BEKNOPT OVERZICHT OVER DE VERSCHILLEN TUSSEN SECULIERE- EN BIJBELSE PSYCHOLOGIE
Universitaire, seculiere psychologie (1 Cor 1:20-31; 2:6-14; Matt 22:29)
Omschrijving
Een menselijke leer van het zieleleven resp. het gedrag van de mens t.o.v. zichzelf en de medemens.
Deze spruit voort uit de een of andere menselijke filosofie (hypothese, speculatie) en vanuit menselijke waarnemingen, ervaringen, experimenten, tests, inzichten en conclusies.
De diverse menselijke visies leiden tot diverse menselijke oplossingen (advies, behandeling, therapie) van psychosociale problemen. De menselijke oplossing ligt in de mens en/of de groep en in menselijke methoden en technieken.
Kortom: seculiere psychologie
– omvat een horizontale mens/zelfkennis.
– is een menselijke visie op oorzaak/oplossing.
– is subjectief (begint en eindigt bij de mens).
– veranderlijk, omdat de mens veranderlijk is.
– verschillend en tegenstrijdig, omdat menselijke visies verschillen en tegenstrijdig zijn.
Thema
– De mens in zijn relatie tot zichzelf en tot de medemens;
– de mens als een ‘naturalistisch-psychosociaal wezen.
Kenbron en norm
Menselijke waarnemingen, ervaringen, experimenten, tests, inzichten en conclusies.
Bijbelse psychologie
(Spr 9:10; Col 2:3; Jer 17:9-10; Ps 139)
Omschrijving
De Bijbelse leer van de ziel en het zieleleven resp. de relatie van de mens tot God, zichzelf en de medemens. Deze komt voort uit Gods openbaring in Zijn Woord.
De Bijbel openbaart niet alleen Gods diagnose, maar ook Gods oplossing van de primair geestelijke nood alsook van de psychosociale problemen: Jezus Christus de gekruisigde en opgestane Heer.
De Bijbelse oplossing ligt buiten de mens, uitsluitend in de Persoon en het offer van Jezus Christus.
Bijbelse psychologie is
– in Gods Woord geopenbaarde mens/zelfkennis.
– in Gods Woord geopenbaarde diagnose/therapie.
– objectief (buiten de mens; begint en eindigt in Gods Woord).
– onveranderlijk, omdat Gods Woord eeuwig is.
– gelijkblijvend; eenzelfde Bijbelse openbaring is de grondslag.
Thema
– God en de mens – de mens, allereerst in zijn geschapen, verbroken, herstelde relatie tot Zijn Schepper en Verlosser;
– de mens als geestelijk-psycho-sociale persoonlijkheid.
Kenbron en norm
Gods openbaring in Zijn Woord – als enige autoriteit en maatstaf. Alle menselijke waarnemingen, ervaringen, inzichten en conclusies moeten daaraan getoetst.
Uitgangspunten seculiere psychologie (de ‘voorvragen’)
Diverse atheïstische, menselijke, subjectieve, veranderlijke, tegenstrijdige filosofieën en hypothesen; menselijke normen, maatstaven en waarden:
1. Filosofisch, atheïstisch wereld- en mensbeeld (humanistisch, idealistisch, ideologisch, evolutionistisch, behavioristisch enz.)
2. Menselijke diagnose: de primaire oorzaak van psychosociale problemen ligt buiten de mens. De mens is slechts ‘slachtoffer’ van zijn omgeving en omstandigheden. De mens is in zijn kern goed; hij bezit slechts een verworven verdorvenheid. De mens is in wezen autonoom, vrij en mondig.
3. Menselijke zelfverlossingshypothese: de mens heeft alle mogelijkheden in zichzelf om zich (en de medemens) te bevrijden, te veranderen en zijn problemen op te lossen, zich creatief te ontplooien. Zelfverlossing en zelfverwerkelijking liggen volkomen binnen de menselijke mogelijkheden
Doel
Mentaliteits- en gedragsverandering; zelfverlossing, zelfhulp, zelfverwerkelijking. Zelfervaring (ervaring van je gevoelens, lichaam, mogelijkheden en motieven).
Gedrag psych. verklaren; zondebok zoeken. Schuld-‘gevoelens’ uit de weg ruimen, verdoven of afreageren; cliënt ‘bevrijden’ van gezag, normen en te streng geweten.
Methoden en technieken o.a.
Psychoanalyse; hypnose; shocktherapie; gedragstherapie; groepstherapieën; relatietraining; psychodrama; rollenspel; bio-energitsche oefeningen; gesprekstherapie (Carl Rogers); ontspanningstherapieën (autogene training; yoga); muziek en arbeidstherapieën etc.
Uitgangspunt van de Bijbelse psychologie
Gods objectieve, onveranderlijke Woordopenbaring; Gods absolute normen, maatstaven en waarden alsook Gods verlossing in Jezus Christus volbracht:
1. Bijbelse theologie en antropologie (oorsprong, wezen, bestemming van de mens door God Zijn Schepper, Wetgever en Rechter).
2. Bijbelse hamartologie: de primaire oorzaak ligt in de mens zelf, in zijn verbroken relatie met God. De mens is ten volle verantwoordelijk en persoonlijk schuldig voor God. De mens is in zijn kern zondig; hij bezit een aangeboren verdorven natuur (erfzonde). De mens is als schepsel afhankelijk van God en door de zondeval slaaf van de zonde (Joh 8:34).
3. Bijbelse soteriologie: de mens is nooit in staat zichzelf (of een ander) te verlossen en te vernieuwen. Jezus Christus is de Enige, die werkelijk kan verlossen en vernieuwen op grond van Zijn Kruisoffer. Verlossing, vernieuwing, heiliging enz. liggen volkomen buiten menselijk bereik.
Doel
Wezensvernieuwing door Bijbelse bekering, wedergeboorte en heiliging door Gods Woord en Geest. Nieuw, Bijbels gedrag, Bijbelse zelfkennis.
Bijbels zondebesef (Rom 7:18, Ps 51).
Belijdenis van persoonlijke en concrete schuld tegenover God en de naaste; ordening van verleden en heden (zgn. Zacheüswegen. Zie Luc 19:8).
Middelen: Gods Woord en de bede om de werking van Gods Geest; pastoraal gesprek; voorbede; voorbeeld; getuigenis; op de Bijbel georiënteerde literatuur.
Samengevat
De universitaire psychologie negeert of ontkent de realiteit van God, de Schepper, Wetgever en Rechter van de mens; de realiteit van satan, Gods tegenspeler; de realiteit van de zondeval (erfzonde), persoonlijke verantwoordelijkheid en schuld tegenover de heilige God; de realiteit van de eeuwigheid (eeuwig leven of 2e dood); de realiteit van het Kruisoffer op Golgotha.
In de seculiere psychologie staan kenbron, uitgangspunten, diagnose, therapieën, methoden en doelstellingen lijnrecht tegenover Gods Woord. Ze zijn menselijk, subjectief, relatief, veranderlijk, verschillend en vaak tegenstrijdig. Buitenbijbelse therapieën, methoden en doelstellingen zijn in wezen antichristelijk.
Het kruis van Jezus Christus is het einde van en oordeel over iedere vorm van zelfverlossing en zelfverwerkelijking. Er bestaan geen objectieve, neutrale, waardevrije menselijke antropologie en psychologie. Zowel de theoretische als de therapeutische psychologie wordt bepaald door het daarachter liggende mens- en wereldbeeld.
Grenzen van de seculaire psychologie
1. Wat betreft de theoretische psychologie:
a. Deze kan niets weten, niets zeggen over oorsprong, wezen en bestemming van de mens.
b. evenmin over de primaire oorzaak van psychosociale problemen: de relatiebreuk met God.
c. In concrete situatie kan ze hoogstens en slechts ten dele een diagnose geven van de menselijk waarneembare oorzaak. Ze mist echter het zwaard, de verlichting van Gods Geest.
Ze is enerzijds aangewezen op datgene wat de cliënt (door zijn bril) ziet en zegt – anderzijds op de subjectieve instelling, waarneming, inzichten en beoordeling van de psychologie.
Ze kan hoogstens een secundaire samenhang aantonen tussen gedragsstoornis en opvoeding, ontwikkeling, milieu, of onbewuste drijfveren bewust maken.
2. Wat betreft de therapeutische psychologie:
Deze is niet bij machte te leiden tot Bijbels zondebesef en Bijbelse zelfkennis, tot Bijbelse bekering en wedergeboorte, tot Bijbelse vergeving, verlossing, vernieuwing en overwinning, noch tot een leven uit genade en geloof tot Gods eer, tot zegen van de naaste.
Ze kan slechts symptoombehandeling aanreiken, sleutelen aan de oude mens, een tijdelijke of eigenlijk een schijnoplossing geven.
Grenzen van de Bijbelse psychologie
1. Gods Woordopenbaring over de geschapen en gevallen mens, over de primaire oorzaak en over Gods oplossing van de psychosociale problemen is volmaakt en voldoende.
Een Bijbelgetrouw christen kan deze grenzen van Gods Woordopenbaring en van Gods heilsdaad in Christus nooit zonder schade en nooit straffeloos overschrijden.
In de concrete situatie is ze primair aangewezen op het werk van de Heilige Geest via Gods Woord om licht te geven op de verborgen, diepste achtergrond van de psychosociale nood.
Daarnaast is ze enerzijds afhankelijk van de oprechtheid en gehoorzaamheid van de ander t.o.v. God en Zijn Woord – anderzijds van de geestelijke rijpheid en concrete relatie met God van de zielzorger. Ze kan van de primaire samenhang tussen de realiteit met de Here Jezus Christus enerzijds en de problemen anderzijds bewust maken.
2 Wat betreft de praktische, persoonlijke toepassing van de objectieve heilsfeiten: er zijn geen grenzen aan Gods Woord, Gods Geest en Gods liefde in Christus! De zielzorger staat alleen voor de grenzen van de oprechtheid en bereidheid van de ander. Hij mag geestelijk nooit verkrachten.
Bijbels pastoraat vermag door Gods Woord en Geest met Jezus Christus te confronteren, die wortelbehandeling geeft.
Er dreigen gevaren, als
1.de seculaire psychologie ten aanzien van de diagnose en therapie van de psychosociale problemen zich opstelt als enige autoriteit en maatstaf, meent alleen kennis van zaken en recht van spreken te hebben, denkt uitsluitend competent te zijn.
2. ze uit juiste of uit subjectieve, relatieve, verkeerde waarnemingen verkeerde conclusies trekt.
3. ze afwijkend gedrag en relatiestoornissen psychologisch ‘verklaart’,
a.een getroffen geweten ‘onechte schuldgevoelens’ noemt en tracht te sussen,
b. de persoonlijke verantwoordelijkheid relativeert of zelfs ontkent,
c. de schuld buiten de cliënt zoekt en op de omgeving afschuift,
d. christelijke normen verandert, verlaagt, relativeert om de cliënt van de ‘druk’ van zijn normen en geweten te ‘bevrijden’ en indoctrineert,
e. een anti-Bijbelse, antichristelijke ‘therapie’ aanreikt bijv. door agressie en andere zondige neigingen ‘uit te beelden’ (psychodrama) of ‘af te reageren’ op de psychotherapeut of op ‘de groep’ of op een kussen enz. of door de gevallen natuur te stimuleren om volkomen op zichzelf of op de medemens (de groep) te vertrouwen, naar eigen inzicht en in eigen kracht de problemen op te lossen, zich ‘spontaan’ en ‘creatief’ te ontplooien en zichzelf te ‘verwerkelijken’.
4. ze de mens in een bepaald hokje en schema onderbrengt (schematisme).
5. de cliënt zich achter psychologische ‘verklaringen’ verschuilt en zichzelf verontschuldigt, zichzelf, zijn ‘gevoelens’ en problemen ‘in de greep’ krijgt zonder Bijbelse bekering, wedergeboorte en schuldbelijdenis.
De klassieke psycholoog Alfred Adler (1870 – 1937)
De klassieke psycholoog Alfred Adler (1870 – 1937)
Ouders volgen anno 2017 voor de opvoeding van hun kind(eren) een cursus die gestoeld is op de ideeën van Adler. Een boek met daarin opvoedingsmethoden eveneens op grond van deze psycholoog wordt niet alleen op cursussen,
maar ook door opvoeders zelf gebruikt: Kinderen opvoeden en vrede in het huis houden. Wie had kunnen denken dat deze Oostenrijkse arts nu nog invloed zou hebben? Als je zijn begrippenkader nagaat, kom je al gauw termen tegen die ook tegenwoordig nog opgeld doen: minderwaardigheidsgevoel, agressie, geldingsdrang en 0-5 jaar. Wie van een op de Bijbel gegrond denken uitgaat, botst met de humanistische ideeën van Alfred Adler. In het volgende artikel wordt kort zijn denken belicht.
Inleiding
Alfred Adler was een Joodse arts-psychiater in Wenen. Aanvankelijk was hij een van de vroege leerlingen en volgelingen van Sigmund Freud, eveneens een Joodse arts-psychiater in Wenen. Daarna, in 1911, brak Adler als eerste met Freud door diepgaande meningsverschillen én persoonlijke tegenstellingen. Adler was de eerste die een alternatief bood voor Freud, met name voor zijn seksuele en genetische constructie. Hij werd de vader van een van de klassieke richtingen binnen de psychoanalyse: de Individualpsychologie. Met deze benaming wilde Adler te kennen geven dat hij overwegend belang hechtte aan de individuele verschillen in de persoonlijkheid, volgens hem te weeg gebracht door milieuverschillen tijdens de jeugd. Ieder mens is uniek.
