In het magazine van de Bekenntnisbewegung Kein anderes Evangelium, maart/april 2019, stond een open brief die aan de rooms-katholieke parochie in de Duitse plaats Coesfeld gericht was. De aanleiding was dat in de gemeentebrief die voor de parochianen bestemd was, de tekst Een ster gaat op en de wijzen uit het oosten volgen hem misbruikt werd. Deze tekst was namelijk gewijzigd in Een andere ster uit het oosten gaat op en daarmee werd de islam bedoeld. Bovendien vermeldde de leiding van de parochie in diezelfde gemeentebrief, dat de bouw van een moskee een verrijking voor de plaats was. Het gevolg was dat voorganger Eberhard Kleine de volgende open brief aan de parochie richtte.
Open brief
Eberhard Kleina
(gepensioneerd schoolpastor)
3 januari 2019
Katholieke parochie Anna Katharina
t.a.v. decaan Johannes Hammans
In Tüskenbach 18
48653 Coesfeld
betreft: gemeentebrief in de adventstijd
Mr. Hammans,
Via een vriend ontving ik de gemeentebrief. Met betrekking tot de achter ons liggende advents- en kersttijd, staat daarin: “Er gaat een ster op en de wijzen uit het oosten volgen hem.” …….. “Een andere ster uit het oosten is bij ons “. Dat met deze “andere ster uit het oosten” de islam wordt bedoeld, blijkt ondubbelzinnig uit het volgende. Er wordt verwezen naar de islamprofessor Khorchide, die in de kerk lezingen hield en aanzetten gaf om tot één religie te komen. De geplande bouw van een moskee in Coesfeld zou volgens hem een “verrijking” zijn.
Ik kan het gewoon niet verdragen: uw gemeente wordt hiermee in grote verwarring gebracht. Laat ik het zo emotieloos mogelijk zeggen: wie zoiets beweert, kan onmogelijk de islam kennen. Of anders uitgedrukt: diegene wil de islam graag vanuit een bepaald gezichtspunt waarnemen. Het gelijkstellen van de ster van Bethlehem met de “nieuwe ster van de islam” is voor mij een godslastering:
- In de eerste plaats is deze islamitische ster, die kan worden gevonden op veel vlaggen van islamitische staten, het symbool van de heidense oud-Arabische godin al-Uzza, terwijl de maansikkel op elke moskee de maanmoeder al-Lat vertegenwoordigt.
- Ten tweede werden in de naam van deze “andere ster” 1400 jaar lang, ongeveer 270 miljoen “ongelovigen” in nooit eindigende “heilige oorlogen” (jihad) omgebracht[1]In India was sprake van ongeveer 80 miljoen doden; door islamitische oorlogen ontstonden de huidige staten Pakistan en Bangladesh. Het Midden-Oosten en Noord-Afrika, die tot de komst van de islam christelijk waren, werden in oorlogen wreed geïslamiseerd. Het ergste werd Afrika geteisterd met ongeveer 120 miljoen doden, 13 lange eeuwen was dat werelddeel het wervingsgebied voor ten minste 17 miljoen zwarte Afrikaanse slaven die naar het noorden en het westen tot aan de kust werden gedreven, waar ze op schandelijke wijze door Europese slavenhandelaars naar Noord-Amerika werden gebracht, maar ook naar Arabische landen.[2]Daarnaast zijn ongeveer één miljoen West-Europese christelijke slaven gevangengenomen aan de kusten van de noordelijke mediterrane landen. Dit alles is gelegitimeerd door het islamitische geloof. En: slavernij bestaat daarom in de Arabische landen tot vandaag, hoewel officieel afgeschaft. De heer Khorchide heeft daar waarschijnlijk niet over gesproken.
Ik betwist niet, dat ook in de naam van Jezus Christus oorlogen werden gevoerd en talloze mensen hun leven verloren. Het niet te overbruggen verschil is echter, is dat Heere Jezus nooit heeft opgeroepen tot strijd, geweld en oorlog. Wie in de naam van deze Heere oorlog voerde, verraadde Hem. Mohammed daarentegen heeft echter 60 oorlogen gevoerd in de naam van zijn god.
Ik ben me er goed van bewust dat in onze kerken Allah, de god van de islam, vaak aan de God van de Bijbel wordt gelijkgesteld. Het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) heeft dit reeds in de geloofsdocumenten ‘Nostra Aetate’ en ‘Lumen Gentium’ gedaan en veel protestantse bisschoppen en predikanten hebben het overgenomen. Maar dat is helemaal niet volgens het Woord van God, zoals we dat in de Bijbel vinden, omdat de ‘god’ van de Koran frontaal en heftig het christelijk geloof aanvalt: hij ontkent de drie-enige God van de Bijbel (soera 2,284; 4,171; 5,72; 19,35; 19,88-92), beweert, dat Jezus Christus niet de Zoon van God is (soera 4,171; 23,91; 43,81; 72,3) en niet gekruisigd is (soera 4,157), maar dit zijn onmisbare kerncomponenten van het christelijk geloof in alle denominaties.
Allah bestempelt allen die in de ene God geloven, zoals geopenbaard in de Bijbel, als “kuffar” ( “ongelovigen”, eigenlijk: het leven onwaardig), bestemd voor de hel (soera 2,39; 98,6) en minder dan het vee (soera 7,179; 8,55; 47,12), als doof, stom en blind en zonder verstand (soera 2,171). Sommige van de “ongelovigen” heeft Allah in apen en varkens veranderd (soera 2,65; 5,60; 7,166). Als zij zich tegen Allah verzetten, moeten zij gekruisigd worden of afwisselend aan handen en voeten verminkt en uit het land verdreven (soera 5,33) worden. Dit is niets anders dan religieuze discriminatie en vervolging van niet-moslims. Als men daarbij nog bedenkt, dat Allah zichzelf de meest sluwe noemt (soera 3,54; 8,30) en al zijn volgelingen in de hel gooit, misschien de ene of de andere weer eruit neemt (soera 19,68ff), dan weet je vanuit het perspectief van de Bijbel, dat we te maken hebben met de tegenstander of de vijand van God. Dit wordt bevestigd door de Bijbel: “Wie is de leugenaar dan wie loochent, dat Jezus de Christus is? Dit is de antichrist, die de Vader en de Zoon loochent” (1 Johannes 2:22). Ik geef hiermee geen waardeoordeel over moslims als mensen, maar over de islam als religie. Ook voor de moslims stierf Jezus Christus en Hij wil hen ook verlossen. Ook zij moeten Gods Woord horen.
Wat vraagt Allah nu van zijn volgelingen? Hij wil onderwerping, onvoorwaardelijke overgave. ‘Islam’ betekent niet ‘vrede’ zoals steeds weer onjuist wordt beweerd, maar onderwerping in de zin van overgave aan Allah. Vrede betekent “salam”; het klinkt vergelijkbaar, maar is iets anders. De moslims halen de wil van Allah uit hun belangrijkste religieuze document, de Koran, die als het ongeschapen en eeuwig geldende woord van Allah geldt, evenals uit de Hadith, de erkende uitspraken en daden van Mohammed buiten de Koran, en ten derde, uit de biografie van Mohammed (Sira). Alles samen worden ze beschouwd als soenna, overgeleverde traditie. Hieruit leidt men de islamitische goddelijke wet van de sharia af, die niet als boek bestaat. De sharia staat boven alle wetten die door de mens zijn gemaakt. Mohammed wordt beschouwd als een “goed voorbeeld voor iedereen, die op Allah …… hoopt” (soera 33,21) en als “de boodschapper van Allah en het zegel der profeten” (33,40). Hij is een absoluut model, dat door iedere moslim geïmiteerd moet worden. Voor moslims betekent “zegel” dat Mohammed de laatste profeet is en degene die de volledige waarheid brengt. Jezus Christus wordt alleen gezien als iemand die voorafgaat, weliswaar een profeet, maar die nog niet de volledige waarheid bezat. Dit is niet acceptabel voor christenen.
De taak en het gebod voor elke individuele moslim is, naast de zogenaamde vijf zuilen van de islam, de zogenaamde zesde zuil van de jihad. ‘Jihad’ betekent in de eerste plaats de ‘inspanning voor de zaak van Allah’, de verspreiding van zijn heerschappij, kortom, islamisering. Waar Allah al heerst, is het ‘huis van de islam’ (dar al-islam), waar hij nog niet regeert, zoals bij ons, het ‘huis van de oorlog’ (dar al-harb). Het ‘huis van de islam’ moet worden uitgebreid tot de hele wereld: “Hij is degene, die Zijn Boodschapper (Opm. Mohammed) heeft gestuurd om met de leiding en de religie van de waarheid te zegevieren over iedere andere religie” (soera 61,9). Andere verzen over de wereldverovering zijn: 2,193; 8,39; 48,28.
De jihad heeft veel verschillende facetten en vormen. Door geboorte-jihad en immigratie-jihad, zou het aantal moslims in het ‘huis van de oorlog’ zo omhoog moeten gaan, dat de “ongelovigen” in de minderheid raken. Door het beleid van onze regering zijn we daar goed naar onderweg. Jihad is ook de bouw van een moskee, zoals gepland in Coesfeld. Een moskee is een belangrijke basis in het land van de ‘ongelovigen’. Het bijbehorende stuk grond behoort voor altijd tot de invloedssfeer van Allah. De oproep van de muezzin vanaf de minaret breidt Allahs machtsgebied nog verder uit tot de plaats waar de oproep nog steeds hoorbaar is, zelfs als de ‘ongelovigen’ zich er nog niet eens van bewust zijn dat ze al onder de macht van Allah staan. Uw toewijding aan de islam kan later komen. Andere voorbeelden van de jihad zijn bijvoorbeeld: de handhaving van halalvoedsel op scholen, kleuterscholen, enz., de inrichting van een islamitische begraafplaats, de reservering van islamitische zwemtijden en badkleding in zwembaden, het inbrengen van elementen van de sharia in de jurisprudentie (bv. het tolereren van meerdere huwelijken en kinderhuwelijken, zoals reeds bij ons gebeurt), etc., kortom, gewoon alles om de invloed van de islam in het ‘huis van de oorlog’ waarbij de ‘ongelovigen’ het (nog) voor het zeggen hebben, uit te breiden en de invloed van de ‘ongelovigen’ terug te dringen. En natuurlijk vallen alle daden van geweld in de naam van Allah (Allahu akbar = Allah is groter) ook onder de jihad, zoals Mohammed die uiteindelijk heeft voorgeleefd. In de Koran zijn er meer dan 20 geweld- en strijdverzen tegen ons ‘ongelovigen’: “Wanneer u de ongelovigen treft, hak hen het hoofd af totdat je een slachting onder hen heb aangericht” (soera 47,4). Daarvoor stelt Allah een beloning in het vooruitzicht: “Wie vecht in de weg van Allah, hetzij dat hij valt of dat hij overwint, voorwaar, Wij geven hem een grote beloning” (soera 4,74). De zogenaamde islamitische ‘martelaars’, die zichzelf opblazen voor Allah of op een andere manier sterven, hopen in het paradijs op paradijselijke maagden (soera 2,25). Volgens een Hadith zouden het 72 engelachtige wezens zijn, die beschikbaar zijn voor eeuwige seks en die na elke geslachtsgemeenschap weer maagd worden. Bovendien stroomt de wijn voortdurend in het paradijs: “Zie, voor de rechtvaardigen is een gezegende plek, tuinbehuizingen en wijngaarden, maagden met zwellende borsten, collega’s, en vol bekers” (soera 78,31ff). Allah legt zich echter nooit vast: “Hij vergeeft wie hij wil en straft wie hij wil” (soera 2,284; 3,129). De moslims moeten daarom zoveel mogelijk goede werken doen in de hoop dat hij hen misschien genadig is.
Waar de islam geleidelijk aan kracht wint, worden alle ‘ongelovigen’ gediscrimineerd. Ik wil drie voorbeelden noemen:
- Het is bekend dat de interne veiligheid enorm achteruit is gegaan sinds de immigratiegolf. Volksfestivals met betonnen bolders en politie met een machinepistool ter bescherming van bezoekers zijn bijna normaal geworden. Maar voor mij is dat niet normaal. Ook niet de vele steekpartijen en andere aanvallen. Toen op 29 december 2018 vier jeugdige moslims in Amberg in Beieren een spoor van geweld trokken door de stad met 12 gewonden, mensen die hen willekeurig voor de voeten kwamen, kunnen verschillende motieven een rol hebben gespeeld: eer, mannelijkheid bewijzen, machtsaanspraak op de weg, demonstreren o.i.d. Misschien hebben ze niet eens aan hun religie gedacht. Wie echter net als deze jonge mensen een islamiseringproces heeft ondergaan, kan het gevoel hebben helemaal bevestigd te worden door zijn religie waarin de ‘ongelovigen’ pijnlijke straffen ten deel zullen vallen (soera 9,3): “Voorwaar, in de harten van de ongelovigen breng ik grote schrik. Dus hak in op hun nek en hak hen elke vinger af ” (soera 8,12). Dit was ook het motto van de terroristen op 11 september 2001. Het mag ons te denken geven, dat er onder de tien meest vervolgde landen zich negen islamitische landen bevinden (Open Doors).
- U zult er zeker van hebben gehoord dat sinds de immigratiegolf in 2015 meer en meer vrouwen seksueel lastiggevallen worden, worden verkracht en in het ergste geval, worden gedood. Politici en de media spreken van geïsoleerde gevallen, de daders zouden psychologisch gestresst of getraumatiseerd zijn. Nu is lang niet elke moslim een verkrachter. Maar wie die neiging heeft, voelt zich door zijn religie ondersteund: De vrouwen zijn voor u als een akker, ga naar uw akker, wanneer u wilt (soera 2,223). Per slot van rekening hebben vrouwen over het algemeen slechts de helft van de waarde van een man (soera 2,282; 4,11); als ze ongehoorzaam zijn, kan de man hen slaan (soera 4,34). Afkomstig vanuit deze geloofssfeer, zei de moordenaar van Maria Ladenburger in Freiburg (d.d. 16-10-2016) in het politieverhoor dan ook: “Wat is dat nou, het was gewoon een vrouw!” (Wikipedia).
