pasteur
Blaise Pascal (1623-1662)
Louis Pasteur
Charles Babbage (1792-1871)
Isaac Newton (1642-1727)
Charles Babbage (1792-1871)
Williams Herschel (1738-1822)
William Herschel (1738-1822)
Samuël F.B.Morse (1791-1872)
William Ramsay (1852-1916)
Lord Kelvin (1824-1907)
Humphrey Davy (1778-1829)
Francis Bacon (1561-1626)
Isaac Newton (1643-1727)
Joseph Henry (1797-1878)
1 Vertaling door E. Nannen van artikel Prof.dr. Henry M.Morris: Bible-believing Scientists of the Past, factum, CH-Schwengeler Verlag, jan. 1985
Coöperatief leren
Op veel basisscholen wordt meer en meer coöperatief leren ingevoerd, ook wel samenwerkend leren genoemd. Aspecten uit coöperatief leren (CL) komen ook steeds meer aan bod binnen interactief rekenonderwijs en interactief taalonderwijs. Schoolbegeleidings- en adviesdiensten promoten deze concepten over het algemeen van harte. Vaak zijn het zelfs speerpunten in het didactische aanbod. Scholen accepteren veelal dit aanbod en zodoende verovert CL op veel basisscholen langzamerhand een plek. CL is gebaseerd op de theorieën van S. Kagan, en verder onderzocht door B. Slavin en later Elisabeth Cohen. Vanuit haar methode is met steun van de Europese Commissie vanaf 1996 het CL-concept voor Europa vorm gaan krijgen (1) , mede in het kader van interculturele opvoeding.
Een werkvorm…
Eric loopt door de klas. Er klinkt muziek. Hij kijkt naar het papiertje in zijn hand : ¾ deel van 80 fietsen = …… Draait het om en kijkt naar de uitkomst. Denkt even na, hoe los je die som ook alweer op? Botst bijna tegen een tafeltje, springt opzij. Wel even blijven opletten, denkt Eric bij zichzelf. Dan zet de juf de muziek uit. De leerlingen gaan naar een klasgenoot die dichtbij staat. Eric laat de som aan Maarten zien. Deze moet even nadenken en geeft dan zijn oplossing. Eric draait het kaartje om, vlak voor Maartens neus. Diens gezicht betrekt : fout. Samen bespreken ze even de beste manier om deze som op te lossen. Juf zet de muziek weer aan, Eric en Maarten wisselen hun kaartje uit en lopen weer verder door de klas.
Op veel basisscholen wordt meer en meer coöperatief leren ingevoerd, ook wel samenwerkend leren genoemd. Aspecten uit coöperatief leren (CL) komen ook steeds meer aan bod binnen interactief rekenonderwijs en interactief taalonderwijs. Schoolbegeleidings- en adviesdiensten promoten deze concepten over het algemeen van harte. Vaak zijn het zelfs speerpunten in het didactische aanbod. Scholen accepteren veelal dit aanbod en zodoende verovert CL op veel basisscholen langzamerhand een plek. CL is gebaseerd op de theorieën van S. Kagan, en verder onderzocht door B. Slavin en later Elisabeth Cohen. Vanuit haar methode is met steun van de Europese Commissie vanaf 1996 het CL-concept voor Europa vorm gaan krijgen (1) , mede in het kader van interculturele opvoeding.
Het is geen exclusieve onderwijsvorm, maar een didactische organisatie van het onderwijs die integraal (d.i. rondom, door alle aspecten heen) in de lespraktijk ingevoerd kan worden. In publicaties vanuit de V.S. wordt CL enthousiast onderbouwd: diverse onderzoeken claimen dat de leerresultaten als gevolg van CL echt beter zijn (2).
Wat is coöperatief leren?
Bij CL worden werkvormen gebruikt waarbij leerlingen in groepjes van 2 tot 6 veelal verbaal met de leerstof aan het werk gaan. De groepjes zijn bij voorkeur heterogeen van samenstelling, dus verschillende niveaus bij elkaar. Men gaat ervan uit, dat kinderen meer of beter leren, doordat ze tijdens het samenwerken goed moeten verbaliseren (opdrachten en oplossingsmanieren verwoorden: uitleggen aan een ander), actiever deelnemen aan het onderwijsleerproces (m.n. in heterogene groepjes kun je moeilijk passief blijven) waardoor ze als vanzelf :
Er wordt een beroep gedaan op zogenaamde ‘hogere’ cognitieve vaardigheden als analyseren, synthetiseren en evalueren van informatie (3) (dus wat betekent dit, pas ik het toe, wat vind ik ervan).
Mits de leerkrachten goed getraind worden in ‘activerende didactiek’ verandert hun functie : i.p.v. leider en kennisbron wordt men begeleider van processen. Leerlingen worden meer geactiveerd, zijn beter gemotiveerd en worden veel intensiever aangesproken op hun individuele kwaliteiten, allemaal aspecten die het leereffect moeten vergroten/verbeteren. Kortom, coöperatief leren zal de kwaliteit van het onderwijs beduidend verbeteren, mits goed getrainde leerkrachten het goed implementeren.
Met het volste vertrouwen in het verantwoordelijkheidsbesef van hun leerlingen geven zij een groot deel van hun eigen verantwoordelijkheid uit handen. Die moet immers veel meer bij de leerlingen zelf komen te liggen. Maar eerst vergt het een flinke investering om kinderen ook daadwerkelijk te leren samenwerken. Dat moet eerst gebeurd zijn, want samenwerken moet je leren. Het lijkt er dus op dat coöperatief leren exact de modelleerling levert waar het beroepsleven behoefte aan heeft. Dit is waar de moderne samenleving om vraagt. Vanuit de visie waar steeds meer schoolbesturen zich achter scharen, namelijk werken en leven in ‘lerende organisaties’ (4) , is een hoogst communicatief ingestelde mens nodig, die zich afhankelijk en verbonden weet met zijn naaste.
Het klinkt goed
In publicaties over CL vallen nauwelijks bezwaren te lezen. Het klinkt erg veelbelovend.
Aan deze beknopte weergave ontbreekt nog het een en ander. Een heel praktisch bezwaar is uiteraard dat invoering niet structureel genoeg plaatsvindt en borging uitblijft. Er wordt nogal wat vernieuwd in het onderwijs, vaak zonder voldoende draagvlak, bezinning en motivatie van een heel team. Bij CL worden de werkvormen dan tijdverspillende onrustveroorzakers die het onderwijs niet ten goede komen. Voorstanders menen dan ook, dat structurele invoering zeker 10 jaar nodig heeft, voordat er sprake is van effectief rendement.
Is er sprake van werkelijk ‘structureel coöperatief leren’, dan is echter sprake van het verschuiven van onderwijsinhouden. De nadruk komt te liggen op het communicatieve, interactieve aspect. Dus vindt er verschuiving plaats in autoriteit en hiërarchie: verantwoordelijkheid is verschuldigd jegens je maatje, je groepje of de groep. Het waarden- en normenpatroon wordt dan ook vandaaruit vormgegeven (sociaal geconstrueerd): de groepssamenstelling verandert regelmatig, waardoor normen en waarden voortdurend aan subjectiviteit onderhevig zijn. Er zal steeds concensusvorming plaatsvinden. Persoonlijke overtuigingen komen daarmee onder druk te staan. Hoe meer kinderen hierin opgroeien, hoe onbewuster dit proces van aanpassing en concensusvorming zal plaatsvinden. Maar wel zál plaatsvinden! Binnen de huidige tendens in onderwijs en samenleving om ook de sociale opvoeding meer op school te laten plaatsvinden is dit uiteraard een zeer bedenkelijk gegeven. Als er geen duidelijk normen- en waardenpatroon van huis uit is opgebouwd, zal een leerling binnen het concept van CL als vanzelf meegaan in het normen- en waardenpatroon van de groep. Te weinig feitenkennis en dus te weinig kritisch beoordelingsvermogen maken een groep door consensusvorming manipuleerbaar, maken een mens onmondig.
