Hoe kinderen, buiten de ouders om, blootstaan aan occulte invloeden in spelletjes, boeken, muziek enz. Wat opvoeders en ouders hierover moeten weten en wat christenen kunnen doen.
Dikwijls blijkt dat ouders en opvoeders nauwelijks beseffen waar hun kinderen mee spelen, waarnaar ze kijken en wat ze lezen. Wanneer men hen hierop zou aanspreken, zouden velen dit verontwaardigd van de hand wijzen: dat bestaat niet! Misschien in Amerika, maar toch niet in Nederland. Misschien in de Randstad, maar toch niet op hun eigen dorp en school, laat staan in de huiskamer. Misschien bij mensen die ‘nergens aan doen’, maar toch niet bij meelevende christenen. Het gevolg hiervan is dat de generatiekloof tussen kinderen en volwassenen steeds grote wordt en dat de communicatie hierover ophoudt. En dan hebben die ouders en opvoeders gelijk wanneer zij zeggen: Nooit van gehoord!
Indeling van het boekje:
Deel 1. Over de relatie van kind en occultisme
1. Ten Geleide
2. Gevaarlijke spelletjes: herkent u deze kinderen?
3. Typisch een kind’: wat bedoelen wij daar nu mee?
4. Gods Woord verbiedt toverij en spiritisme
5. Willen zijn zoals God
6. Satan is een realiteit, maar Jezus is overwinnaar
Deel 2. Kinderen in contact met geesten
7. Glaasje draaien: wat gebeurt er dan?
8. Occultisme op school moet mogen!
9. Spiritisme op school kan niet
10. Geloof (maar niet): horoscopen
11. Geesten zoeken naar mensen: laat maar zoeken!
12. Elfen en feeën beloven gouden bergen
13. Beschermd tegen hekserij: een gedicht uit Benin, West Afrika
Deel 3. Spelenderwijs worden tot ‘tovenaarsleerling
14. Speelgoed dat geen speelgoed is maar speelkwaad
15. De ‘Masters of the Universe’ komen uit de speelgoedkist
16. De duivel rijdt pony en kinderen knuffelen hem
17. Dungeons en Dragons: een gezelschapsspel waarbij de duivel meespeelt
18. Een bloemlezing van allerlei licht wezens en aardgeesten
19. Hoe staat de Bijbel tegenover elfen en kabouters?
20. Hoe gaan wij met ‘onze sprookjes’ om?
Deel 4. Verstaan wij wel wat zij lezen en waarnaar zij kijken?
21. School-tv en kinderboeken: de vroegste indrukken bepalen het denken
22. Hoe (on)schuldig zijn onze stripverhalen?
23. Kinderboeken als voertuigenvan (en naar) het occulte
24. Een tweetal kinderboeken nader belicht
25. Welke werelden zien onze kinderen op tekenfilms?
26. Zijn de grootbeeldfilms dan niet beter?
27. Met de computer vertrouwd raken met de New Age ‘Bijbel’
28.Hoe gaan wij nu hiermee om?
Deel 5. Geesten verkleed als muzen
29. Geesten houden van kunsten; omgekeerd ook?
30. Mandala-tekenen: muzen helpen je ‘creatief’ zijn
31. Kinder-yoga: spelenderwijs open staan voor de wereld der geesten
32. Drugs als invalspoort naar duistere machten
33. Met rockmuziek (‘Heavy metal’) op drijfzand staan
34. Leren vechten onder de (Oosterse) meesters
35.Vuurdansen: wij worden fakirs!
Deel 6. Wat christenen kunnen doen
36. Kinderen staan open voor het Evangelie: een getuigenis
37. ‘Redt hen die ten dode gegrepen zijn’
38. Aan wie zij de glorie?
Als voorbeeld volgt hieronder het hoofdstukje over ‘Glaasje draaien’, nog steeds actueel!
7. Glaasje draaien, wat gebeurt er dan?
“Meneer! doet u mee met glaasje draaien?” Het is beslist geen uitzondering wanneer leerlingen hun leraren vragen mee te doen met deze nieuwe rage. Na alle prikkels van muziek, seks en drugs is er nu de nieuwe ‘kick’: het occulte. Het komt op alle scholen voor en de christelijke scholen maken hierop geen uitzondering.
Wat is dat, glaasje draaien? Er wordt een glas op zijn kop gezet, waar omheen de letters van het alfabet in een cirkel zijn gelegd. De leerlingen nemen hieromheen in een kring plaats. Dan worden de geesten opgeroepen en uitgenodigd om hun boodschappen door te geven. Dit kan op verschillende manieren gebeuren, bijvoorbeeld door middel van een stokje dat beweegt en letters aanwijst, waardoor de boodschap ‘overkomt’. Of vier kinderen leggen een vinger op het omgekeerde glas en wachten totdat het glas gaat draaien en de vingers naar de letters wijzen. Op deze wijze worden de woorden gevormd en ‘komt de boodschap van de andere wereld door’, iets wat tegenwoordig ‘schakelen’ (in het Engels: ‘channeling’) wordt genoemd: “Joh, doe je vanmiddag mee met schakelen?”
Wat is dan wel de ‘kick’ die zoveel jongeren trekt?
Dat is allereerst de sensatie, het feit dat je kunt communiceren met ‘de andere wereld’. Behalve de kinderen is er een andere ‘persoon’ in de kamer: die is weliswaar onzichtbaar, maar geeft wel blijk van zijn aanwezigheid.
Vervolgens is er de spanning: voor wie is ‘de boodschap’ bestemd? Dat geeft het gevoel van een loterij, wie is de uitverkorene en mag de boodschap van ‘hierboven’ horen? Als die spanning voorbij is, komt de boodschap zelf, een lotsbestemming, een toekomstvoorspelling. Zal die jongen haar vragen/krijgen?
Waar gaan we met de vakantie heen en wat gaan we daar beleven? Zal ik trouwen en kinderen krijgen, of die fijne baan bij muziek of toneel? Blijf ik in Nederland, of gaan we fijn de wijde wereld in? Alles kan, en veel komt uit, dat maakt het juist zo echt, te gek joh!
Maar dan komt het antwoord aan het ene meisje: “over drie weken ben jij bij ons”, aan het andere: “over vijf weken!” De kinderen trekken wit weg, maar dan gaat iedereen wat lachen: flauwe kul joh, niks van aantrekken. Totdat na drie weken het voorspelde auto-ongeluk plaats vindt. Wat zeggen wij dan tegen elkaar bij de begrafenis? Wat erg, maar dat heeft toch zeker niets te maken met wat die geest zei?! Het andere meisje wacht ongerust de volgende twee weken af; die gaan zonder ongeluk voorbij. Vrolijk fietst ze van huis weg en wordt door een auto gegrepen . . . Wat zeggen we dan, als de klas opnieuw staat bij het graf van een klasgenoot? Nog steeds: flauwe kul, en verder gaan met glaasje-draaien, of toch maar liever niet meer doen?!?!
Dergelijke zaken vinden regelmatig plaats, niet alleen op school, maar bijv. ook in schoolweken, waar de jongelui bijv. op de slaapzolder de geesten oproepen, maar zich doodschrikken wanneer deze blijken ‘echt’ te komen. Iemand die regelmatig scholen bezoekt en over dit onderwerp lezingen houdt, zegt dat de scholen waar dit niet gebeurt uitzondering zijn; op de meeste scholen doen sommige, of (bijna) alle kinderen mee met deze ‘geesten-experimenten’.
“Ik wil ermee stoppen, maar kan het niet!”
De Bijbel leert ons niet dat er geen demonen bestaan, maar verbiedt ons elk contact met hun wereld: dat is een gruwel voor God! Als wij naar de toekomst vragen, waarom vragen wij dan de doden in plaats van de Levende? Waarom interesseren de mensen zich niet voor de Bijbel, Gods Woord, wat een leven van schatgraven inhoudt, zoals de psalmist ons dat voorhoudt in Psalm 119? Is de Bijbel niet interessant meer? Vraag dan eens of iemand, of een groep, naar je school of jeugdgroep toekomt om vanuit zijn eigen leven over de Bijbel te spreken!
En dan, wanneer je ontdekt dat je met vuur hebt gespeeld, gezondigd hebt tegen God, en je eigen leven en dat van anderen riskeert door je deur (de toegang tot je ziel) open te stellen voor satans machten? Dan is het mogelijk om iemand erbij te roepen die ervan afweet. Niet iemand die er niet in gelooft, of die glaasje draaien, een geestenkring vormen, buiten het lichaam treden, ‘onschuldige spelletjes’ noemt. Luister eens naar het verhaal van Marjolein dat laat zien dat de duivel veel sterker is dan de mensen(kinderen); maar Jezus heeft de boze overwonnen! Volgens Marjolein mag je niet spreken van ‘occulte spelletjes.’ “Het is geen spel waar je mee bezig bent, maar gevaarlijke werkelijkheid. De duivel is geen speelkameraadje; hij is de grootste vijand van de mensheid!”
Marjolein is 17 jaar en vertelt hoe het er bij haar aan toegaat op een orthodox-christelijke school. “Je gaat in een kring zitten, legt alle letters van het alfabet in een cirkel en plaatst een glas in het midden. Dan ga je de geesten aanroepen en vragen stellen. Ik vroeg bijvoorbeeld met wie ik ging trouwen. Het glas wees de letters een voor een aan: E-R-W-I-N. Ik had al een jaar verkering met Paul, dus van toen af aan wachtte ik angstig af wanneer Paul het uit zou maken. Nu ik ermee gestopt ben, probeer ik er niet meer in te geloven. Maar toch ben ik nog wel eens bang . . .”
“Ik had nooit zoveel belangstelling voor occultisme. Het deed me niks. Maar twee vriendinnen uit mijn klas hadden op een verjaardagsfeestje eens de geesten aangeroepen. Ze haalden me over om mee te doen, en ik was eigenlijk wel nieuwsgierig”, vertelt Marjolein. Op een ander feestje was ook Marjolein van de partij. “Het was doodeng. Er gebeurde niet eens zoveel, maar ik had het gevoel dat de duivel zelf in de kamer was. Het was de duivel die dat glas liet bewegen. Ik heb nachtenlang eng gedroomd. Ik voelde me vies en onrein, alsof de satan in mijn hart zat in plaats van de Heilige Geest. Ik durfde niet meer te bidden en voelde me daar steeds schuldiger over.”
“Toen hoorde ik op vrijdag, de dertiende nog wel, een voordracht over de moordenaar aan het kruis, die ook vergeving kreeg. Vrijdag de dertiende werd voor mij een geluksdag, want ik durfde van toen af aan weer te bidden. Ik heb toen vergeving gevraagd en gebeden om kracht om ermee te breken. Dat is gelukt. Het was wel moeilijk want het leek net of mijn klasgenoten extra hun best deden om me weer mee te trekken. Maar God heeft mij geholpen en nu verdiep ik mij in de Heilige Geest. Dit is echt en maakt je niet rusteloos maar geeft juist rust.”
Een raad aan leerlingen en hun ouders/leraren
Er zijn veel Bijbelgedeelten die hierover gaan, maar uit die alle raden wij iedereen aan: Lees eens zorgvuldig Handelingen 19:13-20 door. En let erop waarop dit uitliep. Wie geesten oproept gaat om met vuur en loopt grote schade op naar lichaam en ziel. Maar wanneer vrees ons overvalt, de naam van Jezus wordt groot gemaakt, de schuld wordt beleden en de occulte daden aan het licht komen, dan wordt de macht van de boze gebroken. Alle toverattributen moeten worden weggedaan, ook de boeken waarin je kunt leren ‘hoe het werkt’. Wie weet wat er dan gebeurt op onze scholen, als de occulte ‘spelletjes’ (en dat is spelen met de dood!) plaats maken voor Bijbelstudie. “Zo werd de invloed van de woorden van de Here steeds groter en sterker.” (vertaling Het Boek) Ook bij jou op school?