- Door de toenemende islamisering worden met name de Joden getroffen. Ze lopen het grootste risico naast de ‘ongelovige’ christenen op bedreiging door de islam: “Het uur (dit verwijst naar het laatste oordeel) zal niet komen, tot jullie zo lang tegen de joden strijden en tot de steen waarachter een jood zich verborgen heeft, zegt: “Jij moslim, hier achter mij verstopt zich een jood, dus dood hem. ” (Hadith van Bukhari V4, B52, nr. 177; hadith van moslim nr. 5203). Zo staat het ook letterlijk in het basisprogramma van Hamas (artikel 7). Andere uitspraken die Joden discrimineren en vervloeken van de Koran zijn te vinden in de soera’s 2,88f; 2,159; 4,46f; 4,52; 5,13; 5,60; 5,64; 5,78; 9,30. Vanwege zijn antisemitisme en vanwege de Holocaust wordt Hitler tegenwoordig zeer gerespecteerd door moslims, wereldwijd. Al toen ik nog als schoolpastor in actieve dienst was, maakten islamitische studenten mij duidelijk, dat Hitler heel goed met de Joden was omgegaan. Luid zei de klas, dat alle Joden varkens waren en een studente was volgens haar eigen woorden bereid om naar Israël te gaan, zichzelf daar op te blazen om zoveel mogelijk Joden te doden. Ik heb zeer heftig gereageerd op dergelijke uitspraken.
Je zou door kunnen gaan met de lijst van negatieve gevolgen van islamisering. Als een verrijking, zoals in de gemeentebrief staat, zie ik hem in de verste verte niet. Nu is het een geluk dat niet elke moslim zijn geloof één op één implementeert. Vooral geseculariseerde moslims houden zich er niet aan. Alleen: ze zijn stil. Na bloedige aanvallen distantiëren ze zich niet publiekelijk, waarschijnlijk uit angst voor repressie. Door hun stilte zijn ze echter zonder invloed. Erger nog, Hassan, een voormalig student uit Marokko, zei dat hij graag worstjes at, varkensvlees dat hij niet mocht eten. Hij lustte ze graag. Ze smaakten hem. Hij benadrukte echter voor de klas, dat als de islam hier meer invloed zou krijgen, hij geen worstjes meer zou eten en zich aan zou passen. Als de islam sterker present is, zouden veel geseculariseerde moslims op dezelfde manier kunnen handelen.
De verwijzing in de gemeentebrief naar de godsdienstvrijheid om de bouw van moskeeën in Duitsland te rechtvaardigen, wordt herhaaldelijk naar voren gebracht, maar is helaas niet steekhoudend. Artikel 4 van de basiswet garandeert alleen, dat iedereen zijn geloofsleven mag hebben. Artikel 4 GG geeft niet het recht mensen van andere religies in diskrediet te brengen. Helaas ‘ziet’ onze staat de haatpredikers in de moskeeën ‘over het hoofd’. Aangezien de islam geen scheiding van religie en politiek/staat kent, maar eerder een ideologie onder de onzichtbare mantel van religie is, hij bepaalt immers het individuele leven van het individu en staatkundig tot in detail, kan er dus geen aanspraak worden gedaan op een wettelijk recht op moskeeën. Daarnaast is een moskee niet alleen een gebedsruimte, maar ook een soort van economisch centrum met diverse winkels, supermarkt, reisbureau, kapper, uitvaartcentrum, enz.
In de gemeentebrief wordt gezegd dat de heer Khorchide op indrukwekkende wijze aantoonde welke benaderingen in zijn religie de weg naar elkaar mogelijk maken. Houdt daarbij alstublieft het volgende in gedachten: meneer Khorchide staat hierin alleen te midden van zijn geloofsgenoten. Ten tweede kan een moslim in het algemeen liegen om zijn religie te bevorderen en zichzelf te beschermen (soera 52,42). Deze tactiek van de jihad wordt takiya[3] genoemd, als een bedekking, zolang iemand nog te weinig macht heeft. Ik kan niet zeggen of hij het op jou heeft toegepast, maar het is een veelgebruikte methode. Hoogstwaarschijnlijk zal hij hebben gesproken over barmhartigheid, waarover christenen en moslims, Bijbel en Koran, het goed eens kunnen zijn. Inderdaad wordt Allah in de Koran herhaaldelijk aangeroepen als de barmhartige, alle soera’s beginnen met de woorden: “In de naam van Allah, de ontfermer, de barmhartige”, alleen soera 9 niet. Barmhartig, barmhartig, genade, genadig, maar waar heeft Allah een werk van genade gedaan? Hij praatte alleen, maar deed niets. Onze God heeft niet alleen gesproken, maar ook echt een werk van genade gedaan. Uit genade heeft hij zijn Zoon aan het kruis laten gaan, voor ons. Allah beweert genadig te zijn, maar stuurt zijn volgelingen naar de hel. De angst voor de hel vergezelt elke moslim; dat is bij ons als christenen anders.
Andere populaire aanwijzingen voor de vreedzaamheid van de islam, die de heer Khorchide had kunnen noemen, zijn de citaten uit soera 2,256 en 5,32. In soera 2,56 staat: “Er zij geen dwang in de godsdienst.” Dat klinkt tolerant. Maar als je iets verder leest, staat direct in het volgende vers, dat ‘ongelovigen’ deelgenoten zijn van het vuur en daarin eeuwig vertoeven. Dus zou het toch beter zijn voor ons ‘ongelovigen’ om ons tot de islam te bekeren. En in soera 5,32 staat, dat wie een man heeft vermoord de hele mensheid heeft vermoord. Maar men verzwijgt, dat dit tegen de kinderen van Israël wordt gezegd, en juist niet tegen de moslims. Het volledige vers luidt: “Om die reden hebben we de kinderen van Israël geboden, dat wie een ziel vermoordt, …….. zal zijn als een man die de hele mensheid had vermoord. En wie een ziel in het leven behoudt, zal zijn alsof hij de hele mensheid in leven heeft gehouden.” Wie zich niet met de Koran en helemaal niet met de soennah bezig gehouden heeft, kan gemakkelijk worden misleid.
Omdat de heer Khorchide in uw gemeente heeft gesproken, moet de kerkleiding, ter wille van de balans, ook zijn contragesprekspartner uitnodigen, de heer Hamad Abdel Samad[4].Weliswaar zou dan voor persoonsbeveiliging gezorgd moeten worden, want hij staat op de verboden lijst van zijn voormalige islamitische geloofsgenoten. Vanwege zijn kritische boeken wordt hij als een afvallige beschouwd, die volgens de sharia met de dood moet worden bestraft. Ook een goede vriend van mij zou waarschijnlijk komen als spreker, hij was imam en is nu christen, hij wordt weliswaar bedreigd, maar dat is (nog) binnen de grenzen; natuurlijk is hij voorzichtig. Ik kan het contact tot stand brengen. Een andere spreker zou de Syrisch-orthodoxe non Hatune Dogan uit Warburg kunnen zijn, die actief is in vluchtelingenkampen in het Midden-Oosten en ook lezingen verzorgt.
Met vriendelijke groet,
E.Kleina
vertaling: mevr. L.Vos
[1] Bill Warner, De sharia voor niet-moslims, CSPI International 2015, p 45
[2] Tidiane N’Diaye, De gesluierde genocide, de geschiedenis van de islamitische slavenhandel in Afrika, Rowohlt 2010
[3] Takiya of taqiya is een islamitisch begrip dat “vrees” of “verdediging” betekent. Mohammed veroverde grote delen van Saoedi-Arabië waarbij leugen en bedrog een grote rol speelden. Takiya is binnen de islam geoorloofd. Normaliter mag een moslim niet liegen, maar zodra hijzelf of de islam op welke wijze dan ook negatief in het daglicht komt, moet hij de islam verdedigen, zo mogelijk met een leugen. Zie deelsite Huis van islam van www.bijbelenonderwijs.nl.
[4] Hamad Abdel-Samad / Mouhanad Khorchide, Het behoort bij de vrijheid om de Koran te bekritiseren, Herder Verlag, 2016
Kinderen leren een dagelijkse Bijbel leestijd te hebben
“… en u van jongsaf de heilige Schriften kent” (2Timotheüs 3:15).
Een van de belangrijkste dingen die ouders voor hun kinderen kunnen doen is hen te helpen bij het ontwikkelen van een gewoonte van dagelijkse Bijbelstudie. Hoewel ik in de kerk opgroeide, herinner ik me geen enkele aanwijzing of aansporing of iets dergelijks. Het is door het Woord van God dat de jongere “zijn pad zuiver kan houden” (Psalm 119: 9) in deze slechte wereld. Het moet in het hart en de ziel komen en zo het individuele leven doordringen en dit zal niet gebeuren tenzij lezen, studeren, onthouden en overdenken een dagelijkse praktijk worden. We weten, dat het lezen van de Bijbel alleen niet zal leiden tot redding en heiliging; het moet worden ontvangen en gehoorzaamd. Maar we weten ook, dat die redding en heiliging niet zal gebeuren zonder het Woord van God, omdat “het geloof komt uit het gehoor en het gehoor door het Woord van God” (Romeinen 10:17). Het is nooit vergeefs om het Woord van God in het hart van het kind te brengen. Hoewel ik, toen ik jong was, niet gered was en de Bijbel niet serieus nam, had het onderwijs en de prediking een grote invloed op mij en nadat ik op 23-jarige leeftijd bekeerd was, kwam er veel in mij boven en had ik een goede voorsprong in mijn christelijke leven.
Een citaat van pastor David Sorenson:
Het fundament van een godvruchtig leven ontbreekt vaak in het leven van kinderen en jongeren van Gods volk. Dat fundament is een dagelijks opnemen van het Woord van God. Een jongere uit een christelijk gezin kan naar een christelijke school gaan of thuis worden geschoold met een Bijbels leerplan, trouw naar zondagsschool en kerkprogramma’s gaan en door de kerk georganiseerd kampen bezoeken en tegelijk vleselijk, opstandig en werelds zijn. Of vaker zijn ze gewoon lauw en gaan ze mee met de stroom, maar er is geen echte geestelijke overtuiging in hun hart. De reden is even simpel als opmerkelijk. Ze zijn niet dagelijks met het Woord van God bezig.
Hierna volgen enkele suggesties om dit te corrigeren:
Ds.Mario Schiavone zegt, dat hij en zijn vrouw met hun kinderen met Bijbelse platenboeken begonnen, voordat ze konden lezen. Ze hebben hun kinderen geleerd met Bijbellezen te beginnen, nadat ze wakker waren geworden. Schiavone zegt: “Het is dan rustig in huis, omdat iedereen met de Bijbel bezig is.”
David Cloud
Bron: wayoflife.org. Het artikel komt uit het boek Keeping the Kids.
https://www.wayoflife.org/reports/teaching_children_to_have_bible_reading.html
Gezinsproblematiek
Een progressieve socioloog, Nick Wolfinger, presenteerde onlangs de volgende samenvatting van zijn laatste onderzoek aan de Universiteit van Virginia.
“Een merkwaardig en ongelukkig kenmerk van gezinsdemografie is de hardnekkige armoede in gezinnen met alleen maar moeders. In de afgelopen veertig jaar is de inkomenskloof tussen alleenstaande en getrouwde moeders nauwelijks veranderd, een verrassend resultaat gezien de toename van werkende vrouwen in de beroepsbevolking.”
In deze samenvatting komen verschillende crises samen die kenmerkend zijn voor onze tijd: de crisis van het huwelijk en de echtscheiding, de crisis van de mannelijkheid en de afwezige vaders en de crisis van promiscuïteit en buitenechtelijke seks. Het ‘evangelie van bevrijding’ heeft in elk geval het probleem alleen maar verergerd.
Door te verkondigen dat een echtscheiding ‘zonder schuldigen’ geaccepteerd is en het huwelijk los te maken is van voortplanting, is het huwelijk als instelling sterk verzwakt. Het gevolg daarvan is dat de bijdrage van het huwelijk aan welvaart en welzijn is afgenomen. In de VS werden in 2014 ongeveer 29 procent van de blanke kinderen, 72 procent van de zwarte kinderen en meer dan de helft van de Spaanse kinderen geboren bij alleenstaande moeders. (In Nederland is dit bijna 10%. Op Urk 0,5% en in Rotterdam 20,8%, zie *)
Prediking van het evangelie van individuele vrijheid, autonomie en zelfverwezenlijking, heeft de vaders een blanco cheque gegeven om hun eigen seksuele en persoonlijke vervulling na te streven los van het werk, de verantwoordelijkheid en de beloning die hoort bij het leiden van een gezin. Prediking van het evangelie van vrouwenemancipatie in termen van functionele uitwisselbaarheid met mannen heeft niet geleid tot lagere armoedecijfers bij éénouder gezinnen. Door stigmatisering van het vaderlijk hoofdschap, zoals de Bijbel bedoelt, en het bagatelliseren van het belang van vaders thuis door middel van campagnes om genderverschillen uit te wissen, worden vaders niet langer aangemoedigd om het vaderschap te vervullen als rol zoals God het bedoeld heeft.
Het verontrustende is dat het probleem zichzelf vermenigvuldigt en dus verder uit de hand loopt. In zijn rapport documenteert Wolfinger het feit, dat kinderen van nooit gehuwde moeders steeds vaker ook zelf ongehuwd moeder worden. Kinderen afkomstig uit een gezin met vader en moeder en zelfs uit een gescheiden gezin hebben meer kans om zelf gezinnen te vormen. Wat moet er gedaan worden?
De eerste echtscheidingswet ‘zonder schuldigen’ aan te wijzen in de moderne geschiedenis is geïntroduceerd na de revolutie van 1917 in Rusland. De reden van de bolsjewieken voor hun verzet tegen het huwelijk was, dat zij het beschouwden als een burgerlijke instelling, die samen met de gegoede burgerij moest worden uitgeroeid ten gunste van de arbeidersklasse. Als het huwelijk wordt afgedankt, krimpt inderdaad de middenklasse en neemt de armoede toe zoals te zien is in éénouder gezinnen. Ironisch!