De eigenlijke bron
De basis van CL vanuit het sociaal-constructivisme (5) heeft ook gevolgen voor de inhoud van het onderwijs. Kennisinhouden en zelfs wat je objectief werkelijkheid mag noemen, worden gaandeweg steeds meer geconstrueerd/vormgegeven vanuit de leerling/de groep zelf.
Het leerproces is vooral belangrijk, de leerinhouden worden als vanzelfsprekend gezien.
Zelfreflectie (hoe heb ik dit aangepakt en hoe kan het anders/beter), zelfbeoordeling (heb ik genoeg en goed geleerd) en zelf verantwoordelijk zijn (de leerling gaat een leercontract aan, ondertekent dit ook), zijn hogere cognitieve vaardigheden die worden aangesproken.
De zgn. ‘lagere’ cognitieve vaardigheden – feitenkennis en begripsvorming – krijgen weinig ruimte. Ten onrechte, want uit onderzoek blijkt dat simpele feitenkennis van wezenlijk belang is voor het verwerken van verdere informatie (6). (via de ‘hogere’ cognitieve functies categoriseren, cognitieve flexibiliteit en abstraheren-www.jellejolles.nl) Het is een noodzakelijke basis om vaardigheden als analyseren, synthetiseren en evalueren op verantwoorde wijze toe te kunnen passen. Je moet immers juíst in de moderne maatschappij informatie snel en adequaat kunnen beoordelen op feitelijke (on)waarheden.
Leren van elkaar of..
Kinderen kunnen veel leren van elkaar. Selectief gebruik van werkvormen uit CL kan didactische meerwaarde opleveren. Uiteraard kunnen werkvormen worden ingezet om onderwijs te variëren, boeiend te houden. Een Bijbelse didactiek wijst op het leiden, het meenemen van kinderen. (Spr. 22:6, aanleren, een basis meegeven) Het kind is in feite nog onmondig en staat ook niet centraal. Werkelijke autonomie is leven binnen Gods grenzen, gerechtvaardigd in Christus en niet in jezelf. Bijbelse pedagogiek wijst ten eerste naar Christus, in afhankelijkheidsbesef van God de Vader. Hier spreekt een duidelijke gezagsverhouding uit, gehoorzaam leren zijn. Pas daarna komt de naaste aan bod.
Wat leren kinderen over gezagsverhoudingen bij CL en constructivisme: autoriteit te aanvaarden, op elkaar te wachten, of eens een keer niet aan bod te komen? Wat zijn de gevolgen voor de geloofshouding van de interactieve generatie? Is men in staat genade en liefde in Christus te accepteren, aan te nemen, deze liefdevolle autoriteit als noodzakelijk te aanvaarden? Of zal men gewend zijn zichzelf centraal te stellen (2 Tim 4:3)? Want dat is de contradictie in deze inrichting van onderwijs. Er wordt veel interactief en coöperatief gedaan, maar de mens met zijn persoonlijke behoeften staat voortdurend zelf centraal.
Voor leerkrachten betekent Bijbelse didactiek en pedagogiek gezag hebben – dus dienstbaar verantwoordelijkheid dragen – en professionaliteit op het vakgebied. Dit betreft procesmatige ontwikkelingen, maar zeker ook de inhoudelijke kennis, van de hoed én de rand weten!
De huidige generatie leerkrachten lijkt meer procesmatig te worden ‘gekweekt’, daar waar de oude kweekschool heeft (aan)geleerd.
Kinderen groeien op in een samenleving waar het zicht op de Bijbelse boodschap steeds slechter wordt. Denk aan de verwachting van Christus, laat staan de opname van de gemeente (1 Thess.4:16-18 e.v). Men zoekt het heil in organisaties op aarde, zowel in bedrijfsleven, kerk/gemeente én dus ook op school. En het systeem van de lerende organisatie lijkt overal antwoord op te geven. Een betere wereld staat voor ogen, met betere bedrijven, betere kerken en betere scholen.
Besluit
Het is belangrijk deze zaken te overdenken. Het is belangrijk daarbij de Bijbel ter hand te nemen als Gods Woord. We hebben onze verantwoordelijkheid hier op aarde, maar we zijn ook ‘bijwoners’. Veranderingen gaan momenteel snel en worden vrij stilzwijgend doorgevoerd.
Men hoort wel eens spreken over ‘de stille revolutie’ in het basisonderwijs.
Hoeveel ouders weten precies hoe hun kinderen les krijgen en wat de implicaties daarvan zijn?
M. van Buuren
1 Cooperative Learning in Intercultural Education Project, P. Batelaan 1997
2 Zie ook : Coöperatief leren in het voortgezet onderwijs: evaluatie van een scholingsprogramma, S. Veenman e.a., Pedagogiek, 21e jaargang o 3 o 2001 o 228-24
3 Blooms’ taxonomie, bij CL wordt hier een te geringe waarde toegekend aan feitenkennis als basis voor het verdere leren.
4 Peter Senge, Lerende scholen, Academic Service 2001
5 Luc Stevens legt veel nadruk op vraaggericht onderwijs, de leerling centraal (relatie, autonomie en competentie) en heeft hier meerdere publicaties over, o.m. Zin in school; Zin in leren. Voorts zie http://www.natuurlijkleren.org/frm_informatie.html
6 didaktief NR 10 / DECEMBER 2006, interview J. Jolles, www.jellejolles.nl
thuisonderwijs
In Nederland wordt thuisonderwijs gegeven door ouders die vrijgesteld zijn van de verplichting om hun kind in te schrijven bij een school of instelling (artikel 5 van de Leerplichtwet).
THUISONDERWIJS
In Nederland wordt thuisonderwijs gegeven door ouders die vrijgesteld zijn van de verplichting om hun kind in te schrijven bij een school of instelling (artikel 5 van de Leerplichtwet). Eén van de gronden voor vrijstelling is een richtingsbezwaar bij de ouders (artikel 5b van de Leerplichtwet). Ik wil een korte schets geven van de geschiedenis van dit onderwijs in Nederland. Ik ga niet uitgebreid in op de juridische kant van de zaak, in de literatuursuggesties vindt u meer informatie over de juridische aspecten.
Wat is thuisonderwijs?
Thuisonderwijs is een onderwijsvorm waarbij de ouders of verzorgers zorgdragen voor de ononderbroken ontwikkeling van hun kind(eren). In veel landen is thuisonderwijs een legitieme en succesvolle methode om kinderen tot geestelijke en intellectuele bloei te laten komen en hun de vaardigheden te leren die zij voor hun verdere leven nodig hebben. In de Angelsaksische landen wordt thuisonderwijs al meer dan een kwart eeuw op grote schaal gepraktiseerd. In de Verenigde Staten worden ruim een miljoen kinderen (in de leeftijd van 4-18 jaar) thuis onderwezen, in Canada 1 à 2 % van de leerplichtige kinderen en in Groot-Brittannië naar schatting 70.000 kinderen. Wereldwijd gaat het om enkele miljoenen kinderen in de leeftijd van ca. 4 tot ca. 22 jaar.