Neuro-Linguïstisch Programmeren (NLP) in Bijbels perspectief
Neuro-Linguïstisch Programmeren (NLP) in Bijbels perspectief
een Amersfoortse dubbelstudie
(Het boek is niet meer in voorraad. Een nieuw boekje is uitgegeven: ‘NLP-Magie in een wetenschappelijk jasje?’ van prof. dr. R. Franzke, 48 blz., € 4,25, zie webshop)
Over het beïnvloeden van de menselijke geest. De kunst om anderen te ‘belezen’ en te ‘beschrijven’, door drs. R.H. Matzken
Drie definities van NLP-deskundigen zijn:
“NLP is het beter begrijpen en hanteren van menselijke ervaring”
“NLP is het modelleren van menselijke uitnemendheid”
“NLP is een meta-model voor effectieve communicatie”.
Neuro-linguïstiek is de combinatie van minstens twee vakdisciplines: de neurologie (= de leer van het zenuwstelsel) en de linguïstiek (= de taalkunde). Doel ervan is onder meer het beheersen van de waarnemingen, door de non-verbale reacties en emoties te meten en te sturen. Bij een nadere analyse en toetsing blijkt het echter te gaan om het toepassen van technieken van Sjamanisme onder pseudo-wetenschappelijke benamingen.
Hieronder volgt de inhoudsbeschrijving van deze Amersfoortse Studie en wordt ook een eerste kennismaking afgedrukt.
DEEL 1. EEN BESCHRIJVING VAN NEURO-LINGUÏSTISCH PROGRAMMEREN
1. Een eerste kennismaking
Enkele definities* De N, de L en de P
* Niet het WAT maar het HOE
* Een nieuwe taal
2. Communicatievormen bij NLP
Representatiesystemen
Referentiesystemen
Non-verbale signalen volgens de formule VAK of VAKO
Verbale signalen: de functie van de linguïstiek
De functie van de magie
3. Het wereldbeeld van NLP
Het postmodernisme
Het neo-gnosticisme
De dieptepsychologisch denken volgens C.G. Jung
Het pragmatisme
4. Het mensbeeld van NLP
Persoonlijke groei
De leer der delen
Bewuste, onderbewuste en onbewuste
5. De epistemologie van NLP
De aspecten van een kentheorie
Het nieuwe kennen bij NLP
6. Van de spiegel naar de werkelijkheid
Omgaan met overtuigingen
“De kaart is niet het gebied”
Het eigenlijke NLP-werk
7. Technieken van zintuiglijke ervaring
Rapport van individu met begeleider
Mensen `belezen’ en `beschrijven’
Belemmeringen en hulpbronnen
8. In trance naar het onbewuste
Grenzen overschrijden, maar welke?
Vormen van trance
Hulpmiddelen voor de trance-inductie
9. Aan het werk in het onbewuste
Wandelen over de tijdlijn
Zes-staps herkaderen
Je eigen verleden veranderen
Modelleren van uitnemendheid
Programmeren
10. Ecologische grondregels van NLP
Kent NLP een ethiek?
Ecologische grondregels van NLP
De vrijheid om NIET mee te doen
11. Intercultureel modelleren
Scholen binnen NLP
Hulpbronnen van de Pragmagie
Machten buiten ons of machten binnen ons
12. Geraadpleegde bronnen van NLP in Nederland
Enkele Nederlandse instituten en cursussen
Vragen gesteld bij interviews
Nederlandse publikaties over NLP
DEEL 2. NLP BEZIEN VANUIT BIJBELS PERSPECTIEF
13. Bijbelse criteria om NLP te toetsen
Aanzet tot bijbelse grondregels
Mag men alle scheppingsstructuren gebruiken?
Definitie van het occulte
Te hanteren criteria
14. Toetsen van NLP uitgangspunten
Confrontatie van NLP grondregels met bijbelse grondregels
Het mens- en wereldbeeld van Jung
Delen van de persoonlijkheid
Het kennen van de werkelijkheid
Onze conclusie: principieel en genuanceerd
15. Toetsen van NLP methoden en praktijken
Technieken van zintuiglijke ervaring
In trance naar het onbewuste
Aan het werk in het onbewuste
Spelen met machten en krachten
16. Aanzet tot een bijbels/christelijke benadering
Een roep om discipelschap
De uitdaging van deze tijd
Eindnoten
DEEL 1. EEN BESCHRIJVING VAN NEURO-LINGUÏSTISCH PROGRAMMEREN
1. Een eerste kennismaking
Enkele definities
De eerste definitie van NLP luidt:
“NLP is het beter begrijpen en hanteren van menselijke ervaring”.
Hiermee wordt al direct de kern van ons onderzoek getroffen: Is NLP nu een methode waarmee gebieden in kaart gebracht worden die tot nu toe terra incognita (onbekend terrein) waren? Of worden hier grenzen overschreden die ons voeren naar de wereld van het esoterische of occulte, die door de Bijbel (bijv. in Deut. 29:29) terra prohibita (verboden terrein) zijn genoemd?
De eerste fundamentele vraag zal in het eerste (descriptieve of beschrijvende) gedeelte van deze studie behandeld worden. Over de tweede vraag gaat het vooral in het tweede (prescriptieve of beoordelende) gedeelte.
Lucas Derks licht zijn definitie als volgt toe:
“NLP houdt zich bezig met de studie van de structuur van de subjectieve ervaringen en de toepassing daarvan. Tot de subjectieve ervaring behoren alle bewuste en ook onbewuste gedachten. De structuur van de subjectieve ervaring kan onafhankelijk van de inhoud bestudeerd worden.”
Een tweede definitie van NLP luidt
“NLP is het modelleren van menselijke uitnemendheid.”
Ook hier worden wij direct geconfronteerd met de vraag: Hoe is dit mogelijk? Wij citeren verder: “Via `modelleren’ kan een persoon de vaardigheden van een andere persoon leren gebruiken, met inbegrip van de bijbehorende denkstrategieën. Dit is een heel effectieve manier van leren en in die zin is NLP dus een educatief principe. Met behulp van modelleren kunnen mensen bijvoorbeeld leren om effectief te communiceren.”
Wie dit even doordenkt, moet wel concluderen dat hier een gebied wordt ontsloten van vrijwel onbegrensde mogelijkheden. De verwachtingen hierover zijn hooggespannen; zo schrijft Thomas Rückerl in zijn Lexicon van NLP: “Iedereen kan alles leren!” Hoewel niet iedere NLP-er bereid is dit toe te geven, betekent dit dus dat ieder mens alles kan leren wat ieder ander mens ooit heeft geleerd of gedaan.
In het aanbod van cursussen komt nog een derde definitie voor. Daarmee is het toepassingsgebied van NLP sterk verbreid en (met name bij het bedrijfsleven) de weerstand verminderd, omdat zo de mening heeft postgevat dat het hier gaat om zgn. neutrale technieken:
“NLP is een meta-model voor effectieve communicatie.”
NLP helpt mensen–individuele personen zowel als mensen die in een organisatie samenwerken–om ten goede te veranderen. Het laat zien hoe groot de invloed is van de verbale èn nonverbale communicatie en hoe we die invloed kunnen versterken en gericht gebruiken. In deze zin is NLP een professionele, sociale technologie die zich richt op communicatie en het implementeren (invoeren) van verandering.
De N, de L en de P
De naam Neuro-Linguïstisch Programmeren is eigenlijk bij toeval gekozen. In eerste instantie gaat het hierbij om de wederzijdse beïnvloeding en verrijking van de twee disciplines van de grondleggers van NLP, Richard Bandler en John Grinder, namelijk de gedragswetenschappen en de linguïstiek. Hierbij staat de N (van neuro) voor de stelling dat al ons gedrag het resultaat is van neurologische processen. De L (van linguïstisch) staat voor de fundamentele aanname dat we onder meer de taal gebruiken om die processen te ordenen en weer te geven. De P (van programmeren) staat voor het proces waarbij elementen van een (intern communicatie-)systeem zo kunnen worden georganiseerd dat een bepaald resultaat wordt bereikt.
Het is juist deze combinatie die NLP maakt tot iets nieuws, wat bovendien veel krachtiger is dan de bestaande technieken uit de gedragswetenschappen. Wij zullen elementen tegenkomen die op zichzelf niet nieuw zijn, zoals regressietherapie of non-verbale communicatie. Wanneer men nu stelt dat er binnen de NLP zeker elementen zijn die heel goed door christenen gebruikt kunnen worden, gaat het meestal om sommige bouwstenen. Maar het is juist de combinatie, beter gezegd de context, waarin al deze elementen hun krachtige werking krijgen.
Niet het WAT maar het HOE
De meeste cursussen over management, communicatie en educatie geven aan WAT er moet gebeuren om het gewenste resultaat te bereiken. Het kenmerkende van NLP is nu dat zij aangeven HOE dit gebeurt, en wel op een manier waarmee iedereen kan scoren.
Wezenlijk bij NLP is de verandering van de huidige staat naar de gewenste staat. Dit proces van transformeren gaat veel verder dan alles wat tot nu toe bekend was. Het brengt mensen vaak tot verbazing en zelfs verrukking vanwege het bijna natuurlijk-eenvoudige van het proces zelf en duurzame resultaten die worden geclaimd. Met andere woorden: weinig inspanning en veel resultaat, dat spreekt vooral de generatie aan die omstreeks 1985 sterk pragmatisch is gaan denken.
Karakteristiek voor NLP is dat deze verandering of transformatie niet plaats vindt in het bewuste van de mens, maar in diens onbewuste.
Het is net als met de Bulgaarse Losanov-methode (ook wel superleren of suggestopedie genoemd). Daarbij is `leren’ niet een inspannend proces maar juist zeer ontspannend, omdat het grotendeels plaats vindt in het onbewuste. Het gaat daarbij steeds om structuren, niet om inhouden; om processen, niet om handelingsschema’s; om toegang tot bronnen van kennis, niet om het overdragen ervan. Daardoor kan NLP als psychotechniek ook zo `neutraal’ en niet-bedreigend overkomen want, zo zegt men, wij houden ons helemaal niet bezig met uw waarden en normen!
De charme van NLP is bovendien dat deze transformatie tot het ware IK (of het nieuwe WIJ) met zijn ongedachte potenties, bijna vanzelf verloopt.
Een nieuwe taal
De beoefenaars van NLP spreken onderling een taal die voor een buitenstaander vreemd aandoet, maar wel te leren is. En buitenstaander voel je je zeker tijdens de vele kennismakingsdagen en cursussen over NLP. Het is opmerkelijk dat de meeste deelnemers al bekend zijn met NLP, zij zijn erop uit om steeds verder ingewijd te worden in deze wonderbaarlijke techniek. Sommigen geven eerlijk toe dat zij eraan verslaafd zijn en van tijd tot tijd weer een nieuwe cursus volgen om bij te tanken en hun energie weer op te laden!
De taal die bij NLP wordt gebruikt bestaat uit een groot aantal begrippen waarmee de neurologische processen en de onderlinge relaties worden benoemd, zoals `rapport’, `ankeren’ en `modelleren’. Deze begrippen zullen in de tekst worden toegelicht. Daarenboven zijn de meest gebruikte begrippen in een register opgenomen met verklaring en verwijzing. Dergelijke begrippen zijn dienstbaar aan de communicatie in het bewuste denken.
Daarnaast maakt NLP gebruik van lichaamstaal. Deze nonverbale communicatie is de manier waarop wij toegang hebben tot datgene wat zich binnen de mens afspeelt. Deze communicatie verloopt meestal onbewust en wordt dan ook veel betrouwbaarder geacht dan bewuste verbale communicatie.
De belangrijkste poorten tot het onbewuste zijn de vijf zintuigen, die ons presenteren wat zich binnen de mens afspeelt. Van deze vijf zijn er drie de belangrijkste en daarvan is er bij iedereen meestal één die de andere overheerst: het visuele, het auditieve of het kinesthetische (betreffende het voelen of tasten).
Lezen is de wereld opendoen
Als je erover nadenkt, is het niet minder dan een wonder: iemand zet zijn gedachten in zwarte kriebeltjes op een witte ondergrond en een andere persoon ontcijfert die kriebeltjes en maakt zich de gedachten achter de kriebeltjes eigen. Het schrift is een uitvinding geweest, die de mensheid een ongelooflijk groot perspectief aanreikte.
