Staat het protestantisme voor zijn bankroet?
Volgens kerken was de verwerping van Jezus als Messias en Zijn kruisiging betekenden voor het Jodendom het geestelijke bankroet. Als gevolg daarvan verkondigden verschillende kerken met een bepaalde aanmatiging: De christenheid is nu, in plaats van de Joden, het nieuwe volk van God. Aan het nieuw-testamentische begrip gemeente, het lichaam van de Heere Jezus, ging men voorbij. De apostel Paulus vermeldt in 1Cor 10:32: „Geeft noch aan Joden, noch aan Grieken, noch aan de gemeente Gods aanstoot.“ Bij een groot evenement in Berlijn droomde men er zelfs van dat de christenheid nu op het punt stond om zich van een langdurig, minderwaardig ‘kikker-bestaan‘ tot ‘een koninkrijk‘ op te werken, natuurlijk in de gedaante van een oecumenische wereldlijke eenheidskerk na de overwinning van de zogenaamde kerkscheuring. Dat zou toch een heerlijk doel zijn, als de hele wereld ertoe zou komen om naar de stem van Christus te luisteren en eindelijk naar Gods wil geregeerd zou worden, maar het geheel zou toch op de grondslag van de waarheid en de realiteit moeten staan! Maar in plaats daarvan dreigt voor de christenheid ook het geestelijke bankroet: aan de ene kant door het aannemen van een on-Bijbelse, zogenaamde ‘oecumenische eenheid‘, dus de vrijwillige terugkeer van de protestantse kerken onder de paraplu van Rome en aan de andere kant door het prijsgeven van de, eens met het bloed van de martelaren duur bevochten, reformatorische waarheden en reformatorische vrijheid.
Eigenlijk is aan de christen de goddelijke belofte gegeven, om tot ‘kennis van de waarheid‘ (1 Tim 2:4) te kunnen komen. Maar nu dreigt er een totale verwarring, zoals de profeet het tot uitdrukking brengt: ‘Mijn volk gaat te gronde door het gebrek aan kennis‘ (Hosea 4:6).
Al enkele jaren geleden schreef bijv. een evangelisch theoloog, Dr. Werner Neuer van het seminar St. Chrischona, na een ontmoeting met de paus heel enthousiast van een ‘oecumenisch geweldig moment‘, en tegelijkertijd deelde hij ons de wensen van de paus mee voor het herdenkingsjaar van de reformatie in 2017: Het zou toch tot een ‘gemeenschappelijke belijdenis van schuld‘ en tot een ‘belijdenis van het gemeenschappelijke christelijke geloof‘ mogen komen.
De vreemde herder
Hier schijnt nu echter alles op zijn kop te staan. Protestanten die sinds eeuwen door de paus, dus door de vermeende ‘overste herder van de christenheid‘, als slachtschapen opgejaagd, vervolgd, gefolterd, gewurgd, verbrand en vermoord werden, moeten nu boete doen, omdat ze van hem weggelopen zijn en eigen, van Rome onafhankelijke, kerken en gemeenten gesticht hebben.
Maar de ‘schapen van Christus‘ waren voor deze ‘roomse herders‘ weggelopen, omdat ze hun stem niet als de stem van de ‘Goede Herder‘ herkend hadden, want de Heere Jezus leert toch uitdrukkelijk: ‘Ik ben de goede Herder en Mijn schapen kennen Mijn stem. Maar een vreemde zullen zij geenszins volgen maar zij zullen van hem vluchten, omdat zij de stem van de vreemden niet kennen‘ (Johannes 10:1-14).
Blijkbaar terecht zegt men, dat de mens niets van de geschiedenis leert. Eens maakte ik zelfs mee dat in het bijzijn van meerdere broeders een Bijbelschoolleraar luid verkondigde: ‘Kerkgeschiedenis is drek.‘ Deze medewerker was, wat later bleek, een aanhanger van dweepzieke kringen en wilde met zijn krasse uitspraak zeggen: ‘We staan in het heden en moeten de tegenwoordige uitdagingen aangaan, want wat er gisteren was, interesseert ons niet meer.‘
Beschaamd gaat men na zo’n ‘onderwijzing‘ naar huis en begint na te denken. Men vraagt zich af: Bestaat de Bijbel zelf niet voor een groot deel uit geschiedenisboeken? En dan ontdekken wij, dat de Bijbel zelf heel veel waarde hecht aan geschiedkundige overlevering, want in 1 Korinthe 10:1-11 lezen we: ‘Al deze dingen nu zijn hun overkomen als voorbeelden en zijn beschreven tot waarschuwing voor ons.‘ En heeft niet onze HEERE JEZUS Zelf verwezen naar lang geleden gebeurtenissen, doordat Hij ons herinnerde aan ‘al het rechtvaardige bloed dat op de aarde vergoten werd, vanaf het bloed van de rechtvaardige Abel‘ (Matth 23:35).
En uitgerekend in onze tijd, te midden van de ontwikkelingen van de eindtijd, moeten wij geschiedenissen als iets waardeloos verachten? Aha, langzaam beginnen we te begrijpen: Christenen die destijds gedurende 50 jaar aan een enorme oecumenische propaganda waren blootgesteld, hoeven er niets meer van te weten, hoe en waarom het eigenlijk tot een reformatie kwam. We moeten veel meer open staan voor dat wat tegenwoordig de trend is, dus open staan voor de tijdgeest. We moeten ons niet meer herinneren hoeveel martelaarsbloed het heeft gekost, totdat het met Gods hulp eindelijk tot een bevrijding van Rome kwam en tot de stichting van onafhankelijke, evangelische kerken.