Wil je geestelijk en materieel floreren? Preek dan niet het progressieve evangelie van bevrijding van huwelijk, seksualiteit en godsdienst. In plaats daarvan pleit voor huwelijken die vruchtbaar zijn. Strijd tegen echtscheiding. Wees een voorstander van een actief vaderschap, dat leidt en zorgt voor gezinnen. Wees een voorstander van een reine, eerbare relatie en verzet je tegen immoraliteit.
Het huwelijk is niet alleen een burgerlijke instelling, hoewel het onbetwistbaar correleert met welvaart. Het huwelijk is fundamenteel meer een goddelijke instelling. Man en vrouw schiep Hij hen om gezinnen te vormen, zodat een volgende generatie Hem ook verhoogt. Je hebt geen samenleving zonder het gezin en je hebt geen gezin zonder huwelijk. Onze radicaal vooruitstrevende samenleving draait op geleend sociaal kapitaal evenals op families die Bijbels standhouden, ondanks de heersende ideologieën van de dag. We moeten herinvesteren in gezinnen en in het huwelijk en daardoor investeren we in niets minder dan gerechtigheid voor onze samenleving.
*)https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2018/52/bijna-1-op-de-10-baby-s-wordt-geboren-in-eenoudergezin
Artikel is overgenomen uit de nieuwsbrief van The Council on Biblical Manhood and Womanhood , maart 2019, (cbmwoffice@cbmw.org) of
https://sna.etapestry.com/prod/viewEmailAsPage.do?erRef=3231.0.156579348&databaseId=CouncilonBiblicalManhoodandWo&mailingId=37062330&jobRef=3231.0.196157568&key=56497e4ee7adaa68126174b985b781c&personaRef=3231.0.156581325&memberId=1445434863
vertaling: ing. W. van der Meer
Rots en Water, vertrouwen op wankele basis
Heeft een christen weerbaarheidstrainingen nodig?
De training Rots en Water (verder afgekort tot R&W) is ontwikkeld door de Nederlander Freerk Ykema. De training wordt ingezet als middel tegen pesten, ter verbetering van het groepsklimaat en als weerbaarheidstraining in het kader van geweld en seksuele intimidatie. Dus ook als er geen sprake is van pestgedrag maar het groepsklimaat in de klas te wensen overlaat, kunnen trainers worden ingehuurd om te komen tot een ‘positieve groep’. Het draait om sociale veiligheid en een positief pedagogisch klimaat. De trainingen richten zich onder meer op communicatie, waarden, normen, zelfvertrouwen, onderling vertrouwen en samenwerking.
R&W is een populaire training die op veel scholen en instellingen voor psychosociale hulpverlening ingang heeft gevonden. De bekendheid is inmiddels wereldwijd en de beoordelingen zijn vrijwel zonder uitzondering positief, zoals van de school die op zijn website vermeldt, dat pesten uit de school zal verdwijnen na implementatie van R&W[1].
Visie
Ykema zegt over R&W dat het een programma is ‘waarin je leert in alle situaties die je tegenkomt in je leven stevig te staan, goed te ademen en te centreren, waardoor je de rust behoudt om in alle omstandigheden de juiste keuzes te maken en niet je evenwicht te verliezen’. Hij is voor een deel geïnspireerd door het geschrift Overpeinzingen[2] van Marcus Aurelius[3], die behoorde tot de filosofische stroming van de stoïcijnen.
In boek 4:49 van Overpeinzingen lezen we de woorden waaraan R&W zijn naam ontleent: ‘Wees als een rots in de branding, waarop de golven steeds te pletter slaan. Daar staat hij, rondom hem komen de woelige wateren tot bedaren. ‘Wat ben ik ongelukkig dat mij dit moest overkomen?’ Maar neen, veeleer ben ik gelukkig want, hoewel mij dit overkwam, ben ik ongedeerd, niet gebroken door het heden, noch bevreesd voor de toekomst.’ De volgende citaten uit datzelfde boekje laten zien uit welke hoek de wind waait. ‘… ik leerde op mijzelf te vertrouwen, niets aan het toeval over te laten en uitsluitend naar de stem van de rede te luisteren, zonder daar ook maar een moment van af te wijken; ook om altijd dezelfde te blijven onder de zwaarste beproevingen…’[4] ‘Wees zelf de God die in u is, de heer van een levend wezen, krachtig en volwassen, …’[5] Het gaat me er in dit artikel niet om een gedetailleerde beschrijving van R&W te geven. Die informatie is elders ruimschoots beschikbaar. Ook de effectiviteit van R&W wil ik niet ter discussie stellen. Daarover is dit jaar een onderzoeksresultaat gepubliceerd in het Tijdschrift Klinische Psychologie.[6] Ik wil enkele aspecten van R&W bespreken die op zijn minst vragen oproepen in het licht van de Bijbel en daarbij wil ik beginnen met de openingszin van het verslag van het genoemde onderzoek: ‘Pesten is een serieus maatschappelijk probleem en vormt een groot risico voor de sociale en emotionele ontwikkeling en academische prestaties.’
Zonde
Vooropgesteld, die risico’s zijn levensgroot, levensbedreigend zelfs. Echter, de visie die we op pesten hebben, is bepalend voor de benadering ervan. Pesten is te definiëren als gedrag waarbij een of meer personen benadeeld, mishandeld of buitengesloten worden met emotionele, psychische en/of lichamelijk schade tot gevolg. Er is sprake van machtsmisbruik door de daders en machteloosheid aan de kant van de slachtoffers. R&W beschouwt dat als een sociaal probleem, evenals vrijwel alle andere antipestmethoden dat doen. In het licht van Gods Woord blijkt het echter veel ernstiger te zijn. God noemt het zonde en niet ‘een probleem’. Het is belangrijk om daarvan overtuigd te zijn. Dat impliceert dat er alleen een oplossing voor is als die er voor de zonde is. Gedrag kan natuurlijk wel omgebogen worden, bijvoorbeeld door een R&W-training te volgen. Maar daarmee is de zonde niet weggenomen, niet opgelost. Bekering tot God is het kernwoord. Belijdenis voor God en onze benadeelde naaste zijn de eerste stappen naar herstel. Vergeving ontvangen door het verzoenend offer van de Heere Jezus is noodzakelijk. En wie vergeving ontvangt, zal als antwoord daarop God en zijn naaste liefhebben. Voor deze dingen is in R&W geen plaats.
Balans op occulte basis
De website van R&W omschrijft de training als volgt: ‘Rots en Water is een psychofysieke training voor po, vo, mbo, speciaal onderwijs, hulpverlening, jeugddetentie en ggz. Het richt zich op de ontwikkeling van sociale competenties, het voorkomen en aanpakken van pesten, weerbaarheid en seksueel geweld.’[7] Dat is een prachtig doel. Wie zou daar iets op tegen kunnen hebben? De vraag is echter hoe deze training ingevuld wordt. Kernbegrippen in de training zijn gronden en centreren. Gronden, aarden of earthing wil zeggen dat je leert bewust in stevig contact met de aarde te staan. Niet gewoon op je voeten staan, maar zodanig contact met de aarde maken dat negatieve energie kan wegvloeien. De theorie luidt dat de aarde waarop wij leven energie geeft. Maar dan wel als we werkelijk in contact staan met de aarde, die beschouwd wordt als een levend wezen met de naam Gaia. Door onze leefwijze zijn we dat contact kwijtgeraakt en dat is één van de oorzaken van stress en van vele ziekten. Ik las elders deze beschrijving: ‘Aarden of gronden is jezelf verbinden met de aarde. Aarden brengt je in het hier en nu. Iemand die goed gegrond is, voelt meer balans. Je komt letterlijk steviger op de grond te staan en je stabiliteit neemt toe. Daardoor voel je je veiliger, raak je minder snel van je stuk en ben je meer ontspannen. Daarnaast ontstaat ruimte voor persoonlijke groei.’[8] Yoga maakt eveneens gebruik van dit principe. Dit is overduidelijk een occulte praktijk. Dat geldt ook voor centreren. Centreren, een onderdeel van de Japanse verdedigingskunst aikido, heeft te maken met het vrijkomen van energie vanuit je onderbuik. Letterlijk vertaald betekent aikido: de weg om een te worden met de geest van het universum. Het wordt beschreven als een aandachtsoefening om je hoofd en je lijf op één lijn te brengen. Je concentreert je op de zogenoemde hara, het middelpunt van je lichaam, enkele centimeters onder je navel. Als je daar gecentreerd bent, ben je psychisch en fysiek in balans. Zo kun je vanuit intuïtie en in het moment reageren op inkomende energie en druk[9]. Dat klinkt goed natuurlijk. Wie zal beweren dat ‘in balans zijn’ verkeerd is? Daar zit hem het probleem dan ook niet. De vraag is waar ik mijn ‘balans’, mijn evenwicht, mijn steun vandaan heb. Bij R&W ga je die zoeken in jezelf. Een onbetrouwbaarder basis zou ik niet weten. Hoe kan ik steun vinden in een gevallen mens? En ook als ik een gelovige ben, ben ik in mezelf nog altijd onvolmaakt.
Salomo wijst een betere weg: Vertrouw op de HEERE met je hele hart, en steun niet op je eigen inzichten. Ken Hem in al je wegen en Hij zal je paden vlak maken. Wees niet wijs in je eigen ogen; vrees de HEERE en wijk af van het kwaad. Het zal genezing voor je lichaam zijn en verkwikking voor je gebeente. [10]
Op zand gebouwd
Onbewogen
In een van de video’s over R&W die ik heb bekeken, laat men kinderen oefenen met ‘onbewogen blijven’. Een meisje loopt tussen twee rijen kinderen door die haar op allerlei manieren proberen te intimideren. De bedoeling is dat zij er onbewogen onder blijft, met andere woorden, dat ze staat als een rots in de branding. Nuttige oefening? Misschien. Maar ik vraag me in alle ernst af hoe effectief dit is. In een spelsituatie zal dat ongetwijfeld werken. Maar ik geef het een kind dat gepest wordt te doen om een houding aan te nemen van ‘wie doet me wat’. En als dat al lukt, zal het gevolg waarschijnlijk zijn dat de daders met grover geschut te werk gaan. Ze willen onbewust toch effect scoren met hun pestgedrag. En waar zegt de Bijbel dat ik onbewogen moet blijven, dat dat mijn houvast zou moeten zijn? Nee, dan de openingszinnen van Psalm 27 die met de woorden van de Statenvertaling prachtig weergegeven zijn: De HEERE is mijn Licht en mijn Heil, voor wie zou ik vrezen? De HEERE is mijns levens kracht, voor wie zou ik vervaard zijn?
R&W gaat, evenals vele andere trainingen en therapieën, uit van de maakbaarheid van mensen. Daarmee zeg ik niet dat gedragsverandering niet mogelijk of noodzakelijk is. Dat is het zeker. Bepalend is echter hoe onze visie op de mens is. Wij zijn Gods schepsel, Zijn eigendom, en daarom heeft Hij het voor het zeggen. Niet wat ik prettig of onprettig vind, is leidend. Leven in een levende relatie met God door Jezus, Zijn Zoon, heeft ook een relatie in liefde tot onze medemens tot gevolg. Als je de kwestie pesten beziet in het licht van 1 Korinthe 13, wordt duidelijk wat de beste weg is. Daar gaat het over gedrag als gevolg van geloof en niet voortkomend uit mezelf.
Christelijke variant
Sinds enkele jaren zijn er ook weerbaarheidstrainingen die zich christelijk noemen. Eén ervan is Grol Weerbaarheid. ‘Heeft u al een positieve groep?’ luidt de tekst op de homepage. Ook deze training is gebaseerd op de principes van R&W, met dat verschil dat ook Bijbelse waarden aan de orde komen. Van de website citeer ik het volgende: ‘Grol Weerbaarheid gelooft in gezamenlijkheid: het creëren van een ‘wij-gevoel’ binnen de klas. Wij willen in deze primaire behoefte voorzien door elk individu verder te helpen ontwikkelen binnen zijn/haar interactie met de klas.’ Ook Van Grol maakt gebruik van de psychofysieke didactiek. ‘Vanuit een fysieke invalshoek worden mentale en sociale vaardigheden aangereikt en verworven’ en dat ‘onder een koepel van christelijke waarden en normen.’ Als ik dat lees, ben ik benieuwd naar de invulling daarvan. Een zoektocht op de site levert helaas niet de verwachte informatie. Er zijn interessante artikelen te lezen, bijvoorbeeld over ‘Gezamenlijkheid’, over ‘Grenzen aangeven’, over ‘Sociale vaardigheid’. Maar over geloof, over leven naar Gods wil, over het elkaar dienen door de liefde van Christus lees ik niets. En ook hier wordt pesten een groepsprobleem genoemd, terwijl je van een christelijke organisatie toch mag verwachten dat men het in de eerste plaats als zonde zou benoemen. En wat een ‘koepel van christelijke waarden en normen’ is? Ik zou het niet weten.
Van Grol werkt inmiddels samen met HUMUS[11]. Na wat zoeken op de site lees ik op de pagina ‘Kernwaarden’ onder ‘Christen zijn’ het volgende: ‘Het is ons voornemen om de vraag ‘wat zou Jezus doen’ onze werkwijze te laten bepalen. De Bijbel is hierbij ons ‘kompas’.’ Dat is dan ook de enige zin die iets zegt over het christen zijn. Wel een zin met wezenlijke inhoud, dat beaam ik. Maar op de website komt het verder nergens tot uiting en dat maakt dat ik ook deze variant van weerbaarheidstrainingen met scepsis bekijk.
Rots of zand?