Ik kan me mijn verbazing nog herinneren. Eerste klas van de lagere school, zoals dat toen nog heette. We hadden een jonge, mooie juf met hoge hakken en kort haar. Daar keken we van op bij ons op school. Van huis uit had ik een fikse portie wantrouwen tegen alles wat ‘modern’ was. Hoge hakken en kort haar, dát was modern. Ik vermoedde dat de juf lippenstift gebruikte en dat ging nog verder!
Maar, modern of niet, deze juf bezat de kunst om het geheim door te geven. Je kwam in de klas en je was nog een kleuter, die eigenlijk alleen maar spelenderwijs dingen tot je genomen had. Het leren zou nu beginnen, je keek er naar uit en je was er ook een beetje bang voor. Jawel , je kon je naam al wel schrijven en ook de namen van je broer en zussen. Maar dat was natekenen, dat had het geheim niet minder geheimzinnig gemaakt. Maar de juf had er slag van, ze leerde je eerst letters en dan woorden en daarna zinnen.
Je leerde herkennen, kiezen en plakken. Eigenlijk niet veel moeilijker dan de kleuterschool, dacht ik opgelucht. Het lezen was vooral herkennen, het schrijven vooral kiezen en plakken. Zo eenvoudig was het eigenlijk: ‘Eerst duidelijk, dan snel’. Noem eens een mooiere titel voor een schrijfmethode? De wereld ging open, mede door de boekjes van Van der Hulst. Dat was een wereld die me tot tranen toe ontroerde. Nog voel ik het, vooral bij het zien van het omslag van “De Kleine Zwerver”. Aan lezen bleek emotie vast te zitten. Het lezen deed iets met me. Nooit dacht ik, “het zal wel verzonnen zijn” al was dat wel de troost die mijn moeder mij voorhield, wanneer ik er weer niet van kon slapen. ‘Het is niet echt gebeurd, iemand heeft het gewoon bedacht,’ zei mijn moeder. Maar het voelde als echt. Ik wist zeker dat ergens, ergens, op de wereld zo’n hondje rondliep met zijn kop naar beneden, op zoek naar een nieuw baasje en “de honger in zijn hondenmaag beet”. Hij had een rafelig touw om zijn nek en het was bitter koud, ook dat nog.
Lezen doet groeien
Lezen geeft de lezer het boeiende besef dat de wereld groter is dan gedacht.
Lezen bevredigt je nieuwsgierigheid, het bevestigt je deelname aan het leven. Al lezend ben je toetsend bezig. Je zet steeds jezelf tegenover de personen, die je ontmoet in het verhaal. Je twijfelt mee als er getwijfeld wordt, je kiest, je zoekt, je verdwaalt en komt weer thuis. En dat allemaal in het vertrouwde hoekje van de bank of onder je eigen dekbed. Je doet ervaringen op, kennis, vaardigheden, je leert emoties van elkaar te onderscheiden. Je gaat mee in de spanning, je voelt de ontroering, de opwinding, de vertedering, de schrik, het gevaar, de verrassing, de eenzaamheid, de opluchting. Je verliest jezelf in een fictieve wereld.
Soms kom je even bovendrijven in de realiteit, als je moeder roept dat het eten klaar is. Of als je mobieltje gaat. Dan ervaar je een innerlijke omschakeling. Eén seconde heb je wel nodig om van de ene wereld naar de andere te reizen. Dat is het moment waarop je pas goed beseft, hoe ver weg je was van de realiteit. Dat je in een verzonnen werkelijkheid zat en dat je dacht dat het echt was. En daarmee is bewezen, dat lezen iets met je doet. Als je dat beseft, weet je dat het dus niet risicoloos is.
Het komt bij je binnen
Een verhaal neemt bezit van je, het komt bij je binnen. Als je dat te sterk uitgedrukt vindt, dan zeg ik het anders. Het verhaal wil ergens heen en het neemt de lezer mee.
Heel veel verhalen hebben een soort zoektocht (queeste) in zich. De hoofdpersoon heeft een weg te gaan en je loopt als lezer met hem of haar mee. Op die tocht ontmoet de hoofdpersoon obstakels waar hij doorheen of overheen moet. Die obstakels zijn vaak conflicten, tegenvallers, uitdagingen, waardoor er van de hoofdpersoon veel inventiviteit, energie en moed wordt gevraagd. Hij komt slechts met moeite vooruit, er is steeds een nieuwe hindernis te overwinnen. Hoe groter het gevecht, hoe meer de lezer ervan overtuigd raakt, dat het einddoel de moeite waard is. Een geluk dat je zomaar in de schoot geworpen wordt, wordt nauwelijks als geluk ervaren. Wanneer de hoofdpersoon zonder slag of stoot zijn doel bereikt, zal het verhaal weinig boeiend zijn. Nee, pas als het heel veel moeite heeft gekost, dan is er opluchting en de roes van de overwinning. Heeft de lezer het soms gemakkelijk? Heeft ook hij niet zijn eigen ravijnen en klippen te bedwingen? Daarom is het zo goed om je eigen weg te toetsen aan de weg van de persoon uit de verzonnen werkelijkheid. Je verzucht zomaar vanzelf: ‘Ja, dat komt me allemaal heel bekend voor….’ Je ervaart herkenning en dus voel je begrip, ja soms zelfs verwantschap
Tegenstelling en conflict
Wij leven niet in een harmonieuze wereld, de wereld om ons heen is vol tegenstellingen en conflicten. Daar maakt de schrijver gebruik van, hierdoor kan hij de hoofdpersoon menselijk en herkenbaar maken. Een geschiedenis zonder tegenstelling en conflict levert weinig te vertellen op voor de schrijver. En weinig leesgenot voor de lezer. Juist in die tegenstelling en het conflict zitten de raakvlakken en de identificatiepunten met de lezer. Armoede is pas echt armoede, als je er rijkdom naast zet en geluk wordt pas echt geluk, als er ook sprake is van ongeluk. De schrijver kan in de worsteling van zijn hoofdpersoon laten zien, wat er speelt in de samenleving: waar de voetangels en klemmen liggen, hoe men argeloos zomaar ergens intuint, hoe vertrouwen soms beschaamd en soms gehonoreerd wordt. Elk mens ervaart in de samenleving tegengestelde belangen. Wat jij wilt, wil de ander ook, dus is het vechten om die plek. Daarbij ontstaan vanzelf gevoelens als naijver, jaloezie, wraakzucht.
Dit zijn negatieve drijfveren van menselijk handelen. Daarnaast zijn er natuurlijk ook positieve drijfveren, je kunt als schrijver een goed mens scheppen. Iemand die zich geeft voor de samenleving, iemand die redt, vergeeft en heel maakt. Maar hoe vertel je zijn verhaal? Juist, je plaatst hem tegenover de teloorgang, het lijden, de meedogenloosheid. Want als er niets gered hoeft te worden, hebben we geen held nodig. Boeken en verhalen gaan ten diepste over deze dingen, over strijd en bevrijding, over licht en duisternis, over wat wij als goed ervaren en wat wij als kwaad ervaren. De lezer die zich overgeeft aan deze fictieve wereld, maakt onbewust ook keuzes en raakt beïnvloed door de beslissingen die de hoofdpersoon neemt.
Goed en kwaad
Met opzet schreef ik in de vorige alinea ‘wat wij als goed ervaren en wat wij als kwaad ervaren’.
Er staat niet dat wij ‘het verschil tussen goed en kwaad’ leren. Want onze geest is beïnvloedbaar en onze moraal is soepeler dan we zelf denken.
Een verhaal is een verzonnen werkelijkheid, maar ook een illusie. Er worden verwachtingen geschapen, de lezer projecteert dat wat hij leest op zijn eigen werkelijkheid. Met het verhaal leeft de lezer, nadat hij het boek heeft dichtgeslagen, verder en het laat iets achter, een stukje droom om te koesteren of een ontgoocheling om te verwerken.
Dat is niet gering. Dat heeft zijn weerslag op het handelen van de lezer. Op hoe hij antwoordt op een vraag van een van zijn huisgenoten, of op hoe hij de telefoon opneemt. Het is van invloed op hoe hij reageert bij de eerst- volgende tegenslag of bij de eerstvolgende beslissing.
Wat heeft het boek hem opgeleverd? Vertrouwen of wantrouwen, mededogen of meedogenloosheid?
Met welk beeld van de samenleving gaat de lezer zijn eigen leven weer in? Is er iets opgebouwd of is er iets afgebroken? Is hij wijzer of armer geworden? Heeft hij geleerd dat een gewaarschuwd man voor twee telt of is hij eerder bereid grenzen te overschrijden? Heeft hij bagage of ballast opgedaan?
Bagage of ballast
Ik ben van mening dat een boek waarin het leven meedogenloos geschetst wordt en dan bedoel ik in zijn totaliteit meedogenloos, een boek waarin geen plaats is voor zachtheid en medemenselijkheid, waarin geen ontferming of barmhartigheid te vinden is, geen goed doet aan de samenleving. Het tilt je nergens op een hoger plan, het overweegt nergens herstel of redding. Het blijft bij onherroepelijk en onherstelbaar, het schetst enkel de onherbergzaamheid van het bestaan. Zo’n boek komt de chaos van voor de schepping niet te boven. Zo’n boek is misschien boeiend geschreven, meeslepend en herkenbaar en ook nog helemaal van deze tijd, maar het is voor mij ballast en geen bagage. Ik ben niet gegroeid, ik ben gekrompen. Er is mij enkel de zinloosheid van alles voorgehouden, ik vind geen hoop en geen moed.
Natuurlijk gaat het in mijn eigen werk ook over de machteloosheid en teloorgang, ik kan geen boek schrijven over een roze wereld, want die wereld bestaat niet. Maar ik probeer in elk verhaal een rol te scheppen voor overleven, voor moed, al is dat soms de moed der wanhoop, voor de hoop die overeind houdt. Er moet een wonder kunnen gebeuren ook al zou dat voor het eerst zijn in het leven van mijn hoofdpersoon. Ik wil niet focussen op wat ik om me heen zie zonder ruimte te scheppen voor een hoger toekomstperspectief. Ik wil de beweegredenen en de drijfveren van mijn hoofdpersonen onder de loep leggen en daar samen met de lezer naar kijken. Zit daar misschien iets in wat wezenlijk verschil maakt, iets wat boven dit aardse uitgaat, is er een spoor van het andere: Iemand groter dan wij zelf? Een glimp van God? Aldus probeer ik iets bloot te leggen van de zielenroerselen van mijn hoofdpersonen. Ik bedenk meer vragen dan antwoorden, want antwoorden zijn er niet altijd. Ik probeer het herkenbaar te maken, ik wil weten waarom een mens is, zoals hij is.
Hoe zit dat met verlangen, is het puur het materiële verlangen naar ‘meer’ of zit er een spoor in van verlangen naar ánders? Wat betekent houden van? Gaat dat over geven en nemen of over vragen en krijgen? Wat doet macht met een mens en wat heeft dat met verantwoordelijkheid te maken? Ik wil nadenken, samen met de lezer over de complexiteit van de menselijke gevoelens. En dat is veel meer dan het lijkt, want wat de een als een deugd of een goede daad kwalificeert, zal door de ander worden doorgeprikt als eigenbelang of egoïsme. Je schept als schrijver een fictieve wereld, maar één die op de een of andere manier een afspiegeling is van de echte wereld. Ik wil geen foto, maar een röntgenfoto. Ik wil meer laten zien dan de buitenkant. Het is vaak anders dan het lijkt…. Niet om de lezer de verzuchting te laten slaken: “ Ja, zo zijn we nu eenmaal”, maar als een uitgangspunt om verder te komen met je eigen keuzes, met je eigen weg. Want wie ziet dat het anders kan, die wil misschien wegen zoeken om het anders te doen, of anders te worden.
De verantwoordelijkheid van de schrijver
Is dat nu wel van belang? Een boek is toch mooi of niet mooi? Oscar Wilde schreef:’Er bestaat niet zoiets als een moreel of een immoreel boek. Een boek is goed geschreven of slecht geschreven. Als kunstenaar hoef je niets te bewijzen.’ Oké, denk ik dan, bewijzen hoeft ook niet, maar de wereld, die ik schep, is wel het tijdelijke verblijf van mijn lezers. Dat wat ik laat zien, dat wordt door vele ogen als zodanig gezien. Ik heb de mogelijkheid daaraan verschillende ladingen te geven. Literatuur doet iets met je, al schrijvend en al lezend. Dat betekent niet dat als de schrijver een verwerpelijke levenshouding beschrijft, dat hij die dan ook meteen propageert. Een rauwe tekening van de werkelijkheid kan nodig zijn, het betekent niet dat de schrijver het eens is met de geschetste situatie of de handelingen die daarin plaatsvinden. Natuurlijk moet ik je laten schrikken en je mag je zeker ook wel eens erg schamen voor de hoofdpersoon waarmee je oploopt.