Krijgt een kind thuisonderwijs, dan wordt het onderwezen door de eigen ouders of (in het verleden vaak door) een huisleraar en soms door een combinatie van beiden (denk aan de Wereldschool). Twee voorbeelden: Groen van Prinsterer kreeg huisonderwijs van een huisleraar, vaak samen met enkele andere jongens; dr. Abraham Kuyper kreeg tot zijn twaalfde jaar thuisonderwijs van zijn ouders en bezocht daarna een gymnasium. Dr. Abraham Kuyper werd uiteindelijk minister-president en richtte onder meer een krant en een universiteit op. Als u kijkt naar deze grote mannen uit de Nederlandse geschiedenis, ziet u twee feiten geïllustreerd.
In de eerste plaats ziet u dat (t)huisonderwijs in Nederland géén nieuw verschijnsel is. Het is níet overgewaaid uit Amerika, maar werd in Nederland reeds vóór de komst van de Leerplichtwet gepraktiseerd. In de tweede plaats ziet u, dat het níet waar is dat thuisonderwijs de ontwikkeling van een kind in de weg staat en de maatschappelijke kansen van kinderen nihileert, een bezwaar dat nogal eens wordt geopperd door mensen die niet bekend zijn met de didactische aspecten en de academische perspectieven van thuisonderwijs.
Geen nieuw verschijnsel
Ik wil ingaan op het eerste punt, omdat het essentieel is in het begrijpen van thuisonderwijs en de huidige status daarvan. In 1900 kreeg Nederland haar eerste Leerplichtwet. Ouders kregen het wettelijk recht op vrijstelling wegens een gevoeld richtingsbezwaar. De schoolopziener moest nagaan of zij hun kind(eren) thuishielden wegens een bezwaar tegen het onderwijs (geoorloofd) of bijvoorbeeld om te helpen op de boerderij of om te werken (ongeoorloofd) (Sperling, 2005). Als een kind al op school zat, konden ouders alsnog een richtingsbezwaar indienen, omdat ‘de mogelijkheid niet is uitgesloten dat bij de ouders het gemoedsbezwaar is opgekomen, terwijl het kind school ging’’ (citaat uit de notulen van de Tweede Kamer, 1899).
Tevens werd -geheel los van een richtingsbezwaar- geregeld dat ‘ouders (…) vrijgesteld waren’ van de plicht tot inschrijving ‘zoolang zij de kinderen voldoende lager huisonderwijs doen genieten (…)’ (artikel 4.2, Leerplichtwet 1900). Thuisonderwijs was in de eerste Leerplichtwet (1900) een wettelijke mogelijkheid om aan de leerplicht te voldoen.
Een inperking van de oorspronkelijke bedoeling
In 1969 is de huidige leerplichtwet aangenomen. In het ontwerp van deze wet werd bovengenoemd punt als vrijstellingsgrond gehandhaafd in artikel 5a: ouders waren vrijgesteld van de plicht tot inschrijving ‘indien zij het kind voldoende huisonderwijs geven of laten geven’. Door een amendement van de PvdA werd dit lid uit artikel 5 geschrapt; volgens de indieners van het amendement, omdat huisonderwijs niet in het belang van het kind en, naar hun zeggen, uit de tijd was. Eén en ander werd níet door de indieners onderbouwd; de rapporten van de Onderwijsinspectie spraken de veronderstelling van de heren indieners tegen, er was nooit enige aanleiding tot zorg geweest in alle gevallen van thuisonderwijs die geïnspecteerd waren, aldus toenmalig staatssecretaris van Onderwijs J.H. Grosheide (ARP). Grosheide wilde niet instemmen met het amendement.
Na 1969 werden de mogelijkheden voor ouders ook via de jurisprudentie beperkt. Onder de huidige (interpretatie van de) wetgeving bestaat er voor ouders uitsluitend een mogelijk tot richtingsbezwaar. Er is geen wettelijke mogelijkheid om het onderwijs van uw kind(eren) zelf ter hand te nemen, als u als ouders ‘slechts’ of in hoofdzaak bezwaar hebt tegen de inrichting van het onderwijs (bijv. pedagogische bezwaren).
Gevolgen
Deze juridische situatie schaadt het belang van kinderen die het adaptief onderwijs hard nodig hebben, waaronder hoogbegaafde kinderen. Is de school niet in staat adaptief onderwijs te geven, dan staat u als ouder met de rug tegen de muur. Op grond van de huidige interpretatie van artikel 5b is een inrichtingsbezwaar (een bezwaar tegen de op school gehanteerde werkwijze) geen grond voor vrijstelling van de leerplicht en heeft u geen mogelijkheden om uw kind(eren) uit een situatie te halen die schadelijk is voor zijn of haar ontwikkeling. Dit is een onwenselijke situatie, die het gezag van ouders en hun mogelijkheden om datgene te doen dat in het belang van hun kind nodig is, nodeloos inperkt, in het bijzonder in situaties waar een school of onderwijsinstelling niet in staat blijkt het kind het noodzakelijke te bieden. Er zijn enkele ouders in Nederland die in overleg met de gemeentelijke leerplichtambtenaar tot een gedoogregeling zijn gekomen, hetzij ter bevordering van de geestelijke en lichamelijke gezondheid van hun kind, hetzij omdat scholen zelf aangaven dat zij hun kind niet verder konden of wilden begeleiden.
Ontplooiing van de kinderen
Hierboven werd reeds aangegeven dat thuisonderwijs de ontwikkeling van een kind niet schaadt (zie voor literatuurverwijzingen de laatste paragraaf). Uit allerlei onderzoeken blijkt dat thuisonderwijs zich richt op de emotionele en verstandelijke ontwikkeling en op het ontwikkelen van creativiteit, het verwerven van noodzakelijke kennis en van sociale, culturele en lichamelijke vaardigheden. Juist de flexibiliteit van thuisonderwijs, de mate waarin de kinderen midden in de échte samenleving staan en de ruimte die er is om de talenten en interesses van het kind bij de vormgeving van het programma in gedachten te houden, staan borg voor een leerweg die goed past bij het kind. Hierdoor wordt de leerervaring prettig en dit vergroot de leeropbrengst. Kinderen vinden leren (weer) leuk en uitdagend. Ze zijn (weer) nieuwsgierig en nemen (weer) initiatief.
Vele vormen
Thuisonderwijs kan vele vormen aannemen. Enkele noemen we hier. Sommige ouders kiezen ervoor om hun kind het héle leertraject zélf te laten sturen. Zij bieden leerstof pas aan, als het kind er interesse in toont. Hun uitgangspunt is dat de mens van nature goed is en dat een kind om die reden vanzelf zal vragen om hetgeen hij of zij nodig heeft. Andere ouders kiezen ervoor om te werken met bestaande, al dan niet Nederlandse methoden en willen zo een doorgaande ontwikkelingslijn voor hun kind garanderen. Zij bieden leerstof actief aan als het kind daar cognitief en motorisch aan toe is en wachten niet tot het kind er zelf om vraagt.
Weer andere ouders kiezen ervoor om een veel breder onderwijspakket aan te bieden dan in Nederland gebruikelijk, bijvoorbeeld aangevuld met educatieve reizen, cursussen en een diversiteit aan maatschappelijke ervaringen (maaltijdrijden voor ouderen, meehelpen in de kerk, congressen en conferenties bijwonen of helpen organiseren, etc.). Zij zoeken voor elk leergebied datgene op, dat het beste bij hun kind, hun gezinscultuur en het onderwerp past, zij zijn de zogenaamde eclectici. Ook zij bieden leerstof en leerervaringen actief aan. Ze buiten de mogelijkheden van thuisonderwijs als didactische werkvorm uit. Zij leggen de lat hoger dan ‘slechts’ een startkwalificatie, ze willen hun kind opleiden tot een breed ontwikkelde volwassene die zijn positie in gezin, kerk en maatschappij kan innemen.