De persoon van de grondlegger en zijn psychologie
Een psychologische richting is niet objectief en niet neutraal: er is een nauw verband tussen enerzijds de levensgeschiedenis (privéleven en persoonlijke ervaringen), de cultuur en de tijd waarin de grondlegger leefde of leeft alsook zijn levensbeschouwing en anderzijds zijn psychologie en psychotherapie. Daarom is het nuttig en boeiend de biografische, morele, sociale, politieke én vooral de levensbeschouwelijke factoren van de grondlegger te bestuderen. Zo kunnen wij zijn eigen, andere kijk op de mens, theorie en therapie beter plaatsen en begrijpen en daarmee de eigen, specifieke benadering van zijn psychologische en psychotherapeutische richting. Evenals de psychologische richtingen van Freud en Jung begint ook de Individualpsychologie van Adler met de persoon van de grondlegger.
Adlers jeugd
Adlers vader was een welgestelde graanhandelaar. Hij was een man met een sterke persoonlijkheid die de dingen luchtig opnam. Alfred was zijn lievelingszoon. De verhouding tot zijn moeder was meer afstandelijk. Adlers relatie tot zijn ouders was dus anders dan, ja tegengesteld aan die van Freud tot zijn ouders. Zo werd ook zijn ontwikkelingspsychologie anders dan die van Freud.
Vanaf zijn geboorte was Adler ziekelijk. Hij leed aan rachitis. Adler kon pas lopen, toen hij 4 jaar oud was. Door een ernstige longontsteking verzwakte hij nog meer. Toen hij weer kon lopen, viel hij vaak en had verschillende ongelukken op straat. Adler verzette zich echter tegen zijn toestand. Er ontwikkelde zich in hem een sterke wil om zijn handicap te overwinnen en net zo te worden als ieder andere jongen. Hij wilde graag aan sport doen, maar dat ging niet. Daarom stortte hij zich op de studie. Evenals Freud studeerde hij medicijnen in Wenen.
Nog een ander aspect is van belang voor het denken van de jonge Adler en voor de ontwikkeling van zijn psychologie. Adler zat in zijn studententijd veel in de Weense koffiehuizen. Hij had veel socialisten onder zijn vrienden. Daardoor kreeg hij maatschappelijke belangstelling en werd hij ook zelf socialist.
Zijn theorieën berusten op ervaringen uit zijn jeugd. Die vroegere ervaringen leiden Adler tot de overtuiging dat de mens in zijn agressieve drift een psychisch mechanisme bezit dat hem in staat stelt een mechanisch tekort resp. zijn minderwaardigheidsgevoelens te overwinnen.
De ontwikkeling van Adlers theorieën
Wat Adler het meest opviel, was de fysieke minderwaardigheid van de mens t.o.v. het dier. De mens heeft door het ontwikkelen van zijn hersenen dit nadeel in een voordeel veranderd. De mens moest een sociaal dier worden om zijn minderwaardigheid t.o.v. andere dieren te compenseren, aldus Adler. Tijdens en na zijn medische studie bestudeerde hij de mogelijkheid van lichaamsdelen om een tekort te compenseren. De gedachtegang van hem is als volgt: Er bestaat een aangeboren en verworven minderwaardigheid van organen of orgaansystemen, waardoor deze de aangeboren prikkels niet kunnen verwerken. De daaruit voortvloeiende stuwing van prikkels doet het orgaan groeien (compensatie), eventueel overmatig groeien (overcompensatie).
Alfred Adler (bron Wikipedia)
Kan echter het minderwaardige orgaan de aangeboden prikkels niet verwerken, dan vloeien deze, volgens Adler, naar een ander orgaan af dat het tekort compenseert. Zo kan het gehoor een tekort aan gezichtsvermogen compenseren, ja zelfs overcompenseren, volgens de Weense arts.
Kunnen de prikkels echter geen vervangend orgaan tot groei stimuleren, dan stromen ze, volgens Adler, door naar het centrale zenuwstelsel om daar een groei van de intellectuele functies te weeg te brengen. Volgens Adler is de intelligentie dus “meerwaardig” geworden door verder gezonden, externe prikkels.
In 1908 verscheen Adlers “Der Aggressionstrieb im Leben und in der Neurose”. Daarin ontwierp Adler een theorie waarin de mens een psychische drift, agressie, heeft en dat die het mechanisme is dat hem in staat stelt een mechanisch tekort door compensatie te overwinnen. De prikkels komen niet alleen van buiten: een tweede prikkelbron komt uit het lichaam zelf. Deze stimuleren de organen tot een drift. Elk orgaan heeft zo zijn eigen drift: eetdrift, hoordrift, kijkdrift, enz. Als een orgaan de interne of externe prikkels niet verwerkt, gaan deze naar het centrale zenuwstelsel waar ze de aanleiding tot een psychische drift worden, die Adler de “agressiedrift” noemt. Zo wordt een onjuist verband tussen orgaanminderwaardigheid en agressiviteit gelegd.
In 1910 beschreef Adler wat bekend zou worden als het minderwaardigheidsgevoel. Volgens hem begint het ontdekken van de eigen minderwaardigheid bij het kind. Het groeit op te midden van grotere, sterkere, machtigere en autoritaire personen. Dat leidt tot minderwaardigheidsgevoelens. Het kind reageert daarop met “mannelijk protest”, met een streven naar kracht, gelding en superioriteit. Zwakheid was volgens Adler vrouwelijk. Zoals Freud poneerde dat ieder klein kind “van nature biseksueel” is, beweerde Adler dat ieder mens mannelijke en vrouwelijke attituden in zich heeft. Het leven is volgens hem een strijd van het mannelijke tegen het vrouwelijke, van kracht tegen zwakte.
Typische situaties waarin minderwaardigheidsgevoelens kunnen ontstaan.
1. De manier waarop ouders hun kinderen behandelen:
2. Het eigen lichaam waaraan al of niet terecht een orgaanminderwaardigheid gevonden wordt: Men voelt zich te dik of te dun.
3. Het gezinspatroon. Voor een enig kind is het moeilijk erkenning en zelfbewustzijn te vinden: Het moet zich voortdurend tussen volwassenen bewegen waardoor het tot ongewenste compensatie kan komen.
4. De financiële situatie waardoor men zich niet een eigen huis of reis kan veroorloven.
5. Crisissituaties zoals het overlijden van een familielid, een verbroken vriendschap of verloving, het zakken voor een examen.
Machtsdrift, geldingsdrang
De behoefte aan macht zou ontstaan door het gevoel van onmacht, veroorzaakt door bijv. een te strenge opvoeding. Het streven naar macht is, volgens Adler, de belangrijkste drijfveer van het menselijk gedrag. Het doel van het machtsstreven is het overwinnen/compenseren van de machteloosheid en inferioriteit. De vroegkinderlijke minderwaardigheidsgevoelens leiden tot het streven naar meerwaardigheid. Slechte opvoeding, orgaanminderwaardigheid of ongunstige situaties – zaken die dus buiten de verantwoordelijkheid van het individu liggen – kunnen minderwaardigheidsgevoelens versterken en de geldingsdrang mateloos doen stijgen. Minderwaardigheidsgevoelens zijn, volgens Adler, onvermijdelijk. Toch is het niet verkeerd ze te koesteren. Ze zijn van levensbelang om te blijven leven en zich te ontwikkelen, denkt de Weense arts.
Adlers houding tegenover gezag en normen
Als een echt kind van Freud keerde Adler zich tegen gezag: straf is uit den boze. Ouderlijke tucht mag dus volgens hem geen onderwerping aan gezag ten doel hebben. Ouderlijke tucht moet aan de ene kant initiatief en zelfvertrouwen, aan de andere kant sociale belangstelling en zorg voor anderen doen ontwikkelen. Het kind moet constructief en coöperatief zijn om zijn taak en situaties de hanteren.
Een wezenlijk aspect van de Bijbel is juist gehoorzaamheid (uit liefde) tegenover de drieënige God en tegenover personen aan wie God gezag heeft gegeven. De ouders moeten in de vreze des Heren kinderen tot gehoorzaamheid opvoeden en ouderlijke tucht in liefde en wijsheid hanteren (Spr 23:13; Ef 6:4; Hebr 12:7). De kinderen worden opgeroepen hun ouders te gehoorzamen en hun tucht aan te nemen (Ef 6:11; Col 3:20; Spr 1:8).
De Invidualpsychologie van Adler is niet neutraal.
Om verschillende redenen zijn Adlers theorieën niet neutraal: Ze zijn door zijn eliminatie van de drieënige God en Gods Woord dus ook van Gods Woordopenbaring omtrent de geschapen, gevallen en wedergeboren mens, niet neutraal. Gevolgen van zijn eliminatie van Gods Woord zien wij o.a. in
a. Adlers constructie van de minderwaardigheidsgevoelens. Zich met andere mensen vergelijken noemt hij geen zonde. De jaloezie die daaruit ontstaat, noemt hij een gevoel, maar geen zonde.
b. Adlers constructie van de machtsdrift. Geldingsdrang is bij hem een “drift”, geen zonde.
c. Adlers constructie van de agressiedrift. Agressie is een “drift”, een “natuurlijke drift”, maar geen zonde.
Adlers antropologie is niet neutraal
a. Adlers mensbeeld is atheïstisch. De mens zonder zijn betrokkenheid op God, zijn Schepper, bestaat echter niet.
b. Adlers mensbeeld is evolutionistisch, zowel door zijn ontwikkelingstheorie als door zijn constructie van de agressiedrift als middel om tot die ontplooiing te komen.
c. Adlers mensbeeld is deterministisch. Zijn mensbeeld wordt gedetermineerd door zijn “Leitlinie” (= levensstijl), die vanaf zijn 5e levensjaar “vastligt” door zijn toekomstgerichtheid en vooral door zijn onvermijdelijke minderwaardigheidsgevoelens en machtsdrift.
d. Adlers mensbeeld is evolutionistisch humanistisch-optimistisch: “De mens ontwikkelt zich van een min tot een plus” en wel door zijn “eigen mogelijkheden”.
De Bijbel openbaart ons echter géén humanistisch-optimistisch, maar een realistisch mensbeeld (Rom 7:18b; Ef 2:1-3; Hebr 9:27). Met al zijn “zelfontplooiing” gaat de hoogmoedige, verblinde mens Gods oordeel tegemoet. Onze enige hoop is Christus door Zijn volbrachte offer aan het kruis.
Adlers psychologie is niet neutraal.
a. Volgens hem is jaloezie een gevoel en geen zonde.
b. Volgens hem is de oorsprong van een minderwaardigheidsgevoel de “zwakke positie van het kleine kind” i.p.v. het eigen hart. Dit uitgangspunt gaat in tegen de Bijbelse openbaring omtrent de schepping en de val van de mens.
c. Minderwaardigheidsgevoelens zijn volgens hem niet verkeerd, maar van levensbelang voor de (evolutionistische) ontwikkeling van de mens. Zonder dat gevoel komt de agressiedrift niet in actie.
d. Minderwaardigheidsgevoelens kunnen en moeten volgens hem in eigen kracht overwonnen worden. Onze oude natuur met haar superioriteits- en minderwaardigheidsgevoel is met Christus meegekruisigd. Dat wil zeggen dat ze door God zijn veroordeeld én in haar macht gebroken.
Adlers waarneming van het zichtbare (met name in eigen leven) nl. dat mensen door minderwaardigheidsgevoelens en geldingsdrang gedreven worden, is juist maar onvolledig (1Sam 16:7b). Toch is het niet zo dat Gods Woord alleen nodig is voor een áánvulling van het ontbrekende. In tegendeel, Gods Woordopenbaring ten aanzien van oorsprong, wezen en gevolgen van minderwaardigheidsgevoelens en machtsdrang is van een totaal andere orde. Daardoor zijn Adlers antropologie, psychologie en psychiatrie behalve onvolledig ook onjuist en niet neutraal.
“Zie, het woord des Heren hebben zij verworpen,
Wat voor wijsheid zouden zij dan hebben?“ (Jer 8:9b).
Het Bijbels pastoraat staat tegenover de humanistische psychologie. In het volgende schema is dat kort weergegeven.
Bijbels pastoraat
Humanistische psychologie
E.Nannen
Van Dolfje tot weerwolfje?
Grenzeloos griezelen…
Oktober, de maand van het griezelen… Steeds vaker zie je feesten en activiteiten rond dit thema. Als ik foto’s over deze dingen bekijk, valt het me op dat ouders vaak nog meer dan de kinderen alles uit de kast halen om er in het donker of in een griezelige omgeving angstaanjagend uit te zien. En dat is de kick: angst aanjagen. Wanneer is dit het meest geslaagd? Als iemand stil wordt? Niet meer durft te kijken? Huilt?
Jong geleerd is oud gedaan. Toch?
Het is waar dat er gewenning optreedt. Dolfje weerwolfje is grappig en leuk. Het kan wel wat spannender. Iets meer informatie over weerwolven… Vervolgens nòg meer ‘thrill’. Volop keus! Dit is ook de trend voor een geslaagd griezelfeest: van griezelen tot angst aanjagen. Elke keer een schepje d’r boven op. Per slot van rekening ga je toch niet in de groep toegeven dat je het eigenlijk niet leuk meer vindt? Of dat je echt bang wordt? En als je dit laat zien, wordt erom gelachen, of ben je zó niet cool. Het is toch maar een spelletje? En wij verbazen ons erover waarom sommige kinderen niet lekker in hun vel zitten? Wakker worden ’s nachts? Niet meer alleen durven slapen? Denk er eens goed over na: Waar trek jij de grens?
Trek jij een grens…?
1. Angst is leuk.
Echt? Ik ben nog nooit iemand tegen gekomen die wakker werd en zei: “Ik heb toch zo’n fijne nachtmerrie gehad!”