Het ligt er maar aan hoe ik je laat kijken naar wat er gebeurt. Ik moet het kwaad wel tonen, maar mag het niet showen. Er zit een groot verschil tussen tonen en showen en toch is dat verschil in veel gevallen maar lastig te benoemen. Tonen is laten zien, showen is aanlokkelijk maken. Het is voor mij balanceren op een dun lijntje. Het kwaad moet het kwaad blijven. Zolang je als lezer nog schaamte, walging of schuldgevoel ervaart, ben je jezelf nog. Maar als je het kwaad voorgeschoteld krijgt en je het niet meer als zodanig herkent, als er geen belletjes gaan rinkelen, zeg maar, dan ben je een grens over gegaan.
Nu denk je misschien alleen aan boeken waarin grof wordt verhaald over sex, geweld of criminaliteit, maar er is meer. Neem nu het hanteren van macht, het uitbuiten van liefde, het normaliseren van egocentrisch gedrag. Ook daar moet een christenschrijver een protest laten horen of inbouwen. Het hoeft niet altijd expliciet, juist liever niet hardop, het is vaak veel effectiever om impliciet, tussen de regels, te schrijven. Op die manier wordt de moraal door de lezer zelf uitgepakt, dan is het geen oplegging, maar een ontdekking.
Lezen is niet risicoloos
De lezer aanvaardt dat wat hij leest als een mogelijke gang van zaken, die werkelijkheid kan worden. Als de schrijver het herkenbaar en invoelbaar brengt, wordt het verhaal aannemelijk voor de lezer. Zo wordt lezen een avontuur, de wereld gaat open. Al lezend raak je betrokken en dat is meer verrijkend dan het turen naar een beeldscherm of het wedstrijdelement bij een computergame. Als we een voorstelling maken van wat we lezen, dan maken we gebruik van de gave die de Schepper speciaal voor mensen bedacht: het vermogen ons een fictieve wereld te scheppen. Fantasie en inlevingsvermogen maken het leven waardevoller, doordat we ons dingen kunnen voorstellen, zijn we meer mens tussen mensen. Maar laat zowel de schrijver als de lezer zich voor ogen houden, dat het medemenselijkheid moet opleveren. Het gebeurt helaas ook dat een verhaal ons enkel onmenselijkheid wil bijbrengen. Dus is het noodzaak dat de lezer kritisch blijft en met zichzelf afspreekt: wel alles weten, niet alles eten.
Joke Verweerd
Kerndoelen basisvorming voortgezet onderwijs
Bijzondere scholen hebben de mogelijkheid om per vak eigen kerndoelen te formuleren. Bijbel & Onderwijs geeft hiertoe een aanzet met kerndoelen voor
ALPHA-CLUSTER:
ALGEMENE KERNDOELEN MODERNE (EN KLASSIEKE) TALEN
1 Inleiding
In Communicatief Onderwijs leren leerlingen taal gebruiken met verschillende functies in verschillende communicatieve situaties en leren zij nadenken over hun taalgebruik ter verbetering van hun taalgebruik. Taal is bovendien het voertuig van hun denken. Tenslotte is taal ook het instrument dat de HERE God gebruikte om Zichzelf aan ons te openbaren: het geloof is juist uit het gehoor.
Andere onderwerpen zijn:
2 Denkkaders vormen en beoordelen
3 Taal als uitingsmiddel
4 Taal als communicatiemiddel
5 Levensstijl en ethiek
6 De grenzen van de esthetica
7 Abstract/logisch kunnen denken
8 Het belang van goed taalonderwijs
BETA-CLUSTER:
ALGEMENE KERNDOELEN EXACTE VAKKEN
1 Inleiding
In de basisvorming kunnen leerlingen kennismaken met de grondslagen van de natuurwetenschappen en het werken met de disciplines die dit vereist.
In de schepping wordt de majesteit van God zichtbaar. De verschillende natuurwetenschappen bestuderen deze geschapen werkelijkheid op zodanige wijze dat de leerlingen Zijn eeuwige kracht en goddelijkheid leren doorzien, Rom. 1:20.
In de verschillende vakken kunnen de toepassingen van de wetmatigheden die God in de schepping gelegd heeft, begrepen worden en leren leerlingen deze te integreren in hun dagelijks bestaan.
Andere onderwerpen zijn:
2 De vakken
3 Didactiek in de natuurwetenschappen
4 Het doel van de natuurwetenschappen
5 Het natuurwetenschappelijk wereldbeeld
a. Modellen en theorieën
b. Een overmoedig wereldbeeld
c. Evolutieleer-Scheppingsleer
d. Het materialisme
e. Het reductionisme
f. Het kosmologisch holisme
6 Het misbruik van de natuurwetenschappen
7 Neutraal bestaat niet
GAMMA-CLUSTER:
ALGEMENE KERNDOELEN WERELD-ORIËNTERENDE VAKKEN
1 Inleiding
In de gamma-vakken gaat het om beschrijvende vakken: Economie, Geschiedenis/ Staatsinrichting, Aardrijkskunde en Verzorging, waarin de leerling zich oriënteert op de samenleving om hem heen. Deze beschrijving beoogt de leerlingen een breed kader te geven waardoor zij in staat zijn hierin als ‘mondige burger’ een plaats in te nemen. Het kernprobleem dat zich hierbij voordoet is nu het volgende:
Als beschrijvende (descriptieve) vakken worden deze vakken geacht ‘waardevrij’ gegeven te worden. Maar dat is, zeker in de leeftijd van 12 tot 15-jarigen, een onmogelijkheid: de leerlingen verkeren dan juist in een gevoelige vormende periode waarin het zoeken naar identiteit resp. het zich vereenzelvigen met personen, situaties enz. uitermate wezenlijk is. Daardoor fungeren deze vakken nu juist voor een groot deel als ‘prescriptieve’ vakken: de leerlingen nemen hieruit allerlei zaken over die bepalend zijn voor hun wereldvisie en levensstijl.
Andere onderwerpen zijn:
2 Mens- en wereldbeeld
3 Grondbegrippen van het ‘nieuwe denken’ tegenover ‘bijbels holisme’
4 Rentmeesterschap en levensstijl
5 Cultuurvisie
6 Toekomstvisie
Vakgerichte kerndoelen zijn vastgesteld voor:
Alpha-vakken: kerndoelen Nederlands en kerndoelen Godsdienst
Bèta-vakken: kerndoelen Biologie
Gamma-vakken: kerndoelen Geschiedenis.
Kerndoelen Biologie
Aanzet tot specifieke kerndoelen voor Biologie, toegepast op het christelijk onderwijs en gericht op persoonlijke ontwikkeling en maatschappelijke roeping.
Onderstreept = in afwijking en als aanvulling op de vanuit de overheid vastgestelde kerndoelen.
Algemeen:
a. De leerlingen zijn zich bewust dat het leven door God gegeven is en erkennen de Goddelijke orde die God in de schepping gelegd heeft.
b. De leerlingen hebben kennis van de creatie- en evolutietheorie, en zij hebben daarbij geleerd onderscheid te maken tussen feiten en meningen.
c. De leerlingen hebben respect en gevoel van verantwoordelijkheid voor levende organismen en het leven in zijn totaliteit.
d. De leerlingen zijn vertrouwd met de toepassingen van biologische kennis in het dagelijks leven, zoals die nodig zijn voor bewust consumentengedrag, bewust omgaan met de eigen gezondheid, en het verantwoord omgaan met het milieu.
e. De leerlingen herkennen biologische aspecten in een maatschappelijke situatie en kunnen georiënteerd op de Bijbel positieve en negatieve elementen hieraan onderscheiden; mede daardoor kunnen zij een gemotiveerd standpunt bepalen en beslissingen nemen over het eigen gedrag en dat van anderen.
f. De leerlingen hebben sociale vaardigheden ontwikkeld in het samen bezig zijn.
Gericht op het vak:
g. De leerlingen zien in hoe binnen de biologie kennis verzameld kan worden en hoe uit deze kennis gegevens geput kunnen worden voor een verantwoord omgaan met planten, schimmels, bacteriën, dieren, mensen en biosfeer.
h. De leerlingen hebben kennis van en inzicht in biologische verbanden, waaronder de relaties die er bestaan tussen de bouw van organismen en de functie van de delen ervan.
i. De leerlingen hebben kennis van en inzicht in de onderlinge samenhang in de biosfeer en debeherende rol die de mens daarin speelt.
Gericht op vervolgonderwijs, beroep en levensvulling:
j. De leerlingen hebben kennis gemaakt met die onderdelen van de biologie die een bijdrage kunnen leveren aan de keuze van vervolgonderwijs.
k. De leerlingen beheersen die onderdelen van de biologie die een basis kunnen vormen bij een verdere opleiding, toekomstig beroep of levensvulling.
kerndoelen geschiedenis
Aanzet tot specifieke kerndoelen voor Biologie, toegepast op het christelijk onderwijs en gericht op persoonlijke ontwikkeling en maatschappelijke roeping.
Het onderwijs in geschiedenis en staatsinrichting is gericht op de algemene vorming van de leerlingen bij hun groei naar volwassenheid, en beoogt tevens een bijdrage te leveren aan:
– hun functioneren als Christen in de samenleving
– hun staatsburgerlijke vorming.
Daartoe verwerven zij in een proces van afwisselend ontvangend en onderzoekend leren:
1. Besef dat de geschiedenis geen willekeurig, zinloos gebeuren is, maar beheerst wordt door een plan van God met de mensheid, ondanks de steeds aanwezige macht van het kwade. Daarbij moet geleerd worden dat de zin van de geschiedenis als lineair proces gelegen is in het scheppingswerk van God, dat ondanks de zondeval en de tegenwoordigheid van het kwaad, door het verlossingswerk van Jezus Christus wordt gevoerd naar het komende Rijk van God (Christus als de zin der geschiedenis).
2. Kennis ten aanzien van historische ontwikkelingen en processen, personen en gebeurtenissen, vanuit het perspectief van Gods (toelatend of ingrijpend) handelen met de mensen. Deze kennis dient om hieruit inzicht te verkrijgen inzake de betrekkelijkheid en tevens de belangrijkheid van het menselijk handelen (Gods soevereiniteit en de menselijke verantwoordelijkheid), alsmede van het feit dat bij de interpretatie van feiten de visie van de geschiedschrijver een zeer belangrijke rol speelt.
3. Vermogen om wereldgeschiedenis en de kerkgeschiedenis met elkaar in verband te brengen. Hierdoor ziet men in hoe de kerkvaders en -hervormers, alsmede de zending handelden vanuit de beginselen van Gods Woord om daarmee in te gaan op de eisen van de tijd waarin zij leefden (geschiedenis aks ontmoeting met de–verre–naaste).
4. Vermogen om ideologieën, daden van personen en groepen, ontwikkelingen en gebeurtenissen te confronteren met bijbelse waarden en normen en daarmee een van de belangrijkste lessen der geschiedenis te leren.
5. Kennis en inzicht van historische structuren, processen, personen en gebeurtenissen die voor hedendaagse verschijnselen, ontwikkelingen en vraagstukken op regionaal, Europees en mondiaal niveau van betekenis zijn (de directieve en correctieve kracht van de geschiedenis voor heden en toekomst).
6. Kennis en begrip van het ambt van de burgerlijke overheid als instelling van God, waardoor de term ‘regeren bij de gratie Gods’ voor de leerlingen geen loze kreet is. Dit omvat mede de taak van de overheid, haar gezag en haar grenzen (bijv. voorlichting, ambtsgebed, vloekverbod).