Verder zijn er ouders die een volledig curriculum inkopen en dat doorwerken met hun kinderen (vergelijkbaar met de werkwijze van een correspondentiecursus).
Er zijn ouders die een bepaalde methode volgen (bijvoorbeeld Charlotte Mason) en daar hun eigen materialen bij verzamelen.
Ouders kunnen ervoor kiezen om hun kind(eren) zo vroeg mogelijk Engels te leren, zodat zij probleemloos gebruik kunnen maken van de vele methoden die wereldwijd voor handen zijn. De oriëntatie op methoden en lesmaterialen vindt veelal via internet plaats. Het is bijvoorbeeld mogelijk om boeken in te zien via internetboekhandels. Ook voorzien veel uitgevers (in het Engelse taalgebied) in voorbeeldonderwijsplannen.
De stelling is gerechtvaardigd dat het thuisonderwijs even verscheiden is als de ouders en kinderen die er mee bezig zijn. Er zijn zeer veel mogelijkheden om thuisonderwijs vorm te geven. Er zijn ook allerlei mogelijkheden om diploma’s of certificaten te verwerven die de doorstroom naar hoger onderwijs mogelijk maken. Dit artikel laat een uitgebreide bespreking hiervan niet toe, u kunt hierover meer lezen op bijvoorbeeld GlobalLearningStrategies.org.
Ondersteuning
Mailinglijsten en ondersteuningsgroepen zijn een uitgelezen mogelijkheid voor thuisonderwijzers om ervaringen uit te wisselen, zowel nationaal als internationaal. Nederland heeft een christelijke mailinglijst voor ouders die thuisonderwijs geven of zich hierop oriënteren (dat is: overwegen binnen twee jaar met thuisonderwijs te starten): http://groups.yahoo.com/group/Jozua24v15/
Literatuurverwijzingen
Wilt u meer lezen over thuisonderwijs, dan kan ik u de volgende bronnen aanraden:
· brochure Thuisonderwijs: http://www.homeschooling.nl/brochurethuisonderwijs.pdf
· artikelen mr. Joke Sperling: www.thuisonderwijs.net/artikelen/index.html
Titels:
Vrijstelling van de Leerplichtwet op grond van richtingsbezwaren (‘05)
Jurisprudentie rond vrijstelling op grond van richtingsbedenkingen (‘06)
Thuisonderwijs in Vlaanderen: een voorbeeld voor Nederland (’04)
Thuisonderwijs in Nederland: een buitenbeentje in Europa (’05)
Het geven van thuisonderwijs is vrij. TO en art. 23 lid 2 Grondwet (’07)
· artikelen dr. H. Blok: www.thuisonderwijs.net/artikelen/index.html
Titels:
De effectiviteit van thuisonderwijs, een overzicht van onderzoeksresultaten (2002)
Is school echt zo belangrijk voor de sociaal-emotionele ontwikkeling? (2004)
· dr. B. Ray: www.hslda.org/research/ray2003/HomeschoolingGrowsUp.pdf
Homeschooling grows up (2003).
Een onderzoek naar o.m. de maatschappelijke betrokkenheid van volwassenen die als kind thuisonderwijs kregen.
E.J. Stelma-de Jong
Dit artikel is ten dele gebaseerd op de brochure ‘Thuisonderwijs’ waaraan, naast de schrijfster van dit artikel, mevrouw drs. E. Stouten heeft meegewerkt.
Knechtsgestalte van de Here Jezus
De Joden verbaasden zich en zeiden: “Hoe is deze zo geleerd zonder onderricht te hebben ontvangen?” (Joh 7:15a; Mt 13:54; Mc 6:2). “Zij stonden versteld over Zijn leer, want Hij leerde hen als gezaghebbende, en niet als de schriftgeleerden” (Mc 1:22).
Het geheim 1. De Here Jezus vervulde de derde profetie aangaande de knecht des HEREN uit Jes 50: 4-5!
2. God heeft Zijn Zoon op aarde gezonden, zoals de Here diverse malen duidelijk zegt.
Een dienstknecht (slaaf) kan alleen spreken en handelen wat zijn meester wil – hij is van zijn meester en diens bevelen afhankelijk, iedere dag weer opnieuw. Hij kan niet zelfstandig doen en laten, wat hij wil. Ook een gezondene, een afgezant kan alleen zeggen en doen, wat zijn zender wil, dat hij zegt en doet. Hij is afhankelijk van zijn zender om te spreken en te handelen namens zijn zender. In die zin kan hij niet zelfstandig spreken en handelen.
Daarom luisterde ook de Here in knechtsgestalte “elke morgen als een leerling”. Hij kon naar waarheid zeggen:
“Ik heb niet uit Mijzelf gesproken, maar de Vader, die Mij gezonden heeft, heeft mij een gebod gegeven, wat Ik zeggen en spreken moet … Wat Ik spreek, spreek Ik zó, als de Vader Mij gezegd heeft” (Joh 12:49-50; 7:17).
Daarom kon de Here zeggen: “Want Hij, die God gezonden heeft, die spreekt de woorden Gods … ” (Joh 3:34). Met andere woorden, Jezus’ woord is Gods Woord. Hij wordt zelfs “Het Woord Gods” genoemd (Op 19:13)!
Het Woord van Jezus Christus aannemen betekent dus Gods Woord aannemen. Anderzijds is verwerping van Jezus’ Woord gelijk aan verwerping van Gods Woord. De Here zei: “Wie Mij verwerpt en mijn woorden niet aanneemt, heeft een die hem oordeelt: het Woord, dat Ik heb gesproken, dat zal hem oordelen ten jongste dage” (Joh 12:48; 15:22).
“Nadat God in het verleden vele malen en op velerlei wijze tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij nu in het laatst der dagen gesproken in de Zoon … ” – en niet: ‘alléén zolang de Zoon op aarde was, nú echter spreekt God door de Geest’ (Heb 1:1-2). De laatste keer dat God Zijn Woord, Zijn openbaring, aan Zijn Zoon gaf om deze rechtstreeks via de laatst levende apostel (Johannes) aan zijn Gemeente door te geven, was toen de Here verheerlijkt was, zittende aan Gods rechterhand: “Openbaring van Jezus Christus, die God Hem gegeven heeft om aan zijn dienstknechten te tonen … Deze heeft van het Woord Gods getuigd en van het getuigenis van Jezus Christus, alles wat hij gezien heeft” (Op 1:1 e.v.).
We zien dus, dat van het begin af aan God de Vader het Woord gaf aan de Zoon en dat de Zoon Gods Woord doorgaf aan de apostelen en profeten die het leerfundament van de Gemeente van Christus moesten leggen (Ef 2:20). Het laatste boek in de Bijbel is Gods laatste Woord aan de Zoon in de vorm van een rechtstreekse apostolische profetie. De Zoon heeft nooit uit Zichzelf gesproken, noch op aarde noch vanuit de hemel. Hij spreekt ook ‘nu’ niet uit Zichzelf en geeft niet eigenmachtig nieuwe openbaringen buiten de Vader om.