2. Angst aanjagen is ‘gezellig’ of ‘grappig’?
Waar ligt de grens tussen lekker spannend en angstaanjagend? En wie mag of kan die grens bepalen? Ga je met je gezin een griezelactiviteit doen, dan heb je vaak al te maken met verschillende leeftijden. Kinderen kunnen ons regelmatig verbazen. Hoe weet je zeker of je je kind ergens een plezier mee doet? Ga je op de bonnefooi naar een griezelfeest of informeer je van tevoren wat er te zien en te horen is? Laat je niet (onaangenaam) verrassen!
3. Mijn kind kijkt al naar films die niet voor zijn leeftijd zijn. Zo’n griezelfeest is ‘appeltje eitje’.
Is er misschien al een grens gepasseerd? Ergens in het donker ronddwalen is natuurlijk niet hetzelfde als thuis op de bank.
4. De hele klas gaat. Mijn kind mag toch geen uitzondering zijn?
Dat is zielig. Voor wie? Je wilt niet dat je kind een meeloper is. Durf zelf een standpunt in te nemen. Misschien denken andere ouders er precies zo over maar durven ze geen grens te trekken. Je kunt een voorbeeld zijn!
5. Mijn kind wil per se, dan moet het maar.
Wie bepaalt thuis de dingen? Wie is verantwoordelijk? Kan een kind de consequenties overzien? Vertel duidelijk waarom je huiverig bent en wat je bezwaren zijn. Organiseer een leuk alternatief. Een gezellige avond of een uitje waar je wel gerust onder bent.
6. Hoe enger hoe leuker?
Volgens mij ga je hier anders over nadenken, als je kind ’s nachts huilend wakker wordt. Vaak is zo’n griezelactiviteit op de avond. Praat even na over de activiteit en stop de kinderen niet direct in bed.
7. Houd je kind in de gaten.
Wat doet je kind? Is zijn of haar uitstraling vrolijk en open? Of knijpt je kind wel erg hard in je hand? Let eens op de ogen: Kijkt het kind weg of heeft het de ogen dicht? Dan is de grens wellicht bereikt en moet je als ouder ingrijpen.
8.‘Nee’ is ‘nee’.
Als je kind aangeeft iets niet te willen zien of doen tijdens een griezelactiviteit, dan moet je dit serieus nemen.
9. Angst is een slechte raadgever.
Op het moment dat je bang bent, maak je snel verkeerde keuzes. Logisch nadenken gaat moelijker
10. Angst is stoer?
Dat is wat veel kinderen en ouders denken. ‘Ik durf dat wel’, ‘Ik heb lef’, en ‘Bang zijn is voor mietjes’. Kijk eens eerlijk naar jezelf: doe jij daaraan mee? Maak dit bespreekbaar. Hoe stoer is het, als jij je eigen grens durft aan te geven!
Grens passerend griezelen…
Ongezonde angst
Als angst te groot wordt, belemmert het je in het dagelijks leven. Angst verlamt en kan je tegen houden om goed te functioneren.
Gezonde angst
Angst hoort erbij in het leven. Het is een emotie, is gezond en stimuleert. Het is zelfs heel nuttig, omdat het zorgt dat je in veiligheid blijft en geen gevaarlijke dingen doet (zo houdt angst je tegen om van een 4 m hoog gebouw te springen). Geen probleem zou je zo zeggen. Maar dat wordt het wel als angst te groot wordt.
Wat is de relatie angst – vertrouwen?
Zonder vertrouwen voelen we angst en angst staat vertrouwen in de weg. Vertrouwen en zelfvertrouwen zijn kwaliteiten die de ontwikkeling en het leren stimuleren. Een gevoel van veiligheid is de basis voor een voorspoedige ontwikkeling van kinderen. Dit zijn belangrijke pijlers van het leven!
Past ‘angst aanjagen’ dan nog binnen ‘kinderspel?’
Op www.ed.nl (nieuwssite) van 27 okt. 2013 kwam ik de volgende kop tegen: “Angst wordt er tijdens de Halloweentocht genoeg aangejaagd, maar wel altijd met een knipoog”.
Met die snelheid van een knipoog is een ongezonde angst niet weggenomen…
Spreuken 1:33
Maar wie naar mij luistert, zal veilig zijn, hij hoeft geen angst te hebben voor het kwaad.
Jesaja 44:8
Vrees niet, laat de angst je niet verlammen: heb ik het je niet vanaf het begin laten horen, heb ik het je niet aldoor verteld? Jullie zijn mijn getuigen: is er een god buiten mij, of een andere rots? Ik ken er geen.
1 Johannes 4:18
De liefde laat geen ruimte voor angst; volmaakte liefde sluit angst uit, want angst veronderstelt straf. In iemand die angst kent, is de liefde geen werkelijkheid geworden.
Spreuken 14:26
Ontzag voor de HEER geeft een krachtig vertrouwen, het biedt je kinderen een schuilplaats
Vertaling: NBV
Hendrika van Delden-Jellema
Hoe griezelig is gruwelijk?
Zonder het ingrediënt spanning heeft de schrijver geen verhaal, want waarom zou de lezer verder lezen als alles oké is?
Laatst mocht de oma van Cas iets vertellen over het schrijven van verhalen in groep 3. Ik ben die oma en ik dacht dat een workshop wel leuker zou zijn dan alleen maar luisteren. We zouden vast allemaal wel een verhaal kunnen verzinnen aan de hand van een klein opstapje.
Cas en ik hadden alle knuffeldieren en handpoppen in een grote tas mee naar school gesjouwd. Iedereen deed een blindelingse greep in de tas en zo stond er op elk tafeltje een hoofdpersoon. En daarbij de opdracht om vragen te stellen en antwoorden te verzinnen. “Wie ben je? Wat is er gebeurd? Hoe voel je je? Hoe ga je dat oplossen?”
De hele klas snapte dat en iedereen verzon een drama, omdat er immers iets ‘opgelost’ moest worden! Wat hebben we genoten, meegeleefd en gelachen! Wat een enthousiasme om aan de beurt te komen, een boost van inspiratie, de klas stond er bol van.
Ik was zo trots dat ieder kind begreep dat een verhaal een reis is, dat er onderweg iets gebeuren moet. Het is geen wandelingetje vol wenselijk gedrag, maar een kronkelpad met obstakels en kuilen, soms smal en glad, door dalen en pas op de bergtop krijg je de beloning van een grandioos vergezicht.
Het verhaal moet verrassen en, als het even kan, ook overrompelen. Het moet zich zo aan de lezer opdringen dat het onontkoombaar is. Want alleen op die manier wordt de lezer onderdeel van het avontuur. En zo mooi om te zien hoe kinderen van groep 3 de echte wereld verpakken in een fictieve wereld.
Avontuur en spanning
Avontuur is een mooi woord! Het komt van het Latijnse woord ‘adventura’ en het betekent ‘de dingen die te beurt zullen vallen’. Dat geeft meteen het uitdagende perspectief van” het ongewisse onbekende” en “de lotgevallen van…”
De schrijver knipt een zaklantaarn aan en zegt: “Kom!” en gaat op pad. De lezer loopt mee, samen achter die kleine lichtbundel aan, door ongebaande streken, moerassen en wouden en het licht focust dan hier, dan daar. Soms is er opluchting, het gevoel dat we op de goede weg zijn, soms is er radeloosheid als het licht naast het pad lijkt te dansen. Soms staan we voor een blinde muur en moeten we terug om via een andere weg verder te komen.
Een verzonnen verhaal wordt herkenbaar als het zowel het menselijke als het onmenselijke vertelt. De ramp en het wonder, armoe versus rijkdom, geluk tegenover ongeluk, het verhaal ontstaat altijd in de bedding van de tegenstelling tussen goed en kwaad.
Maar om bij het thema terug te komen, hoe griezelig is gruwelijk? De wereld is griezelig en gruwelijk, geen liefelijk tafereel. Daar komen alle mensen wel achter in de loop van hun leven. In fictie ontmoet de lezer de wereld, in dilemma’s, in teleurstellingen, in worsteling, in liefde, in haat, in hoop en wanhoop. Als het goed is, gaat de lezer mee in de illusie en het avontuur en denkt hij niet: ‘Het is maar verzonnen.’
Tenzij het verhaal zo beangstigt dat er gesust moet worden. Dat je de spanning en de kromme tenen alleen verdragen kunt als je weet dat het goed afloopt. Als kind van een jaar of acht had ik dat heel erg bij mijn lievelingsboek “Kleine Zwerver” van W.G. van de Hulst. Zelfs toen ik het boek voor de vierde keer las, zat mijn vinger tussen de bladzijden waar het laatste hoofdstuk begon, want als het niet te harden was, kon ik heel snel even een portie opluchting bijtanken. En daarna weer verder zwelgen in zieligheid.
Een verhaal moet onrust veroorzaken, je moet verdwalen, in gevaar zijn, de wanhoop nabij, want dat maakt de thuiskomst zo mooi. Je leert de veiligheid waarderen, juist als je door onveilig gebied moet reizen. In die zin is een verhaal ook een testcase, je ruikt aan de grote boze buitenwereld. Je lijdt schipbreuk en wordt ternauwernood gered, terwijl je onder je eigen dekbed ligt. Door op te gaan in een verhaal leer je ook wat eenzaamheid is, hoe verlies voelt, wat dreiging met je doet. Je kunt een waarschuwing opdoen, of een terechtwijzing voor lief nemen. Dat zijn vingeroefeningen in levenservaring.
Maar hoever mag je gaan?
Ik heb nagedacht over het verschil tussen griezelig en gruwelijk. Beide woorden zijn etymologisch verwant aan het woord ‘afgrijzen’, maar er is een niveauverschil.
Griezelig roept afkeer op, gruwelijk roept walging op.
Van iets griezeligs wil je afstand nemen, van iets gruwelijks keert je maag zich om. Blijkbaar kan het afgrijzen zowel een uiterlijke als een innerlijke reactie oproepen. Dat geeft te denken, want in het eerste geval kun je je vege lijf wel redden als je een paar passen terug doet, maar in het tweede geval heeft het afgrijzen kans gezien ‘binnen’ te komen en moet je het kwijt zien te raken.
Een verhaal waarbij je moet griezelen heeft iets aantrekkelijks, als er een huivering over je rug loopt van spanning of als je kippenvel krijgt van schrik, zit er een uitdaging in die confrontatie. Het griezelige mobiliseert je emotie, terwijl je in feite geen risico loopt. Je maakt deel uit van het verhaal, je deelt de angst van de hoofdpersoon, je ervaart de ontzetting en de radeloosheid, maar het gebeurt in de wereld van de verbeelding. Je wordt meegezogen in het verhaal, maar het blijft fictie.
Een verhaal dat overloopt van gruwelijkheden, waar op plastische wijze koppen rollen en bloed vloeit, martelingen en folterpraktijken worden geëxposeerd, kan een kick geven, omdat je je op verboden terrein begeeft. We willen het niet meemaken, maar wel zién. Als er vroeger een openbare terechtstelling plaatsvond, liep de stad uit om te gaan kijken. En als de journaallezer waarschuwt dat de beelden schokkend kunnen zijn, zetten we de tv niet uit. Gevaar en geweld heeft een aanlokkelijke kant, ook hier de uitdaging, je slaat je handen voor je ogen, maar je kijkt tussen je gespreide vingers door. Mensen zoeken in boeken, films en spelletjes ook de grens op van wat je verdragen kunt. Hoeveel spanning kun je aan? En wat kun je morgen aan? Waar ligt de grens volgende week?
Het uitvergroten van de gruwelijke realiteit en zo mogelijk nog gruwelijker maken ter vermaak of leedvermaak, ik kan het geen spelletje vinden. Realistisch zijn is al heftig genoeg. Het kwaad is er, maar ik hoef me er niet tegenaan te schurken. Ik ben bang voor het verdwijnen van drempels en het vervagen van grenzen. Ik vind het geen pluspunt als iemand intens geniet van de meest gewelddadige boeken of films. Van geweld en gruwel moet je je leven lang blijven schrikken.
Het kwaad wel tonen maar niet showen.
Natuurlijk kun je als schrijver niet om het kwaad heen, het is een factor van belang, een katalysator in je verhaal. Maar ik ben als de dood dat ik het kwaad proclameer. Het kwaad moet zo worden neergezet dat het ook in de ogen van de lezer kwaad blijft. Tijdens het groeien van een nieuwe roman is er altijd wel een slapeloze nacht waarin dit dilemma speelt: Hoe toon ik het kwaad zonder er een showtje van te maken. Want dat showtje zou zomaar een buiging kunnen zijn.
Zo nu en dan moet ik wel iets lezen dat mij tegenstaat, omdat het van belang is voor mijn historisch besef en mij bij de les houdt over hoe gebroken dit bestaan is. Zo las ik “De tolk van Java” van Alfred Birney (Librisprijs 2016) al jankend van ellende, omdat ik de beschadigingen en het zweren van oud zeer herkende. De waarde van zo’n boek ligt in het feit dat er een stuk geschiedenis wordt vastgelegd en verbonden wordt met de schade aan mensenlevens. Als een waarschuwend uitroepteken mag het er zijn, niet als vermaak.
De praktijk van vandaag
Ik maak de impact van de verbeelding vaak genoeg mee met mijn kleinzoons, bij een erg spannend verhaal voel ik hun lijfjes verstrakken en kruipen ze dichter tegen me aan. En na afloop van het verhaal, als de opluchting de overhand krijgt, moeten we even gek doen vanwege het besef dat bij ons alles veilig is. Zo komt het evenwicht weer terug.
Iets gruwelijks heb ik nog niet voorgelezen, ik ben het ook niet van plan, geen gruwelverhalen en horrorboeken voorhanden hier.