Op de rots gefundeerd
Voor een christen is Gods Woord het begin en het einde. Dat is wat ik in de promotie van de diverse weerbaarheidstrainingen mis. Ik denk aan David die in Psalm 18 zegt: De HEERE is mijn Rots en mijn Vesting en mijn Redder; mijn God, mijn Rots bij Wie ik schuil; mijn Schild en de Hoorn van mijn heil, mijn Hoog Vertrek. Dat is de enige plaats waar echte veiligheid is. Mattheüs 7:12 en Lukas 6:31 spreken ook duidelijke taal: Zoals u wilt dat de mensen u doen, zo moet u ook hen doen. En in Romeinen 13:8 zegt Paulus: Wees niemand iets schuldig, dan elkaar lief te hebben; want die de ander liefheeft, die heeft de wet vervuld. Laat dat bij elk groepsgebeuren, elke klassensituatie, iedere sova-training enzovoort, uitgangspunt zijn. Waar liefde woont, is geen sociale onveiligheid. Daarom moeten we onze kinderen wijzen naar de Heere Jezus. Enerzijds omdat Hij weet wat het is om bespot, gesmaad, veracht en mishandeld te worden en dat nog wel door Zijn eigen mensen. Anderzijds, omdat de Bijbel ons oproept om navolgers van Hem te zijn. Hij heeft voor ons smaadheid gedragen. Waar anders heen? Naar Hem alleen!Wie op de hoge God vertrouwt, heeft zeker op geen zand gebouwd.Ik vraag ik me in alle ernst af of er dan nog behoefte is aan een weerbaarheidstraining. Uiteraard is er meer over te zeggen, maar dat laat de afgebakende ruimte voor dit artikel niet toe. In de nieuwe brochure over dit onderwerp die in de maak is, wil ik er uitgebreider op ingaan.
H. van Buren
[1] https://www.deviermaster.nl/de-school/positief-pedagogisch-klimaat.html (7-5-2019).
[2] Nederlandse vertaling van Ta eis heauton.
[3] Marcus Aurelius Antoninus, Romeins keizer, 121 tot 161.
[4] Overpeinzingen, 1:8.
[5] id. 3:5
[6]Veranderingen in sociale veiligheid, competentiebeleving en depressieve gevoelens van basisschoolkinderen die aan het interventieprogramma Rots en Water deelnemen: een vergelijkingsstudie. Ellen Reitz, Esther Mertens, Monique van Londen, Maja Deković. Tijdschrift Klinische Psychologie, 2019, 49(1), 38-57. Het betreft een onderzoek onder 1203 leerlingen van zeven tot veertien jaar oud, afkomstig van zeventien scholen voor primair onderwijs.
[7] https://www.rotsenwater.nl.
[8] https://succesvolinbalans.nl/leer-aarden-en-centreren
[9] Bron: beocure ‘Jezelf in sync centreren’, Ki to Change
[10] Spreuken 3:5-8.
[11] www.humus-geeftruimte.nl
Slechts een hoofddoekje?
Wat een gedoe om een ‘hoofddoekje’ of zoals iemand via de radio zei: om een ‘halsdoekje’. Is dat in een democratisch land met godsdienstvrijheid niet te gek voor woorden? Enkele feiten.
1. De Arabische islam is niet een religie in Westerse zin, maar een politieke religie met het expliciete doel: de wereldwijde godsstaat van de islamitische Allah op basis van de islamitische staatswet (sharia). Godsdienst en staat zijn in de islam een onafscheidelijke eenheid. Dit gegeven vormt een niet te bagatelliseren probleem in Westerse landen met staatsrechterlijke scheiding van kerk en staat.
We worden dus in eerste instantie geconfronteerd met een politiek conflict tussen grondwetten: tussen de Arabisch-islamitische grondwet (sharia) van Allah’s theocratie en de Nederlandse grondwet. De botsing van religie en cultuur zijn daarvan alleen afgeleide conflicten.
2. De sharia staat wereldwijd principieel boven alle landswetten. De primaire plicht van iedere moslim waar ook ter wereld is om de sharia-grondwet te gehoorzamen.
3. De sluier is wettelijke (sharia)plicht voor elke vrouw, overal waar ze zich buitenshuis bevindt. De sluier is dus géén ‘vrijwillige keuze’ van de moslima als getuigenis van haar persoonlijk geloof in haar Allah, maar van haar gehoorzaamheid aan de sharia. Deze sluier is ook daarom nooit te vergelijken met het dragen van een keppeltje of van een kruisje.
Eventueel kan het dragen van een sluier in het openbaar in zoverre een ‘vrijwillige keuze’ zijn dat de moslima Allah’s wet (sharia) wil gehoorzamen – vooral met het oog op de eeuwigheid. Gehoorzaamheid aan Allah behoort tot de ‘goede daden’ die bij het oordeel van Allah met de ‘slechte daden’ worden verrekend (soera 11:114), terwijl ongehoorzaamheid streng wordt gestraft.
4. De koran en sharia benadrukken de ongelijkheid van man en vrouw. “De mannen staan (bij alles) een trap hoger dan de vrouwen” (soera 2:228 eind). De sluier is een politiek-religieus symbool van haar ‘minderwaardigheid’.
Op grond van de Nederlandse grondwet echter zijn man en vrouw gelijk. Draagt een moslima een sluier, dan demonstreert ze daarmee publiekelijk dat voor haar de sharia boven de Nederlandse grondwet staat.
5. De koran en sharia discrimineren de vrouw, die ‘half zoveel waard’ is als de man o.a. wat betreft huwelijk en echtscheiding, erfenis en getuigenis voor de rechtbank. De sharia-verplichte sluier van de vrouw is een politiek-religieus symbool daarvan.
De Nederlandse wet echter verbiedt discriminatie op grond van sekse. Een pleiten voor ‘tolerantie’ en ‘godsdienstvrijheid’ t.a.v de sluier van de (moslim)vrouw betekent in werkelijkheid een pleiten voor gelijkberechtiging van de Arabisch-islamitische grondwet (sharia) en de Nederlandse grondwet – feitelijk voor superioriteit van de sharia en dus tevens voor publieke discriminatie van de (moslim)vrouw.
6. Een beperkt verbod van de Nederlandse regering op het dragen van de sluier, namelijk bij openbare diensten en publieke gelegenheden, betekent erkenning en handhaving van het recht op eigen wetgeving en op prioriteit van de Nederlandse grondwet bóven de grondwet (sharia) van de Arabisch-islamitische rechtsstaat. Uiteraard heeft dat juist het tegendeel van discriminatie van de moslimvrouw.
7. “Het thema hoofddoek in openbare dienst wordt door de islam als een Trojaans paard in Europa gebruikt. Het doel is om delen van de sharia in onze wetgevende en wetuitvoerende organen binnen te loodsen en maatschappelijk aanvaard te krijgen om dan later ándere elementen van de sharia in onze grondwet te laten invoeren … Ieder doorstoten van de islam met zijn cultuur en maatschappij is altijd met een poging verbonden om delen van de sharia in onze wetgeving binnen te loodsen met het doel om deze terreinen voor Allah en de islam te verwerven” (Eusebia Missionsinfo: Das Kopftuch und die Rechte der Frau, Stuttgart, März 2004).
E.Nannen
Roblox, digitaal of hemels burgerschap?
Inleiding
Mijn zoon van 8 komt thuis van de christelijke school met de naam Eben Haezer: “Tot hiertoe heeft de HEERE ons geholpen”. Hij wil geen koekje en sap, want hij heeft een afspraak. Nee, hij hoeft het huis niet uit. Hij wil naar boven, naar de computer, het is een online game-afspraak met zijn klasgenootjes, groep 5. Misschien bent u ook een christelijke ouder die dankbaar is dat de Heere u kinderen heeft gegeven en u heeft geholpen bij de opvoeding tot nu.
De doelstelling van dit artikel is het aanspreken van alle christelijke ouders op hun verantwoordelijkheid m.b.t. het meedoen van hun kinderen aan online games. Ik richt mij daarbij op kinderen in de lagere school leeftijd, de leeftijd waarop kinderen tegenwoordig al instappen. Het voorgaand artikel van drs E. Gouda is algemener en richt zich met Fortnite meer op leerlingen in het voortgezet onderwijs. Daarna wil ik aan de hand van een voorbeeld t.w. Roblox[i] laten zien wat online gaming inhoudt en wat de producent doet aan online veiligheid van uw kinderen. Daarbij zal ik de vinger op de zwakke plekken leggen van de producent, waarna ik u als ouders een aantal handvatten wil geven om praktisch mee aan de slag te gaan. Wat ik schrijf over genoemde games, is ook van toepassing op andere games zoals Minecraft. Doet u mee?
Ontwikkeling van Massively Multiplayer Online Role-Player Game (MMORPG[ii] )
Van offline gaming (spelen tegen de spelcomputer zoals met de Commodore C64 in 1982) via online gaming (1987 Air Warrior ,vliegen én je tegenstanders neerhalen) zijn we dankzij het internet in 1996 al in de Massively Multiplayer Online Role-Player Game wereld terecht gekomen. De online game markt zit inmiddels boven de 35 miljard dollar en nog steeds denken veel ouders dat het alleen iets voor jongens is, maar uit onderzoek blijkt dat 48% van de games door meisjes gespeeld wordt. Veel spellen vereisen een abonnement, andere zijn gratis. Soms is het spelen zelf gratis, maar tegen betaling kunnen voorwerpen of speelgeld verkregen worden. De meerderheid van de spellen zijn gebaseerd op traditionele fantasiewerelden die vaak al conflicterend zijn met de Bijbel (Dungeons & Dragons) of op sciencefiction.
In bijna alle spellen is de ontwikkeling van een eigen virtuele identiteit (avatar) het hoofddoel. Hierbij verdienen de spelers dan ervaringspunten door hun acties. Deze ervaringspunten zorgen ervoor, dat je als speler hogere levels bereikt; dit maakt de speler beter in wat hij doet. Vechten en opdrachten tot een goed einde brengen alleen of in een groep zijn de beste manieren om ervaringspunten te verdienen. De accumulatie van rijkdom (inclusief bruikbare gevechtsitems) is de manier om vooruitgang te boeken. Er wordt van spelers gevraagd om samen te werken met anderen. Dit heeft soms tot gevolg dat spelers hun agenda in het echte leven aanpassen, om de fictieve wereld waarin ze spelen bij te houden. De meeste spellen hebben een functie die communicatie tussen spelers mogelijk maakt. Sommige opdrachten vereisen spelers om bepaalde rollen op te nemen in een groep, zoals het beschermen van de andere spelers, misleiden van de tegenstander, zorgen dat er genoeg schade wordt aangericht aan de tegenstander of iedereen in leven houden door te genezen. De rol wordt gespeeld met de eigen avatar die daarbij vaardigheden eerst moet aanleren en andere wapens en kleding moet verwerven.
Voorbeeld Roblox
Roblox is een wereldwijde community waar inmiddels 100 miljoen mensen elke dag samenkomen om uit hun verbeeldingsvermogen nieuwe computerspellen te maken en met elkaar te delen.
Alle online games op het platform zijn gebouwd door leden van de Roblox-community en voor leden van de community. Spelers kunnen het ultieme themapark bouwen, concurreren als een professionele autocoureur, schitteren in een modeshow, een superheld worden, of gewoon een droomhuis ontwerpen en rondhangen met vrienden. Het is gratis te downloaden en eveneens gratis te spelen. In de virtuele wereld is alles te creëren wat je maar wilt, de leermiddelen zijn gratis en ze zijn op wetenschappelijke basis. Een hele generatie wordt in staat gesteld om vaardigheden te ontwikkelen die ze nodig heeft in de wereld van morgen. Men spreekt over ‘digitaal burgerschap’.
Een account aanmaken is zeer eenvoudig te doen vanuit iedere zoekmachine en vereist geen e-mailaccount. Niemand speelt onder zijn eigen naam. In het spel van mijn zoon speelde ook een ‘satan’ mee. Mijn zoon had 125 ‘vrienden’, velen van zijn klas, maar ook broertjes en zusjes van hen. Als niemand van je vrienden online is, wil je toch spelen daarom zijn er altijd andere spelers. Via een chatfunctie kun je hen benaderen en uitnodigen om vriend te worden. Er waren 23 contactverzoeken, de meesten van onbekenden. Een vriend vraagt wederzijdse instemming, maar er zijn ook followers. Dit zijn spelers die de speler volgen zonder dat daarvoor instemming is vereist. Ook kun je zelf anderen volgen. Op basis van eigen online speelgedrag worden de nieuwste, de beste of de meest populaire spellen aanbevolen. “Duimpjes omhoog of omlaag” wordt gebruikt om populariteit en kwaliteit te bepalen.
Ik noem kort twee spellen die momenteel populair zijn met een korte duiding:
Roblox heeft een eigen munt de Robux. (1 Robux= 1 euro-cent). In een catalogus worden items aangeboden om te kopen zoals kleren, zwaarden, helden, maar ook heksenmutsen, vampiers of een monster. Prijzen variëren van 50 euro-cent tot oneindig. Als je een zwaard koopt en gebruikt in een game en je vrienden kopen hetzelfde zwaard, dan krijg jij een bonus. Je saldo kun je ook weer te gelde maken. De praktijk wijst natuurlijk uit dat de meeste spelers er geld in stoppen, het is een verdienmodel. Het geldaspect staat open vanaf 13+.
Wat zegt Roblox te doen aan kind veiligheid en klopt dit?
Roblox zegt online veiligheid en privacy zeer serieus te nemen en wil een gezinsvriendelijke omgeving zijn en (jongere) spelers beschermen tegen het zien van ongepaste inhoud. Ze doen dit door pro-actief ongepaste inhoud te filteren en op te treden tegen iedereen die hun gedragsregels schendt. Alle geüploade afbeeldingen, video- en audiobestanden worden vooraf beoordeeld door moderators, voordat ze op de site worden toegelaten. Ik heb dit getest en het lijkt te functioneren. Ik moest wel 3 dagen wachten op een antwoord over aankopen door kinderen.
Roblox biedt ouderlijk toezicht door een selectie van chatopties mogelijk te maken (geen chatten, chatten met vrienden, chatten met iedereen). Ook kan het e-mailadres van de ouders ingebracht worden, maar dat hoeft niet. De accountleeftijd (13+ of <13) is zichtbaar, maar helaas kan iedere geboortedatum worden ingevuld. Er is ook geen minimumleeftijd. Er zijn accountbeperkingen die alleen bepaalde spellen toestaan voor kinderen jonger dan 13 jaar. Maar er worden in het spel reclames toegelaten die erop gericht zijn kinderen te interesseren voor spellen van 13+. Naast het manipuleren van de leeftijd kan het kind de accountrestricties zelf met twee klikken uitzetten. De privacy options zijn ook makkelijk aan te passen waardoor iedereen vriend kan worden. Gelukkig kun je ook ‘ontvrienden’. Misbruik of verkeerd gedrag kan eenvoudig gemeld worden. Avatars moeten gepaste kleding dragen, zodat andere spelers niet tot aanstoot zijn.