Gods rechtstreeks gesproken Woord aan de Zoon is geschréven Woord geworden. Sindsdien spreekt God rechtsreeks door de Schrift, en wel iedere keer, wanneer iemand Hem zoekt in de Schrift en deze wil gehoorzamen.
De Here Jezus kondigde de komst van de Heilige Geest aan. Ook de Heilige Geest is niet uit Zichzelf op aarde gekomen, maar gezonden (Hnd 2:33). Ook de Heilige Geest sprak en handelde dus niet zelfstandig, maar geheel naar de wil en in opdracht van Zijn Zender. Jezus Christus openbaarde zijn discipelen:
“Wanneer Hij komt, de Geest der Waarheid, … zal Hij niet uit Zichzelf spreken, maar al wat Hij hóórt, zal Hij spreken … Hij zal Mij verheerlijken, want Hij zal uit het Mijne nemen en het u verkondigen.
Al wat de Vader heeft, is het Mijne; daarom zei Ik: “Hij neemt uit het Mijne en zal u verkondigen” (Joh 16:12-15).
De Heilige Geest sprak en spreekt dus ook ‘vandaag’ niet uit Zichzelf, niet buiten Christus om. Iedere geest die ‘vandaag’ spreekt via openbaringen, profetie, zogenaamde tongenboodschappen e.d. kan dus niet de Geest der Waarheid zijn. Waar God geen nieuwe openbaringen aan de Zoon geeft, kan de Heilige Geest niets uit de Zoon nemen. Sinds het God behaagde door de Zoon te spreken, heeft Hij nooit buiten Jezus Christus om door de Geest gesproken.
We zien dus, dat God de Vader aan de Zoon gaf en de Zoon uit de Vader nam, terwijl vervolgens God de Heilige Geest uit de Zoon namen en aan de geautoriseerde apostelen, de grondleggers, verkondigde. De Geest geeft nooit zelfstandig een nieuwe openbaring of profetie buiten Christus om. Aangezien God alles aan de Zoon gegeven hééft, wat Hij in Zijn soevereiniteit wilde geven, kan ook de Geest niets nieuws uit de Zoon nemen. De Heilige Geest heeft echter de taak om het geschréven Woord van God uit te leggen en in de eigen situatie of dienst te helpen toepassen.
Lucas bericht, dat toen de Here eens in Kapernaüm was “er kracht des Heren was om te genezen” (Lc 5:17). Kon de Here Jezus dan niet permanent genezingen verrichten, zoveel als Hij maar wilde? Moest God Hem er eerst in de concrete situatie en op Zijn tijd daarvoor kracht geven? Het antwoordt van de Here Jezus is duidelijk:
“Ik zeg u, de Zoon kan niets doen van Zichzelf of Hij moet het de Vader zien doen” (Joh 5:19,30).
Jezus Christus was immers door God gezónden en had dus op bevelen van de Vader te wachten. Bovendien had Hij de gestalte van een dienstknecht aangenomen … heeft Hij Zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja tot de dood aan het kruis (Fil 2:5-11). En zó “is Hij voor allen die Hem gehoorzamen, een oorzaak van eeuwig heil geworden” (Heb 5:9).
“Wie zegt dat hij in Hem blijft, behoort ook zelf zó te wandelen als Hij gewandeld heeft”. Immers,
zonder Jezus Christus kunnen ook wij “niets doen” (1Joh 2:6; Kol 2:6; Joh 15:5).
E. Nannen
Genesis (Als Genesis 1-3 geen geopenbaarde geschiedenis zou zijn…)
Gods openbaring over zijn eigen scheppingswerk is niet beperkt tot Genesis 1 en 2. Ze is op veel plaatsen in de Schrift te vinden. We moeten dus de héle Schrift bestuderen en Schrift met Schrift vergelijken om Gods openbaring te leren verstaan. Gods Zoon, Jezus Christus, refereerde zo’n 25 keer aan de eerste helft van het boek Genesis – de schrijvers van het Nieuwe Testament brengen 175 citaten of verwijzingen. Zij behandelen, evenals de Here Jezus Zelf, het scheppingsbericht als geopenbaarde geschiedenis, niet als poëzie of allegorie, laat staan als een mythe.
Evolutie (verticale ontwikkelings- en afstammingsleer) als wereldbeschouwing is niet alleen een probleem in de biologie, maar ook bv. in de theologie, psychologie, pedagogie, sociologie, medische ethiek, geschiedeniswetenschap, taalwetenschap en politiek.
Inleiding
“In den beginne … God” (Gen 1:1). De drie-enige God alleen is pre-existent, vóór alles. De Schrift zegt niet: ‘In den beginne anorganische substanties’. Alleen één van beide kan pre-existent zijn: óf God óf de materie.
“In den beginne schiep God”: tijd én materie, hemel en aarde, dier en mens. Al het geschapene heeft een bovennatuurlijke, geestelijke oorsprong, maar is zelf niet metafysisch. Hoe kan het zogenaamde ‘theïstisch-evolutionisme’ dit geopenbaarde Bijbelse wereldbeeld combineren met de naturalistisch-materialistische wereldbeschouwing van de evolutieleer?
In den beginne schiep God, de almachtige, door zijn Woord: “En God sprak (zei) … ” (Gen 1:3 e.v., zes keer). “Hij sprak en het was er, Hij gebood en het stond er” – onmiddellijk, compleet en perfect. De Schrift openbaart, dat alles door het gezaghebbende Woord van de almachtige God spontaan is ontstaan – niet via natuurlijke, evolutionaire processen gedurende miljarden jaren. Dus óf het ene óf het andere is waar. Er kan geen waarheidspluralisme zijn.
“In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God … Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit (Woord) is geen ding geworden … Het Woord is vlees (mens) geworden” (Joh 1:1-3,10,14). Jezus Christus is zowel “het Woord bij God” als “God”, ja “het Woord Gods” Zelve (Op 19:13). God heeft door Zijn Zoon alles geschapen, inclusief het leven en de mens. De verheerlijkte Jezus Christus zegt van Zichzelf: “Dat zegt de Amen, de trouwe en waarachtige getuige, “het begin (1) van de schepping Gods”(Op 3:14). De Here zegt niet, dat materie (oerknal, een oersoep of iets dergelijks) het begin is. “Want uit Hem en door hem en tot Hem zijn alle dingen”. Als men deze geopenbaarde waarheid niet aanneemt, hoe kan men er dan met de apostel aan toevoegen: “Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid! Amen”? (2)
Het Nieuwe Testament bericht over het gezag van het gesproken Woord van Jezus Christus,waarmee Hij leerde en zonden vergaf, zieken genas, de gestorven Lazarus levend uit zijn graf deed opstaan en zowel demonen als de natuur zijn bevelen kon opleggen. Op grond van geloof in Jezus Christus en in het gezag van zijn Woord zei de hoofdman in Kapernaüm in verband met zijn doodzieke knecht tot Hem: “Spreek slechts een woord en mijn knecht zal genezen” (Lc 7:7). Dat Woord is genoeg.
Bovendien heeft de Here in het gezag van het geschreven Woord van God de intensieve verzoekingen van de listige duivel in de woestijn kunnen weerstaan (Dt 8:3; 6:16; 6:13 en 10:20). Als zich hierbij de waarheid en goddelijke volmacht van Gods geschreven Woord in het vijfdeboek van de door God geroepen profeet Mozes openbaart, waarom dan tornen aan de waarheid van Gods geschreven Woord en van Gods almacht in eerste boek van dezelfde profeet (Genesis)? Zou de Here in dit opzicht ook ons moeten verwijten: “U dwaalt, want u kent de Schriften niet, noch de kracht Gods” (Mt 22,29)?