Maar gruwelijk is wel de trend in kinderland, de speelgoedwinkel ligt er vol mee. Het Legoboekje van 2017 is voor bijna de helft gevuld met agressie in de vorm van angstaanjagende helden of schurken en griezelige voertuigen voorzien van vlammenwerpers en schietapparaten. Stort je in de strijd, oefen je vaardigheden, gebruik je formidabele X-Wing Fighter en je Spinjitzu tegen de Nindroids-skeletten en andere slechteriken. En als dat nog niet genoeg is, dan kun je met een programmeer-app via je smartphone je robots tot leven wekken.
Ik weiger Jestro’s Evil Mobile of de Chaoskoets van de Monster Meester aan te schaffen. Jammer voor de jongens, maar oma blijft volhouden: “Lego is om te bouwen, niet om te vechten.”
De enige pistolen die hier zijn toegestaan, zijn waterpistolen, daar hebben we er meer dan genoeg van, want bij een watergevecht doet oma zelf ook graag mee.
Computerspelletjes
Een tablet hoort tegenwoordig bij de opvoeding en je moet wel bewondering krijgen voor de vanzelfsprekende vingervlugheid waarmee kinderen zoiets weten te hanteren. Een spelletje downloaden is voor een vijfjarige een makkie. Ik kijk mee en zie een soort knollentuin, die verdedigd moet worden, er naderen namelijk in lappen gehulde vogelverschrikkers.
‘Kijk oma, ik schiet de zombies dood, want die stelen mijn sla en mijn wortels.’
‘Wat zijn nou weer zombies?’
‘Dat zijn levende doden. En als ik er één niet kan elimineren, dan splijt hij in tien zombies.’
Hoe kan oma dat nou een stom spelletje vinden en helemaal niet trots zijn dat het volgende level gehaald is? Ik denk aan “Kleine Zwerver” en ben vast al heel oud, daar helpt zelfs mijn zwak voor waterpistolen geen moedertje lief aan.
Troost en hoop
Er is op deze wereld gigantisch veel gruwelijks. Maar ik wil het niet verzinnen, want ik wil er mijn geest niet in oefenen. Dat wat ik verzin, moet troost en hoop bevatten. Ik wil niet eenzamer worden dan ik al ben, (want gruwen en walgen doe je letterlijk en figuurlijk in je uppie). Ik ben voor medemenselijkheid en elkaars hand zoeken en vasthouden onderweg achter het lichtje aan, ik geloof in de belofte van een nieuwe wereld.
Joke Verweerd
Carnaval? Kun je als christen een nar zijn?
Ieder jaar is het in de maanden februari en maart een hele drukte. Tot aan het aanbreken van Aswoensdag wordt er gedanst, gelachen, gedronken en de zogenaamde seksuele vrijheid uitgeleefd. Voor velen is het carnaval, het ‘vijfde jaargetijde’ prachtig. Als je op zoek gaat naar de betekenis en herkomst van carnaval – zo heet deze ‘tijd van de dwazen’ in Nederland –, dan verbaas je je, tenminste op het eerste gezicht. Er wordt ook een religieuze betekenis aan toegekend. Maar wij zijn eraan gewend geraakt, dat bepaalde heidense gebruiken tot christelijke feestdagen omgevormd werden, denk daarbij bijvoorbeeld aan Kerst. Het carnaval (Zuid-Duits: Fassnacht) is de ‘tijd voorafgaand aan de vastentijd’. Eigenlijk heeft dit woord te maken met ‘fasen’ en dat is een oud woord voor ‘dwaas zijn’. Veel later sprak men daarna van carnaval. ‘Carne vale’ komt uit het Middellatijn en betekent ‘vlees, vaarwel!’ Dat wil zeggen “Tot ziens vlees”, omdat er 40 dagen geen vlees gegeten wordt.
Daarom wordt met carnaval het eigen zondige vlees echt uitgeleefd. Er is ook nog een andere bron van het carnaval. Al in de tijd van de Romeinen werd aan het einde van het jaar de god Saturnus gevierd. Tijdens de ‘Saturnalia’ werden de slaven door de vrijen bediend. Ter ere van de godin Isis werd dan een scheepswagen door de straten getrokken en geschommeld. Waarschijnlijk laat zich van deze ‘Carrus navalis’ (drijvende wagen) het woord carnaval afleiden.
Later maakte men uit de heidense cultus een christelijk feest. En dit viel midden in de tijd van vasten en boetedoening, die na Kerst begon. Op de zondag voor Rozenmaandag (de ‘Laetare’) mocht men vrolijk feestvieren. Uit het feest van het verdrijven van de winter ontstond de ‘Vastavent’ (waarschijnlijk van het Keulse woord ‘Fastelovend’ afgeleid). Ook toen gold al: Op Aswoensdag is alles voorbij. De uitgelaten ‘Mommen en Trommen’ gingen ook niet aan de kloosters voorbij.
Monniken en nonnen vierden carnaval echter niet pas op zondag of maandag, maar al op vrouwencarnaval. Denk je eens in: Op papencarnaval werd zelfs een nar tot bisschop gekozen!
Een blik in de geschiedenis laat zien: Het carnaval heeft als ‘feest van de omgekeerde wereld’ een belangrijke plaats in de christelijke kalender .[1] Het is rechtstreeks verbonden met Aswoensdag en de voorafgaande en erop volgende vastentijd. Zonder die tijd zou carnaval niet denkbaar zijn. De eigenlijke vastentijd begint na Kerst en eindigt met Pasen.
Een christelijk carnaval?
Van het dwaze gedoe van carnaval zegt men te kunnen bewijzen dat het teruggaat op het twee-staten-model van de kerkvader Augustinus: Aan de ene kant sprak men over ‘het rijk van God’, aan de andere kant over ‘het rijk van de satan’.
In een korte tijd, namelijk bij het carnaval, kan het kortstondige rijk van satan zich in alle vluchtigheid, kleurigheid, met drastische overdrijving en dwaze praal ontvouwen. En de rooms-katholieke kerk lijkt een soort van ontspanning door losbandigheid opzettelijk te hebben gewild of tenminste te hebben toegestaan. Het doel was dat de christenen daardoor meer bereid zouden zijn het vasten weer over te nemen.
Voordat de 40-daagse Paasvastentijd begint op Aswoensdag [2] hebben de (naam-) christenen de laatste dagen nog één keertje (of vaker…) heel goed gegeten, gedronken, gedanst en feestgevierd, zich van alle benauwende banden bevrijd, om zichzelf daarna weer te kunnen motiveren voor de kerkelijke beperkingen.
Aswoensdag heeft z’n naam trouwens verkregen, doordat de as van de palmen van de Palmzondag van het voorbije jaar op deze Aswoensdag gewijd werd en door de priester op het voorhoofd of de schedel van de ‘gelovigen’ gestrooid werd. Daarbij moest iedereen eraan herinnerd worden, dat hij uit stof gevormd was en na zijn dood tot stof zou weerkeren. Op Aswoensdag werd volgens de volksoverlevering bovendien de duivel vanwege zijn misdrijven tegen de goddelijke verordening uit de hemel geworpen. Vandaar mogelijk ook de festiviteiten op de dagen voor de woensdag, waardoor de duivel om zo te zeggen moest worden verdreven.
Wat zegt de Bijbel ons met betrekking tot carnaval?
Tot zover wat informatie over het carnaval. Voor christenen komt nu de vraag op: Hoe gaan we om met carnaval? Heeft de Bijbel iets over dit onderwerp te zeggen? Daarbij willen we op deze plaats niet voorschrijven wat ouders tegen hun kinderen of hun leraren moeten zeggen, als die op school met carnaval te maken krijgen. Maar als wij Bijbelse antwoorden klaar hebben, zullen wij niet het gevaar lopen, bijvoorbeeld met een ongefundeerde mening de leraren van ons te vervreemden. Wij moeten in wijsheid wandelen, juist ‘tegenover hen die buiten zijn’ (Kolosse 4:5).
En hoe sta je tegenover carnaval?
De Bijbel spreekt natuurlijk vanzelfsprekend niet specifiek over carnaval. De Bij-bel is nu eenmaal geen wetboek, waarbij wij de dingen op alfabet kunnen naslaan. God laat ons in de Bijbel veel meer de grondregels zien, die wij op onze levenswandel moeten toepassen. Ons geweten moet in het licht van Gods Woord gesteld worden. Dan alleen kunnen we een besluit nemen dat Gods goedkeuring heeft, zonder dat we dit doen uit wettische gehoorzaamheid en het klakkeloos overnemen.
De carnavalstijd valt midden in de vastentijd. En over het vasten zegt de Schrift met name in het Oude Testament iets en verder in de Evangeliën en in Handelingen. Waarom noem ik dat nadrukkelijk? Omdat we in de Brieven van het Nieuwe Testament geen enkele vermaning over het vasten vinden. We vinden maar twee vermeldingen dat Paulus gevast heeft. Dat maakt duidelijk dat het letterlijke vasten in onze huidige tijd niet meer de betekenis kan hebben die het vroeger had.
Paulus heeft gevast (2 Korinthe 6:5; 11:27). En in Handelingen lezen we eveneens over vasten (Handelingen 10:30; 13:2; 14:23; 27:9). Vasten wordt ook in verband met het gebed genoemd (‘Maar dit geslacht gaat niet uit dan door bidden en vasten’, Mattheüs 17:21). Dat wijst erop, dat bij een ernstig gebed het past om af te zien van de genoegens van het dagelijks leven.
Aan deze Schriftplaatsen kun je zien dat het raamwerk van de huidige carnavalstijd (nl. een door de kerk voorgeschreven tijd van vasten) beslist geen Bijbels voorschrift voor christenen is. Daarmee zeg ik niet dat je vandaag niet zou mogen vasten, om op een bijzondere manier een gebedsonderwerp intensief voor God te brengen.
Maar er bestaat geen ‘christelijk vasten’. God wil veeleer dat wij in principe afstand doen van elke last en elk genot, die ons in de christelijke wedloop in de weg staan: ‘Laten wij alle last en de zonde die ons lichtelijk omstrikt, afleggen en met volharding de wedloop lopen, die vóór ons ligt, terwijl wij zien op Jezus…’ (Hebreeën 12:1).
Wij vinden, wat betreft het carnaval, uitbundige en ongebreidelde vreugdefeesten, die vergezeld gaan van oorverdovende muziek met overheersende ritmes. Alcohol, vandaag de dag vaak ook drugs en overmatige genotzucht zijn hier maar een paar voorbeelden van. Het zal iedere christen wel duidelijk zijn dat dat niets te maken heeft met de christelijke vreugde die wij mogen genieten. Petrus schrijft in zijn tweede brief: ‘Zij achten een zwelgpartij overdag een genot; [ze zijn] vlekken en smetten en zwelgen in hun eigen bedriegerijen, als zij met u brassen. Zij hebben ogen vol overspel en houden niet op te zondigen; zij verlokken onstandvastige zielen en hebben een hart, geoefend in hebzucht, kinderen van de vervloeking’ (2 Petrus 2:13-14).
En de kleinzoon van de grote koning Nebukadnezar, Belsazar in Daniël 5, zou ons tot een grote waarschuwing moeten zijn. Voor hem was het uitgelaten feest de laatste maaltijd in zijn leven; nu staat hij voor God, aan Wie hij rekenschap schuldig is voor zijn leven!
Trouwens, meestal gaat zo’n zwelgpartij gepaard met het lasteren van goddelijke Personen. Dat was zo bij Belsazar (Daniël 5:4). En Judas maakt dat in zijn brief ook heel duidelijk: ‘Maar evenzo verontreinigen ook deze dromers het vlees en verwerpen de heerschappij en lasteren de heerlijkheden… Maar dezen, al wat zij niet kennen, lasteren zij; en in al wat zij van nature weten, zoals de redeloze dieren, daarin verderven zij zich…. Dezen zijn vlekken in uw liefdemalen, zonder vrees brassen zij in uw bijzijn en weiden zichzelf’ (Judas 8-12).
Is het niet waar dat de beschrijving van deze mensen als dieren, juist in carnavalstijd, de spijker op de kop slaat? Daarbij zinspeel ik niet alleen maar op alle varianten in de verkleedkleren. En hoeveel wordt er in de carnavalstoespraken ook niet godslasterlijk gesproken. Daar kan een christen niets mee van doen hebben.
In 2 Petrus 3 hebben wij al gezien, dat tegelijk ook van echtbreuk sprake is. Er is nauwelijks een tijd waarin huwelijken en relaties zo zeer gevaar lopen als bij carnaval. Door de verkleding kun je de persoon tegenover je niet herkennen en ben je vrij om met diegene te dansen met wie je wilt. En niet zelden belanden dan twee wildvreemde mensen met elkaar in bed. Misschien alleen voor een nacht (al erg genoeg!), misschien ook voor een langere tijd.
De Bijbel spreekt daarover heldere taal: ‘Maar de vreesachtigen en ongelovigen en zij die gruwelen bedrijven en moordenaars en hoereerders, en tovenaars en afgodendienaars en alle leugenaars – hun deel is in de poel die van vuur en zwavel brandt; dit is de tweede dood’ (Openbaring 21:8). Ook dat maakt duidelijk dat een christen zich bij het vieren van de carnaval niet goed kan voelen en er ook geen deel aan kan nemen. Anders kan het gebeuren, dat een gelovige zo’n zondig gedoe plezierig gaat vinden en zelf in zonde valt.
Bij het laatste punt is de verkleedpartij al ter sprake gekomen. Ook in de Bijbel vinden wij mensen die zich verkleed hebben. En je kunt niet zeggen, dat er ook maar één positief voorbeeld tussen zat. Saul verkleedde zich, toen hij naar de waarzegster ging; hij werd ontdekt (1 Samuël 28). Tamar was de schoondochter van Juda, maar zij verkleedde zich als een hoer (Genesis 38). Was het goed, dat Jakob zich verkleedde, om voor Ezau te spelen (Genesis 27)? En hoe ging het met Achab en Josia, die zich in de oorlog verkleedden (1 Koningen 22; 2 Kronieken 35)? Zelfs de duivel ‘verkleedt’ zich en komt daarom als een engel van het licht (2 Korinthe 11:14). En daarom komen ook zijn navolgers, valse profeten, in schaapskleren (Mattheüs 7:15).