7. Kennis, inzicht en vaardigheden m.b.t. de ontwikkeling en het functioneren van het hedendaagse Nederlandse politieke systeem in wisselwerking met de samenleving;
8. Inzicht in hun eigen betrokkenheid als christen bij (historisch gegroeide) maatschappelijke verschijnselen, ontwikkelingen en vraagstukken en bij het functioneren van het Nederlandse politieke systeem.
Kerndoelen Nederlands en vreemde talen
Aanzet tot specifieke kerndoelen voor Nederlands (en vreemde talen), toegepast op het christelijk onderwijs en gericht op persoonlijke ontwikkeling en maatschappelijke roeping.
Nederlands
Taal kan in de eerste plaats worden omschreven als een uitingsvorm. Een schepsel heeft de behoefte zich te manifesteren wat betreft zijn lusten en onlusten. Een mens zal zich aanvankelijk bedienen van geluid: huilen, kraaien; terwijl een dier zich daartoe moet blijven beperken.
De drang zich te kunnen uiten is zeer groot en op dat punt kan er heel veel misgaan. Het zielenleven – de bron van de persoonlijkheid kan slechts in geringe mate – of soms helemaal niet – naar buiten worden gebracht door gebrek aan taalbeheersing.
De taal is een machtig middel om te functioneren. Het onderricht in de moedertaal begint al bij de geboorte. Het onderricht in de vreemde taal begint veelal op latere leeftijd, maar het te bereiken doel zal in beide gevallen gelijk dienen te zijn. Wij dienen hierbij te bedenken dat het Nederlands in de basisvorming ook op literair gebied kan opereren, terwijl voor de moderne vreemde talen eerst een werkvloer moet worden aangelegd.
Om een goede taalbeheersing bij de moderne vreemde talen te verwerven is het wenselijk om reeds vanaf de eerste klas van de basisvorming te beginnen met het lezen van authentiek materiaal – bijvoorbeeld geïllustreerde verhalen – en het schrijven van opstellen met de reeds verworven, beperkte woordenschat.
Indeling:
1 Taalgebruik
2 Kennis over Nederlandse taal en taalverschijnselen
3 Informatie-vaardigheden
Moderne vreemde talen
Een algemene vereiste bij elk van de volgende onderdelen is:
– dat de teksten functioneel zijn, en
– gesteld in een taal die eenvoudig is wat betreft de structuur en de vocabulaire.
Bovendien moet de belangrijkste informatie zoveel mogelijk expliciet verwoord zijn.
Indeling:
1 Communicatievaardigheden
2 Compenserende strategieën en technieken
3 Socio-culturele competentie
4 Oriëntatie op het leren van vreemde talen
Kind en occultisme
Hoe kinderen, buiten de ouders om, blootstaan aan occulte invloeden in spelletjes, boeken, muziek enz. Wat opvoeders en ouders hierover moeten weten en wat christenen kunnen doen.
Dikwijls blijkt dat ouders en opvoeders nauwelijks beseffen waar hun kinderen mee spelen, waarnaar ze kijken en wat ze lezen. Wanneer men hen hierop zou aanspreken, zouden velen dit verontwaardigd van de hand wijzen: dat bestaat niet! Misschien in Amerika, maar toch niet in Nederland. Misschien in de Randstad, maar toch niet op hun eigen dorp en school, laat staan in de huiskamer. Misschien bij mensen die ‘nergens aan doen’, maar toch niet bij meelevende christenen. Het gevolg hiervan is dat de generatiekloof tussen kinderen en volwassenen steeds grote wordt en dat de communicatie hierover ophoudt. En dan hebben die ouders en opvoeders gelijk wanneer zij zeggen: Nooit van gehoord!
Indeling van het boekje:
Deel 1. Over de relatie van kind en occultisme
1. Ten Geleide
2. Gevaarlijke spelletjes: herkent u deze kinderen?
3. Typisch een kind’: wat bedoelen wij daar nu mee?
4. Gods Woord verbiedt toverij en spiritisme
5. Willen zijn zoals God
6. Satan is een realiteit, maar Jezus is overwinnaar
Deel 2. Kinderen in contact met geesten
7. Glaasje draaien: wat gebeurt er dan?
8. Occultisme op school moet mogen!
9. Spiritisme op school kan niet
10. Geloof (maar niet): horoscopen
11. Geesten zoeken naar mensen: laat maar zoeken!
12. Elfen en feeën beloven gouden bergen
13. Beschermd tegen hekserij: een gedicht uit Benin, West Afrika
Deel 3. Spelenderwijs worden tot ‘tovenaarsleerling
14. Speelgoed dat geen speelgoed is maar speelkwaad
15. De ‘Masters of the Universe’ komen uit de speelgoedkist
16. De duivel rijdt pony en kinderen knuffelen hem
17. Dungeons en Dragons: een gezelschapsspel waarbij de duivel meespeelt
18. Een bloemlezing van allerlei licht wezens en aardgeesten
19. Hoe staat de Bijbel tegenover elfen en kabouters?
20. Hoe gaan wij met ‘onze sprookjes’ om?
Deel 4. Verstaan wij wel wat zij lezen en waarnaar zij kijken?
21. School-tv en kinderboeken: de vroegste indrukken bepalen het denken
22. Hoe (on)schuldig zijn onze stripverhalen?
23. Kinderboeken als voertuigenvan (en naar) het occulte
24. Een tweetal kinderboeken nader belicht
25. Welke werelden zien onze kinderen op tekenfilms?
26. Zijn de grootbeeldfilms dan niet beter?
27. Met de computer vertrouwd raken met de New Age ‘Bijbel’
28.Hoe gaan wij nu hiermee om?
Deel 5. Geesten verkleed als muzen
29. Geesten houden van kunsten; omgekeerd ook?
30. Mandala-tekenen: muzen helpen je ‘creatief’ zijn
31. Kinder-yoga: spelenderwijs open staan voor de wereld der geesten
32. Drugs als invalspoort naar duistere machten
33. Met rockmuziek (‘Heavy metal’) op drijfzand staan
34. Leren vechten onder de (Oosterse) meesters
35.Vuurdansen: wij worden fakirs!
Deel 6. Wat christenen kunnen doen
36. Kinderen staan open voor het Evangelie: een getuigenis
37. ‘Redt hen die ten dode gegrepen zijn’
38. Aan wie zij de glorie?
Als voorbeeld volgt hieronder het hoofdstukje over ‘Glaasje draaien’, nog steeds actueel!
7. Glaasje draaien, wat gebeurt er dan?
“Meneer! doet u mee met glaasje draaien?” Het is beslist geen uitzondering wanneer leerlingen hun leraren vragen mee te doen met deze nieuwe rage. Na alle prikkels van muziek, seks en drugs is er nu de nieuwe ‘kick’: het occulte. Het komt op alle scholen voor en de christelijke scholen maken hierop geen uitzondering.
Wat is dat, glaasje draaien? Er wordt een glas op zijn kop gezet, waar omheen de letters van het alfabet in een cirkel zijn gelegd. De leerlingen nemen hieromheen in een kring plaats. Dan worden de geesten opgeroepen en uitgenodigd om hun boodschappen door te geven. Dit kan op verschillende manieren gebeuren, bijvoorbeeld door middel van een stokje dat beweegt en letters aanwijst, waardoor de boodschap ‘overkomt’. Of vier kinderen leggen een vinger op het omgekeerde glas en wachten totdat het glas gaat draaien en de vingers naar de letters wijzen. Op deze wijze worden de woorden gevormd en ‘komt de boodschap van de andere wereld door’, iets wat tegenwoordig ‘schakelen’ (in het Engels: ‘channeling’) wordt genoemd: “Joh, doe je vanmiddag mee met schakelen?”
Wat is dan wel de ‘kick’ die zoveel jongeren trekt?
Dat is allereerst de sensatie, het feit dat je kunt communiceren met ‘de andere wereld’. Behalve de kinderen is er een andere ‘persoon’ in de kamer: die is weliswaar onzichtbaar, maar geeft wel blijk van zijn aanwezigheid.
Vervolgens is er de spanning: voor wie is ‘de boodschap’ bestemd? Dat geeft het gevoel van een loterij, wie is de uitverkorene en mag de boodschap van ‘hierboven’ horen? Als die spanning voorbij is, komt de boodschap zelf, een lotsbestemming, een toekomstvoorspelling. Zal die jongen haar vragen/krijgen?
Waar gaan we met de vakantie heen en wat gaan we daar beleven? Zal ik trouwen en kinderen krijgen, of die fijne baan bij muziek of toneel? Blijf ik in Nederland, of gaan we fijn de wijde wereld in? Alles kan, en veel komt uit, dat maakt het juist zo echt, te gek joh!
Maar dan komt het antwoord aan het ene meisje: “over drie weken ben jij bij ons”, aan het andere: “over vijf weken!” De kinderen trekken wit weg, maar dan gaat iedereen wat lachen: flauwe kul joh, niks van aantrekken. Totdat na drie weken het voorspelde auto-ongeluk plaats vindt. Wat zeggen wij dan tegen elkaar bij de begrafenis? Wat erg, maar dat heeft toch zeker niets te maken met wat die geest zei?! Het andere meisje wacht ongerust de volgende twee weken af; die gaan zonder ongeluk voorbij. Vrolijk fietst ze van huis weg en wordt door een auto gegrepen . . . Wat zeggen we dan, als de klas opnieuw staat bij het graf van een klasgenoot? Nog steeds: flauwe kul, en verder gaan met glaasje-draaien, of toch maar liever niet meer doen?!?!
Dergelijke zaken vinden regelmatig plaats, niet alleen op school, maar bijv. ook in schoolweken, waar de jongelui bijv. op de slaapzolder de geesten oproepen, maar zich doodschrikken wanneer deze blijken ‘echt’ te komen. Iemand die regelmatig scholen bezoekt en over dit onderwerp lezingen houdt, zegt dat de scholen waar dit niet gebeurt uitzondering zijn; op de meeste scholen doen sommige, of (bijna) alle kinderen mee met deze ‘geesten-experimenten’.
“Ik wil ermee stoppen, maar kan het niet!”
De Bijbel leert ons niet dat er geen demonen bestaan, maar verbiedt ons elk contact met hun wereld: dat is een gruwel voor God! Als wij naar de toekomst vragen, waarom vragen wij dan de doden in plaats van de Levende? Waarom interesseren de mensen zich niet voor de Bijbel, Gods Woord, wat een leven van schatgraven inhoudt, zoals de psalmist ons dat voorhoudt in Psalm 119? Is de Bijbel niet interessant meer? Vraag dan eens of iemand, of een groep, naar je school of jeugdgroep toekomt om vanuit zijn eigen leven over de Bijbel te spreken!
En dan, wanneer je ontdekt dat je met vuur hebt gespeeld, gezondigd hebt tegen God, en je eigen leven en dat van anderen riskeert door je deur (de toegang tot je ziel) open te stellen voor satans machten? Dan is het mogelijk om iemand erbij te roepen die ervan afweet. Niet iemand die er niet in gelooft, of die glaasje draaien, een geestenkring vormen, buiten het lichaam treden, ‘onschuldige spelletjes’ noemt. Luister eens naar het verhaal van Marjolein dat laat zien dat de duivel veel sterker is dan de mensen(kinderen); maar Jezus heeft de boze overwonnen! Volgens Marjolein mag je niet spreken van ‘occulte spelletjes.’ “Het is geen spel waar je mee bezig bent, maar gevaarlijke werkelijkheid. De duivel is geen speelkameraadje; hij is de grootste vijand van de mensheid!”
Marjolein is 17 jaar en vertelt hoe het er bij haar aan toegaat op een orthodox-christelijke school. “Je gaat in een kring zitten, legt alle letters van het alfabet in een cirkel en plaatst een glas in het midden. Dan ga je de geesten aanroepen en vragen stellen. Ik vroeg bijvoorbeeld met wie ik ging trouwen. Het glas wees de letters een voor een aan: E-R-W-I-N. Ik had al een jaar verkering met Paul, dus van toen af aan wachtte ik angstig af wanneer Paul het uit zou maken. Nu ik ermee gestopt ben, probeer ik er niet meer in te geloven. Maar toch ben ik nog wel eens bang . . .”