Opvoedkundige Bijbelse issues
Omdat de essentie van de games het ontwikkelen van een eigen virtuele identiteit is, zitten we direct in een opvoedkundig speelveld. Welk mensbeeld ligt eraan ten grondslag, wie bepaalt de morele waarden en grenzen en wat is de wisselwerking tussen de ontwikkeling van virtuele identiteit en de eigen identiteit? Het is duidelijk dat morele Bijbelse maatstaven overtreden worden (beroven, inbreken, doden) en dat tijdsverslaving, begeerte en geldverspilling op de loer liggen. De aanbieder van de community doet van alles om het kindvriendelijk te laten zijn, maar de natuurlijke mens met zijn begeerten worden gevoed door zichzelf en andere deelnemers. Ik constateerde, dat de kinderen een tijd afspreken om collectief online te zijn. Doe je niet mee, dan lig je uit de groep ook op het schoolplein. Doe je wel mee, dan wordt er online en ook later op school soms flink mee gepest. Ouders hebben vaak niets in de gaten.
De rol van de ouders
Ik vroeg aan een christelijk echtpaar wat het succes verklaarde achter hun christelijke opvoeding. Zij gaven aan elke dag tijd reserveren om met hun kinderen de Bijbel te lezen en te bespreken. Dat vraagt het bewust inplannen van “kwali-tijd” in de agenda en daarmee ook prioriteit. Andere zaken (sport, carrière, kerkactiviteit en sociale contacten) komen op het tweede plan. Roblox schrijft zelf, dat spellenmakers een leeftijdsindicatie en waarschuwing moeten vermelden, maar dat ouders ook een eigen verantwoordelijkheid hebben om restricties in het account aan te zetten. Ze schrijven ook, dat sommige jonge kinderen houden van griezelspelletjes en duistere thema’s, terwijl andere kinderen andere belangstelling hebben. Ze geven de raad: “U kent uw kind het beste en bespreek deze aspecten met uw kinderen.” De vraag is doen we dat?
Ik zie de volgende (grens-stellende) elementen vanuit opvoedingsoogpunt:
Ik sluit af met Deuteronomium 6:6,7a: Wat ik u heden gebied, zal in uw hart zijn, gij zult het uw kinderen inprenten en daarover spreken. Opdat zij hemelburgers mogen worden.
W.van der Meer
[i] https://web.roblox.com/
[ii] https://nl.wikipedia.org/wiki/Massively_multiplayer_online_role-playing_game
Gamen: een kwestie van smaak?!
De game-industrie is een bloeiende industrie. Een industrie waar heel veel geld in omgaat. Een industrie die miljoenen mensen, met name tieners en jongeren aan zich weet te binden. Wat is het geheim hierachter? En is er reden tot zorg? Wat kun je van deze industrie leren of valt er niets van te leren? In onderstaand artikel een verkenning.
Populaire games
In mijn jonge tijd deed de computer of pc net z’n intrede. De pc was feitelijk niet meer dan een moderne tekstverwerker en een apparaat dat zich leende om er spellen op te doen. In mijn tijd was Pac-Man een populair spel, waarbij een geel “happertje” (Pac–Man) zich een weg moest banen door een speelveld gevuld met bolletjes en andere voorwerpen. Inmiddels ligt deze tijd alweer even achter ons en zijn computers en games verder geprofessionaliseerd. Daarnaast beschikken veel mensen over een eigen pc, tablet, smartphone en wat dies meer zij waarop allerlei spellen gespeeld kunnen worden.
In de afgelopen jaren zijn er tal van spellen door de game-industrie ontwikkeld. Momenteel is Fortnite een van de meest populaire spellen met wereldwijd zo’n 250 miljoen (!) spelers (in mei 2018 nog veertig miljoen spelers) en een miljarden omzet. De 16-jarige (!) Amerikaan Kyle Giersforf won op het WK Fortnite 3 miljoen dollar (28 juli 2019). En een Nederlander won met zijn partner 2,25 miljoen.
Nader onder de loep
Het is goed om ons ervan bewust te zijn, dat achter elke vinding en uitvinding een filosofie schuilt. Mensen doen maar niet wat, rommelen om zo te zeggen niet maar wat aan. Makers van games en werkers in de game-industrie doen aan veldonderzoek, waarbij men de doelgroep in het oog en voor ogen heeft. In het geval van Fortnite zijn dat jongeren in de leeftijd vanaf 12 jaar, terwijl de formele leeftijdsgrens bij realistische schietspellen op 17 jaar ligt. Hierboven gaf ik kort weer wat de essentie van Fortnite is. Laten we deze game eens nader onder de loep nemen. Nogmaals stellen we de vraag: ‘Wat maakt deze game zo populair?’ Ik citeer: “Fortnite is sinds de zomer van 2017 op de markt en kende aanvankelijk een bescheiden succes. Nadat in september van dat jaar producent Epic Games de spelmodus ”Battle Royale” toevoegde, nam de populariteit een ongekende vlucht. Battle Royale is een genre dat ook in andere spellen en films voorkomt. Het draait om overleven en het uitschakelen van tegenstanders.”[2] Volgens kenners is Fortnite in tegenstelling tot andere schietspellen “verre van realistisch”. De vraag kan evenwel gesteld worden: ‘Waar begint feit en waar eindigt fictie?’ We hebben bij de game Fortnite te maken met al jonge spelers van wie het brein nog volop in ontwikkeling is. Het belangrijkste succes van Fortnite is volgens kenners mogelijk “de sociale component”. Je kunt het spel namelijk met vrienden spelen. Volgens de Duitse hoogleraar dr. Manfred Spitzer, een van de belangrijkste geheugenonderzoekers, is dat een veel gehoord argument. Ouders zeggen, dat ze hun kinderen toestaan om allerlei games te laten spelen, omdat ze anders het contact met leeftijdgenoten en vrienden kwijtraken. Het is onloochenbaar dat games voor een nieuwe sociale component zorgen. Uit onderzoek blijkt echter dat “beeldschermmedia de vervreemding tussen ouders en kinderen bevorderen en dat ze een negatieve invloed hebben op sociale vaardigheden en persoonlijke betrekking.”[3] Uit verdere analyses van een onderzoek uit Nieuw-Zeeland onder jongeren van 14 en 15 jaar “bleek, dat computergames ook van negatieve invloed zijn op de betrekkingen met leeftijdsgenoten en vrienden. (…) Uit deze [hier niet-genoemde] cijfers blijkt dat de angst dat… jongeren in een sociaal isolement geraken, als ze geen beeldschermmedia mogen gebruiken, volledig ongegrond is. Het tegeldeel lijkt eerder het geval te zijn”.[4] Nu zijn de voorgaande citaten niet 1:1 over te zetten op de game Fortnite of op andere games. Maar het geeft beslist te denken. De buitenwereld verdwijnt achter het kleed van de binnenkamer waar de echte wereld plaatsmaakt voor de virtuele wereld. Het is daarmee niet teveel gezegd dat beeldschermmedia het invoelingsvermogen, de sociale vaardigheden en talenten van jongeren zeker kúnnen schaden. Nog afgezien van het feit dat al geruimere tijd aangenomen wordt dat er een verband is tussen computergames en slechtere schoolprestaties.
Verslavende werking
Zeker zijn kwetsbare mensen vatbaar voor verslavingen, maar zo’n uitspraak staat haaks op de complexe werkelijkheid die een verslaving kan veroorzaken. Bovendien geldt dat elke verslaafde er een te veel is. Daarnaast gaat het niet om een klein aantal, maar er zijn inmiddels duizenden mensen verstrikt in een virtuele wereld en maken wereldwijd wetenschappers en deskundigen zich grote zorgen over de toename van het aantal “dwangmatige gamers”.[7] Laten we waken voor een nieuwe generatie van (jonge) gameverslaafden – als het nieuwe normaal. Het is daarom belangrijk dat “het gamen door ouders en opvoeders wordt ingekaderd met een tijdslimiet.”[8] Er is ten slotte nog een laatste punt van aandacht dat hier aan de orde gesteld dient te worden.
Uit onderzoek van Zembla van 3 februari 2010 blijkt reeds dat de game-industrie haar verantwoordelijkheid ontloopt door te zwijgen over “de verslavende werking” van games. Ik citeer uit het persbericht op de website: “Vooral spellen op internet leveren verslavingsproblemen op, schrijft IVO in het factsheet ‘Videogameverslaving & maatschappelijke verantwoordelijkheid van de game-industrie’, dat onlangs is gepubliceerd. Bij veel internetgames opereer je in teamverband, wat ervoor zorgt dat veel gamers moeite hebben om te stoppen met het spel. Door de stormachtige opmars van online computergames groeit het aantal mensen dat bijna niks anders doet dan gamen. Ze eten, slapen en drinken te weinig, verwaarlozen school en werk en hebben weinig sociale contacten. Van elke tien gamers is er één gameverslaafd.”[5] Dit kan gemakkelijk geïllustreerd worden aan de hand van het ervaringsverhaal van de Nederlandse winnaar van Fortnite, Dave de Jong, die het NOS liet weten dat hij vaak acht tot tien uur per dag speelde, “vaak tot een uur of vier ’s nachts”.[6] Het is opvallend dat een Trimbosonderzoeker – kennisinstituut verslavingszorg – gamen een “positieve hobby” noemt. In veel Aziatische landen bijvoorbeeld wordt gewaarschuwd voor het risico van te veel spelen. Volgens het IVO zou de game-industrie haar verantwoordelijkheid moeten nemen door gebruikers te informeren over de verslavingsrisico’s. Volgens een zegsman van de game-industrie heeft waarschuwen geen zin, omdat het om “kwetsbare mensen” gaat die voor “verslavingen” vatbaar zijn.
Bijbelse notie
Er is ondertussen al heel wat studie verricht en nog altijd loopt er onderzoek naar gamen en de game-industrie. Er zijn al heel wat argumenten aangedragen. Voor- en tegenstanders bestrijden elkaar met tal van argumenten. Voor elk argument valt weer een tegenargument te bedenken, want de industrie is er bij gebaat dat “the show must go on”. De game-industrie is een miljardenindustrie waar heel veel mensen hun geld mee verdienen en daarom gebeurt er weinig tot niets (vergelijk de tabaksindustrie). Maar de psychologische en lichamelijke gevolgen even buiten beschouwing gelaten, is er nog een andere dimensie die vaak genegeerd wordt: de geestelijke. Er is een veel belangrijker thema: de geestelijke boosheden in de lucht (Ef 6). Of zoals Tony Reike verwoordt: “Het geestelijke getouwtrek tussen onze onlineactiviteiten en de ongekend grote gevolgen daarvan.” Reike betrekt dit niet in de eerste op gamen, maar richt zich in zijn boek op de geestelijke dimensie van de smartphoneverslaving, dit staat echter niet los van ons onderwerp. Daarom gaat de grootste zorg uit naar de ziel van onze jongeren of uw eigen kinderen. Reike zegt dat wij verslaafd zijn aan afleidingen. [‘Hoe vaak heeft u uw smartphone tijdens het leven van dit artikel al geraadpleegd?’] Waarom doen we dat? Hij geeft drie redenen. De derde is de voornaamste: “We benutten digitale afleidingen om de gedachte aan de eeuwigheid te verdringen.”[9] De smartphone – en alle digitale media en apps eromheen – is wel de slimste uitvinding van de boze genoemd. We worden van klein tot groot en van jong tot oud constant beziggehouden. Blaise Pascal, de 17e eeuwse christen, denker en wiskundige, heeft in zijn tijd voorzien wat ons vandaag bezighoudt: afleiding, zodat we niet over onszelf, onze sterfelijkheid, onze onsterfelijke ziel en over onze verhouding tot God hoeven na te denken. Daarom zijn mensen zo rusteloos. Constant op zoek naar afleiding. De duivel doet er alles aan om ons af te leiden: Als christenen hun aandacht richten op God heeft de duivel verloren. Het eenvoudigste om dit te voorkomen is – zoals in een denkbeeldige samenspraak tussen twee duivels gezegd werd – “hun blik van Hem af buigen en op henzelf richten”. En dat zien we massaal gebeuren. Mensen lijken steeds minder aandacht voor God en hun medemensen te hebben, want iedereen leeft in zijn eigen wereld van afleiding in plaats van te zoeken de dingen die Boven zijn en de verbinding met elkaar te zoeken. Bovendien zit er nog een geestelijke schaduwkant aan het geheel: kinderen worden in games met thema’s geconfronteerd waar zij vanwege hun jonge leeftijd nog niet aan toe zijn. Kinderen kunnen op die manier in aanraking komen met magie, geweld[10] en seksualiteit. Ouders en opvoeders hebben hierin een belangrijke taak en verantwoordelijkheid. Jongeren hebben identificatiefiguren nodig, zodat ze leren hoe ze met Christus dienen te wandelen.
Drs. E. Gouda
[1] Uit: Hanneke Schaap-Jonker & Wubbo Scholte, red., Van leegte naar liefde. Utrecht 2019, p. 92.
[2] Verkregen via https://www.rd.nl/meer-rd/consument/fortnite-battle-royale-verslaat-z-n-duizenden-1.1486891.
[3] Uit: Manfred Spitzer, Digitale dementie. Hoe wij ons verstand kapotmaken. Amsterdam-Antwerpen, 20144, p. 186.
[4] Ibid., p. 187.
[5] Verkregen via https://zembla.bnnvara.nl/nieuws/gameverslaafd-game-industrie-zwijgt-over-verslavende-werking-van-games.
[6] Zie https://nos.nl/artikel/2295514-zo-werd-dave-tweede-op-het-wk-en-miljonair-na-een-jaar-fortnite-spelen.html.