Bovendien worden juist door de carnavaleske verkleedpartijen sommige verdorven personen en krachten onschuldig voorgesteld (duivel, heksen). Hoe zou een christen na het lezen van deze voorbeelden nog aan zulke verkleedpartijen kunnen meewerken? Als iemand zich verkleedt, wil hij een persoon voorstellen, iemand die hij in werkelijkheid niet is. Dat hebben we als kinderen vast en zeker allemaal wel eens een of andere keer gedaan. Hangt met dit verkleden echter niet vaak het verlangen samen, dat ik graag iemand anders had willen zijn, bepaalde eigenschapen graag zou hebben gehad, die de Heere mij niet verleend heeft?
Tenslotte wil ik graag nog iets zeggen over de zogenaamde vrouwencarnaval of ‘oudewijvencarnaval’. Op deze speciale donderdag hebben de vrouwen het voor het zeggen en kunnen zich van het hele gezag van de mannen ontdoen. Uiteindelijk is het hele carnaval immers een zich losrukken van alle normen en regels. Ieder kan doen en laten wat hij wil. Hij kan zijn persoonlijke ‘vrijheid’ uitleven (en merkt niet, dat het tenslotte niets anders is dan gevangenschap door de duivel).
Maar het overtreden van de scheppingsorde van God geeft de carnavalsvrouwen blijkbaar heel veel plezier, terwijl God heeft bepaald dat de man het hoofd van de vrouw is (1 Korinthe 11:3), en dat is een bepaling die tot vandaag de dag nog geldt. ‘U, vrouwen, weest aan uw mannen onderdanig, zoals het betaamt in de Heere’ (Kolosse 3:18). Dit vers kun je ook in de carnavalstijd niet simpelweg negeren!
Afsluitend
Al deze punten maken tenslotte duidelijk, dat een leven dat God behaagt niet te rijmen valt met het vieren van carnaval [3]. Natuurlijk mogen we blij zijn. We mogen ook best een goede maaltijd nemen, maar zwelgpartijen en bandeloosheid in de zin van carnaval passen totaal niet bij een christen. Omdat het niet bij Christus past. En Hem willen we graag eren!
Manuel Seibel
Bron: ©Volg Mij! 1/2015
[1] Het ‘liturgische jaar’ met zijn feesten en gebruiken is naar analogie met oudtestamentische, Joodse feesten geleidelijk in christelijke kerken geïntroduceerd en is niet op de Bijbel gefundeerd. Hoewel veel christenen bijv. Pasen of Kerstmis oprecht willen vieren, is de enige aangegeven speciale dag (‘feestdag’) in het Nieuwe Testament de eerste dag van de week, de ‘dag des Heeren’.
[2] Aswoensdag is in de rooms-katholieke traditie het begin van de 40 dagen durende vastentijd, die loopt tot en met Paaszaterdag,ook wel Stille Zaterdag genoemd.
[3] Laten we hier liever consequent zijn! Een christen die deelneemt aan carnaval, zonder de ergste uitwassen mee te maken, is altijd nog eerder een karikatuur van een discipel en zeker geen geloofwaardige getuige van zijn Heere en Zaligmaker.
Gevaren van de universitaire psychologie
BEKNOPT OVERZICHT OVER DE VERSCHILLEN TUSSEN SECULIERE- EN BIJBELSE PSYCHOLOGIE
Universitaire, seculiere psychologie (1 Cor 1:20-31; 2:6-14; Matt 22:29)
Omschrijving
Een menselijke leer van het zieleleven resp. het gedrag van de mens t.o.v. zichzelf en de medemens.
Deze spruit voort uit de een of andere menselijke filosofie (hypothese, speculatie) en vanuit menselijke waarnemingen, ervaringen, experimenten, tests, inzichten en conclusies.
De diverse menselijke visies leiden tot diverse menselijke oplossingen (advies, behandeling, therapie) van psychosociale problemen. De menselijke oplossing ligt in de mens en/of de groep en in menselijke methoden en technieken.
Kortom: seculiere psychologie
– omvat een horizontale mens/zelfkennis.
– is een menselijke visie op oorzaak/oplossing.
– is subjectief (begint en eindigt bij de mens).
– veranderlijk, omdat de mens veranderlijk is.
– verschillend en tegenstrijdig, omdat menselijke visies verschillen en tegenstrijdig zijn.
Thema
– De mens in zijn relatie tot zichzelf en tot de medemens;
– de mens als een ‘naturalistisch-psychosociaal wezen.
Kenbron en norm
Menselijke waarnemingen, ervaringen, experimenten, tests, inzichten en conclusies.
Bijbelse psychologie
(Spr 9:10; Col 2:3; Jer 17:9-10; Ps 139)
Omschrijving
De Bijbelse leer van de ziel en het zieleleven resp. de relatie van de mens tot God, zichzelf en de medemens. Deze komt voort uit Gods openbaring in Zijn Woord.
De Bijbel openbaart niet alleen Gods diagnose, maar ook Gods oplossing van de primair geestelijke nood alsook van de psychosociale problemen: Jezus Christus de gekruisigde en opgestane Heer.
De Bijbelse oplossing ligt buiten de mens, uitsluitend in de Persoon en het offer van Jezus Christus.
Bijbelse psychologie is
– in Gods Woord geopenbaarde mens/zelfkennis.
– in Gods Woord geopenbaarde diagnose/therapie.
– objectief (buiten de mens; begint en eindigt in Gods Woord).
– onveranderlijk, omdat Gods Woord eeuwig is.
– gelijkblijvend; eenzelfde Bijbelse openbaring is de grondslag.
Thema
– God en de mens – de mens, allereerst in zijn geschapen, verbroken, herstelde relatie tot Zijn Schepper en Verlosser;
– de mens als geestelijk-psycho-sociale persoonlijkheid.
Kenbron en norm
Gods openbaring in Zijn Woord – als enige autoriteit en maatstaf. Alle menselijke waarnemingen, ervaringen, inzichten en conclusies moeten daaraan getoetst.
Uitgangspunten seculiere psychologie (de ‘voorvragen’)
Diverse atheïstische, menselijke, subjectieve, veranderlijke, tegenstrijdige filosofieën en hypothesen; menselijke normen, maatstaven en waarden:
1. Filosofisch, atheïstisch wereld- en mensbeeld (humanistisch, idealistisch, ideologisch, evolutionistisch, behavioristisch enz.)
2. Menselijke diagnose: de primaire oorzaak van psychosociale problemen ligt buiten de mens. De mens is slechts ‘slachtoffer’ van zijn omgeving en omstandigheden. De mens is in zijn kern goed; hij bezit slechts een verworven verdorvenheid. De mens is in wezen autonoom, vrij en mondig.
3. Menselijke zelfverlossingshypothese: de mens heeft alle mogelijkheden in zichzelf om zich (en de medemens) te bevrijden, te veranderen en zijn problemen op te lossen, zich creatief te ontplooien. Zelfverlossing en zelfverwerkelijking liggen volkomen binnen de menselijke mogelijkheden
Doel
Mentaliteits- en gedragsverandering; zelfverlossing, zelfhulp, zelfverwerkelijking. Zelfervaring (ervaring van je gevoelens, lichaam, mogelijkheden en motieven).
Gedrag psych. verklaren; zondebok zoeken. Schuld-‘gevoelens’ uit de weg ruimen, verdoven of afreageren; cliënt ‘bevrijden’ van gezag, normen en te streng geweten.
Methoden en technieken o.a.
Psychoanalyse; hypnose; shocktherapie; gedragstherapie; groepstherapieën; relatietraining; psychodrama; rollenspel; bio-energitsche oefeningen; gesprekstherapie (Carl Rogers); ontspanningstherapieën (autogene training; yoga); muziek en arbeidstherapieën etc.
Uitgangspunt van de Bijbelse psychologie
Gods objectieve, onveranderlijke Woordopenbaring; Gods absolute normen, maatstaven en waarden alsook Gods verlossing in Jezus Christus volbracht:
1. Bijbelse theologie en antropologie (oorsprong, wezen, bestemming van de mens door God Zijn Schepper, Wetgever en Rechter).
2. Bijbelse hamartologie: de primaire oorzaak ligt in de mens zelf, in zijn verbroken relatie met God. De mens is ten volle verantwoordelijk en persoonlijk schuldig voor God. De mens is in zijn kern zondig; hij bezit een aangeboren verdorven natuur (erfzonde). De mens is als schepsel afhankelijk van God en door de zondeval slaaf van de zonde (Joh 8:34).
3. Bijbelse soteriologie: de mens is nooit in staat zichzelf (of een ander) te verlossen en te vernieuwen. Jezus Christus is de Enige, die werkelijk kan verlossen en vernieuwen op grond van Zijn Kruisoffer. Verlossing, vernieuwing, heiliging enz. liggen volkomen buiten menselijk bereik.
Doel
Wezensvernieuwing door Bijbelse bekering, wedergeboorte en heiliging door Gods Woord en Geest. Nieuw, Bijbels gedrag, Bijbelse zelfkennis.
Bijbels zondebesef (Rom 7:18, Ps 51).
Belijdenis van persoonlijke en concrete schuld tegenover God en de naaste; ordening van verleden en heden (zgn. Zacheüswegen. Zie Luc 19:8).
Middelen: Gods Woord en de bede om de werking van Gods Geest; pastoraal gesprek; voorbede; voorbeeld; getuigenis; op de Bijbel georiënteerde literatuur.
Samengevat
De universitaire psychologie negeert of ontkent de realiteit van God, de Schepper, Wetgever en Rechter van de mens; de realiteit van satan, Gods tegenspeler; de realiteit van de zondeval (erfzonde), persoonlijke verantwoordelijkheid en schuld tegenover de heilige God; de realiteit van de eeuwigheid (eeuwig leven of 2e dood); de realiteit van het Kruisoffer op Golgotha.
In de seculiere psychologie staan kenbron, uitgangspunten, diagnose, therapieën, methoden en doelstellingen lijnrecht tegenover Gods Woord. Ze zijn menselijk, subjectief, relatief, veranderlijk, verschillend en vaak tegenstrijdig. Buitenbijbelse therapieën, methoden en doelstellingen zijn in wezen antichristelijk.
Het kruis van Jezus Christus is het einde van en oordeel over iedere vorm van zelfverlossing en zelfverwerkelijking. Er bestaan geen objectieve, neutrale, waardevrije menselijke antropologie en psychologie. Zowel de theoretische als de therapeutische psychologie wordt bepaald door het daarachter liggende mens- en wereldbeeld.
Grenzen van de seculaire psychologie
1. Wat betreft de theoretische psychologie:
a. Deze kan niets weten, niets zeggen over oorsprong, wezen en bestemming van de mens.
b. evenmin over de primaire oorzaak van psychosociale problemen: de relatiebreuk met God.
c. In concrete situatie kan ze hoogstens en slechts ten dele een diagnose geven van de menselijk waarneembare oorzaak. Ze mist echter het zwaard, de verlichting van Gods Geest.
Ze is enerzijds aangewezen op datgene wat de cliënt (door zijn bril) ziet en zegt – anderzijds op de subjectieve instelling, waarneming, inzichten en beoordeling van de psychologie.
Ze kan hoogstens een secundaire samenhang aantonen tussen gedragsstoornis en opvoeding, ontwikkeling, milieu, of onbewuste drijfveren bewust maken.
2. Wat betreft de therapeutische psychologie:
Deze is niet bij machte te leiden tot Bijbels zondebesef en Bijbelse zelfkennis, tot Bijbelse bekering en wedergeboorte, tot Bijbelse vergeving, verlossing, vernieuwing en overwinning, noch tot een leven uit genade en geloof tot Gods eer, tot zegen van de naaste.
Ze kan slechts symptoombehandeling aanreiken, sleutelen aan de oude mens, een tijdelijke of eigenlijk een schijnoplossing geven.
Grenzen van de Bijbelse psychologie
1. Gods Woordopenbaring over de geschapen en gevallen mens, over de primaire oorzaak en over Gods oplossing van de psychosociale problemen is volmaakt en voldoende.
Een Bijbelgetrouw christen kan deze grenzen van Gods Woordopenbaring en van Gods heilsdaad in Christus nooit zonder schade en nooit straffeloos overschrijden.
In de concrete situatie is ze primair aangewezen op het werk van de Heilige Geest via Gods Woord om licht te geven op de verborgen, diepste achtergrond van de psychosociale nood.
Daarnaast is ze enerzijds afhankelijk van de oprechtheid en gehoorzaamheid van de ander t.o.v. God en Zijn Woord – anderzijds van de geestelijke rijpheid en concrete relatie met God van de zielzorger. Ze kan van de primaire samenhang tussen de realiteit met de Here Jezus Christus enerzijds en de problemen anderzijds bewust maken.
2 Wat betreft de praktische, persoonlijke toepassing van de objectieve heilsfeiten: er zijn geen grenzen aan Gods Woord, Gods Geest en Gods liefde in Christus! De zielzorger staat alleen voor de grenzen van de oprechtheid en bereidheid van de ander. Hij mag geestelijk nooit verkrachten.
Bijbels pastoraat vermag door Gods Woord en Geest met Jezus Christus te confronteren, die wortelbehandeling geeft.
Er dreigen gevaren, als
1.de seculaire psychologie ten aanzien van de diagnose en therapie van de psychosociale problemen zich opstelt als enige autoriteit en maatstaf, meent alleen kennis van zaken en recht van spreken te hebben, denkt uitsluitend competent te zijn.