We moeten ons er ook niet langer van bewust zijn, dat de reformatoren, speciaal Maarten Luther, helemaal niet van een scheuring van de christenheid spraken, maar veelmeer van de ‘bevrijding van de christenheid uit de Babylonische gevangenschap‘ (zie Luthers brochure ‘De Babylonische gevangenschap van de kerk van Christus‘). Ook de 288 Engelse martelaren moeten wij maar vergeten, die gedurende de vijfjarige regeringstijd van de ‘bloedige‘ Maria levend verbrand werden, omdat ze aan het protestantse geloof vasthielden en liever de vuurdood ondergingen dan zich aan de rooms-katholieke, on-Bijbelse dogma’s te onderwerpen.
Onder al deze slachtoffers waren 1 aartsbisschop, 4 bisschoppen, 21 geestelijken, 55 vrouwen en 4 kinderen. We hoeven er ook geen duidelijke voorstellingen van te hebben wat een grote zegen de christenheid ten deel viel door de vier grote hoofdpilaren van de protestantse belijdenissen:
Alleen Jezus, want HIJ is de enige Middelaar tussen God en de mensen.
Alleen het geloof en alleen de genade leiden tot ware geloofszekerheid.
Alleen de Heilige Schrift heeft gezag voor het christelijke geloof.
Een fatale vergissing
Ook moeten we ons niet meer herinneren hoe toendertijd in Europa de rooms-katholieke anti-reformatie woedde. Twee van die roomse overvallen waren bijzonder wreed en gemeen, die van 1572 in Frankrijk en van 1641 in Ierland. Beide bloedbaden verliepen volgens hetzelfde plan. Aan elke aanval ging een tijd van schijnbare verzoening vooraf. Rooms-katholieken en protestanten schenen in vrede naast elkaar te kunnen leven, want de katholieken gedroegen zich vriendschappelijk en aardig tegenover de protestanten. In Frankrijk regelde de koning zelfs de bruiloft van zijn rooms-katholieke zuster met een protestantse leider, om op deze manier een teken van het oecumenische met elkaar voor te wenden.
De protestanten, die eeuwenlang brutale vervolging en onderdrukking gewend waren, ondervonden zo’n grote opluchting dat ze dit vreedzame samenleven vertrouwden en hun waakzaamheid lieten varen. Ze zagen het als een bevestiging dat het Vaticaan nu daadwerkelijk veranderd was. Maar dat was een fatale vergissing, die hen het leven kostte. Hadden ze maar beter gelet op de waarschuwing van de Heere Jezus om voor ‘de roofzuchtige wolven die in schapevachten gekleed waren‘ (Matth 7:15) op te passen, dus voor de waarschuwing voor moordenaars die zich uitgeven als dienstknechten van God! Hadden ze maar het onderwijs van de Heere Jezus ernstiger opgevat, dat van de ‘bedorven bomen die nooit goede vrucht kunnen voortbrengen‘ (Matth 7:17-18), dat dus ook de boom ‘pausdom van Rome‘ nooit verandert, waarvan geschiedkundig duidelijk gedocumenteerd is dat deze ‘vruchten‘ de verschrikkelijkste christenvervolgingen waren.
Maar zo brak te midden van de ‘oecumenische vrede‘ van het ene moment op het andere het moorden uit, dat in Frankrijk minstens 30.000 slachtoffers eiste (andere geschiedenisonderzoekers komen op hogere getallen uit) en in Ierland 40.000.
Natuurlijk moet men daarbij letten op het feit dat het bij de rooms-katholieke vervolgers eerder om religieus gemotiveerde, fanatieke aanhangers van de roomse machtsbelangen ging, – in die tijd ‘roomsen‘ genoemd – , terwijl ernstige, vrome katholieken zelf ook vervolging en brandstapels te verdragen hadden, zoals bijv. aartsbisschop Thomas Cranmer, Dr. Rowland Taylor en anderen!
Paus Gregorius XIII, als zogenaamde ‘overste herder van de christenheid‘, zou ontsteld moeten zijn geweest over het wrede afslachten van de ‘schapen van Christus‘, maar in plaats daarvan was het voor hem een aanleiding om feest te vieren. Om zijn triomf nog beter en duurzamer tot uitdrukking te brengen, liet hij in herinnering aan de Parijse nacht van moorden, ook ‘bloedbruiloft‘ genoemd, een gedenkmunt slaan.
Ook de tegenwoordige christenheid heeft nu sinds het 2e Vaticaans Concilie een 50 jaar durende tijd van schijnbare toenadering en verzoening met de roomse kerk achter zich. Voor het concilie waren protestanten voor Rome slechts ‘ketters‘, maar plotseling werden ze ‘gescheiden broeders‘ genoemd. Deze strategie was zo succesvol, dat tegenwoordig veel christenen uit de evangelische gemeentes tot de slotsom gekomen zijn: Het Vaticaan van vandaag is niet meer te vergelijken met vroegere tijden, er is daar veel in positieve zin veranderd. Nu ging het er om voor de wereld eenheid te laten zien om de christelijke boodschap geloofwaardig te betuigen.