[7] Uit een onderzoek in 2014 gepubliceerd blijkt 7 procent van de gamers tussen de 20 en 30 jaar verslaafd; onder de 20 jaar is 6 procent problematisch.
[8] Uit Hanneke Schaap-Jonker & Wubbo Scholte, A.w., p. 95.
[9] Uit: Tony Reike, Altijd en overal. Hoe je smartphone je leven verandert. Apeldoorn 2017, pp. 51-53.
[10] Vgl. Manfred Spitzer, A.w., pp. 187-190. Verder kunnen gamers – op jonge leeftijd – in aanraking komen met (virtueel) bloedvergieten en leidt gamen tot onnodige taalverloedering (o.a. schelden). Ook is het bekend dat gamen kan leiden tot slechtere schoolprestaties of dat je in een sociaal isolement geraakt, schulden opbouwt en afstompt. Het veelvuldig mediagebruik leidt volgens Spitzer tot “digitale dementie”, A.w., p. 8.
100 occulte symbolen
Achtergronden islam
In het magazine van de Bekenntnisbewegung Kein anderes Evangelium, maart/april 2019, stond een open brief die aan de rooms-katholieke parochie in de Duitse plaats Coesfeld gericht was. De aanleiding was dat in de gemeentebrief die voor de parochianen bestemd was, de tekst Een ster gaat op en de wijzen uit het oosten volgen hem misbruikt werd. Deze tekst was namelijk gewijzigd in Een andere ster uit het oosten gaat op en daarmee werd de islam bedoeld. Bovendien vermeldde de leiding van de parochie in diezelfde gemeentebrief, dat de bouw van een moskee een verrijking voor de plaats was. Het gevolg was dat voorganger Eberhard Kleine de volgende open brief aan de parochie richtte.
Open brief
Eberhard Kleina
(gepensioneerd schoolpastor)
3 januari 2019
Katholieke parochie Anna Katharina
t.a.v. decaan Johannes Hammans
In Tüskenbach 18
48653 Coesfeld
betreft: gemeentebrief in de adventstijd
Mr. Hammans,
Via een vriend ontving ik de gemeentebrief. Met betrekking tot de achter ons liggende advents- en kersttijd, staat daarin: “Er gaat een ster op en de wijzen uit het oosten volgen hem.” …….. “Een andere ster uit het oosten is bij ons “. Dat met deze “andere ster uit het oosten” de islam wordt bedoeld, blijkt ondubbelzinnig uit het volgende. Er wordt verwezen naar de islamprofessor Khorchide, die in de kerk lezingen hield en aanzetten gaf om tot één religie te komen. De geplande bouw van een moskee in Coesfeld zou volgens hem een “verrijking” zijn.
Ik kan het gewoon niet verdragen: uw gemeente wordt hiermee in grote verwarring gebracht. Laat ik het zo emotieloos mogelijk zeggen: wie zoiets beweert, kan onmogelijk de islam kennen. Of anders uitgedrukt: diegene wil de islam graag vanuit een bepaald gezichtspunt waarnemen. Het gelijkstellen van de ster van Bethlehem met de “nieuwe ster van de islam” is voor mij een godslastering:
Ik betwist niet, dat ook in de naam van Jezus Christus oorlogen werden gevoerd en talloze mensen hun leven verloren. Het niet te overbruggen verschil is echter, is dat Heere Jezus nooit heeft opgeroepen tot strijd, geweld en oorlog. Wie in de naam van deze Heere oorlog voerde, verraadde Hem. Mohammed daarentegen heeft echter 60 oorlogen gevoerd in de naam van zijn god.
Ik ben me er goed van bewust dat in onze kerken Allah, de god van de islam, vaak aan de God van de Bijbel wordt gelijkgesteld. Het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) heeft dit reeds in de geloofsdocumenten ‘Nostra Aetate’ en ‘Lumen Gentium’ gedaan en veel protestantse bisschoppen en predikanten hebben het overgenomen. Maar dat is helemaal niet volgens het Woord van God, zoals we dat in de Bijbel vinden, omdat de ‘god’ van de Koran frontaal en heftig het christelijk geloof aanvalt: hij ontkent de drie-enige God van de Bijbel (soera 2,284; 4,171; 5,72; 19,35; 19,88-92), beweert, dat Jezus Christus niet de Zoon van God is (soera 4,171; 23,91; 43,81; 72,3) en niet gekruisigd is (soera 4,157), maar dit zijn onmisbare kerncomponenten van het christelijk geloof in alle denominaties.
Allah bestempelt allen die in de ene God geloven, zoals geopenbaard in de Bijbel, als “kuffar” ( “ongelovigen”, eigenlijk: het leven onwaardig), bestemd voor de hel (soera 2,39; 98,6) en minder dan het vee (soera 7,179; 8,55; 47,12), als doof, stom en blind en zonder verstand (soera 2,171). Sommige van de “ongelovigen” heeft Allah in apen en varkens veranderd (soera 2,65; 5,60; 7,166). Als zij zich tegen Allah verzetten, moeten zij gekruisigd worden of afwisselend aan handen en voeten verminkt en uit het land verdreven (soera 5,33) worden. Dit is niets anders dan religieuze discriminatie en vervolging van niet-moslims. Als men daarbij nog bedenkt, dat Allah zichzelf de meest sluwe noemt (soera 3,54; 8,30) en al zijn volgelingen in de hel gooit, misschien de ene of de andere weer eruit neemt (soera 19,68ff), dan weet je vanuit het perspectief van de Bijbel, dat we te maken hebben met de tegenstander of de vijand van God. Dit wordt bevestigd door de Bijbel: “Wie is de leugenaar dan wie loochent, dat Jezus de Christus is? Dit is de antichrist, die de Vader en de Zoon loochent” (1 Johannes 2:22). Ik geef hiermee geen waardeoordeel over moslims als mensen, maar over de islam als religie. Ook voor de moslims stierf Jezus Christus en Hij wil hen ook verlossen. Ook zij moeten Gods Woord horen.
Wat vraagt Allah nu van zijn volgelingen? Hij wil onderwerping, onvoorwaardelijke overgave. ‘Islam’ betekent niet ‘vrede’ zoals steeds weer onjuist wordt beweerd, maar onderwerping in de zin van overgave aan Allah. Vrede betekent “salam”; het klinkt vergelijkbaar, maar is iets anders. De moslims halen de wil van Allah uit hun belangrijkste religieuze document, de Koran, die als het ongeschapen en eeuwig geldende woord van Allah geldt, evenals uit de Hadith, de erkende uitspraken en daden van Mohammed buiten de Koran, en ten derde, uit de biografie van Mohammed (Sira). Alles samen worden ze beschouwd als soenna, overgeleverde traditie. Hieruit leidt men de islamitische goddelijke wet van de sharia af, die niet als boek bestaat. De sharia staat boven alle wetten die door de mens zijn gemaakt. Mohammed wordt beschouwd als een “goed voorbeeld voor iedereen, die op Allah …… hoopt” (soera 33,21) en als “de boodschapper van Allah en het zegel der profeten” (33,40). Hij is een absoluut model, dat door iedere moslim geïmiteerd moet worden. Voor moslims betekent “zegel” dat Mohammed de laatste profeet is en degene die de volledige waarheid brengt. Jezus Christus wordt alleen gezien als iemand die voorafgaat, weliswaar een profeet, maar die nog niet de volledige waarheid bezat. Dit is niet acceptabel voor christenen.
De taak en het gebod voor elke individuele moslim is, naast de zogenaamde vijf zuilen van de islam, de zogenaamde zesde zuil van de jihad. ‘Jihad’ betekent in de eerste plaats de ‘inspanning voor de zaak van Allah’, de verspreiding van zijn heerschappij, kortom, islamisering. Waar Allah al heerst, is het ‘huis van de islam’ (dar al-islam), waar hij nog niet regeert, zoals bij ons, het ‘huis van de oorlog’ (dar al-harb). Het ‘huis van de islam’ moet worden uitgebreid tot de hele wereld: “Hij is degene, die Zijn Boodschapper (Opm. Mohammed) heeft gestuurd om met de leiding en de religie van de waarheid te zegevieren over iedere andere religie” (soera 61,9). Andere verzen over de wereldverovering zijn: 2,193; 8,39; 48,28.
De jihad heeft veel verschillende facetten en vormen. Door geboorte-jihad en immigratie-jihad, zou het aantal moslims in het ‘huis van de oorlog’ zo omhoog moeten gaan, dat de “ongelovigen” in de minderheid raken. Door het beleid van onze regering zijn we daar goed naar onderweg. Jihad is ook de bouw van een moskee, zoals gepland in Coesfeld. Een moskee is een belangrijke basis in het land van de ‘ongelovigen’. Het bijbehorende stuk grond behoort voor altijd tot de invloedssfeer van Allah. De oproep van de muezzin vanaf de minaret breidt Allahs machtsgebied nog verder uit tot de plaats waar de oproep nog steeds hoorbaar is, zelfs als de ‘ongelovigen’ zich er nog niet eens van bewust zijn dat ze al onder de macht van Allah staan. Uw toewijding aan de islam kan later komen. Andere voorbeelden van de jihad zijn bijvoorbeeld: de handhaving van halalvoedsel op scholen, kleuterscholen, enz., de inrichting van een islamitische begraafplaats, de reservering van islamitische zwemtijden en badkleding in zwembaden, het inbrengen van elementen van de sharia in de jurisprudentie (bv. het tolereren van meerdere huwelijken en kinderhuwelijken, zoals reeds bij ons gebeurt), etc., kortom, gewoon alles om de invloed van de islam in het ‘huis van de oorlog’ waarbij de ‘ongelovigen’ het (nog) voor het zeggen hebben, uit te breiden en de invloed van de ‘ongelovigen’ terug te dringen. En natuurlijk vallen alle daden van geweld in de naam van Allah (Allahu akbar = Allah is groter) ook onder de jihad, zoals Mohammed die uiteindelijk heeft voorgeleefd. In de Koran zijn er meer dan 20 geweld- en strijdverzen tegen ons ‘ongelovigen’: “Wanneer u de ongelovigen treft, hak hen het hoofd af totdat je een slachting onder hen heb aangericht” (soera 47,4). Daarvoor stelt Allah een beloning in het vooruitzicht: “Wie vecht in de weg van Allah, hetzij dat hij valt of dat hij overwint, voorwaar, Wij geven hem een grote beloning” (soera 4,74). De zogenaamde islamitische ‘martelaars’, die zichzelf opblazen voor Allah of op een andere manier sterven, hopen in het paradijs op paradijselijke maagden (soera 2,25). Volgens een Hadith zouden het 72 engelachtige wezens zijn, die beschikbaar zijn voor eeuwige seks en die na elke geslachtsgemeenschap weer maagd worden. Bovendien stroomt de wijn voortdurend in het paradijs: “Zie, voor de rechtvaardigen is een gezegende plek, tuinbehuizingen en wijngaarden, maagden met zwellende borsten, collega’s, en vol bekers” (soera 78,31ff). Allah legt zich echter nooit vast: “Hij vergeeft wie hij wil en straft wie hij wil” (soera 2,284; 3,129). De moslims moeten daarom zoveel mogelijk goede werken doen in de hoop dat hij hen misschien genadig is.
Waar de islam geleidelijk aan kracht wint, worden alle ‘ongelovigen’ gediscrimineerd. Ik wil drie voorbeelden noemen:
Je zou door kunnen gaan met de lijst van negatieve gevolgen van islamisering. Als een verrijking, zoals in de gemeentebrief staat, zie ik hem in de verste verte niet. Nu is het een geluk dat niet elke moslim zijn geloof één op één implementeert. Vooral geseculariseerde moslims houden zich er niet aan. Alleen: ze zijn stil. Na bloedige aanvallen distantiëren ze zich niet publiekelijk, waarschijnlijk uit angst voor repressie. Door hun stilte zijn ze echter zonder invloed. Erger nog, Hassan, een voormalig student uit Marokko, zei dat hij graag worstjes at, varkensvlees dat hij niet mocht eten. Hij lustte ze graag. Ze smaakten hem. Hij benadrukte echter voor de klas, dat als de islam hier meer invloed zou krijgen, hij geen worstjes meer zou eten en zich aan zou passen. Als de islam sterker present is, zouden veel geseculariseerde moslims op dezelfde manier kunnen handelen.
De verwijzing in de gemeentebrief naar de godsdienstvrijheid om de bouw van moskeeën in Duitsland te rechtvaardigen, wordt herhaaldelijk naar voren gebracht, maar is helaas niet steekhoudend. Artikel 4 van de basiswet garandeert alleen, dat iedereen zijn geloofsleven mag hebben. Artikel 4 GG geeft niet het recht mensen van andere religies in diskrediet te brengen. Helaas ‘ziet’ onze staat de haatpredikers in de moskeeën ‘over het hoofd’. Aangezien de islam geen scheiding van religie en politiek/staat kent, maar eerder een ideologie onder de onzichtbare mantel van religie is, hij bepaalt immers het individuele leven van het individu en staatkundig tot in detail, kan er dus geen aanspraak worden gedaan op een wettelijk recht op moskeeën. Daarnaast is een moskee niet alleen een gebedsruimte, maar ook een soort van economisch centrum met diverse winkels, supermarkt, reisbureau, kapper, uitvaartcentrum, enz.
In de gemeentebrief wordt gezegd dat de heer Khorchide op indrukwekkende wijze aantoonde welke benaderingen in zijn religie de weg naar elkaar mogelijk maken. Houdt daarbij alstublieft het volgende in gedachten: meneer Khorchide staat hierin alleen te midden van zijn geloofsgenoten. Ten tweede kan een moslim in het algemeen liegen om zijn religie te bevorderen en zichzelf te beschermen (soera 52,42). Deze tactiek van de jihad wordt takiya[3] genoemd, als een bedekking, zolang iemand nog te weinig macht heeft. Ik kan niet zeggen of hij het op jou heeft toegepast, maar het is een veelgebruikte methode. Hoogstwaarschijnlijk zal hij hebben gesproken over barmhartigheid, waarover christenen en moslims, Bijbel en Koran, het goed eens kunnen zijn. Inderdaad wordt Allah in de Koran herhaaldelijk aangeroepen als de barmhartige, alle soera’s beginnen met de woorden: “In de naam van Allah, de ontfermer, de barmhartige”, alleen soera 9 niet. Barmhartig, barmhartig, genade, genadig, maar waar heeft Allah een werk van genade gedaan? Hij praatte alleen, maar deed niets. Onze God heeft niet alleen gesproken, maar ook echt een werk van genade gedaan. Uit genade heeft hij zijn Zoon aan het kruis laten gaan, voor ons. Allah beweert genadig te zijn, maar stuurt zijn volgelingen naar de hel. De angst voor de hel vergezelt elke moslim; dat is bij ons als christenen anders.