Als de Here “met een bevel” uit de hemel neerdaalt, zullen ontelbare christenen die in Christus gestorven zijn, uit de doden opstaan en met de dan levenden “in een ontelbaar ogenblik veranderd worden” en een onsterfelijk lichaam ontvangen (1Tes 4:15-17; 1Kor 15:52). Hij, de Almachtige, heeft daar geen miljoenen, laat staan miljarden jaren voor nodig, zelfs niet zes dagen!
Waarom is in het licht van deze feiten aangaande Christus’ gezaghebbend Woord het geopenbaarde bericht van het gezaghebbende Woord van dezelfde Here, waarmee Hij alles geschapen heeft dan discutabel (Joh 1:1-3; Ps 33:6,9)?
In den beginne schiep God alles uit het niets (ex nihilo): “ … dat de wereld door het Woord Gods tot stand gebracht is, zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare” (Heb 11:3). “Door het geloof” in de almachtige God en in zijn openbaring “verstaan wij”. Op Gods Woordopenbaring gegrond geloof betekent nooit uitschakeling van het door God gegeven verstand. Openbaringskennis gaat boven het menselijke verstand uit, maar niet tegen het verstand in.
De mens is niet alwetend, maar als schepsel en dood de zondige natuur beperkt. De natuurwetenschap is dan gebaseerd op het waarneembare en meetbare en op het herhaalbare van het experiment. Gods Woord dat de schepping uit het niets deed ontstaan, is uiteraard noch waarneembaar noch door experimenten herhaalbaar. Een (theïstische-)evolutionist kan Gods openbaring over zijn schepping (Gen 1-2; Ps 33:9 en Joh 1:1-3,10a) per definitie nooit wetenschappelijk weerleggen – een Bijbelgetrouwe creationist kan haar niet wetenschappelijk bewijzen. Maar “het geloof” in God, de almachtige en aan zijn Openbaring “ … is een bewijs van de dingen die men niet ziet” (Heb 11:1).
Als Genesis 1-3 geen geopenbaarde, historische waarheid zou zijn … I. Jezus Christus – nog geloofwaardig?
* Jezus Christus getuigt van Zichzelf dat Hij de Waarheid is en de Waarheid spreekt (Joh 14:6; 8:45-46; 18:37). De Here zei, dat de levende God “leven in Zichzelf heeft” en “leven geeft”, evenals Hijzelf (Joh 5:26). Als Genesis 1-3 geen historisch feit zou zijn, waarom zegt de Here dan niet dat (ook) materie leven in zichzelf heeft en ook niet dat de dood leven voortbracht?
* Jezus Christus getuigt, dat Hij niet uit Zichzelf spreekt: “Wat Ik dan spreek, spreek ik zó alsde Vader Mij gezegd heeft (Joh 12:49-50). Als Genesis 1-3 geen historisch feit zou zijn, waarom zou de Zoon dan in opdracht van en over de Vader ten aanzien van de mens zeggen, dat “de Schepper van het begin der schepping hen als man en vrouw gemaakt heeft” (Mc 10:5; Mt 19:4)? Daarmee bevestigt de Here toch dat het bericht over de oorsprong van de mens (Gen 1-2) Gods openbaring is en niet een of andere ‘ervaringskennis van mensen uit de vierde of vijfde eeuw’ (vóór Chr.), zoals iemand dacht.
Omdat Jezus Christus, de Zoon, door de Vader gezónden was, de woorden van de Vader ontving en doorgaf, sprak Hij “de woorden Gods” (Joh 3:34). Daarom kon de Here zeggen: “Het woord dat Ik heb gesproken, dat zal hem oordelen op de jongste dag” (Joh 12:48). Slaat dat niet ook op zijn Woord over God als Schepper van de mens, compleet als man en vrouw en van het begin van de schepping? Valt dan niet ook de idee dat de mens van dieren (apen) afstamt onder het oordeel van het Woord?
* “Van den beginne was de duivel een mensenmoordenaar … hij is een leugenaar en de vader van de leugen,” zei de Here (Joh 8:44). Als het bedrog van de duivel voor de zondeval van de eerste mens, Adam, geen historisch feit zou zijn, maar een of andere ‘theologische reflectie’, hoe kon de Here dan indirect naar Genesis 3 heen wijzen en het bericht bevestigen?
* De Here Jezus Christus, die de Waarheid is, zegt: “Die Mij gezonden heeft, is waar, en wat Ik van Hem gehoord heb, dat spreek Ik tot de wereld” (Joh 8:26,28). Sprak de Here dan niet ook de waarheid die Hij van de Vader “gehoord” had, toen Hij de tijd voor Zijn wederkomst op aarde vergeleek met die voor de zondvloed ten tijde van Noach (Mt 24:36-39; ook 2Pe 3:6)? Daarmee bevestigde toch Gods Zoon, dat Noach een historische figuur is en de zondvloed geen mythe.
II. Gods Woord – nog betrouwbaar?
* Als Genesis 1-3 geen historisch feit zou zijn, waarom zegt Jezus Christus dan in zijn gebed tot God de Vader: “Uw Woord is de Waarheid”, zonder enige uitzondering daarop te maken (Joh 17:17)? Waarom zegt de Here niet: Uw Woord is de Waarheid behalve over de schepping, de oorsprong van het leven en van de mens, de zondeval van de eerste mens en de oorsprong van de dood als Gods oordeel, evenals over de zondvloed?
* Als Genesis 1-3 geen historisch feit zou zijn, hoe kon de apostel Paulus in Klein Azië de mensen die hem en Barnabas als goden wilden vereren, “verkondigen” dat ze zich van hun afgoderij moesten “bekeren tot de levende God, die hemel, de aarde, de zee en al wat daarin is,gemaakt (3) heeft” (Hnd 14:15-17)? Hoe kan men vanuit een theïstisch-evolutionisme oproepen tot bekering tot de Schépper, Wetgever en Rechter, zoals Hij zich in Genesis 1-3 heeft geopenbaard (Jak 4:12)?
* Als God niet de Schepper van de complete, eerste mens Adam zou zijn, hoe kon de apostel Paulus Gods Woordopenbaring citeren: “De eerste mens is uit de aarde” (Gen 2:7; 1Kor 15:47)? Als Adam “de éérste mens” was, hoe kunnen er dan mensen vóór Adam hebben bestaan? Paulus kon de openbaring van de Schrift citeren, dat God “uit één enkele het hele menselijke geslacht gemaakt heeft”, waarbij hij niet bedoelde ‘uit één enkele aap het hele menselijke geslacht liet ontwikkelen’, gezien de context (Hnd 17:26)? Als theoloog, die bewust “alles geloofde wat in de wet (inclusief Gen 1:1-3!) en in de profeten geschreven staat”, kon hij immers moeilijk verkondigen, dat het menselijke geslacht zich ‘langzaam via evolutie uit dieren hoger ontwikkeld’ had (Hnd 24:14).
De apostel Paulus schrijft ter argumentatie: “Want eerst is Adam geformeerd, en daarna Eva” (1Tim 2:13; Gen 2:7,21-23). Hoe kon hij dat weten en zeggen anders dan op grond van Gods openbaring in Genesis 2, die hij serieus nam? Paulus, één van de grondleggers van het leerfundament van de Gemeente van Christus, spreekt over Adam en Eva als over historische personen – niet, omdat hij ‘niet beter wist’ of ‘misleid’ was.