“Ik had nooit zoveel belangstelling voor occultisme. Het deed me niks. Maar twee vriendinnen uit mijn klas hadden op een verjaardagsfeestje eens de geesten aangeroepen. Ze haalden me over om mee te doen, en ik was eigenlijk wel nieuwsgierig”, vertelt Marjolein. Op een ander feestje was ook Marjolein van de partij. “Het was doodeng. Er gebeurde niet eens zoveel, maar ik had het gevoel dat de duivel zelf in de kamer was. Het was de duivel die dat glas liet bewegen. Ik heb nachtenlang eng gedroomd. Ik voelde me vies en onrein, alsof de satan in mijn hart zat in plaats van de Heilige Geest. Ik durfde niet meer te bidden en voelde me daar steeds schuldiger over.”
“Toen hoorde ik op vrijdag, de dertiende nog wel, een voordracht over de moordenaar aan het kruis, die ook vergeving kreeg. Vrijdag de dertiende werd voor mij een geluksdag, want ik durfde van toen af aan weer te bidden. Ik heb toen vergeving gevraagd en gebeden om kracht om ermee te breken. Dat is gelukt. Het was wel moeilijk want het leek net of mijn klasgenoten extra hun best deden om me weer mee te trekken. Maar God heeft mij geholpen en nu verdiep ik mij in de Heilige Geest. Dit is echt en maakt je niet rusteloos maar geeft juist rust.”
Een raad aan leerlingen en hun ouders/leraren
Er zijn veel Bijbelgedeelten die hierover gaan, maar uit die alle raden wij iedereen aan: Lees eens zorgvuldig Handelingen 19:13-20 door. En let erop waarop dit uitliep. Wie geesten oproept gaat om met vuur en loopt grote schade op naar lichaam en ziel. Maar wanneer vrees ons overvalt, de naam van Jezus wordt groot gemaakt, de schuld wordt beleden en de occulte daden aan het licht komen, dan wordt de macht van de boze gebroken. Alle toverattributen moeten worden weggedaan, ook de boeken waarin je kunt leren ‘hoe het werkt’. Wie weet wat er dan gebeurt op onze scholen, als de occulte ‘spelletjes’ (en dat is spelen met de dood!) plaats maken voor Bijbelstudie. “Zo werd de invloed van de woorden van de Here steeds groter en sterker.” (vertaling Het Boek) Ook bij jou op school?
Kindcentraal of Bijbelcentrisch onderwijs
Bij zgn. progressief onderwijs staat niet langer de leerstof maar het kind centraal. Volgens de Australische pedagoog S. Fowler is dit een valse tegenstelling omdat beide voortkomen uit een humanistisch mensbeeld.
Bijbelcentrisch onderwijs overstijgt de tegenstelling tussen zgn. progressief en conservatief onderwijs.
Progressief of conservatief: een valse tegenstelling
Humanisten geloven in de mens, zoals christenen geloven in God. Het humanistisch geloof kent vele variëteiten en voor een bezinning op het huidige debat over onderwijskundige zaken is het noodzakelijk hiervan enig begrip te hebben. De hoofdlijnen in het debat worden getrokken langs de termen ‘nieuw’, ‘progressief’, ‘open’ en ‘kind-centraal’ tegenover ‘oud’, ‘traditioneel’, ‘disciplinair’ en ‘leerplan-centraal’ onderwijs.
Dikwijls krijgt men de indruk alsof het gaat om twee systemen van onderwijs die scherp van elkaar worden onderscheiden, zoals ‘nieuw’ versus ‘oud’, ‘traditioneel’ versus ‘progressief’. In werkelijkheid gaat het hierbij veeleer om trends van denken in opvoeding en onderwijs die niet precies passen in vakjes en etiketten.
De praktijk in de meeste scholen toont de invloed van beide trends. Sommige scholen zullen daarbij meer aan de ‘traditionele’ kant zijn, andere meer aan de ‘progressieve’ kant. En juist omdat het hier gaat om trends, kan het er in die scholen die wij als ‘traditioneel’ betitelen, onderling heel verschillend toegaan. Dat geldt natuurlijk ook voor ‘progressieve’ scholen.
De ‘traditionele’ onderwijstrend legt de nadruk op intellectuele ontwikkeling en academische kwaliteiten. Heel belangrijk zijn wiskundige of literaire vaardigheden, logisch redeneren en een wetenschappelijke analyse als de bronnen van kennis. In een klimaat van gezag draagt de leraar als gezagsdrager kennis over aan de leerlingen. Discipline wordt begrepen als het opleggen van maatstaven van gedrag volgens het model dat de leraar voor ogen staat. De leerlingen staan permanent onder druk om ervoor te zorgen dat zij hard werken en goede resultaten boeken.
Waarschijnlijk is het meest kenmerkende van dit model het besef dat het kind primair naar school gaat om een bepaalde hoeveelheid kennis en vaardigheden te verwerven. Leerlingen worden beoordeeld op grond van de hoeveelheid kennis die zij hebben opgenomen en de bekwaamheden die zij hebben ontwikkeld in een bepaalde tijd en volgens dezelfde maatstaven worden ook de scholen beoordeeld.
Daartegenover legt de ‘progressieve’ onderwijstrend de nadruk op de persoonsontwikkeling van de leerlingen. Aan praktische ervaringen als grondslag van het leerproces wordt veel belang gehecht. Een excursie naar de kust om het leven aan zee te verkennen wordt als een veel waardevoller leerervaring beschouwd dan het reproduceren van de geschriften van een zee-bioloog. Nog belangrijker is een leerstijl waarbij de leraar de kinderen aanmoedigt om de dingen zelf te ontdekken. De nadruk ligt meer op zelf-discipline dan op een discipline die de leraar hen oplegt en stimulatie en motivatie tot leren heeft een veel grotere plaats dan een leerdruk van buitenaf.
De ‘progressieve’ trend wantrouwt de gedachte van een vooraf-bepaalde hoeveelheid kennis en bekwaamheden die alle mensen zich zouden moeten verwerven. Men heeft een afkeer van gevestigde leerstructuren (zoals klaslokalen en rapportcijfers). De progressieven zien de school als een plek waar elke leerling begrip, mentaliteit en strategie ontwikkelt die hem in staat stelt te overleven en te gedijen als vrije, ‘vervulde’ persoonlijkheid in een veranderende wereld.
Houding van de christenen
Hoe staan wij nu als christen-leerkrachten ten opzichte van deze trends? Moeten wij aanleunen tegen het ‘traditionele’ model of zijn wij juist voorstander van een ‘progressieve’ benadering? Of zouden wij beide uitersten moeten vermijden en streven naar een goede balans tussen deze twee trends? Hoewel veel christen-leerkrachten één van deze posities innemen, willen wij hiertegen stelling nemen, aangezien beide worden bepaald vanuit de variëteiten van de moderne humanistische religie. De verschillen zijn het product van deze verschillende stromingen en een evenwicht tussen die twee is slechts een evenwicht binnen de humanistisch pedagogiek.
De spirituele kracht achter de ‘traditionele’ trend in opvoeding en onderwijs is een verbond tussen het humanistische geloof in de rede en de wetenschap. Niet het Woord van God, maar het humanistisch geloof in de rede leidt ertoe dat intellectuele ontwikkeling en academisch presteren wordt gezien als de primaire doelstellingen van het onderwijs. Niet geloof in de God en Vader van onze Here Jezus Christus, maar een humanistisch geloof in wetenschap maakt het ontwikkelen van wiskundig denken, logisch redeneren en analyse tot hoogste prioriteit van de school.
Nu zijn wiskundig denken, logisch redeneren en analyse stellig van belang voor onze scheppings-roeping, maar zij zijn niet de sleutel tot de kennis. Intellectuele ontwikkeling en academische presteren hebben hun plaats op school, alleen een humanistisch geloof in de rede geeft deze prioriteit boven andere opvoedings-doelen. Ook wetenschappelijke vaardigheden, die zo’n prominente rol spelen in de ‘traditionele’ aanpak, zijn belangrijk, maar waarom zouden wij die belangrijker achten dan andere menselijke vaardigheden?
‘Nee’ tegen het conservatisme
Een krachtige bondgenoot van de ‘traditionele’ onderwijstrend is het conservatisme. Dat moeten we niet verwarren met de wens om te bewaren wat in het menselijk leven goed en waardevol is. Conservatisme gaat uit van de traditie als de norm van het leven en is wars van elke verandering. Een leidende woordvoerder hiervan is William F. Buckley, die de gezindheid van het conservatisme heel goed weergeeft als hij schrijft: “Conservatisme is de stilzwijgende erkenning dat alles wat uiteindelijk belangrijk is in de menselijke ervaring, reeds achter ons ligt. Alles wat wezenlijk belangrijk is, is reeds onderzocht en nu mag de mens gebruik maken van de grote waarheden die daaruit zijn voortgekomen. Wat er nu nog moet komen, staat in geen verhouding tot alles wat reeds eerder geweest is.” (Up from liberalism, Hillman, 1959 pag. 172)
Uit de aard der zaak heeft het conservatisme voor opvoeding en onderwijs eerder een negatieve dan een positieve betekenis. Het staat afwijzend tegenover elke verandering maar spreekt, evenals geloof in de rede, veel christenen aan omdat het ‘handhaving van waarden en normen’ in het vaandel draagt. Alleen komen die waarden en normen niet voort uit het Woord van God, maar uit de menselijke traditie die wordt beschouwd als levensgids.
Maar ook geen ‘Ja’ tegen het progressieve denken
Daarentegen gaat de ‘progressieve’ trend in opvoeding en onderwijs uit van de praktische menselijke ervaring als levensgids. Deze trend is een reactie op de beperkingen van het traditionele geloof en de rede en de wetenschap is gericht op de vrijheid van het individu. Maar in plaats van te erkennen dat de mens pas waarlijk vrij is onder God, gaat de ‘progressieve’ trend uit van de mens als autonome bron van kennis en wijsheid. In dit denken is de mens zelf de zin en het doel van het leven, die daarbij slechts geleid wordt de manier waarop hij zijn praktische ervaring beleeft en uitlegt.
Deze ‘progressieve’ trend ziet terecht dat de ‘traditionele’ benadering de ontwikkeling van de menselijke persoonlijkheid ernstig aan banden legt. Maar het antwoord voert weer naar een andere doodlopende weg, waarin de mens zelf beslist wat de zin en het doel van het leven is! In plaats van de menselijke rede en de wetenschap als levensgids hebben we nu praktische ervaring en individuele beleving.
‘Progressief’ of ‘traditioneel’: moeten we nu gaan zoeken naar een goed evenwicht tussen die twee? Nu we de religieuze wortels hebben blootgelegd, zal wel duidelijk zijn dat geen van deze twee de christen-opvoeder en – leraar zal aanspreken. We moeten uitzien naar een andere weg, die wij vervolgens gaan verkennen.
Christelijk onderwijs overstijgt deze denkkaders
Wij houden ons bezig met de vraag wat nu precies de kenmerken zijn van christelijk onderwijs. Iedere opvoeding die de naam christelijk verdient, kan niet een netjes-verpakt systeem zijn met uitgewerkte antwoorden op iedere situatie. Bij opvoeding en onderwijs is een christen, net als op de andere terreinen van het leven, constant onderweg naar het doel; nooit kan hij zeggen: nu ben ik er! Het is niet een systeem maar een beweging, waarbij we telkens opnieuw al ons denken en handelen moeten toetsen en waar nodig herzien in het licht van Gods Woord (Filippenzen 3:3-14).
Bij onderzoek naar de krachten die hebben geleid tot de moderne onderwijspraktijk wordt het duidelijk dat hedendaags christelijk onderwijs iets anders is dan aanpassing aan datgene wat moderne, seculiere scholen nastreven (hun praktijk blijkt vaak door nieuwe visies achterhaald). Christelijk onderwijs is alternatief onderwijs dat voortkomt uit een totaal andere levensbron. Het is niet alleen anders in zijn uitwerking, maar vooral in zijn fundamentele principes.
Natuurlijk betekent dit niet dat we niets kunnen leren van moderne onderwijsmensen die werken vanuit andere wijsgerige principes. Wij kunnen van hen leren omdat zij, net als wij, schepsels van God zijn die functioneren in Gods schepping en vallen onder de ordenende wetten van Gods Woord. In dit opzicht kan ieder medeschepsel ons helpen om beter zicht te krijgen op die ene schepping waarin wij allemaal leven, denken en handelen.