2. ze uit juiste of uit subjectieve, relatieve, verkeerde waarnemingen verkeerde conclusies trekt.
3. ze afwijkend gedrag en relatiestoornissen psychologisch ‘verklaart’,
a.een getroffen geweten ‘onechte schuldgevoelens’ noemt en tracht te sussen,
b. de persoonlijke verantwoordelijkheid relativeert of zelfs ontkent,
c. de schuld buiten de cliënt zoekt en op de omgeving afschuift,
d. christelijke normen verandert, verlaagt, relativeert om de cliënt van de ‘druk’ van zijn normen en geweten te ‘bevrijden’ en indoctrineert,
e. een anti-Bijbelse, antichristelijke ‘therapie’ aanreikt bijv. door agressie en andere zondige neigingen ‘uit te beelden’ (psychodrama) of ‘af te reageren’ op de psychotherapeut of op ‘de groep’ of op een kussen enz. of door de gevallen natuur te stimuleren om volkomen op zichzelf of op de medemens (de groep) te vertrouwen, naar eigen inzicht en in eigen kracht de problemen op te lossen, zich ‘spontaan’ en ‘creatief’ te ontplooien en zichzelf te ‘verwerkelijken’.
4. ze de mens in een bepaald hokje en schema onderbrengt (schematisme).
5. de cliënt zich achter psychologische ‘verklaringen’ verschuilt en zichzelf verontschuldigt, zichzelf, zijn ‘gevoelens’ en problemen ‘in de greep’ krijgt zonder Bijbelse bekering, wedergeboorte en schuldbelijdenis.
Primair onderwijs moet uit het slop!
Situatieschets
Het primair onderwijs (PO) – basisschool, basisonderwijs – pikt het niet meer. De koek is op. Ze zijn het zat. Ze zijn uitgeput. Er moet wat gebeuren en wel nu. Stakingen, gesprekken met minister Arie Slob, miljoenen extra’s die niet genoeg zijn. Onrust, onvrede. Het kan ons niet ontgaan dat er iets aan de hand is met het PO. Dat verbaast me niks. De afgelopen jaren ben ik als lid van een GMR wat nauwer betrokken geweest bij het onderwijs. Ik hoorde een terugkerend refrein van opgebrande leerkrachten, matige directies, afstand tussen werkvloer en stichtingsmanagement, administratieve druk, werken in vrije tijd, toenemende druk vanuit ouders, meer probleemkinderen, etc. Ook voelde ik de passie, de liefde voor het vak, de liefde voor kinderen, de wanhoop, de boosheid, het gevoel niet gehoord te worden. Eén ding was me heel duidelijk: De sector zit klem. Niet alleen de leerkrachten, maar ook alle lagen daarboven. De altijd opgeruimde minister Sander Dekker knalde met zijn PO/VO dubbeldekker hard op de landingsbaan. Minister Arie Slob kan nu proberen de brokken op te ruimen. Wat is dat nou met de sector?
Liefde
Er zijn weinig sectoren die zo op liefde gebaseerd zijn als het primair onderwijs. Ik ken een heel scala aan leerkrachten. Ze hebben stuk voor stuk een warm hart, passie voor kinderen. En dat willen we ook met elkaar: Leerkrachten die kinderen veiligheid bieden en warm met hen omgaan. Luisteren, kinderen identiteit, waarden en eigenwaarde meegeven. Kinderen sociaal maken. Niet verwonderlijk dat het stuk voor stuk leerkrachten zijn met een hoge mate van mensgerichtheid. Sommigen wat introverter en vooral lief en veilig. Anderen wat uitbundiger en enthousiast met kleurtjes en vol ideeën. Gepassioneerde mensen die het beste voor hebben met de wereld. Deze gepassioneerde mensen, die een belangrijke basis onder de wereld van onze kinderen leggen, staan van nature veraf van staken en boosheid. Veraf van onvriendelijke maatregelen en verstoorde verhoudingen. Incasseren en doorgaan, totdat je in huilen en/of woede uitbarst. Ook voor ons christenen geldt dat staken ons niet in ons bloed zit. We hebben geleerd verantwoordelijkheid te dragen en onze plicht te vervullen.
Cumulatie.
Als het nou bij één facet was gebleven, dan had je het primair onderwijs niet gehoord. Een lager salaris dan het vo hadden ze niet fijn gevonden, maar bevlogen leerkrachten halen zoveel voldoening uit het onderwijs dat ze niet voor meer salaris de barricades op gaan. Maar er is meer, veel meer, aan de hand. Een totale cumulatie in een veel te korte tijd. Dat geldt niet alleen voor scholen in de stad, maar net zo goed voor de dorpsscholen. Passend onderwijs laat de druk op klassen toenemen. Wegbezuinigen van klasse assistenten, conciërges, administratie en IB-uren personeel betekent sluipenderwijs meer taken voor de leerkrachten. Werkende moeders en toenemend beroep op mantelzorgers betekent minder hulp bij praktische klussen. Nadruk op verantwoording en resultaten betekent meer toetsen en meer verslagen en grafiekjes per kind. Toename van scheidingen en opvoedingsproblemen betekent meer emotie en behoefte aan begeleiding en zorg. De problematiek veroorzaakt door gescheiden ouders is voor leerkrachten een extra grote zorg. De Wet Werk en Zekerheid beperkt de vrijheid rond de inzet van personeel, wat hopeloos gedoe oplevert bij (ziekte)vervanging. En last but not least: De instroom van pabo studenten is de laatste jaren dramatisch.
Lobby.
Het is niet eerlijk verdeeld in Den Haag en Brussel. Exacte cijfers kan ik niet vinden, maar er lopen heel wat lobbyisten rond voor allerlei sectoren. En dan met name de sectoren waar veel geld in omgaat. En welke sectoren blijven daarbij achter? Uiteraard de sectoren die leven op overheidsgeld of goedgeefsheid van mensen. Milieuorganisaties, onderwijs etc. zijn een stuk minder vertegenwoordigd dan de business-sector. Een lobby zorgt er o.a. voor dat er zaken NIET op de agenda komen. Af en toe ontstaat er een rel, doordat onderzoeksjournalisten een vinger leggen bij sjoemelsoftware in auto’s of belastingafspraken met grote bedrijven. Dacht je dat de overheid dat niet wist? Natuurlijk wel, maar daar wordt geen ruchtbaarheid aan gegeven. Een voorbeeld hoe verschillen sectoren worden behandeld? Shell en Unilever zaten recent prominent in de Tweede Kamer te overleggen over beperking van de dividendbelasting. Minister Slob zit in een achterzaaltje zonder brede afvaardiging van die Kamer te praten met vertegenwoordigers vanuit het PO. Het is dat het PO-overleg het Journaal haalde, anders was er totaal geen aandacht voor geweest. Macht en geld bepalen veel meer de aandacht van media en politiek dan de zorgen rond PO. En een krachtiger lobby moet door iemand betaald worden. Ziedaar de achterstandspositie van dat onderwijs in politiek Den Haag. En dat terwijl art. 23.1. van de Grondwet bepaalt: ‘Het onderwijs is een voorwerp van aanhoudende zorg der regering.’
Mannen
Eén van de hardnekkige problemen waar het PO mee kampt is dat er een haast geen man meer te vinden is. Zo’n 86% is vrouw. Het PO is gebaat bij een gezonde mix tussen mannelijke en vrouwelijke leerkrachten. Voor identificatie, voor accenten die de beide seksen geven, mannen hebben minder last van stress etc. Vroeger was dat wel anders. Ik had op de lagere school ook les van mannen. Vaak zaten er in de onderbouw vooral vrouwen en in de bovenbouw mannen. Ik had niet zo veel met vrouwelijke leerkrachten, met eentje leefde ik min of meer op voet van oorlog. Mannelijke leerkrachten dat ging een stuk beter. Ik herinner me die mooie geschiedenisverhalen van meester Doedens, compleet met platen. En dan meester Noordhof, die een keer het bord kapot sloeg met zijn stok, omdat hij woedend was op een leerling. Ik weet nog hoe trots ik was, toen ik van hem mijn felbegeerde sticker voor de tafel van 8 kreeg. Waar is het fout gegaan met de mannen? Ik heb een voorzichtige gedachte. Zou het gekomen zijn op het moment dat KLOS (Kleuter Leidster Opleiding School; kleuters, groep 1 en 2) en Kweekschool (klas 1-6, groep 3-8) samengingen? De KLOS was duidelijk voor vrouwen. En nog steeds ken ik geen mannelijke leerkracht van groep 1 of 2. Voorzover ik weet specialiseert een pabo-er zich vanaf het tweede studiejaar, maar het feit dat deze opleiding in de basis opleidt voor het PO, kan mannen wel eens afschrikken. Dus ik zou zeggen: terug naar KLOS en Kweek.
Directie.
De directeuren van het PO die ik ken, komen allemaal uit het basisonderwijs. Vaak zijn het leerkrachten van de bovenbouw die doorstromen naar de functie van (adjunct) directeur. In het meest gunstige geval zijn het leerkrachten die naast het mensgerichte ook een flink portie zakelijke doelgerichtheid bezitten. De kans is vrij klein, dat je dat type in het onderwijs tegenkomt. En dus moet het PO het vaak doen met directeuren die er eigenlijk niet voor geschoold zijn. Ze zijn in een aantal gevallen omhoog geduwd door collega’s. Ze krijgen dan vervolgens te maken met een overkill aan wet- en regelgeving. Verder komen komen ze klem te zitten tussen stichtingsbestuur/Raad van Toezicht en de werknemers. Dan is het niet gek dat er regelmatig directeuren overspannen raken, slecht functioneren etc. Ik denk dat het PO gebaat is bij meer zijinstromers. Het zijn mensen die nieuw licht op de sector kunnen werpen: bedrijfsskunde o.i.d. hebben gestudeerd en taakgericht zijn met ook een menselijke component.
Ouders.
De oude gedachte dat de school van de ouders is, die hun kinderen naar vrijheid van geweten onderwijs mogen geven, is al even op zijn retour. De overheid heeft een steeds grotere vinger in de pap. Een onderwijskoepel enkel gebaseerd op levensbeschouwelijke grondslag maakt tegenwoordig geen indruk meer en moet vechten om bestaansrecht. De school van tegenwoordig is nogal anders dan de school van een halve eeuw geleden. Maar ook de ouders zelf zijn veranderd: .minder betrokken bij de school en drukker met zichzelf. Het gaat doorgaans om hun ontplooiing, carrière en zorgtaken. Het natuurlijke gezag van het hoofd der school of de onderwijzer is totaal verdwenen, net zoals elk gezag in kerk, staat en maatschappij het moet ontgelden, in ruil voor mondiger kinderen en mondiger ouders. De maatschappij stelt hoge eisen aan de ouders en eveneens aan zichzelf en hun kinderen. Zowel maatschappij als ouders stellen ook hoge eisen aan het PO. Ouders willen dat leerkrachten zich verantwoorden. Op zich goed, zolang die gedrevenheid hand in hand gaat met ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie. Terwijl juist die twee factoren onder spanning staan. Uit onderzoek blijkt dat ouderbetrokkenheid een positief effect heeft op het kind. Terwijl ouders door toename van taken – en wellicht meegaand in de individualistische ‘ieder voor zich’ gedachte – steeds minder tijd hebben voor hun kind. Dat heeft effect op de school. Ook de participatie in de zin van de praktische inzetbaarheid van ouders is steeds moeilijker rond te krijgen. Sowieso is het maatschappij-breed moeilijk vrijwilligers te vinden. In de PO-sector die vanouds als een mooie samenwerkingstandem met de ouders werkt, is dat extra voelbaar. Ook de kwaliteit van de ouderparticipatie verandert. Liever een afgeronde klus dan jarenlange participatie in een ouderraad of een MR of als klasse-assistent.
Het wordt tijd dat de PO-sector zichzelf opnieuw uitvindt. Laten we hopen en bidden dat het minister Arie Slob lukt om de sector deze jaren uit het slop te trekken.
Dick Tillema
Grave sucking
Bron: rejoicenow.nl
Dromen en visioenen bij moslims
Dromen en visioenen bij moslims
Het bovenstaande onderwerp is een onderwerp waar verschillend over gedacht wordt. Het onderstaande artikel komt uit het evangelisch getinte Duitse blad “Zeitruf”, nummer 4/2016.