* De apostel Paulus verkondigde in Athene God als de Schepper, die “zelf aan allen leven enlevensadem en alles geeft”. Als Genesis 2:7 geen historisch feit zou zijn, hoe zou Paulus het gewaagd hebben deze geopenbaarde waarheid de Griekse filosofen, wetenschappers en anderen in Athene te verkondigen? Bovendien had hij als fundament de eerste profetie over de “knecht des Heren” (Jezus Christus), waarin God zich als Schepper presenteert en zegt: “… die aan de mensen … de levensadem en de geest geeft” (Hnd 17:24-25; Jes 42:5-7; Ps 104,30a).
* De arts en geschiedschrijver Lucas vermeldt in zijn geslachtsregister Adam als historische persoon en als vader van Set – precies zoals hij Juda, Jakob, Isaak, Abraham, Sem, Noach en Henoch enz. als historische personen weergeeft (Lc 3:23-30). Als theïstische-evolutie al deze in Lucas 3 genoemde mensen als historische personen erkent, waarom dan de selectieve uitsluiting van Adam als eerste historische persoon, zoals beschreven in Genesis 1-3?
Judas, halfbroer van Jezus als mensenzoon, citeert “Henoch, de zevende van Adam af” in verband met diens profetie over de wederkomst van de Here “met zijn heilige tienduizenden om alle goddeloosheid te straffen” (14). Hij neemt daarbij de waarheid van Gods Woordopenbaring aan, dat niet alleen Henoch, maar ook Adam een historische figuur is.
Johannes knoopt aan bij Jezus’ woord over de duivel en bij Gen 3: “De duivel zondigt van den beginne” (1Joh 3:8; Joh 8:44).
Paulus vergelijkt de misleiding van Eva, de vrouw van de eerste Adam, door de listige slang met de misleiding van de Gemeente van Christus, de hemelse Bruid van de tweede Adam doordezelfde listige slang (2Kor 11:2-4; Gen 3).
Petrus karakteriseert in de zin van Christus de duivel als de tegenstander die rondgaat als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal verslinden (1Pe 5:8).
Dat betekent, dat deze drie apostelen de duivel en zijn listige misleiding en bedrog “vanaf het begin”(in het paradijs) als geopenbaarde historie erkennen en Christus’ woord serieus nemen (Joh 8:44). Hoe kan men de (huidige) listige misleiding van de Gemeente van Christus ten diepste verstaan, als men Genesis 1-3 niet letterlijk neemt?
* Als God niet de Schepper, Wetgever en Rechter vanaf de éérste mens zou zijn (Jak 4:12), hoe kon Adam Gods gebod in het paradijs overtreden en aan zijn Schepper ongehoorzaamworden, waardoor de zonde in de wereld binnenkwam, die dus zonde tegen God zijn Schepper was en is (Rom 5:12-18)? Hoe kon Paulus weten en zeggen dat Eva “misleid” en Adam “ongehoorzaam” geweest was, anders dan door Gods openbaring in Genesis 3, die hij serieus nam (1Tim 2:14; Gen 3:1-6,13)?
* Wanneer de Schrift zegt dat het God Zelf is die “de schepping aan de vergankelijkheid onderworpen heeft” ten gevolge van de ongehoorzaamheid van de eerste mens Adam tegenover zijn Schepper (Rom 8:20-22), hoe kan dezelfde God tegelijk een ‘macro-evolutie (4) van vooruitgang’ op gang gebracht hebben en nog steeds stimuleren? Hoe zijn de zichtbare neergang en “de wet van verval” te verenigen met een ‘steeds hogere ontwikkeling van soort tot soort’ door een evolutieproces?
* De apostel Petrus schrijft, dat het mensen “willens en wetens ontgaat, dat door het Woord van God de hemelen er sinds lang geweest zijn en de aarde, die uit en door water bestaat, waardoor de toenmalige wereld, door water overstroomd, is vergaan … Maar de tegenwoordige hemelen en aarde worden door hetzelfde Woord … ten vure bewaard tegen de dag van het oordeel en de ondergang van de goddeloze mensen” (2Pe 3:5-7). Wat is daarin anders geopenbaarde waarheid dan allebei?
III. Gods openbaring over de oorzaak van de dood – betrouwbaar?
Als God niet Schepper, Wetgever en Rechter vanaf de eerste mens zou zijn, hoe kon God Adams ongehoorzaamheid veroordelen met de dood – waardoor het hele nageslacht van Adam eenmaal moet sterven – als hij (‘zoals wij’) het gedrag ‘van de dierlijke voorouders geërfd’ zou hebben (Gen 2:16-17; 3:1-11; Heb 9:27)?
* Wanneer de Schrift, zegt, dat “de zonde de prikkel van de dood is”, hoe kan dan de dood ‘de prikkel van een evolutieproces van steeds hogere levensvormen’ geweest zijn al vóór de ongehoorzaamheid van de eerste mens tegenover zijn Schepper (1Kor 15:56)? De Schrift openbaart wel, dat “de dood als koning geheerst heeft vanaf Adam … ” – maar niet vanaf het begin van een evolutieproces (Rom 5:14). De waarheid is en blijft: “Want de dood is er door een méns … zij sterven allen in Adam” (1Kor 15:21,22).
* Wanneer de Schrift, die de Waarheid is, zegt dat de dood Gods oordeel over deongehoorzaamheid van de eerste mens Adam is, hoe kan dan de dood ‘Gods instrument van macro-evolutie’ zijn (geweest)? Wanneer de dood “de laatste vijand is die vernietigd (5) zal worden (1Kor 15:24), hoe kan de dood dan bij wijze van spreken ‘de eerste vriend’ zijn, immers van begin af aan onmisbaar voor ‘hogere ontwikkeling van de ene soort naar een andere’?
IV. De onafscheidelijke Bijbelse “Adam – Christus” samenhang – ongeloofwaardig?
* De apostel Paulus schrijft: “Maar toen de volheid van de tijd gekomen was, heeft God zijn Zoon uitgezonden, geboren uit een vrouw …” (Gal 4:4). Hoe had hij daarin de vervulling van Gods belofte na de zondeval van Adam en Eva in het paradijs tegenover hun Schepper (Gen 3:15) kunnen herkennen, wanneer Genesis 1-3 geen geopenbaarde geschiedenis zou zijn?
* Als God niet de Schepper van Adam, “de eerste mens” is, hoe kan dan de Schrift spreken van Jezus Christus als “de tweede mens” (1Kor 15:47)? Zonder “eerste mens” geen “tweede mens”. Is de eerste Adam geen historische figuur, maar een mythologische, hoe moeten we dan Jezus Christus, de tweede mens, verstaan?
* Wanneer voor de ongehoorzaamheid van de eerste mens Adam tegenover zijn Schepper al mensen geleefd zouden hebben en gestorven zouden zijn, hoe kan dan de Schrift “de gehoorzaamheid van de ene (Jezus Christus) ten aanzien van Gods wet tegenoverstellen aan “de ongehoorzaamheid van de éne” (Adam) tegenover Gods gebod (Rom 5:15-19; Fil 2:8)? “Zoals in Adam alle sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden” (6) (1Kor 15:21-22).
* Als de dood niet het oordeel van God de Schepper over de ongehoorzaamheid van de eerste mens is, maar ‘Gods instrument van macro-evolutie’, hoe kon God dan zijn Zoon na diens plaatsvervangende dood aan het kruis uit de doden opwekken (1Kor 15:1-5)? En hoe kon Jezus Christus “de dood te niet doen” (2Tim 1:10, zie voetnoot 2), de dood overwinnen en ons door zijn zondoffer aan het kruis hebben “vrijgemaakt van de wet van de zonde en van de wet van de dood”, als de dood juist cruciaal voor ‘verticale evolutie in hogere levensvormen’ is (1Kor 15:54-57; Rom 8:3; 2Tim 1:10)?