Andere populaire aanwijzingen voor de vreedzaamheid van de islam, die de heer Khorchide had kunnen noemen, zijn de citaten uit soera 2,256 en 5,32. In soera 2,56 staat: “Er zij geen dwang in de godsdienst.” Dat klinkt tolerant. Maar als je iets verder leest, staat direct in het volgende vers, dat ‘ongelovigen’ deelgenoten zijn van het vuur en daarin eeuwig vertoeven. Dus zou het toch beter zijn voor ons ‘ongelovigen’ om ons tot de islam te bekeren. En in soera 5,32 staat, dat wie een man heeft vermoord de hele mensheid heeft vermoord. Maar men verzwijgt, dat dit tegen de kinderen van Israël wordt gezegd, en juist niet tegen de moslims. Het volledige vers luidt: “Om die reden hebben we de kinderen van Israël geboden, dat wie een ziel vermoordt, …….. zal zijn als een man die de hele mensheid had vermoord. En wie een ziel in het leven behoudt, zal zijn alsof hij de hele mensheid in leven heeft gehouden.” Wie zich niet met de Koran en helemaal niet met de soennah bezig gehouden heeft, kan gemakkelijk worden misleid.
Omdat de heer Khorchide in uw gemeente heeft gesproken, moet de kerkleiding, ter wille van de balans, ook zijn contragesprekspartner uitnodigen, de heer Hamad Abdel Samad[4].Weliswaar zou dan voor persoonsbeveiliging gezorgd moeten worden, want hij staat op de verboden lijst van zijn voormalige islamitische geloofsgenoten. Vanwege zijn kritische boeken wordt hij als een afvallige beschouwd, die volgens de sharia met de dood moet worden bestraft. Ook een goede vriend van mij zou waarschijnlijk komen als spreker, hij was imam en is nu christen, hij wordt weliswaar bedreigd, maar dat is (nog) binnen de grenzen; natuurlijk is hij voorzichtig. Ik kan het contact tot stand brengen. Een andere spreker zou de Syrisch-orthodoxe non Hatune Dogan uit Warburg kunnen zijn, die actief is in vluchtelingenkampen in het Midden-Oosten en ook lezingen verzorgt.
Met vriendelijke groet,
E.Kleina
vertaling: mevr. L.Vos
[1] Bill Warner, De sharia voor niet-moslims, CSPI International 2015, p 45
[2] Tidiane N’Diaye, De gesluierde genocide, de geschiedenis van de islamitische slavenhandel in Afrika, Rowohlt 2010
[3] Takiya of taqiya is een islamitisch begrip dat “vrees” of “verdediging” betekent. Mohammed veroverde grote delen van Saoedi-Arabië waarbij leugen en bedrog een grote rol speelden. Takiya is binnen de islam geoorloofd. Normaliter mag een moslim niet liegen, maar zodra hijzelf of de islam op welke wijze dan ook negatief in het daglicht komt, moet hij de islam verdedigen, zo mogelijk met een leugen. Zie deelsite Huis van islam van www.bijbelenonderwijs.nl.
[4] Hamad Abdel-Samad / Mouhanad Khorchide, Het behoort bij de vrijheid om de Koran te bekritiseren, Herder Verlag, 2016
Zwemmen tegen de stroom in
“…dus je bent christen? Wat vind je dan van homoseksualiteit?
Aan het eind van een zwemtraining in het Mercator Plaza zwembad in Amsterdam werd mij deze vraag gesteld door een medezwemmer. “Heb je even?” was mijn antwoord en een lang gesprek volgde. Als ik voorlichting geef over identiteit en seksualiteit worden steevast vragen gesteld als: “Mag het nu wel of niet”, en “Mag je als homo aan het avondmaal”, of “Mag je als homo een leidinggevende functie in de gemeente bekleden?” Zelden of nooit hoor ik iemand vragen: “Laten wij als kerk de liefde van Christus zien aan een ieder, ongeacht de situatie waarin de persoon zich bevindt?” Het gaat uiteindelijk om de opdracht mensen van harte lief te hebben. Het gaat erom dat we het goede zoeken voor mensen, hun een weg te wijzen en dat doen op een manier waardoor we mensen niet afstoten, maar winnen voor Christus. Het gaat om de balans tussen waarheid en liefde.
Christen en homofoob? Botsende wereldbeelden
Als je vanuit je christelijke levensovertuiging homoseksualiteit afwijst, word je al snel homofoob, intolerant en abnormaal genoemd. De hele discussie en ophef rond het openbaar worden van de “Nashville Verklaring” heeft hier ook aan bijgedragen. Hoe is dit beeld ontstaan? Als christenen in de westerse samenleving leven we aan het begin van de 21e eeuw in een tijd van ongekende veranderingen op het gebied van mens zijn (genderdiscussie) en de veranderende visie op huwelijk en seksualiteit. Onze cultuur wordt niet langer bepaald door het joods-christelijk denken en onder invloed van de seculiere tijdgeest lijkt het ontzag voor Gods schepping van de mens steeds verder op de achtergrond te raken. Veel mensen ontkennen het scheppingsverhaal, waarin God de mens naar Zijn beeld, man en vrouw, tot Zijn lof en heerlijkheid geschapen heeft (Genesis 1:27-8) en het huwelijk als het verbond tussen man en vrouw heeft ingesteld en waarbinnen (seksuele) intimiteit thuishoort (Genesis 2:24). Deze denkwijze vormt een grote bedreiging en uitdaging voor de kerk. Hoe kunnen we net als de Heere Jezus, vol van genade en waarheid (Joh 1:14) vasthouden aan de traditionele Bijbelse waarheden, zowel op de preekstoel als in het pastoraat?
Erwin W. Lutzer, senior pastor van Moody Church, Chicago, zegt in “The truth about same-sex marriage” (De waarheid over het huwelijk tussen twee personen van hetzelfde geslacht) het volgende: “Zij die zeggen dat ze een homoseksuele relatie kunnen aangaan met Gods toestemming, bedriegen zichzelf. Ze vergeten, dat God van ons verwacht dat we toegewijde discipelen zijn, ongeacht of we een intieme seksuele relatie hebben of niet. (…) God geeft ons allemaal een hogere roeping. Voor alleengaanden is het de ene roeping, voor getrouwde mensen een andere, maar alle serieuze gelovigen zullen streven naar de hoge morele standaard. We moeten ons toewijden om heilig te zijn, al hebben we het nog niet bereikt. Seksuele zonde kan geen deel uitmaken van dat streven (pag. 97-98).”Als we uitgaan van het feit dat een seksuele relatie slechts binnen het huwelijk tussen een man en een vrouw door God gezegend kan worden, wat is dan de boodschap voor de alleengaanden (homo- of heteroseksueel)? Wat zijn de behoeften en hoe kan de kerk in deze behoeften voorzien?
Ontwikkel een duidelijke visie op (homo)seksualiteit
Vaak ervaren personen met ongewenste homoseksuele/lesbische gevoelens dat zij een “buitencategorie” vormen. Zorg voor een duidelijke visie op homoseksualiteit, maar geef tegelijk aan dat het hierbij niet moet gaan om morele standpunten die als struikelblok dienen, maar vanuit de bewogenheid van Christus zal dit thema besproken moeten worden.
Biedt een veilige plek aan
Het is van belang om een gesprek in een open sfeer aan te gaan. Neem er rustig de tijd voor, niet even na de zondagse dienst, maar nadat men een afspraak heeft gemaakt. In het gesprek is het in eerste instantie van belang om te luisteren naar de ander. Luister ook naar het verhaal achter het verhaal. Vaak heeft men te maken gehad met afwijzing of teleurstelling. We moeten luisteren, ook als we de overtuiging hebben dat de ander keuzes heeft gemaakt die tegen Gods bedoeling ingaan.
Ga met mensen op weg
Als iemand in de kerk “uit de kast komt”, is het van cruciaal belang hoe deze persoon ondersteund wordt. Besef, dat je met een broeder of zuster te maken hebt als jezelf, maar met andere worstelingen in het leven. We hebben elkaar zo hard nodig om de Heere Jezus te volgen in een overwinningsleven. Besef en waardeer de keuze voor de gelovige die besluit celibatair te leven en leef en bid mee als de persoon, net als alle andere gelovigen, van dag tot dag veranderd wil worden naar het beeld van de Heere Jezus en dat dit misschien ook verandering zou kunnen brengen in de seksuele oriëntatie. Ik heb helaas veel verhalen gehoord van afwijzing binnen de kerk van gelovigen met een (ongewenste) homoseksuele/lesbische oriëntatie. In onderstaand persoonlijk getuigenis wil ik mijn eigen positieve ervaring delen.
Een getuigenis van Gods liefde en veranderende kracht
Toen ik als 22-jarige “uit de kast kwam” met mijn homoseksuele oriëntatie, reageerden mijn familie en vrienden liefdevol en accepterend. Toen ik 12 jaar later “tot geloof kwam”, waren de reacties heel wat minder positief. Ik ben geboren in Den Haag en opgegroeid in Voorburg. Het gezin voelde als een veilige plaats met ouders die van mij hielden en een oudere zuster die mijn beste vriendin was. Geloof speelde geen rol en de zondagen brachten we door op het voetbalveld. Mijn vader was semi-profvoetballer in mijn jongste jeugd en later in zijn trainersloopbaan was ik een vaste supporter van welk team hij ook maar coachte. Zelf ben ik nooit gaan voetballen. “Jij schopt nog geen deuk in een pakkie boter,” had hij eens gezegd en dat deed behoorlijk pijn.
Zwemmen en waterpolo werden mijn sporten en ik was redelijk succesvol. Op een ochtend toen de wekker afliep om weer eens vroeg te trainen in het zwembad, werd ik wakker met een verwarrende droom waarin homoseksuele gevoelens een rol speelden. Ik was er enorm door geschokt en schaamde me ook. “Het zal wel weer over gaan, als ik er geen aandacht aan besteed,” besloot ik, maar de gevoelens verdwenen niet. Toen ik op 22-jarige leeftijd uit militaire dienst kwam, ontmoette ik een jongen waar ik gevoelens voor kreeg en we startten een relatie. De tijd voor geheimhouding was nu voorbij en ik besloot “uit de kast” te komen. De reacties waren positief. “We houden niet minder van je en je blijft onze zoon,” was de reactie van mijn ouders en ook de vriendenkring was van mening dat er wat hen betreft niets veranderde aan onze vriendschap.
“The gay lifestyle”
In de gaybars van Den Haag kon je me in die tijd regelmatig vinden. Ik hoefde me daar niet te schamen voor mezelf en werd er volledig geaccepteerd. Toch maakte het me wel eens triest, als ik besefte dat ik met deze levensstijl dus nooit vader zou kunnen worden en dat was iets wat ik wel altijd graag had gewild. Toen ik uitgekeken was in Den Haag, verhuisde ik naar Amsterdam en dook daar volop het uitgaansleven in, waar ik veel dronk en softdrugs gebruikte. Op een dag vertelde een goede vriend, dat zijn moeder naar de kerk was geweest en dat de dominee had gesproken over hoe God de mens geschapen had en dat Hij in de Bijbel duidelijke kaders had gegeven voor relaties en seksualiteit en dat elke seksuele relatie buiten het huwelijk tussen een man en een vrouw zijn doel miste. Ik was hierdoor flink teleurgesteld. Ik had altijd wel geloofd, dat er meer tussen hemel en aarde was en ik had zelfs een gebedje uit mijn hoofd geleerd. Alhoewel deze boodschap voelde als een klap in het gezicht, ben ik mij toch gaan verdiepen in het christelijke geloof door een Bijbel te kopen en die te gaan lezen. Dat was nog niet zo gemakkelijk en uiteindelijk besloot ik voor een keer een kerkdienst bij te wonen en als ik de mensen daar dan zou vertellen van mijn levensstijl, dan zouden ze me ongetwijfeld de deur wijzen. Niets bleek minder waar!
Thuiskomen bij God
Na afloop van de dienst werd ik door een oudere dame uitgenodigd voor een kop koffie en ik vertelde haar meteen maar over mijn homoseksuele levensstijl in Amsterdam en wat ik allemaal dronk en gebruikte. Toen ik uitgepraat was, keek ze me liefdevol aan en zei: “Nou dat is een bijzonder verhaal,” om mij vervolgens het evangelie te vertellen en uit te leggen hoe je Jezus als je Heere en Heiland kunt volgen. Vervolgens bad zij samen met mij het “zondaarsgebed”, omdat ik de Heere Jezus wel wilde volgen. De week erop volgend voltrok zich een volledige transformatie in mij. De behoefte om te drinken en het uitgaansleven in te gaan was er niet meer en ik ervoer een enorme blijdschap. Corrie, de dame die me bij de Heere Jezus had gebracht, legde me uit dat dit de liefde van God was. Ook vertelde ze maar meteen wat de Bijbel zegt over identiteit en seksualiteit en de scheppingsorde en ik geloofde de teksten die ze mij liet zien. Al spoedig wilde ik pastorale zorg, omdat ik geloofde dat God herstel wilde brengen van de pijn in mijn leven. Ook besloot ik de levensstijl voorgoed te verlaten, omdat ik overtuigd was dat dit tussen God en mij instond. Dit besluit stuitte helaas op veel onbegrip van mijn vrienden en ook familie.