Drie wezenlijke thema’s: schepping, zondeval en verlossing
Aan de andere kant moet onze onderwijspraktijk worden geleid door de uitgangspunten van Gods Woord, zoals die ons in de Schriften zijn geopenbaard en die we kunnen samenvatten onder een drietal thema’s:
Het thema van de schepping leert ons alles wat wij waarnemen en beleven te zien als Gods schepping die voortdurend wordt geordend en gedragen door het woord van zijn kracht (Hebreeën 1:3). Daardoor zien wij ook onszelf als beelddrager en rentmeester van God met de opdracht om voor deze schepping te zorgen en deze te ontwikkelen overeenkomstig Gods Woord.
Het thema van de zondeval doet ons erkennen dat de mens, door God en zijn Woord de rug toe te keren, zichzelf van (de bron van) het leven heeft afgesneden. Wij zijn vervreemd van God en zijn de zin van ons bestaan kwijtgeraakt. Daardoor zijn we ook van elkaar vervreemd en van de schepping waarvan wij deel uitmaken. Door God te ontkennen, maken wij voortdurend goden uit de schepping om ons bestaan toch maar zin en doel te geven.
Gelukkig is dat niet het eind van het verhaal. Uit datgene wat de Bijbel ons openbaart, kennen wij de verlossing van de zonde door Jezus Christus. Onze wereld is niet alleen bedorven door de zondeval, het is ook een plaats die, in principe, in Christus Jezus is hersteld en vervuld (zie Colossenzen. 1:15-29). Zonde en vervreemding zijn realiteiten die wij niet ontkennen, maar daar gaat een ander thema bovenuit, namelijk dat van Gods verzoening en verlossing (zie Romeinen 5:20,21, Filippenzen 1:5-11, Colossenzen 1:21,22, 2:13-15 en 2 Timotheüs 1:8-10). Door Christus, en alleen door Hem, hebben wij vrede met God en kunnen wij samen met elkaar hier op aarde de zin van ons leven opnieuw ontdekken en beleven in onze omgang met Gods schepping.
Verlossing in Christus is niet bevrijd worden van de schepping. Het is juist bevrijd worden om díe mensen te zijn zoals God heeft bedoeld. Daardoor worden de gevolgen van de zonde in ijdelheid, vruchteloosheid en vergankelijkheid getransformeerd in hun tegendeel en krijgt het menselijk leven een eeuwigheids-dimensie (zie Ps. 147 en 148; Romeinen 8:19-23; Colossenzen 1:15-22 en Hebreeën 2:6-13).
Wanneer wij ons nu richten op de onderwijstaak van de christelijke school, volgen hieruit de contouren van wat opvoeden naar Gods Woord betekent en wat positief christelijk onderwijs, feitelijk inhoudt.
Geordende diversiteit
De praktijk van het christelijk onderwijs wordt gedragen door de overtuiging dat aan de wereld zoals wij die ervaren een bepaalde orde en structuur ten grondslag ligt. Dat zijn niet zomaar producten van het menselijk denken, maar scheppingsgegevens.
Nu is het niet specifiek christelijk om zoiets te beweren, want zeggen dat we in een geordende wereld leven, dat kan een niet-christen ook. Waar het om gaat is de vraag: wat is de aard van deze orde en structuur? Met andere woorden: wat is de sleutel om de orde van deze wereld te verstaan? Het antwoord op deze vraag is bepalend voor de wijze waarop wij onderwijs geven.
Sommige mensen zijn ervan overtuigd dat het een wetenschappelijke orde is met de wetenschap als de sleutel. Dus geven zij de wetenschap een centrale plaats en is hun onderwijs erop gericht om op wetenschappelijke wijze met de wereld om te gaan.
Anderen gaan ervan uit dat aan de orde van de wereld een begrip ten grondslag ligt, en dus kent het onderwijs bij hen een centrale plaats toe aan het begrijpen van de sleutelbegrippen en wordt de leerlingen geleerd om onze ervaringswerkelijkheid systematisch in begrippen samen te vatten.
Dit zijn maar twee van de vele manieren waarop de werkelijkheid wordt benaderd. Vanuit onze bijbelse begrippen kunnen wij stellen dat onze ervaringswereld ten diepste religieus is, afkomstig van en gericht op onze Schepper en Verlosser. Daarom wordt de sleutel om de werkelijkheid te verstaan niet gevonden in de wetenschap, de rede of het intellect, in praktische ervaring of welke menselijke activiteit dan ook. Die sleutel vinden wij alleen in een gelovig antwoord op de geopenbaarde liefde van God.
Van daaruit ontdekken we een rijke diversiteit en allerlei dimensies. Wij gaan inzien dat Gods schepping niet een heleboel van hetzelfde is, maar een rijke diversiteit van allerlei soorten schepsels die door het scheppende Woord van God zijn ontstaan (zie Genesis 1:11, 12, 20, 21, 24 en 25). Daarnaast ontdekken we een veelheid van manieren om inzicht te krijgen in deze scheppingsorde.
In de praktijk van het onderwijs zullen we dan ook de leerlingen leren om die diversiteit van de schepping zo breed mogelijk te verkennen en gebruik te maken van allerlei manieren om inzicht in die schepping te krijgen. Wij zullen het gebruik van wetenschap en logisch redeneren en allerlei technieken aanmoedigen, evenals het gebruik van praktische ervaring en esthetische waardering en sociale interactie. Dit alles en nog veel meer zijn de manieren die God ons heeft gegeven om de rijke verscheidenheid van de schepping waarvan wij deel uitmaken te verstaan en waarderen.
Het ordeningsprincipe dat al deze verscheidenheid samenbindt is niets anders dan het Woord van God. Daarom weigeren we om alle dingen die ons behulpzaam zijn om kennis te verwerven, te maken tot de sleutel om deze ordening te verstaan. Zo staan wij afwijzend tegenover alle systemen en praktijken van onderwijs die zo’n scheppingsgave verheffen tot het ordeningsprincipe waarmee wij de wereld om ons heen kunnen verstaan. Zij mogen dan waardevol zijn voor ons begrip van de rijke verscheidenheid van de schepping, wanneer wij ze maken tot de sleutel van de scheppingsorde, leiden ze ons op een dwaalspoor.
Christelijk onderwijs: let op uw saeck!
Zo zullen wij dus de verleiding moeten weerstaan om:
– academisch succes te maken tot de maatstaf van de school;
– wetenschappelijk onderzoek te beschouwen als de sleutel tot betrouwbare kennis;
– praktisch nut te verheffen tot maatstaf van wat de moeite van het leren waard is. Natuurlijk zullen wij streven naar academisch niveau, maken wij gebruik van wetenschappelijk onderzoek en relateren wij het curriculum aan de praktische situatie van de leerlingen.
Wij staan echter niet toe dat deze domineren als hoogste wijsheid voor ons onderwijs. Zij vormen niet de sleutel tot de kennis of de maatstaf van onze doelen. Dat is en blijft de ordenende kracht van het Woord van God, die het hele leerproces tot een eenheid maakt.
dr. S. Fowler (Australië)
Kinderen mogen niet stukgaan
Naar aanleiding van signalen van verontruste ouders en leraren waarschuwt B&O tegen occulte invloeden op scholen in leermiddelen en oefeningen.
Deze folder is uitverkocht, maar u kunt de inhoud ervan downloaden.
Occulte beïnvloeding van kinderen
Iedereen vindt het erg wanneer kinderen beschadigd worden. Jonge mensen kunnen op veel manieren ‘stuk’ gaan, bijvoorbeeld fysiek, moreel of sociaal. Dat kan thuis gebeuren, maar ook op straat, en zelfs op school kunnen kinderen zo beïnvloed worden dat ze er, vroeg of laat, de gevolgen van ondervinden.
Gelukkig zijn er allerlei instanties en acties om ouders en opvoeders, scholen en allen die met kinderen te maken hebben, hierop te wijzen en het stukgaan te voorkomen.
– Er wordt veel gedaan voor de veiligheid in het verkeer.
– Een goed klimaat op school, bijvoorbeeld door op te treden tegen pesten.
– Steeds meer mensen komen in ‘t geweer tegen kinderporno.
– Er wordt van allerlei voorlichting gegeven over verslavende middelen,
– ‘Gezond gedrag’ en ‘verzorging’ krijgen op school speciale aandacht.
Vaak zien ouders en leraren hierbij één belangrijk thema over het hoofd. Dat is de beïnvloeding van onze jeugd door het occulte, iets dat overal ingang vindt. Deze beïnvloeding kan overal plaatshebben:
– thuis, bijvoorbeeld via TV, computerspelletjes (kijk maar eens naar de CD-aanbiedingen in de speelgoedbrochures en op internet).
– op school, bijvoorbeeld via kinderboeken, schooltelevisie, leermethoden en allerlei ‘bewustzijnsverruimende’ oefeningen.
– tussen huis en school, bijvoorbeeld via paranormale/alternatieve beurzen of bij bezoeken aan bepaalde onderdelen van musea en ‘educatieve parken’.
Eén voorbeeld uit vele:
Het leidt kinderen tot visualiseren en brengt sommigen tot buiten-het-lichaam reizen, zoals ook de sjamanen, yogi’s en voodoo-priesters doen. Carl G. Jung gebruikte het als middel om een ervaring te krijgen met ‘de andere wereld’ en contact te krijgen met ‘geestelijke wezens’. Door middel van hun ‘archetypische taal’ zou het mensenkind zijn eigen ‘authentieke Zelf’ leren kennen.
Wat houdt ‘occult’ nu precies in?
‘Occult’ slaat op datgene wat verborgen is. Het betekent zowel ‘onbekend gebied’ (terra incognita) als ‘verboden gebied’ (terra prohibita). In Deut. 29:29 geeft Mozes de Israëlieten de volgende instructie: “De verborgen dingen zijn voor de HERE, onze God, maar de geopenbaarde zijn voor ons en onze kinderen voor altijd, opdat wij al de woorden dezer wet volbrengen.”
De Duitse professor dr. Reinhard Franzke heeft, op grond van uitvoerige studie en onderzoek, het occulte in kaart gebracht. Zo’n systematisch overzicht werkt heel verhelderend, vooral waar het onderscheid maakt tussen
– de eerste fase: vertrouwd raken met het occulte denken (O1)
– de tweede fase: intreden en zelf het occulte beoefenen (O2).
de zichtbare en de onzichtbare werkelijkheid
* In die ‘andere werkelijkheid’ opereren spirituele machten en krachten met bovennatuurlijke vermogens
* De mens is een onsterfelijk, geestelijk wezen
(dat maar tijdelijk op deze wereld is)
* De deur naar de onzichtbare wereld is voor de mens gesloten (‘geestelijke ozonlaag’).
* Het is mogelijk om de andere wereld binnen te gaan, bijv. door astrale reizen (buiten het lichaam treden)
* De mens kan andere wezens uitnodigen als ‘helpers’ bij hem binnen te treden
* Via deze ‘ helpers’ krijgt hij toegang tot magische, bovennatuurlijke vermogens.
Wij komen hiermee op een terrein dat vroeger voor de meesten onbekend was, maar in deze tijd op allerlei manieren naar ons toe komt, ook naar onze kinderen..
De Bijbel heeft ons hierover veel te zeggen!
Goed bedoeld, maar zonder de bron te kennen
Al jaren bereiken ons berichten, die toenemen naarmate bepaalde lees- en schrijfmethoden steeds meer ingang vinden. Daarom zijn wij, samen met collega’s uit andere landen zoals Duitsland en Polen, een systematisch onderzoek begonnen naar de invloeden van het occulte op scholen in:
Deze invloeden komen verhuld voor in leermethoden en nascholingscursussen, met als doel: kinderen beter te doen functioneren, ‘innerlijke blokkades weg te nemen’ en hun ‘verborgen hulpbronnen aan te boren’. Hiermee wordt ingespeeld op de behoefte aan rust in de klas, verhoging van concentratie, bestrijden van pesten, begrip voor andere culturen, behoud van natuur en milieu en planetair leren denken.