Als Jezus Christus alles geschapen heeft, hoe zou dan Hij, die het Leven is, Leven geeft en “de sleutel van de dood heeft”, zelfs na Golgotha en Pasen ‘door de dood macro-evolutie’ kunnen aandrijven (Op 1:7)? Wat betekent tegen de achtergrond van een ‘theïstische evolutie’ Zijn getuigenis: “Ik ben de opstanding en het leven; … Wie in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven” (Joh 11:25-26; ook 5:21)? Waar blijft de dood als voorwaarde voor verticale ‘hogere ontwikkeling’?
* Als God niet de Schepper is, waarom heeft Hij dan aan zijn verlost volk Israël hetsabbatgebod gegeven met als argument:
“Want in zes dagen heeft de Here de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte op de zevende dag; dáárom zegende de Here de sabbatdag en heiligde die” (Ex 20:8-11; 31:17)? Aan het eind van de intensieve werkweek moest het volk toch gedenken, dat Israëls Verlosser niemand minder dan de Schepper Zelf is (20:1,11)!
De apostel Paulus schrijft, dat het Jezus Christus is, door wie God alles geschapen heeft: “Alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen” (Kol 1:15-16). Is dat alleen de ‘visie van Paulus op de schepping’ respectievelijk ‘zijn standpunt’ dat hij aan de gelovigen ‘wilde opleggen’? Of geloven we nog in Gods openbaring aan de apostelen en profeten die in Zijn opdracht het leerfundament van de Gemeente moesten leggen (Ef 2:20; Gal 1:12)?
Bovendien introduceert de verheerlijkte Verlosser, de Here Jezus Christus, Zichzelf aan de gemeente in Laodicea: “Dit zegt de Amen, de getrouwe en waarachtige getuige, het begin (oorsprong, oorzaak) van de schepping Gods” (Op 3:14). Jezus Christus, de Schepper, is de Verlosser door wie wij kinderen van God worden – de Verlosser is de Schepper! Johannes 1:12 is niet te scheiden van 1:1-3,10! Schepper en Verlosser zijn één!
Waar zegt de Schrift, dat de mens deze Godgegeven onafscheidelijke eenheid van Schepper en Verlosser mag scheiden en dan een keuze tussen beiden kan maken? Hoe kan een christen zeggen, dat hij in Jezus Christus als zijn goddelijke Verlosser gelooft, maar tegelijkertijd zeggen dat hij, zich baserend op wetenschappelijke kennis (die echter berust op een naturalistisch-mechanistisch geloof), Hem niet kan (en wil) accepteren als de goddelijke Schepper die door het Woord, door Zichzelf alles geschapen heeft (Ps 33:6,9; Joh 1:1-3)? Hoe ziet de Schrift een dergelijke keuze (Spr 30:5-6; Jr 8:9; 1Kor 2:19-21)?
* De apostel Paulus maakt bekend: “Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen. Dit alles is uit God” (2Kor 5:17). De “nieuwe mens” in de gelovige is “naar het beeld van zijn Schepper” (Kol 3:10). Als de volmaakte schepping van de eerste mens, Adam, “naar Gods beeld” (Gen 1:26; 2:27; 5:1-2) geen geopenbaard feit is, is dan ook de “nieuwe schepping in Christus”, de “nieuwe mens, die naar God geschapen is” dan ook geen Bijbels feit (Ef 4:24)?
V. De Openbaring van het wezen van God en van Gods Zoon staat op het spel
God openbaarde zich aan zijn knecht Mozes – nota bene na de afgoderij met het gouden kalf van het volk Israël onder Aäron – in de eerste plaats als de barmhartige, genadige, lankmoedige, groot van goedertierenheid, de zonde vergevend, en daarna als de heilige en rechtvaardige die de schuldige niet onschuldig houdt en als straf tuchtigt (Ex 34:5-7).
Jezus Christus getuigde: “Ik en de Vader zijn één” en “Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien” (Joh 10:30; 14:9). De Here zei van Zichzelf: “Leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart” (Mt 11:28-30). De Schrift zei al profetisch over Hem: “Hij werd mishandeld, maar hij liet zich verdrukken en deed zijn mond niet open; als een lam dat ter slachting geleid wordt en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders …” (Jes 53:7; ook 1Pe 2:22-23).
De apostel Paulus, die geleerd had om juist in zwakheden te roemen, opdat de kracht van de opgestane Christus in hem en door hem openbaar zou worden, zei over de Here: “Hij is gekruisigd uit zwakheid …” (2Kor 13:4). Door zwakheid tot kracht, door kruis naar de kroon, door lijden tot heerlijkheid. Hoe is de idee van overleving van de sterkste op grond van een ‘natuurlijke selectie’ door een egoïstische, meedogenloze ‘strijd om het bestaan’ met eliminatie van de minst aangepaste, zwakke ooit te verenigen met het karakter en de gezindheid van het Lam Gods, die onze Verlosser en Schepper is? De seculiere Professor David Hull schreef in het tijdschrift Nature:
“Het evolutionaire proces is vol toeval, onzekerheid, onvoorstelbare verkwisting, dood, leed en wreedheden. God (de God van de theïstische evolutie) is niet een liefdevolle God die zich om zijn schepselen bekommert. Hij is onverschillig, verkwistend, bijna diabolisch. Hij is vast en zeker niet die God, tot wie ook maar iemand zou willen bidden”.(7)
Het is de oude apostel Johannes gegeven om in een visioen de eeuwige God op Zijn troon te zien. De 24 oudsten werpen zich voor Hem neer om Hem te aanbidden, zeggende:
“Gij, onze God, zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de macht, want
Gij hebt alles geschapen, en om uw wil was het en werd het geschapen” (Op 4:9-11).
God geve dat wij in dit leven op aarde Hem als Schepper en Verlosser in Christus erkennen, liefhebben en dienen met ons hele hart, met onze hele wil en met ons hele verstand.
Els Nannen
Zie ook Studiengemeinschaft Wort und Wissen: www.wort-und-wissen.de (e-mail: sg@wort-und-wissen.de)
2) Rom 11:36; 1Kor 8:6; Kol 1:15-17; Heb 1:1-2,10; 2Pe 3:5; Ps 24:1-2
3) Grieks: poieoo: maken, tot stand brengen, scheppen4) ‘Macro-evolutie’ is het geloof dat de ene soort uit de andere soort voortkomt. Zgn. ‘micro-evolutie’ wil uitdrukken dat
binnen de soorten verandering en ontwikkeling kan plaatsvinden en plaatsvindt. Het is verwarrend dat sprekers en
schrijvers het vaak over ‘evolutie’ hebben, zonder duidelijk te vermelden wat ze daarmee bedoelen, ook als ze
creationisten, die ‘macro-evolutie’ ontkennen, bestrijden.
6) Alan Morrison: No Adam – No Christ. What Happens when we deny that Genesis 1-3 is History? www.diakrisis.org ,
June 23,2003
7) D.J. Hull: The God of the Galapagos. Nature 352, 1996 (6335), p 486. Citaat in Henry M. Morris III: Five Reasons to
Believe in Recent Creation .Institute of Creation Research, Dallas, Texas, 2008,31 www.irc.org