Zending
Vol van de liefde van de Heere Jezus kwam ik anderhalf jaar later op het zendingsveld terecht. Ik deed een DTS, Discipelschap-training-school, bij Jeugd met een Opdracht in Heerde en zegde mijn baan op. De Heere sprak, dat ik na de DTS terug moest gaan naar Amsterdam om studies te volgen bij JMEO (University of the Nations) om daarna een bediening te beginnen en een boodschap van hoop en herstel te brengen aan mensen met een homoseksuele oriëntatie, zowel binnen als buiten de kerk. Bij JMEO Amsterdam leerde ik Sara kennen. Een prachtige Braziliaanse vrouw, waar ik meteen verliefd op werd. Dat was best even schrikken, maar omdat de gevoelens wederzijds waren en we God en elkaar vertrouwden voor een mooie toekomst, trouwden we. De Heere heeft ons gezegend met een prachtige zoon. Het vaderschap ervaar ik elke dag nog als een geschenk, hoe moeilijk het soms ook kan zijn. Een leven met God vind ik het mooiste dat er is. Zijn werk met mij op het gebied van herstel is nog altijd niet af en ik heb daar vrede mee. Mijn gebrokenheid brengt me vaak dichter naar Hem en ik kan daardoor ook anderen die een soortgelijk proces doorgaan beter begrijpen en begeleiden. Ook al voelt het vaak als zwemmen tegen de stroom in, toch wil ik dit in Zijn kracht blijven doen, wetende dat als ik op een moment niet meer zwemmen kan, ik met Hem “over het water mag wandelen”.
Richard Oostrum
PCM in het licht van Bijbelse pedagogiek
De opmars van mensgerichte methodieken binnen het christelijk onderwijs
‘Eigenlijk handelde jij net echt PCM. Goed zo!’ Je kunt dit compliment tegenwoordig zomaar krijgen van een collega die iets meer af weet van PCM en die net gezien heeft, hoe je in een gesprek met een leerling begrip toonde voor diens gevoelens. De laatste jaren horen we in toenemende mate over PCM in het onderwijs. Teams krijgen scholing, leerkrachten ontdekken hun eigen persoonlijkheidsprofiel en eveneens dat van hun leerlingen, onderwijsmensen laten zich scholen tot PCM-trainer en de verwachting wordt gewekt dat PCM hét middel is om “in verbinding” – een woord dat bij PCM vaak gebruikt wordt – met elkaar te leven. Er zijn inmiddels scholen die niet alleen ‘vreedzaam’ maar ook ‘PCM’ zijn. Is het goed om zomaar mee te gaan in deze psychologie? Van welk mensbeeld gaat PCM uit en hoe verhoudt dit alles zich tot Gods Woord? Het is geen overbodige luxe om hier over na te denken.
Aansluiten op elkaars behoeften
De grondlegger van PCM is Taibi Kahler. PCM staat voor Process Communication Model en wordt gebruikt door zakenmensen, managers, politici, medici en onderwijzers over de hele wereld. Kahlers methodiek is gebaseerd op de ideeën van Eric Berne, de grondlegger van de transactionele analyse. Bij de transactionele analyse ligt de focus op het versterken van de eigen autonomie en het van daaruit inzetten van interventies. Het gaat uit van een humanistische levensvisie die onder de positieve psychologie wordt geschaard. Kahler voelde zich aangesproken door een uitspraak van Berne, die stelde dat er op een dag iemand in staat zou zijn om een heel levenspatroon in korte tijd te identificeren. Kahler ontdekte, dat psychologische behoeften zich uiten in gedrag. Als aan deze behoeften tegemoet wordt gekomen, ontstaat er geen disstress (pijn, leed, verdriet – verderop ‘negatieve stress’ – genoemd), maar juist verbondenheid. PCM is doortrokken met de gedachte dat alles draait om verbinding. Deze verbinding komt niet tot stand op basis van gezamenlijke normen en waarden, visie of overtuiging, maar op basis van psychologische behoeften waaraan wordt voldaan. Deze theorie lijkt interessant te zijn voor terreinen waarbij communicatie een grote rol speelt voor het behalen van doelen, zoals het bedrijfsleven, de politiek, maar ook het onderwijs. Het Process Communication Model definieert zes persoonlijkheidstypen waarvan wordt gesteld dat iedere mens die in zich heeft: de Harmoniser, Gestructureerd Denker, Doorzetter, Dromer, Promotor en Rebel. De opbouw en intensiteit is voor iedereen verschillend. Dit wordt inzichtelijk gemaakt in een persoonlijk profiel, ook wel het persoonlijkheidshuis genoemd. Het persoonlijkheidshuis laat zien hoe iemand het liefst communiceert, wat iemand motiveert en welk gedrag iemand laat zien als hij negatieve stress ervaart. PCM stelt, dat deze manier van kijken naar jezelf en de ander leidt tot meer begrip en kan worden ingezet om de ander tot beter functioneren te brengen. In schooltermen vertaald zou het inzetten van PCM betekenen dat er een sociaal veilige leeromgeving wordt gecreëerd, waarin verbinding kan worden gemaakt met alle leerlingen uit de klas, ook de leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Daardoor hebben leerlingen meer plezier in het schoolleven en leveren ze ook betere prestaties, waardoor er o.a. minder ziekteverzuim en schooluitval ontstaat.
PCM in Bijbels licht
Dat het belangrijk is om oog te hebben voor de behoeften van anderen vraagt geen toelichting. Natuurlijk is het ook handig om te weten hoe jezelf in bepaalde situaties reageert en wat dit met de ander doet. Keer op keer zullen we moeten aansluiten bij onze leerlingen, die allemaal weer anders zijn. Maar is hiermee alles gezegd? Wat missen we bij PCM en wat halen we ermee in huis? Je zult – om een voorbeeld te noemen – maar een ‘promotor’ zijn… Je bent charmant en overtuigend, maar oh wee als je stress ervaart…! Je verliest dan je geduld, je overtreedt regels, je manipuleert en zaait verdeeldheid. Is dit alleen gedrag dat bij een promotor ontstaat door stress of mogen we op grond van de Bijbel stellen dat het hier gaat om zonden waartoe niet alleen de promotor, maar elk mens geneigd is (Gal 5:18-21)? En als de PCM-diagnose mank gaat, klopt het medicijn van verbinding dan wel of bestrijden we dan alleen symptomen? PCM definieert persoonlijkheid en gedrag anders dan de Bijbel dat doet. PCM gaat uit van de humanistische psychologie: ‘Ik ben oké, jij bent oké.’ PCM wekt daarbij de indruk dat sociale omgang maakbaar is. Het doel is om een werkbare samenleving te creëren, waarin iedereen oog heeft voor de behoefte van de ander. PCM suggereert, dat als negatieve stress voorkomen wordt, daarmee ook negatief gedrag voorkomen wordt. Een prachtig ideaal… De realiteit is echter dat de mens sinds de zondeval (Gen 3) niet meer in staat is om goede communicatie in stand te houden. Dat wat PCM negatieve stress noemt, speelt een grote rol binnen alle relaties. Is dit alleen te wijten aan het elkaar niet goed benaderen en begrijpen? Blijkbaar spelen er meer factoren een rol in het gedrag van mensen en de regulering daarvan. Wie zich echter door de Geest van Jezus Christus laat leiden, zal merken, dat de door PCM benoemde negatieve stress steeds minder ruimte krijgt. Hij is in staat om door mensen gedefinieerde gedragspatronen te doorbreken (Rom 8:13).
Bij PCM staat de mens met zijn behoeften in het middelpunt. Alles draait om het elkaar recht doen in de behoefte en om het begrijpen van stressgedrag. Maar wat bereiken we hier werkelijk mee? Stel: je motiveert een ‘rebel’ om op te ruimen door er een wedstrijd van te maken. Resultaat op korte termijn: je voldoet aan de psychologische behoefte van de rebel en de rommel wordt opgeruimd. Resultaat op lange termijn: geen. Is dit opvoeden? Willen we kinderen op lange termijn niet leren, dat God van ons vraagt om gehoorzaam te zijn aan het gezag dat over ons gesteld is? Waar is bij PCM de ruimte voor het Bijbelse opvoeden, bijschaven en corrigeren? Waar wordt de gezagsorde tussen kind en volwassene benoemd? Bij PCM sta je beiden in het zelfde ‘veld’. De Bijbelse richtlijn is niet om de mens in het gareel te houden door aan zijn behoeften te voldoen. De Bijbelse richtlijn is verandering door wedergeboorte en van daaruit gehoorzaamheid aan de Bijbelse leefregels. De Bijbel beschrijft de vrucht die ontstaat door een leven dat door Gods Geest geleid wordt (Gal 5:22). Zelfs stressfactoren kunnen dan met liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing tegemoet getreden worden. Is dát niet wat we kinderen moeten voorhouden? Wat maakt dat we liever kiezen voor snelle menselijke oplossingen dan dat we ons laten gezeggen door Bijbelse richtlijnen, als het gaat om zoiets belangrijks als omgang met elkaar en gedrag?
Bezinning binnen het christelijk onderwijs
PCM heeft een tweeledig effect. Enerzijds kan het herkenning en zelfs ook opluchting geven: ‘O, komen mijn gevoelens daar vandaan…’; ‘Die collega doet wel kattig, maar is dus eigenlijk heel onzeker…’; ‘Dat kind reageert zo op mij, omdat het zich niet begrepen voelt…’ Het lijkt alsof je met PCM in het dagelijks leven veel kunt bereiken. Zeker als je de driedaagse cursus doet, zul je merken dat PCM je ‘inpakt’. Tegelijkertijd kun je als christen het gevoel krijgen van ‘Hier klopt iets niet, er wordt geen rekening gehouden met de Bijbelse mensvisie.’ Wat gebeurt er als je je tijdens een cursus laat onderwijzen in het gedachtegoed van PCM en wat gebeurt er als je je voedt met de Bijbel? Kom je dan tot dezelfde conclusie, als het gaat om visie op gedrag? En zo niet, wat zegt dit dan over PCM op een school waar men zegt dat de Bijbel richtsnoer is? De opmars van PCM binnen christelijke scholen bepaalt ons bij een breder vraagstuk. Hoe gaan we om met het aanbod aan methodieken dat er is? Het is opvallend dat positief christelijke scholen er vaak goed in slagen om hun christelijke identiteit helder te omschrijven en uit te dragen, maar dat als het gaat om de omgang met elkaar en de aansturing van gedrag soms allerlei trainingen en methodieken met veelal humanistische denkbeelden binnengehaald worden. Zo kunnen kinderen die tijdens de Bijbelles leren, dat ze de Heere Jezus nodig hebben om tot hun Bijbelse bestemming te komen, tijdens de SOVA-les horen dat ze kanjers zijn die het vooral van zichzelf moeten hebben. Liften we als christelijke scholen met enige vertraging toch mee op de stroom van alles wat ons wordt aangeboden? Denken we niet verder dan ‘als het maar werkt’? Zijn we ons bewust van het onderwijs wat de Bijbel ons geeft over de tijd voorafgaand aan de wederkomst van Christus, waarin het getuigenis van Gods Woord steeds meer onder druk zal komen te staan en waarin Gods tegenstander mensen zand in de ogen zal strooien door waarheid voor leugen te vervangen? De mens wordt hierdoor, in zijn doen en denken, losgeweekt van God en Zijn Woord (2Thess 2:7-12).
Bijbelse pedagogiek
Wat dan wel? Allereerst vraagt dit alles bezinning. Waar staan we als christelijke school? Welke Bijbelse normen en waarden hanteren we als het gaat om gedrag en waar blijkt dat uit in de dagelijkse omgang met kinderen? Welk gedrag willen we zien bij kinderen en op grond waarvan? De Bijbel biedt bruikbare handvatten voor goede communicatie en gedragsverandering. De Bijbel leert ons een model van afgeleid gezag, waarbij we als opvoeders gezag uitoefenen over kinderen die aan onze verantwoordelijkheid zijn toevertrouwd. Datgene wat we als norm willen overdragen, ontlenen we aan Gods gezag, waaronder wij ook zelf staan. Binnen deze gezagsorde hebben we oog voor de eigenheid van kinderen. Echter, we kijken daarbij niet als eerste naar het kind en zijn behoefte, maar naar het kind in relatie tot zijn Schepper. We hebben oog voor gegeven gaven en talenten en we zien dat het kind geneigd is tot zonde. Ook zien we het kind binnen de context van een gebroken wereld met alle verdrietige gevolgen van dien. Binnen deze gezagsorde willen we kinderen opvoeden tot volgelingen van Jezus Christus die hun capaciteiten inzetten in dienst van hun Schepper. Zondige gedragspatronen hebben de neiging om steeds groter te worden. Niet een schijnbaar verbeterd menselijk contact, maar het contact van God uit met de mens kan hier verandering in brengen. We mogen de kinderen wijzen op vergeving en vernieuwing die bij de Heere Jezus Christus te vinden zijn. Vanuit ons afgeleid gezag hebben ook vorming en tucht een plaats in het onderwijs. Het uiteindelijke doel is geen oppervlakkige gehoorzaamheid, maar verandering van het hart. Hartsverandering is de Bijbelse basis van gedragsverandering. Het is daarom van groot belang dat we kinderen al jong bekendmaken met de Bijbelse boodschap en hen ‘bij Christus brengen’. In Zijn handen zullen ze instrumenten worden om anderen te bereiken met de boodschap van Zijn liefde. Binnen de context van een gebroken schepping kan opvoeden een hele opgave zijn. Naast vorming en tucht mogen we in navolging van de goede Herder ook herderlijke zorg aan kinderen geven. Kinderen vragen van ons liefdevolle zorg en aandacht en veel geduld. Daarbij hebben we oog voor individuele noden en beperkingen. Ingewikkelde opvoedsituaties vragen soms om bijzondere middelen om het kind bij te sturen of de rust in de klas te bewaren. Natuurlijk mogen we gebruik maken van beschikbare opvoedmiddelen. De vraag moet daarbij echter niet alleen zijn of het middel werkt, maar allereerst of het middel de toets van Gods Woord doorstaat en of het past bij ons uiteindelijke opvoedingsdoel.
Mirjam Both en Bastin Romijn