Helaas staan veel scholen zonder argwaan open voor de moderne psycho-technieken waardoor kinderen WSNS (weer samen naar school) kunnen gaan, die voorheen naar het speciaal onderwijs werden verwezen. Veel (ortho-)pedagogen staan ook argeloos tegenover moderne didactische methoden (remedial teaching), waarbij kinderen hun eigen leerproces volgen. Zij beseffen niet dat kinderen, als ze niet afgeschermd worden, via een ‘reis naar binnen’ in contact kunnen komen met hun ‘spirituele entiteit’ die hen leert ‘surfen op de energiegolven van het onbewuste’. In gewone taal heet dit: een kind ertoe brengen zijn eigen medium te worden die zijn persoonlijke geleidegeest kan oproepen die zichzelf aan het aanbiedt.
Nu kunnen kinderen bij deze nieuwe psycho-technieken in het begin wel rustiger worden of zich beter concentreren, maar na verloop van tijd blijkt het middel vaak erger te zijn dan de kwaal. Dan kan de klas agressief en onhandelbaar worden en wordt het erger dan voorheen, zoals onder andere bleek op een school waar de ene groep wel, en de andere niet, aan deze ‘oefeningen’ was blootgesteld.
Schadelijke gevolgen bij kinderen
De schadelijke gevolgen kunnen groot zijn, soms op de korte, soms op de lange termijn.
Vaak wordt gedacht dat het gaat om enkele kinderen per school, die toch al van nature angstig zouden zijn. Dan wordt de ouders verteld dat hun kind een uitzondering is: andere kinderen zouden griezelen en monsters juist prachtig vinden en geen schadelijke gevolgen ondervinden!
Deze moderne mythe moet ontzenuwd worden. Bijbel & Onderwijs wijst ouders en leraren op de noodzaak om toch vooral de Bijbel te raadplegen: die waarschuwt nadrukkelijk tegen alle vormen van waarzeggerij en tovenarij.
De effecten op de jeugd zijn breed geschakeerd. De informatie die ons ter beschikking staat, geeft aan dat het hier niet gaat om uitzonderingen maar om tientallen procenten! Soms is het verband met occulte beïnvloeding direct te leggen, soms spelen er andere factoren mee. Weg dus met het sprookje dat “ons kind een uitzondering is” of dat het hier slechts zou gaan om ‘een incident’! Veel-voorkomende reacties zijn:
Karakterveranderingen
Geestelijke uitingen
Lichamelijke uitingen
Automatisch handschrift
Religieuze uitingen
Mediale vermogens
Paranormale verschijnselen
zoals onverklaarbare wisselingen in de persoonlijkheid, zich plotseling terugtrekken en arrogant of prikkelbaar worden
waaronder nachtmerries, ‘stemmen’, hallucinaties, vervolgingswaan en dwanggedachten
waaronder bedplassen, hyperventilatie, epilepsie, geheugenverlies en onverklaarbare oorsuizingenspreken van andere persoonlijkheden, overnemen van de wil door een ‘walk-in’ en honend/duivels lachen
zoals godslasterlijke taal, afweer tegen de naam van Jezus en een onnatuurlijke belangstelling voor het bovennatuurlijke
zoals helderziendheid, gedachtenlezen, waarzeggende dromen en buiten-het-lichaam-tredingen (astraalreizen)
zoals het zien van aura’s/energievelden, materialisaties, klopgeesten en spookverschijningen.
Wanneer dit alles zich zo blijft voortzetten, kunnen wij dit niet anders zien dan als een ernstige aanslag op de geestelijke volksgezondheid.
Het is ook een aansporing om zo snel mogelijk een soort ‘keuringsdienst van waren’ voor het onderwijs op te richten.
Kwaliteit door Identiteit
Het meten van de kwaliteit van het onderwijs wordt een belangrijk politiek instrument. Heeft een uitgesproken identiteit van een christelijke school een positieve invloed op de kwaliteit van het onderwijs? Een eerste verkenning.
“SGP-er Van der Vlies wil meedenken over kwaliteitseisen in onderwijs” kopte het RD onlangs op de politieke pagina. De onderwijsinspectie, belast met de screening van de onderwijskwaliteit, heeft formeel de bevoegdheid om de deugdelijkheid van het onderwijs te toetsen. Het gaat daarbij om de vraag of de school voldoet aan de lessentabellen die de overheid heeft gesteld, of de leerkrachten bevoegd zijn en dergelijke. Maar de trend van de laatste jaren is dat de inspectie breder kijkt en ook beoordeelt of lesmethoden voldoen aan de onderwijsdoelen die de regering heeft vastgesteld. Daarbij past het zogenaamde integrale schooltoezicht (IST) en het regulier schooltoezicht (RST). Daarbij keert de inspectie de school binnenstebuiten, ook als het gaat over het pedagogisch en didactisch klimaat, kortweg de leersfeer genoemd. Dat gaat Van der Vlies net iets te ver. Hier raakt de inspectie de identiteit van de school. Hoe kwaliteit zich verhoudt tot identiteit wordt in dit artikel duidelijk.
Minister Hermans en staatssecretaris Adelmund willen de nieuwe werkwijze van visiteren wettelijk vastleggen. Sinds enige tijd laat de invulling van de taken door de inspectie een verschuiving zien van controlerende naar kwaliteits-evaluerende taken op het niveau van de individuele school. In de Wet op het schooltoezicht die over enkele maanden verschijnt, komt concreet te staan aan welke kwaliteitskenmerken een school moet voldoen. Vanuit het christelijk onderwijs is gezegd dat deze ontwikkelingen in strijd zijn met artikel 23 van de Grondwet dat handelt over de vrijheid van onderwijs. De regering zou met deze wet iets onwettelijks gaan legaliseren. Daar ben ik het persoonlijk niet mee eens. Deugdelijkheidseisen en kwaliteitskenmerken zouden zich dan niet met elkaar verdragen. Laten we eens bekijken hoe de overheid ertoe komt meer te gaan letten op kwaliteit.
Drie begrippen
De laatste jaren staan in het onderwijsbeleid een drietal begrippen centraal: deregulering, decentralisatie en autonomievergroting.
– Onder deregulering verstaan we dat de overheid streeft naar minder regels en naar minder ingewikkelde regels. Het dereguleringsbeleid richt zich vooral op beheerstaken, zoals personeelsbeleid en financieel-materieel beleid. Maar ten aanzien van de inhoud van het onderwijs zien we juist dat de overheid haar invloed vergroot.
– Daarnaast streeft de overheid naar decentralisatie van taken en bevoegdheden, en wel naar de gemeenten. Zowel deregulering als decentralisatie heeft tot gevolg dat besturen van scholen meer beleidsvrijheid krijgen en daardoor ook meer verantwoordelijkheid dragen, d.w.z. autonomievergroting.
– Ten aanzien van de inhoud van het onderwijs is er sprake van een tegengestelde tendens. De overheid wil meer gaan sturen op de kwaliteit van het onderwijs, die ze achteraf wil toetsen aan de hand van de opbrengsten. Ze gebruikt daartoe de volgende instrumenten:
* op het niveau van de leerling: kerndoelen, periodieke peilingen, leerlingvolgsystemen;
* op het niveau van de docent: beïnvloeding via nascholingsbeleid en personeelsbeleid;
* op het niveau van de instelling: zelfevaluatie, ontwikkeling van onderwijsindicatoren en kerndoelen.
Ontwikkelingen
Ook maatschappelijke ontwikkelingen dwingen scholen ertoe om na te denken over hun positie en over hun kwaliteit en identiteit. In de eerste plaats merken we (en mevrouw Adelmund noemde dat onlangs in een lezing) dat de ouders steeds meer in de positie van consument worden geplaatst. Dat heeft alles te maken met de argumenten waarom ouders voor een bepaalde school kiezen. In het verleden vond schoolkeuze meestal plaats op basis van richting. Voor veel ouders van nu is de richting niet meer het eerste keuzecriterium. Zij letten vooral op de kwaliteit van het onderwijs en de afstand tot de school. Dat betekent dat ouders ook andere eisen stellen aan de school. Hulpmiddelen die de ouders hierbij kunnen gebruiken zijn onder andere de schoolgids en het inspectierapport van de school op het Internet.
Een andere ontwikkeling het meten wat de toegevoegde waarde is van een school. Dat vangen we onder het begrip identiteit.
Soorten identiteit
Als we kwaliteit opvatten als de “mate waarin de school de eigen doelstellingen realiseert”, dan is er veel ruimte voor invulling van de identiteit. Voor de (christelijke) basisschool onderscheiden we drie soorten identiteiten of kwaliteiten:
1. De levensbeschouwelijke kwaliteit. Hierbij gaat het om de visie die men heeft op mens en samenleving, geïnspireerd door de Bijbel. Van daaruit formuleert de school de missie of mission statement. Een missie is een kernachtige boodschap die een school zowel intern als extern uitdraagt. De missie wordt geïnspireerd door de visie. De missie is de praktische vertaling van de visie.
2. De opvoedings- of vormingskwaliteit. Een christelijke school laat de verantwoordelijkheid die zij heeft voor de wijze van omgaan met leerlingen (de pedagogische relatie) duidelijk tot uiting komen.
3. De onderwijskundige kwaliteit. De school moet natuurlijk voldoen aan de deugdelijkheidseisen. Daarnaast kan de school nog eigen accenten leggen. De zorg voor de individuele leerling staat duidelijk centraal.
Op schoolniveau wordt in teamvergaderingen soms lang gesproken over visie en missie en de gevolgtrekkingen daaruit die merkbaar dienen te zijn op de werkvloer. Het proces van visie via missie naar handvatten voor de praktijk verloopt soms moeizaam. Er dienen antwoorden te komen op fundamentele vragen en in de formuleringen van antwoorden manifesteren zich de verschillen in mening. Bovendien lijkt het vaak of je met die antwoorden in de praktijk niet veel kunt. Toch blijkt het nuttig, want wie niet weet wat hij wil, loopt het gevaar dat alleen de waan van de dag wordt gevolgd. Of dat men niet tijdig inspeelt op een veranderende omgeving. Nodig blijft voor de invulling van de drie kwaliteiten of identiteiten dat het bestuur, de directie en het team zich proactief opstellen. Dat kan door de volgende punten in acht te nemen.
Instrumenten
Met behulp van evaluatie-instrumenten kan een school zichzelf beoordelen. Op basis van de evaluatie kan men gericht gaan werken aan veranderingen of verbeteringen. Bij de in te zetten instrumenten kunnen de volgende vragen helpen:
* Wat willen we?
* Wanneer moeten de gestelde doelen bereikt worden?
* Wie doet wat?
* Welke middelen zijn beschikbaar?
* Hoe doen we het?
Daarnaast kunnen de kwaliteitskaarten of schoolkaarten ingezet worden om de balans op te maken. Voor identiteit in de klas heb ik een kaart ontwikkeld die de betrokkenheid van christenleraren “meet” in de mate van bewogenheid. Dat gebeurt in de vorm van een drieluik: legitimering vanuit de Bijbel, de visie. Daarnaast de indicatoren ofwel de doelen en tenslotte de concretiseringen in de vorm van kernkwaliteiten.
Voor een verantwoorde beleidsvoering in het onderwijs moeten de verhoudingen, verantwoordelijkheden, functies en taken goed geregeld zijn. Het bestuur moet niet op de stoel van directie gaan zitten, maar ook niet andersom. Het gaat om een soepel en functioneel samenspel tussen het bestuur, de directie, het team en de medezeggenschapsraad.
Bij dit proces mogen wij een beroep doen op de bijstand van de Heilige Geest, Die inspireert om identiteit en kwaliteit op elkaar af te stemmen en te bewaken. Scholen zijn geen gesloten bolwerken. Verantwoordingsplicht tegenover God en tegenover ouders en tegenover de overheid door middel van de inspectie maakt scholen transparant. En wie wil niet transparant zijn als men zich geleid weet door God Zelf, Die altijd uit was op kwaliteit door middel van Zijn identiteit, “Ik ben Die ik ben”? Wie daarvoor uitkomt hoeft de concurrentieslag niet te verliezen. Het geeft de schoolorganisatie authenticiteit. En dat is meetbaar en zo krijg je kwaliteit door identiteit.
drs. J.J. Bakker