Hoe mooi zou het zijn, als men zich zou kunnen aansluiten, maar de feiten spreken helaas een heel andere taal. Bekijken we enkele citaten die aan het ‘katholieke kerkrecht‘, genaamd “Codex Juris Canonici”, ontleend zijn (opnieuw bewerkt en uitgegeven in het jaar 1983): Can. 331 en 333, bladzijde 100 zegt: ‘De paus … de plaatsvervanger van Christus … heeft de hoogste macht van het goddelijk recht. Ze wordt hem dus niet door menselijke comités, bijvoorbeeld van de totaliteit van de gelovigen of van de bisschoppen, overgedragen … zijn besluiten hebben geen bevestiging nodig … en er is geen roeping door een andere instantie‘ (can. 1404).
De paus is de hoogste wetgever en hoogste rechter. Hijzelf is niet onderworpen aan een oordeel. In de dienst van het onderwijzen heeft de paus de hoogste autoriteit (niet de Bijbel, het geschreven WOORD VAN GOD). Besluiten ‘ex – cathedra‘ zijn onfeilbaar.
Bladzijde 357, § 124, strafbare feiten tegen de religie en de eenheid van de kerk: Can. 1364: Afval van het geloof, ketterij en afvalligheid zijn de ergste overtredingen tegen aanbidding van God en eenheid van de kerk.
Volgens can. 751 is ‘ketterij‘ de hardnekkige ontkenning van de katholieke leer en ‘kerkscheuring‘ is weigering van de onderwerping aan de paus.
Bladzijde 71, can. 205 over de doop: ‘De doop kan slechts eenmaal en onherroepelijk ontvangen worden; dit … lidmaatschap van de kerk is niet ongedaan te maken‘.
Volgens deze enkele bewijzen van het rooms-katholieke kerkrecht zal men zich zeker niet ten onrechte afvragen: En waar blijft het zogenaamde ‘mensenrecht‘ van geloofsvrijheid? Komen we hier zo mogelijk de, al in de Bijbel geprofeteerde, dictatuur van de eindtijd tegen, temeer omdat wij in onze omgeving duidelijk waarnemen hoe bepaalde krachten steeds meer de ‘anti-christelijke structuren‘ willen bewerken:
- met zo mogelijk snelle afschaffing van contant geld,
- met het populair maken van het getal 666,
- met het installeren van de ‘valse profeten‘ op elke plaats (dus de in de Bijbel beschreven, bloeddorstige helpers van de antichrist),
- met onderdrukking van de vrijheid van meningsuiting,
- met doelbewuste bevordering van morele ontwrichting onder het volk ….
Rome heeft zich dus, duidelijker dan ooit tevoren, ‘kerkelijk juridisch‘ verankerd: De paus heeft de hoogste macht van het goddelijk recht en is de hoogste wetgever en hoogste rechter en heeft de hoogste leerautoriteit, waarmee gedefinieerd moet worden, wat ‘geloofsafval‘ en wat ‘ketterij‘ is. Dus moet elke protestant en natuurlijk ook elke ernstige rooms-katholiek zich vandaag afvragen: Zit daar niet een mens op de plaats van Christus en wordt hij dus een antichrist? Het woord ‘anti‘ betekent niet alleen ‘tegen Christus‘, maar kan ook betekenen dat er iemand ‘op de plaats van Christus‘ zit. Maar de Heere Jezus Zelf heeft ons uitdrukkelijk voor diegenen gewaarschuwd, die (Matth 24:5). ‘onder Mijn naam zullen komen en zullen zeggen: ik ben de Christus‘
Christenen worden uitgedaagd.
De tegenwoordige christenheid wordt dus uitgedaagd om positie in te nemen en men vraagt zich af: Zullen de protestanten in het gedenkjaar van de reformatie in 2017 daadwerkelijk een ‘medeschuld‘ belijden en ‘berouw hebben‘ over hun zogenaamde ‘zware overtreding tegen de eenheid van de kerk‘ (zie can. 1364)? Zullen protestanten boete doen over hun vermeende ‘ketterij‘ waarmee ze bijv. de roomse transformatie van de elementen ‘brood en wijn‘ in het avondmaal tegenspreken? De paus, met zijn ‘hoogste leerautoriteit‘, noemt zo’n gedrag ‘hardnekkige ontkenning van een katholieke leer‘ (zie can. 751). Daarom staat er ook in de pauselijke encyclieken ‘Ut unum sint‘ (Latijn: Opdat zij één zijn): ‘Het feest van een gemeenschappelijk avondmaal van alle christenen is pas na herstel van de volle kerkelijke eenheid mogelijk‘, dus pas dan, als ook de protestanten weer voor een ouwel neerknielen en in haar Christus aanbidden, hoewel toch het reformatorische geloof de Bijbelse waarheid heeft erkend, dat brood en wijn symbolen zijn, zoals bij andere vergelijkingen: ‘De Heere Jezus als de deur‘ of ‘de Heere Jezus, als de ware wijnstok‘.
Ook blijft de vraag: Zullen de ‘protest – tanten‘ al het ‘tanten wezen‘ wegdoen en weer terugkeren tot ‘protest‘ tegen alle roomse ketterijen, die het WOORD VAN GOD weerspreken? Zullen ze met dr. Maarten Luther belijden en daaraan vasthouden: ‘Mijn geweten is gebonden aan het Woord van God. Hier sta ik, ik kan niet anders?‘ Moge het de protestanten met Gods hulp gelukken niet op te gaan in de grote kudde van de oecumenische eenheid. De Heere Jezus Zelf spreekt van ‘Zijn kleine kudde‘ (Lukas 12:32). Aan de andere kant is het voor alle oprechte, vrome en ernstige katholieken te wensen dat zij de goddelijke roep uit Openbaring 18:4 vernemen: ‘Gaat uit van haar!‘
Manfred Kämpf, zendeling CH-Wetzikon / Peru
De tekst is bewerkt .