‘Dromen en visioenen’ van Tom Doyle en Greg Webster
Advies in de vorm van een brief
Geliefde broeder in het geloof,
Het grote onderwerp waarop ik in deze brief gedetailleerd in wil gaan, is de vraag of Christus zichtbaar aan moslims verschijnt om hen tot navolging te roepen. Dat is immers de gronduitspraak in het boek ‘Dromen en visioenen’, geschreven door Tom Doyle en Greg Webster. De verhalen zijn indrukwekkend en gevoelsmatig overtuigend geschreven. De vraag is nu of God vandaag de dag op deze manier handelt, hoewel dit niet door de brieven van de apostelen in het Nieuwe Testament ondersteund wordt. De alles beslissende vraag is: Handelt God vandaag de dag in uitzonderlijke gevallen in tegenspraak met Zijn Woord? De auteurs doen moeite om aan te tonen, dat daar Bijbelse argumenten voor zijn. Juist daar openbaart zich de totale onwetendheid van beiden, als het gaat om een zuivere Bijbeluitleg. Vrolijk vermengen ze oud- en nieuwtestamentische verschijningen van engelen voor, met dromen van Paulus en Petrus na Pinksteren. De verschillende heilstijden worden volledig weggewerkt. Dat is tamelijk chaotisch. Het doet jammer genoeg sterk denken aan de typische handelswijze, die men anders alleen van sektariërs kent. Na Pinksteren waren er zonder twijfel slechts drie personen die de verheerlijkte Christus zagen: 1. Stefanus voor de steniging (Hand 7:55-56), 2. Saulus van Tarsen (Hand 9:3-9; 1Kor 9:1) en 3. Johannes op het eiland Patmos (Openb 1:12-18). Hij was de laatste van de drie en zag Hem, precies zoals Stefanus en Saulus verheerlijkt, zoals Hij sinds de hemelvaart werkelijk is. Saulus viel bij deze verschijning op de grond. Johannes viel krachteloos als dood aan Zijn voeten. Wanneer de HERE dus vandaag aan iemand zou verschijnen, dan in deze verheerlijkte gestalte. Ook is Christus aan de drie slechts één keer verschenen. Dat is in het boek ‘Dromen en visioenen’ heel anders. Niemand valt als dood neer. Alles is geheimzinnig romantisch. Er verschijnt een mystieke Jezus die slechts kijkt en met zijn ogen ‘spreekt’ of eigenaardige dingen zegt, zoals wanneer hij een moslima in Duitsland naar de dominee van de Evangelische Kirche stuurt, die vanuit zijn theologie verplicht is om haar de dwaalleer van de doop door wedergeboorte bij te brengen, waardoor zij niet gered kan worden (een christen dus die een zoekende vrouw op een dwaalspoor brengt?). Deze verschijnt aan moslims vier tot zelfs twintig keer achter elkaar. Al bij deze eerste Bijbelse punten vallen de getuigenissen door de mand.
Dan nemen we het volgende punt:
Wij leven in het tijdperk van de gemeente/de genade. Ook hier hebben de uitspraken in de brieven van de apostelen?) prioriteit. Wat staat daar over “Jezus zien”? 1 Johannes 3:2: “Geliefden, nu zijn wij kinderen van God, en het is nog niet geopenbaard wat wij zullen zijn. Maar wij weten, dat als Hij geopenbaard zal worden, wij Hem gelijk zullen zijn; want wij zullen Hem zien, zoals hij is.”Hier staat duidelijk, dat wij Hem pas zien kunnen, als wij Hem gelijk zullen zijn. Dat is in de toekomst, bij de opname zoals in 1 Kor 15:51 staat: “Zie, ik vertel u een geheimenis: Wij zullen wel niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd worden, in een ondeelbaar ogenblik, in een oogwenk, bij de laatste bazuin. Immers, de bazuin zal klinken en de doden zullen als onvergankelijke mensen opgewekt worden, en ook wij zullen veranderd worden.” Op het moment van de opname, worden wij ‘veranderd’ en dus ‘aan Hem gelijk’. Ook Petrus schrijft hier duidelijk over in 1 Petrus 1:8: “Hoewel u hem niet gezien hebt, hebt u Hem toch lief. Hoewel u hem nu niet ziet, verheugt u zich met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde.” Dat is de geldige en door de Heilige Geest geïnspireerde leer. Daaraan moeten we in deze verleidende eindtijd vasthouden. De auteurs van het boek komen met nog een argument om ons van de echtheid van de visioenen te overtuigen: ze hebben de genoemde personen persoonlijk aangehoord en ook gevraagd of ze bereid zouden zijn om voor hun geloof te sterven. Daarop hebben alle “ja” gezegd. Deze uitspraak betwijfel ik niet. De kern ligt in de vraag: Is de bereidheid tot de martelaarsdood een bewijs, dat er wedergeboorte heeft plaatsgevonden? Laten we vooraf bedenken, dat ook veel moslims bereid zijn voor Allah te sterven. Waaraan herkent men een wedergeboren mens? Wel, als eerste aan de vrucht. Als de Heilige Geest in het leven binnenkomt, brengt Hij vrucht voort, die volgens Gal 5:22 uit de volgende onderdelen bestaat: “De vrucht van de Geest is echter: liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.” De bereidheid tot de martelaarsdood is daar niet bij. Laten we bedenken dat de bevraagde personen dat uit overtuiging gezegd hebben. Zoals ik ook zeg: Ja, ik ben bereid om voor Christus te sterven. Dat geloof ik serieus. Maar, pas als deze situatie komt, zal het duidelijk worden of ik er werkelijk toe bereid ben. Er is de spanning tussen theorie en praktijk Daarom is dit geen bewijsvoering voor wedergeboorte. Hoeveel wedergeborenen zouden op deze vraag antwoorden: “Voor Christus te sterven? Nee, ik geloof dat ik voor deze stap vandaag nog te zwak ben.” Toch woont de Geest in hen en zij zijn gewoon eerlijk en geven er de voorkeur aan zich niet groter voor te doen. Ik wil graag duidelijk maken, dat ik de getuigenissen van de in het boek geciteerde personen zeker niet betwijfel. Zij hadden zeker ‘Jezusvisioenen’. Maar het was niet de in de Heilige Schrift geopenbaarde Jezus, maar een spiritische verschijning. Het valt me persoonlijk erg zwaar, u dit te schrijven. Want al te graag zou ik geloven, dat de HERE in bepaalde landen persoonlijk de zendingsopdracht van de gemeente uitvoert. Maar als we dat als feit accepteren, verwerpen wij het geïnspireerde Woord van God. En dat weiger ik tot mijn laatste ademtocht. Het boek is voor mij een duidelijk bewijs, hoe de antichristelijke geest op deze schijnvrome manier probeert ons van de Bijbel weg te lokken, zodat wij het Woord van God niet meer helemaal voor vol aannemen.De boze wil het er bij ons inhameren: “God maakt ook weleens uitzonderingen! De uitspraken in het Nieuwe Testament zijn niet in steen gemetseld!” Dat is de grote verzoeking! Daarom wil ik u, beste geloofsbroeder, van harte aanmoedigen, om u aan Gods Woord vast te houden, ook in deze kwestie. De HERE zal u daarin sterken, bevestigen en zegenen!
Met een hartelijke groet,
uw Ronald Graf
vertaling: Laura Vos
Het apenproces (2)
In het tweede artikel over het zogenaamde apenproces gaan we in op de rede van Bryan, die een beknopte maar gefundeerde kritiek op de evolutietheorie bevat, juist ook op de gevolgen ervan voor ethiek en moraal en die na bijna
100 jaar nog steeds actueel is. De rede van Bryan telt ruim 12.500 woorden, ca. 18 A4 pagina’s. We moeten deze voor dit artikel samenvatten in een paar honderd woorden. We volgen daarom (soms sterk) samenvattend wat Bryan opgeschreven had voor zijn slotpleidooi:
Inleiding
Elke leraar en docent mag als persoon God vereren zoals hij wil of juist niet, mag de Bijbel geloven of niet of Christus Bijbels belijden of verwerpen. Het gaat er hier echter niet over wat iemand als persoon denkt maar als werknemer, ambtenaar, iemand die door de staat betaald wordt en daarom de instructies van zijn werkgever moet opvolgen.
Het recht van de staat om de scholen op te leggen wat wel en niet geleerd wordt, werd bevestigd door een uitspraak in Oregon waarin gezegd werd, dat de staat mag verbieden wat schadelijk is voor het publieke welzijn en dat ook ouders het recht en de plicht hebben te waken over het godsdienstige welzijn van hun kinderen.
Geen dweperij
Deze wet (van Tennessee) vindt zijn oorsprong niet in dweperij en wil niemand enige vorm van godsdienst opleggen. De wet wil juist het onderwijs beschermen tegen de pogingen van een arrogante minderheid, die juist ongodsdienstigheid wil opleggen aan kinderen onder het mom van wetenschap. Welk recht heeft een kleine, onverantwoordelijke oligarchie van zelfbenoemde ‘intellectuelen’ om de zeggen-schap over scholen van de Verenigde Staten over te nemen waarin 25 miljoen kinderen worden onder-wezen? Als atheïsten, agnostici en ongelovigen hun eigen religieuze denkbeelden willen leren of juist religieuze denkbeelden van anderen willen bestrijden, dan moeten ze maar hun eigen scholen oprichten. De wet verbiedt het leren op openbare scholen van “elke theorie die het verhaal van de goddelijke schepping zoals in de Bijbel geleerd wordt, ontkent” en dat onderwezen wordt, dat de mens afstamt van een lager soort dieren.
Bewijs voor de schuld
Het bewijs is overduidelijk, dat de beschuldigde (Scopes) deze theorie geleerd heeft. Het getuigenis van een 14-jarige leerling van Scopes wordt uitvoerig aangehaald waaruit blijkt dat Scopes leerde, dat een kleine cel in zee gevormd is en dat die zich bleef evolueren, totdat het een nogal groot dier geworden was dat aan land kwam, en dat het zich daarna verder bleef evolueren tot de mens.
Geen conflict tussen godsdienst en wetenschap
Godsdienst staat niet vijandig tegenover geleerdheid, integendeel, het is de grootste voorstander ervan. Maar christenen weten dat “de vreze des Heeren het beginsel der wijsheid is” en daarom bestrijdt het het leren van gissingen die goddeloosheid onder studenten bevorderen. Wetenschap bewijst de mensen onschatbare diensten. Wie kan de waarde van wetenschap voor de maatschappij naar waarde schatten, zoals de uitvindingen van stoom, elektriciteit, telefoon en radio? Het christendom verwelkomt elke waarheid en is niet bang dat de waarheid in strijd is met de goddelijke Waarheid die komt van God zelf.
Evolutie is niet bewezen
Evolutie is geen waarheid. Het is een hypothese. Het is een ineengedraaide kluwen van miljoenen gissingen. Het was niet bewezen in de tijd van Darwin – hij uitte zijn verbazing dat met twee of drie miljoen soorten het onmogelijk is, die terug te voeren van de ene op de andere soort. Het was niet bewezen in de tijd van Huxley en het is niet bewezen in onze tijd. Het is nog maar vier jaar geleden, dat prof. Bateson van Londen naar Canada kwam om Amerikaanse wetenschappers te vertellen, dat elke poging om de ene soort tot de andere te herleiden mislukt was. Wat is dan de waarde van de evolutietheorie als die de oorsprong van soorten niet kan bewijzen? Terwijl veel wetenschappers de evolutietheorie aanhangen alsof het feiten zijn, moeten ze toegeven, dat er geen verklaring gevonden is hoe de ene soort in de andere verandert.
Chemie weerspreekt evolutie
Als er in de natuur progressieve, opwaarts strevende krachten zouden zijn, zou de chemie die ontdekt hebben. Maar die zijn er niet. Het element water is vanaf het begin onveranderlijk. Zo is het met alle elementen. Onveranderlijk! Er is nooit bewezen, dat deze overgaan van het een naar het ander. Iets wat ergens op lijkt, is geen bewijs.
Gebruikelijk misbruik van het woord
De meesten die ‘evolutie’ gebruiken, weten niet wat het woord betekent. Soms wordt over “evolutie van machines” gesproken, van de telefoon, auto’s, enz. Maar dit zijn alleen maar voorbeelden van wat men-selijke intelligentie kan doen met levenloze materie. Er is geen groei van binnenuit. Ook moet de groei van een plant uit een zaad geen evolutie genoemd worden. Dit is geen verandering van de ene soort in de andere. De evolutie leert het ontstaan van zoogdieren uit levenloze materie. Het plaatst de mens met een onsterfelijke ziel op gelijk niveau als hyena’s. Wat moet de indruk daarvan op kinderen zijn?
‘Bewijzen’ van evolutie zijn gissingen
De evolutietheorie heeft nog nooit bewezen welke krachten er zouden werken om van de ene soort naar de andere te gaan en dat door het recht van de sterkste. En toch wordt kinderen gevraagd om deze gissingen te aanvaarden en er hun levensfilosofie op te bouwen! Het zou ‘fijne rekenarij’ zijn om te bepalen, wanneer het doden van verwanten ophoudt moord te zijn… We moeten meer bewijs hebben dan “het zou kunnen dat…” om het boven “zo zegt de Heere” te plaatsen.
Darwins stamboom
Bryan citeert hier twee pagina’s uit Darwins ‘Descent of Man’ van 1874 en vraag aandacht voor de woorden die in deze korte paragrafen onzekerheid aangeven: ‘duistere blik’, ‘klaarblijkelijk’, ‘waarschijnlijk’, ‘gelijkend’, ‘zou moeten zijn’, ‘kleine graad’ en ‘voorstelbaar’. Als Darwin op pag. 171 de oorsprong van eerste mens probeert te achterhalen zegt hij: “Maar het is nutteloos hierover te speculeren.”
1e aanklacht tegen de evolutietheorie
Deze aanklachten bewijzen we door de nooit bewezen overgangen van de ene soort naar de andere van de evolutietheorie te vergelijken met die zoals beschreven wordt in Genesis, nl. de voortplanting “naar zijn aard”, waarvan iedereen elke dag de waarheid kan zien.
2e aanklacht
De evolutietheorie is in strijd met de waarheid van de Bijbel en leidt tot agnosticisme en atheïsme. Evo-lutionisten bestrijden de Bijbel, vaak niet openlijk maar door het gebruik van ontkrachtende woorden als ‘poëtisch’, ‘symbolisch’, ‘allegorisch’ om de woorden over de schepping te ontkrachten. Darwin zèlf wordt als bewijs aangehaald: begonnen als christen, “Ik was nogal orthodox”, eindigt hij als atheïst, die aan het eind van zijn leven gezegd heeft: “Ik geloof niet, dat er ooit enige openbaring geweest is.”
Evolutionisten zouden hun misdaad moeten bedenken om het geloof uit de harten van mannen en vrouwen te halen en hen in duisternis te laten eindigen. Christus Zelf spreekt Zijn wee uit over degenen die de kleinen ergeren.