Bron: Der schmale Weg, 3/2016
Takiya
De islam kent geen vergeving, maar slechts de zgn. genade van Allah. Er wordt totale onderwerping (betekenis islam) gevraagd in doen en laten! Eerst als de moslim doet wat Allah van hem vraagt, komt hij misschien in de hemel. De directe toegang tot de hemel is volgens de Koran, soena en Hadith alleen voor hen die als zelfmoordterrorist de ongelovige(n) doodt.
Spreuken 6:19: “Deze zes dingen haat de HERE, ja, zeven zijn Hem een hartgrondige gruwel: (…) wie leugens uitblaast als een vals getuige en wie twist stookt tussen broeders.”
Zoals in God geen enkele duisternis (zonde) is, zo wil Hij dat wij ons gedragen.
Bronnen
http://wiyya.aspxww.thereligionofpeace.com/pages/quran/taq
http://www.volkskrant.nl/opinie/taqiyya-is-weer-helemaal-terug~a2449340/
https://nl.wikipedia.org/wiki/Takiyya
https://www.gatestoneinstitute.org/6587/carson-taqiyya-dissimulation
https://www.gatestoneinstitute.org/6587/carson-taqiyya-dissimulation
http://www.bramkrol.com/gemeentegroei/artikelen/254-islam-waarheid-of-leugen
Jihad
De bronnen zijn:
Betekenis
In het deel uit Mekka betekent jihad (2% van de teksten): “inspanning/strijd tegen de kafirs” (nog redelijk gematigd). Mohammed voerde 13 jaar jihad in Mekka en dat leverde hem slechts 150 aanhangers op. In Medina voerde hij tot zijn dood veel oorlogen: geheel Saoedi-Arabië werd 100% islam. In de Medinase context betekent de jihad ‘heilige oorlog’ (98 % van de teksten). De Hadith vermeldt 1500 uitspraken over deze jihad waarin vijf soorten te onderscheiden zijn. Het gaat om de ‘heilige’ oorlog tegen de kafirs en de 100% overname van alle landen. Migratie is daarvan een onderdeel en dat wordt tegenwoordig ingezet door middel van ‘vluchtelingen’. Deze vorm van islam is een ‘humane’ vorm van jihad en de geschiedenis leert, dat hier veel tijd voor genomen wordt. Denk maar aan Turkije waar volgens de Bijbel veel christelijke gemeenten waren. Ook valt op dat de islam d.m.v. migratie op economisch, politiek en godsdienstige gebied steeds meer eisen stelt en ‘rechten’ verwerft. Er is echter geen verschil tussen een radicale en een zgn. gematigde islam. De islam zal niet rusten, voordat het gehele land onder de sharia zal vallen. Deze religie kent geen consensus, compromissen of tolerantie: de wil van Allah is doorslaggevend.
Bronnen:
https://www.politicalislam.com/subjective-islam-objective-islam/; https://nl.wikipedia.org/wiki/Jihad; https://www.nrc.nl/nieuws/2017/01/13/sociale-media-wijzen-de-weg-geweld-hoort-bij-de-islam-6087131-a1541137; http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/article/detail/1542152/2006/08/18/De-gematigde-islam-bestaat-niet.dhtml https://ejbron.wordpress.com/2015/01/11/de-gematigde-islam-bestaat-niet/
Begrafenis of crematie?
Bij de volgende tekst gaat het om een samenvatting van een lezing, die de schrijver op 21.11.2015 in het kader van een CDK[i]-seminar in Hannover gehouden heeft. De complete lezing is op CD verkrijgbaar.
Vraag als uitgangspunt
Het omgaan met een sterfgeval geeft de christen een dubbele verantwoordelijkheid, die hij op de grondslag van de Bijbelse ethiek, zowel ten opzichte van de overledene als ook tegenover de nog levenden op zich moet nemen. Moeten we kiezen voor een begrafenis of een crematie? De Bijbel zet bij deze vraag geen expliciete systematische leer uiteen, maar wij zijn er op aangewezen om de aanwijzingen samen te brengen en te beoordelen.
1. De Bijbelse uitleg van het lichaam
1.1. Het lichaam is Gods schepping en gave en met een onsterfelijke waarde uitgerust:
Het Bijbelse begrip van het lichaam staat in contrast met het Griekse dualisme, dat het lichaam ten opzichte van de geest als minderwaardig beschouwt. Van deze lichaamsvijandige voorwaarde kon het gnosticisme zowel libertijnse als ook ascetische consequenties afleiden.
1.2. Het lichaam lijdt onder de gevolgen van de zondeval en is daarom aan de dood onderworpen (Gen 3:19).
1.3. Op het moment van de dood wordt de mens zelf (ik, persoonlijkheid, naam, geest) van zijn sterfelijke lichaam gescheiden (2 Kor 5:8; Luk 16:19-23).
1.4. Het aan de verlosten beloofde opstandingslichaam is een nieuwe schepping.
1.5. Een ‘verandering‘ van het oude lichaam in een nieuw lichaam geschiedt bij de ‘opname‘ .
Dit proces voltrekt zich bij de christenen die ten tijde van de wederkomst van de Heere nog leven (en dus aan de ‘opname‘ deelhebben) en die daarom het lot van een lichamelijk sterven bespaard blijft.
1.6. De opstanding van de Heere Jezus was ook in zoverre een uitzondering, omdat het lichaam van de Zoon van God niet aangetast was door de ontbinding.
2. Bijbelse aanwijzingen voor de omgang met het gestorven lichaam
2.1. De Bijbel doet niet mystiek over het dode lichaam.
Hij (de Heere Jezus) echter zei tot hem: Laat de doden hun doden begraven (Luk 9:60).
2.2. Ook het gestorven lichaam behoudt zijn waardigheid in Gods oog.
De aartsengel Michaël echter durfde, toen hij met de duivel redeneerde en redetwistte over het lichaam van Mozes, geen oordeel van lastering tegen hem uitbrengen maar zei: Moge de Heere u bestraffen! (Judas vers 9).
2.3. De Bijbel beschrijft een passende omgang met gestorven ‘beenderen‘ zonder uitzondering als begraven.
Maar u bent weggeworpen, ver van uw graf, als een verafschuwde scheut, overdekt met verslagenen die door het zwaard doorboord zijn die neerdalen naar de stenen der groeve als een weggetrapt aas (Jes 14:19).
U wordt met hen niet in een graf verenigd, omdat u uw land te gronde hebt gericht, uw volk gedood. Nimmer wordt het nageslacht van de boosdoeners genoemd! (Jes 14:20).
…met een ezelsbegrafenis zal hij begraven worden: wegslepen en nederwerpen buiten de poorten van Jeruzalem (Jer 22:19).
… zie, daarom ga Ik een ramp over het huis van Jerobeam brengen. Ja, Ik zal van Jerobeam allen van het mannelijk geslacht uitroeien, van hoog tot laag in Israël. Ik zal het huis van Jerobeam wegvegen, zoals men drek wegveegt, totdat er niets van over is (1 Kon 14:10).
Wie van Jerobeam in de stad sterft, die zullen de honden verslinden; en wie op het veld sterft die zal het gevogelte des hemels verslinden. Want de Here heeft gesproken (1 Kon 14:11).
U echter, sta op, ga naar uw huis, op het ogenblik dat uw voeten de stad binnentreden, zal de jongen sterven ( 1 Kon 14:12).
Dan zal geheel Israël over hem weeklagen en hem begraven, want van het huis van Jerobeam zal deze alleen in een graf komen, omdat van Jerobeams huis in hem alleen iets goeds gevonden wordt voor de Here, de God van Israël (1 Kon 14:13).
2.4. De verbranding van de mensen heeft in de Bijbel uitsluitend een negatieve betekenis.
2.5. Ook in het volk Israël werden bepaalde misdrijven met de doodstraf door verbranding voltrokken.
Een man die zijn vrouw en ook haar moeder neemt, bloedschande is het, met vuur zal men hem en haar verbranden, opdat er geen bloedschande in uw midden zij (Lev 20:14).
En wanneer een priesterdochter zich ontheiligt door ontucht te plegen, dan ontheiligt zij daarmee haar vader; met vuur zal zij verbrand worden (Lev 21:9).
urn
3. Resultaat van de Bijbelse inzichten
Uit de Bijbel zien we dat de ter aarde bestelling als enige passende vorm van de omgang met het gestorven lichaam gezien wordt. Deze zorgt voor de waardigheid van het lichaam en zijn onaantastbaarheid, die na de dood haar geldigheid heeft. Zoals de hele mens, behoort ook het gestorven lichaam aan de Heere toe en staat niet ter beschikking aan de nabestaanden voor vernietiging.
4. Hoe kon het dan tot verbreiding van crematie komen?
4.1. Verbreiding en motivatie voor crematie:.
4.2. Pas in de moderne tijd werd de dodenverbranding weer systematisch verbreid, in duidelijke tegenspraak tot het christelijke mensbeeld en de hoop op de opstanding.
4.3. Vrijmetselaars en ‘vrijdenkers‘ hebben dit thema met bijzondere nadruk op het oog gehad.
‘De religie van het kruis en de opstanding moet tegenover de religie van de urn staan‘.
verbrandingsoven
4.4. Uitkomst: de doelbewuste bevordering van de crematie werd expliciet en doelbewust tegenover het Bijbelse begrip van de opstanding gezet!
5. Afsluitende beoordeling van de aanwijzingen
We hebben aanwijzingen zowel vanuit de Bijbel als ook van de historische ontwikkeling bijeengebracht. Daaruit ontstaat geen afgesloten Bijbelse leer, maar toch een duidelijke tendens. Christenen moeten slechts hun gestorvenen laten begraven.
5.1. Het getuigenis van de begrafenis
Met deze manier van begraven, als ze goed wordt uitgelegd, kan het getuigenis van de opstanding veel beter verduidelijkt worden dan door een crematie: we geven de overledene over aan de aarde in het graf, maar wij verwachten zijn opstanding. Daarbij weten wij: wat er in het graf wordt gelegd, is uiteindelijk slechts een ‘oud kleed‘ dat wij afleggen en daarna in zekere zin in het graf ‘opbergen‘.