Het gevolg van “kwade samensprekingen”
Bederven slechte leerstellingen de moraal van studenten? Bryan haalt uitvoerig het pleidooi aan van Darrow, toen hij een jaar geleden de verdediging op zich genomen had van twee rijkeluiszoons die een verschrikkelijke moord begaan hadden. Darrow wijst erop, dat één van hen Nietzsche gelezen had en dat dit zo’n indruk op die jonge dromerige geest van hem gehad heeft, dat dus eigenlijk niet die jongen ver-antwoordelijk was, maar Nietzsche en de universiteit waar hem zijn filosofie geleerd was. En vergeet niet de docenten… Darrow eindigt ermee, dat we geen universiteiten verantwoordelijk moeten houden, maar dat studenten keuzes maken, en dat die de dood van velen kunnen veroorzaken en dat we dat niet kunnen helpen.
De andere jongen had veel misdaadboeken gelezen. In de staat Illinois was er voor minderjarigen een verbod om dit soort boeken te lezen en Darrow juichte dit toe, “Als de staat Illinois haar jongens kan beschermen, waarom beschermt de staat Tennessee niet haar jongens? Zijn de jongens van Illinois beter dan die van Tennessee?” Bryan haalt nog vele andere dingen aan die Darrow daar gezegd heeft en alles eindigt er steeds mee, dat het niet de jongens waren die verantwoordelijk zijn, maar ergens een verre voorvader of iemand anders.
3e aanklacht
Het leidt onze aandacht af van de huidige problemen naar beuzelachtige speculaties. De ene evolutionist probeert zich voor te stellen wat er in een ver verleden is voorgevallen, de ander probeert in de verre toekomst te spieden. Het is echter nodig te weten “Hoe te leven”. Dat is de belangrijkste wetenschap. Christenen willen dat hun kinderen in alle wetenschappen onderwezen worden, maar ze mogen niet het zicht op de Rots der eeuwen verliezen. Hun harten moeten door hun opleiding in vlam worden gezet voor God en de liefde voor hun naasten.
4e aanklacht
De evolutietheorie betwist het wonder, gaat aan het geestelijke leven voorbij, erkent geen roep tot bekering en spot met de leerstelling dat men wedergeboren moet worden. Het is daarom de intolerante en meedogenloze vijand van de verlossing.
5e aanklacht
Als de evolutietheorie serieus genomen wordt en de basis wordt voor onze levensfilosofie, zou het de liefde doven en de mens terugbrengen tot het recht van de sterkste. Bryan citeert Darwin (pag. 149, 150) waarin hij schrijft dat vroeger de zwakken geëlimineerd werden, maar dat wij modernen nu instellingen hebben voor zwakken en zieken. Zo kunnen zwakken in deze maatschappij zich nog voortplanten. En we moeten daarom maar de ongetwijfeld slechte gevolgen van het helpen van de zwakken dragen, aldus Darwin.
“Evolutie is een bloederige zaak”
Laten we niet denken, dat het aanvaarden van barbarisme als levensprincipe uitgestorven is met de dood van Darwin. Nog maar een paar jaar na dit boek van Darwin verschenen er boeken die nog veel verder gingen. Bryan noemt titels en paginanummers waarin bijv. wordt toegegeven dat evolutie een bloederige zaak is. Als we de mens uit de bloederige, brutale maar weldadige hand van natuurlijke selectie halen, plaats je hem in een nog veel gevaarlijker hand. Beschaving is het enige proces waardoor de mens gede-genereerd wordt. Nietzsche noemde het christendom al de “leer van degeneratie”…
Wetenschap heeft geen moraal
Kunnen christenen onverschillig blijven? Wetenschap heeft godsdienst nodig om z’n energie in goede banen te leiden. Evolutie staat op voet van oorlog met godsdienst. Wetenschap is prachtig, maar geen leraar van moraal. Het voegt geen morele beperkingen toe om de maatschappij te beschermen tegen het misbruik ervan. Het kan prachtige wetenschappelijke schepen bouwen, maar niet het morele roer maken om het door storm slingerende schip te beheersen. De maatschappij moet gered worden door het morele voorschrift van de zachtmoedige en nederige Nazarener. De wereld heeft meer dan ooit een Verlosser nodig. De jury moet kiezen tussen God of Baäl.
Tot zover de, sterk samengevatte, rede van Bryan.
De geschiedenis na 1925 heeft laten zien waar het recht van de sterkste na 20 jaar al op uitliep, en dat het daarmee nog niet afgelopen is, blijkt uit de stemmen die in onze tijd opgaan om ‘doelloos’, ‘nutteloos’ leven te beëindigen. Ook dit jaar verschijnen er weer boeken van theologen en profes-soren die beweren dat evolutie en christendom samen kunnen gaan. Zij zouden er goed aan doen de gehele rede van Bryan, en de boeken die hij citeert, eens te lezen.
Laten wíj het woord van de Heere Jezus ter harte nemen: “Waakt!”
R.P. Plattèl
Het apenproces (1)
In twee artikelen wordt stilgestaan bij een van de beroemdste processen in de Verenigde Staten, het zogenaamde ‘Apenproces’ of ‘Scopesproces’, gehouden in het plaatsje Dayton in Tennessee in 1925.
Het ging in dit proces over het al dan niet mogen onderwijzen van de evolutietheorie op scholen en is een markeringspunt geweest in het imago van Bijbelgetrouwe christenen als ‘fundamentalisten’ en heeft voor ons leerzame lessen. Het proces laat helder de macht van de media zien en de kracht van de lobby die tegen Bijbelgetrouw christelijk onderwijs is.
Hoewel het proces zich afspeelde in 1925 is vooral de verdedigingsrede – die echter nooit uitgesproken werd! –hedentendage voor christenen die de betrouwbaarheid van de Bijbel, ook als het gaat over de schepping in zes dagen, nog de moeite waard om kennis van te nemen.
De voorgeschiedenis
Het boek bevat een deel over evolutie. In de staat Tennessee wordt dit boek gebruikt o.a. door de docent John Scopes (1900-1970) op de Rhea County High School.
Bryan (1860-1925) was een Amerikaans advocaat en politicus en van 1913-1915 minister van Buiten-landse Zaken. Voor de Democratische Partij was hij driemaal presidentskandidaat. Na zijn verlies van de campagne van 1900 spreekt hij regelmatig tegen de evolutietheorie en voor een striktere interpretatie van de Bijbel. Hij vond o.a. dat Darwins theorieën de moraliteit aantastten. In zijn strijd tegen het darwinisme richtte hij zich vooral op het onderwijs in deze theorie op scholen en steunde hij het verbod op dergelijk onderwijs in enkele zuidelijke staten. Zijn inspanningen worden beloond, want…
1919 – Een biologieboek van G.W. Hunter voor highschoolstudenten verschijnt.
1922 – William Jennings Bryan en anderen beginnen een campagne om het doceren van de evolutietheorie op scholen te verbieden.
21 maart 1925 – In het Huis van Afgevaardigden van Tennessee wordt een wet aangenomen (de zgn. ‘Butler Act’) die het doceren van de evolutietheorie op publieke scholen verbiedt.
21 april 1925 – Scopes bespreekt met zijn studenten het deel van Hunters biologieboek over evolutie zoals hij al jaren doet.
3 mei 1925 – Het bestuur van de American Civil Liberties Union (ACLU) in New York bespreekt de wet uit Tennessee en komt met een persbericht, dat het elke docent zal bijstaan die deze wet wil overtreden.
Om een lang verhaal kort te maken: dit bericht wordt overgenomen in kranten en er wordt iemand ge-vonden die een proefproces wil uitlokken om de (on)grondwettelijkheid van deze wet te laten beoorde-len. Scopes wil er wel aan meewerken, hij ontvangt een dagvaarding, wordt gearresteerd en hangende het proces weer vrijgelaten. Scopes moet voor een jury verschijnen. De ACLU verklaart zich bereid om hem bij te staan met financiële hulp, juridisch advies en publiciteit. Hoogleraar in de rechten John Neal is bereid Scopes te verdedigen en ook journalisten worden aan het verdedigingsteam toegevoegd.
De World Christian Fundamentals Association vraagt Bryan de aanklagers van Scopes in het proces bij te staan, hetgeen Bryan bereid is te doen.
Het proces
overtreden. Het wordt echter een nationale mediagebeurtenis en een strijd tussen evolutionisten en creationisten!
25 mei 1925 – Zeven studenten verklaren aan de jury dat Scopes de evolutieleer gedoceerd heeft en hij wordt formeel in staat van beschuldiging gesteld en de procesdatum wordt vastgesteld op 10 juli.
Scopes reist naar New York, spreekt met het bestuur van de ACLU en wil graag een andere advocaat nl. Clarence Darrow, één van de beroemdste Amerikaanse strafpleiters, wat wordt toegestaan.
Darrow (1857-1938) was een Amerikaans strafpleiter en lid van ACLU. Hij was een vurig pleitbezorger van agnosticisme, persoonlijke vrijheid en de afschaffing van de doodstraf.
Begin juli komt Bryan naar Dayton en loopt het stadje vol met advocaten, deskundigen, journalisten en evangelisten, kortom met allen die het belang van dit proces inzien en het willen volgen.
Op 10 juli 1925 begint het proces, dat in de kern om niets anders gaat, dan de vraag of Scopes de Butler Wet heeft
Darrow en de ACLU, wilden de (on)grondwettelijkheid van de wet laten beoordelen, maar dat kon niet in dit proces. Dat zou pas – alleen na veroordeling van de aangeklaagde – in hoger beroep kunnen worden beoordeeld door een gerechtshof. Daarom vroeg Darrow om de aangeklaagde schuldig te verklaren aan het overtreden van deze wet en af te zien van beide slotpleidooien, omdat die niet meer nodig waren, want de verdediging van de aangeklaagde vroeg juist zijn veroordeling! Darrow zei, dat Scopes zijn studenten inderdaad geleerd heeft dat de mens afstamt van een lagere klasse van dieren, dat dat niet tegengesproken wordt en dat het iedereen tijd en geld zou besparen als de jury de beschuldigde schuldig zou verklaren!
William Jenning Bryan had weken gewerkt aan zijn pleidooi ter schuldigverklaring, maar die was door deze zet van Darrows geheel overbodig geworden en hij kon hem niet meer houden.
Scopes wordt inderdaad schuldig verklaard en door de rechter veroordeeld tot $100 boete.
En daarna…
William Bryan overlijdt vijf dagen na deze uitspraak. Na zijn overlijden geeft mevrouw Bryan de tekst van het niet-gehouden pleidooi aan Bryans vriend George Milton, president en redacteur van The Chat-tanooga News, die de rede alsnog publiek gemaakt heeft.
In hoger beroep wordt de uitspraak van de rechter vernietigd, omdat volgens de constitutie van Tennes-see de jury het recht heeft de hoogte van de boete te bepalen, als die hoger is dan $ 50 en niet de rechter. John Scopes wordt door deze vormfout vrijgesproken en is daarna niet meer berecht.
Scopes verklaart later in 1927, nadat alles voorbij is, dat hij de wet niet overtreden had, omdat hij de lessen over evolutie overgeslagen had, maar dat zijn advocaten de studenten ten behoeve van de voortgang van het proces anders had laten verklaren.
Dit proces had een mijlpaal moeten worden in de Amerikaanse geschiedenis, maar was geëindigd in een soort circus. Er waren eigenlijk alleen maar verliezers. Bryan, omdat hij zijn pleidooi niet mocht houden. Darrow, omdat het hof de zaak in hoger beroep niet verder wilde behandelen op een vormfout. De journalisten, die in grote getalen opgekomen waren. Er waren meer dan 200 journalisten om het proces te verslaan en dagenlang had het proces de voorpagina’s van talloze Amerikaanse kranten gehaald. Er waren getrainde chimpansees die kunstjes voor het gerechtsgebouw vertoonde. Er werden smaad- en spotredenen over Bryan en de inwoners van Tennessee gepubliceerd en creationisten werden weggezet als lieden die achterlopen en onwetenschappelijk zijn.
Maar vooral waren de creationisten verliezers. De publiciteit die er hierover geweest was, had een enorme toename in de verkoop van boeken over de evolutie teweeggebracht. Daarnaast is door die publiciteit het imago van Bijbelgetrouwe christenen door dit proces sindsdien blijvend beschadigd. Er zijn over het proces veel boeken geschreven, cartoons getekend, films gemaakt en er is zelfs muziek op gecomponeerd. In de film Inherit the Wind komt Darrow als een vrijheidsheld naar voren en de integere Bryan als een onverbeterlijke creationist en fundamentalist.
De rechtbank is in 1979 gerestaureerd is, waarbij de oorspronkelijke rechtszaal in ere hersteld is en elk jaar worden daar nog delen van het proces nagespeeld…
Beeldvorming
De beeldvorming over dit apenproces werkt tot op heden nog door in de verkeerde indruk die gewekt wordt, alsof het proces aangespannen was door fundamentalisten die wilden voorkomen dat de evolutie op scholen geleerd wordt en dat de rechtbank gevonnist heeft, dat dat geleerd mocht worden, omdat die fundamentalisten geen argumenten tegen het evolutionisme hadden.
Er is wat dat betreft dus weinig nieuws onder de zon. Ook nu maken zich lobbygroepen sterk om het ‘fundamentalistische Bijbelonderwijs’ op scholen te bestrijden en belachelijk te maken en hebben de media, die hieraan graag meewerken, een onvoorstelbare invloed op de publieke opinie.
De rede van Bryan (‘Bryan’s Last Speech’) is tot op heden nog zeer de moeite waard om kennis van te nemen. In een volgend artikel willen we die reden samenvatten. Hij bevat een beknopte maar gefundeerde kritiek op de evolutietheorie, ook op de gevolgen ervan voor ethiek en moraal. Na bijna 100 jaar is daarvan nog niets achterhaald.
R.P. Plattèl