5.2. Het getuigenis van de crematie
Een neveneffect van de verbreide crematie is, dat deze vorm van begraven het de mensen gemakkelijker maakt om de dood te verdringen, resp. een definitieve streep tegenover de gestorvene te trekken. Anonieme begraafplaatsen waarop de as wordt gestrooid, zouden bij een ter aarde bestelling niet denkbaar moeten zijn. Deze anonimisering verlicht aan de ene kant de poging om de dood niet zo dichtbij te laten komen, maar aan de andere kant ontbreekt het de mensen later aan een concrete plaats van rouw, zoals begrafenisondernemers bevestigden.
5.3. Christenen zouden zich moeten inzetten om de ter aarde bestelling te propageren en in hun eigen families te praktiseren. Als iemand voor crematie kiest, dan kunnen we niet rechtstreeks uit de Bijbel aantonen, dat de crematie een zonde is. Maar in elk geval moeten we de genoemde bewijzen en aanwijzingen uit de Bijbel opvolgen die aantonen dat het bij crematie om een heidens gebruik gaat. In onze maatschappij wordt de dood als een defintief verdwijnen van de persoon aangeduid, zoals de in 2015 gestorven bondskanselier Helmut Schmidt in een interview heeft uitgedrukt: „Daarna komt er niets meer, daarna ben ik weg.“ Hoe meer de tijdgeest de dood bagatelliseert, een toekomst na de dood voor ondenkbaar verklaart en de dubbele uitgang (‘hemel of hel‘) loochent, des te duidelijker moet het getuigenis van de christen ook in de vorm van hun cultuur van begraven zijn.
5.4. Uitzicht: Christenen moeten hun eigen begrafenis en die van hun familieleden bewust als evangelische mogelijkheid zien en in deze zin tijdig voorbereiden. Ook voor dit ernstige geval geldt de bemoediging uit 1 Petrus 3:15: ‘altijd bereid tot verantwoording aan ieder die u rekenschap vraagt van de hoop die in u is‘. Een stervende wereld heeft een duidelijk opstandingsgetuigenis van de christen nodig, ook op het kerkhof!
Dr. Wolfgang Nestvogel
Vertaling uit het Duits: André van der Beek
[i] CDK is Christen im Dienst an Kranken. Adres: CDK e.V., Stormarnring 97, 24576 Bad Bramstedt
Boerka
De boerka was als kledingstuk al in gebruik, voordat de islam haar intrede deed. Deze werd gedragen door zowel mannen als vrouwen om het gezicht en de ogen te beschermen tegen woestijnzand en het beschermde kinderen en jonge vrouwen tegen ontvoering door andere stammen, omdat men onherkenbaar was.
Het dragen van een boerka staat niet als voorschrift in de koran. Het zijn voornamelijk de salafistische moslims die het dragen van een boerka als voorschrift zien. Binnen de islamitische wereld is er over het dragen van gezichtsbedekking veel discussie. De meest gangbare interpretatie van koranverzen over dit onderwerp gaan erover dat vrouwen hun boezem (hun sieraad) bedekken met een omslagdoek.
Daarnaast wordt de boerka, voornamelijk in islamitische landen, ook gedragen als bescherming. Door het dragen van de boerka is zij onherkenbaar en wekt geen seksuele gevoelens op bij mannen. Hierdoor blijft ze veilig voor verkrachting. Ondanks dat verkrachting niet mag, gaat de man in bepaalde landen (vaak) vrijuit, als de vrouw geen boerka draagt.
Het dragen van de boerka en andere gezicht bedekkende kleding, wordt niet alleen binnen de islamitische gemeenschap gezien als een teken van heerschappij van de man en onderwerping van de vrouw aan haar man.
Vrouwen
22 Vrouwen, wees uw eigen mannen onderdanig, zoals aan de Heere, 23 want de man is hoofd van de vrouw, zoals ook Christus Hoofd van de gemeente is; en Hij is de Behouder van het lichaam. 24 Daarom, zoals de gemeente aan Christus onderdanig is, zo behoren ook de vrouwen in alles hun eigen mannen onderdanig te zijn.
Mannen
25 Mannen, heb uw eigen vrouw lief, zoals ook Christus de gemeente liefgehad heeft en Zich voor haar heeft overgegeven, 26 opdat Hij haar zou heiligen, door haar te reinigen met het waterbad door het Woord, 27 opdat Hij haar in heerlijkheid voor Zich zou plaatsen, een gemeente zonder smet of rimpel of iets dergelijks, maar dat zij heilig en smetteloos zou zijn. 28 Zo moeten de mannen hun eigen vrouwen liefhebben als hun eigen lichamen. Wie zijn eigen vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief.
Conclusie
33 Kortom, ook u moet, ieder in het bijzonder, uw eigen vrouw net zo liefhebben als uzelf; en de vrouw moet ontzag hebben voor haar man. Efeze 5:22-28, 33
Koranconclusies III (lichaamsbedekking)
http://forums.marokko.nl/archive/index.php/t-1062613-is-een-boerka-verplicht-.html
https://nl.wikipedia.org/wiki/Boerka_(islam)
http://www.startpagina.nl/v/persoon-gezondheid/vraag/28936/man-vrouw-herkennen-boerka-draagt
Waar blijft het normerend en wetenschappelijk denken bij de kanjertraining?
Helpers weg, tweede ronde
Intro
‘Effecten van de Kanjertraining op Emotionele Problemen, Gedragsproblemen en Klassenklimaat’ – zo luidt, veelbelovend, de Nederlandse vertaling van de titel van het proefschrift van mevrouw Lilian Vliek, medewerkster van de Stichting Kanjertraining in Almere. Het betreffende proefschrift is op de site van deze stichting te vinden en voor ieder gratis te downloaden. Wie na downloaden de moeite doet het proefschrift te lezen, zal al snel tot de ontdekking komen dat de in het boekje ‘Soep van Keistenen’, met name vanuit Bijbels perspectief geuite kritiek op deze training als zodanig en op het gebrek aan wetenschappelijk gehalte in het bijzonder nog steeds volledig rechtop staat! Op de training is, zou je daarom kunnen stellen, dan ook (nog steeds) de uitdrukking van toepassing: veel beloven weinig geven doet een gek in vreugde leven. Immers, naast de terecht en (vanuit juridisch oogpunt) rechtmatig te noemen
Helpers weg…
Het tot nu toe gestelde vormt de reden voor dit artikel met, bewust gekozen, als titel: Helpers weg, tweede ronde. Onder die noemer wil ik (met in achtneming van anonimiteit) kort ingaan op enkele van de tot nu toe binnengekomen, soms schrijnende, praktijkervaringen met deze door de stichting zelf via het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) voluit aangeprezen training (vergelijk de mededeling hieromtrent in de Nieuwsbrief van B&O van juni 2016) in relatie tot de titel van het proefschrift en ‘de claims’ van de stichting in deze. Het meest vers in het geheugen ligt me een toegezonden mailwisseling (met een hulpverleningsinstantie op het terrein van pesten) die melding maakte van een jongetje dat gemeend had zichzelf van het leven te moeten beroven onder achterlating van het bericht niet langer ‘konijn’ te willen zijn. Dan was daar de mededeling van een ouder over de ervaring van haar kind met de training. Onder de noemer ‘vertrouwen’ was het bont en blauw thuisgekomen, omdat medeleerlingen over de billen hadden moeten lopen. Wie denkt, dat na melding van dit voorval in ‘Soep van Keistenen’ deze ‘vertrouwensoefening’ uit de training zal zijn gehaald, vergist zich. Onlangs ontving ik van een docente van een lagere school een alarmerende mail waarin ze haar ongemak en… ongenoegen met betrekking tot de training uitte onder andere met vermelding van de genoemde oefening die zij dan bij kleuters zou moeten toepassen. Als een van de velen heeft ze haar moeite met de training bij de directie kenbaar gemaakt, maar werd er geluisterd? Op verzoek heeft zij haar bevindingen (anoniem) in kort verslag weergegeven (zie artikel Ervaringen met de kanjertraining op deze site) het verslag spreekt boekdelen en roept herkenning op als het gaat om in ‘Soep van Keistenen’ genoemde bezwaren e.d.
Een docente vertelde, dat op haar school de training schoolbreed wordt toegepast en op de vraag naar de effecten antwoordde ze, dat er niet alleen niets was veranderd in het gedrag, maar het er alle schijn van had dat leerlingen een nog beroerder gedrag gingen vertonen (vergelijk hier de constatering van één van de aangehaalde onderzoeksbronnen in ‘Soep van Keistenen’). Een schooldirecteur beaamde de genoemde constatering en op de vraag waarom men dan toch met de training doorging, antwoordde hij dat er inmiddels een bedrag van tenminste een gemiddelde middenklasse auto voor de training was betaald, ‘dan stop je niet zo maar’.
Kijken we nog naar een paar effecten vanuit de praktijk. Een (eerder genoemde) docent vertelt over een ervaring in de kleuterklas. Aan de hand van het verhaal worden de training kenmerkende karakters toegelicht. Een van de kleuters uit een probleemgezin merkt ongevraagd op dat hij dan wel de vlerk (pestvogel) moet zijn. Toen ik aangaf dat de training dus stigmatiserend werkte, kon zij dit slechts beamen. Het kind werd al snel de vlerk genoemd door de andere kinderen. Waar ligt hier de grens tussen stigmatiseren en… discrimineren? Een ouder vertelde dat haar kind bij het op school komen achter zich naar hem toe kinderen luid hoorde fluisteren ‘konijntje, konijntje’… één medeleerling had voor hem een wortel meegenomen…! Mogelijk dat de Stichting ook hier als antwoord zal geven, dat de training dan niet goed wordt gegeven…
En ouders?
Er zijn ouders die hun ongenoegen uiten bij de schooldirectie, sommigen vragen onder andere bij Bijbel & Onderwijs om advies. Drie voorbeelden. Een ouderpaar gaf aan dat zij, samen met nog enkele ouders, gefundeerde kritiek aan het adres van de directie hadden geleverd en niet wilden dat hun kinderen nog langer aan deze trainingspraktijk zouden worden blootgesteld. Uiteindelijk is dit ouderpaar gedwongen geweest hun kinderen naar een andere school te sturen. Een middenklasse auto schrijf je nu eenmaal niet binnen een jaar af en ‘gewoon terugbrengen’ was/is onmogelijk, toch?
Minstens zo schrijnend was het voorbeeld van het ouderpaar dat uit principiële overwegingen pas voor het reformatorisch lager onderwijs hadden gekozen en juist op die reformatorische school geconfronteerd werd met de Kanjertraining. Dit ouderpaar gaf bij de directeur aan, dat zij niet wilden dat hun kinderen de training zouden volgen. Een onverkwikkelijk touwtrekken begon, waarbij uiteindelijk ook op advies de ROV (Reformatorische Ouder Vereniging) werd aangeschreven. De laatste blijft tot op vandaag het antwoord schuldig, de directeur echter moest het beroep op artikel 23 van de grondwet en het beroep op de door de Stichting Kanjertraining bij het Nederlands Jeugdinstituut gedeponeerde contra-indicaties erkennen en de kinderen behoeven de training niet langer te volgen. Minder fortuinlijk was het ouderpaar van een vrijgemaakt-gereformeerde school in het Noorden van ons land dat te horen kreeg, dat als het kind niet meedeed de school niet het predicaat van ‘kanjerschool’ zou krijgen…
Een greep
Het is maar een greep uit de vele praktische loocheningen van een positief effect van de training op emotionele problemen, gedragsproblemen en klassenklimaat. Triest is zondermeer, dat – om even bij het begrip ‘greep’ te blijven – christelijke scholen (van alle denominaties), directies, onderwijzend personeel en ouders in deze de stelling lijken te hanteren zoals verwoord in de uitdrukking ‘God zegene de greep’. Maar daar zit hem nu juist de crux! Kan God zegenen wat in strijd is met Hem en zijn Woord? Een directeur merkte (vrij weergegeven) op: ‘Ik laat zaken liggen en gooi er een christelijk sausje over.’ Hoe naïef is zo’n stellingname! Minstens zo naïef blijkt men op reformatorisch terrein, waar men als tegenhanger al vaker gaat voor de uitgesproken occult gebaseerde Rots en Watertraining. Daarom een dringende oproep aan het ROV om dit soort trainingen aan haar leden ten stelligste te ontraden!
Het zal je kind maar zijn, dat zichzelf van het leven beroofde, zich “vlerk” noemt, met bont en blauwe billen thuiskomt, voor “konijn” wordt uitgemaakt en een wortel krijgt aangeboden… Het topje van de ijsberg? Vast en zeker! Is er een student Psychologie die de greep durft te wagen om een thesis of proefschrift te schrijven over de negatieve effecten van deze en dergelijke trainingen op basis van een grondig en wetenschappelijk verantwoord onderzoek?
De Ring
Durf de ring in te stappen! Nemen we de handschoen op! Het gaat hier wel om het welzijn van het kind! Realiseren we ons hoe God het kind koestert?
Geachte heer Riet bij deze nogmaals de uitnodiging voor een open publieke wetenschappelijke discussie en neemt u vooral – in plaats van een jurist – dr. Vliek mee!
Ouders realiseer u dat u het volste recht hebt om uw kind bij deze training weg te houden. De school zal een voor u een acceptabel alternatief hebben te bieden. Leerkracht realiseer u dat de Stichting Kanjerinstituut contra-indicaties noemt op basis waarvan de training niet gegeven moet worden: ouders, leerkrachten en kinderen moeten namelijk achter de training staan.
Bijbel & Onderwijs roept een ieder op om ervaringen in deze te delen – samen staan we sterk(er). Helpers weg, tweede ronde…
drs. J.G.Hoekstra
Ervaringen met de kanjertraining
In het afgelopen schooljaar werd er bij ons op school begonnen met de Kanjertraining. Na een aantal bijeenkomsten met het team begon ik in mijn kleuterklas met de eerste lessen. Hoewel ik de teamscholing over het algemeen als interessant en positief had ervaren, bekroop mij bij het bestuderen van het lesmateriaal een heel onprettig gevoel. Omdat de keuze voor de Kanjertraining nu eenmaal was gemaakt, besloot ik de lessen maar “gewoon” te gaan geven. Het duurde niet lang voor ik met de te geven lessen ernstig vastliep. Het begon al bij de eerste kanjerafspraak, die ik volgens de methode elke week dien te herhalen: Ik ben te vertrouwen/ we vertrouwen elkaar. Hoe kan ik dat als christen week aan week aan mijn kleuters leren, terwijl de Bijbel leert dat alleen God zelf te vertrouwen is?
Verder bevat de kleuterversie een vervolgverhaal over het jongetje Max dat kennis maakt met de tijger (witte pet → is zichzelf), het konijn (gele pet → doet zielig, trekt zich terug en doet bang), de aap (rode pet → lacht uit en loopt mee, uitslover) en de vlerk (zwarte pet → daagt uit, pest, zoekt ruzie, speelt de baas). De tijger is in dit verhaal de kanjer, hij is zichzelf en “dus” te vertrouwen. De andere dieren zijn pas in orde als ze behalve hun eigen pet ook een witte pet opzetten. Dan zijn ze namelijk ook zichzelf en te vertrouwen. De link tussen jezelf zijn, betrouwbaar zijn en gedragsverandering ontgaat me. Ook met de positie van het konijn heb ik moeite. In zijn positie als gepest konijn lijkt zijn angstige gedrag mij begrijpelijk. Een kanjerafspraak is echter dat niemand zielig blijft. In het verhaal krijgt het konijn een witte pet, hij is nu niet langer (te) bang of zielig, maar is zichzelf en te vertrouwen. Welke les geef ik nu precies aan de kinderen mee? Ook bij de vlerk en de aap mis ik nuancering, de kanjertraining geeft aan hen consequent aan te duiden met woorden als gek, idioot, rare…
En wie is nu eigenlijk de kanjer en op grond waarvan is hij te vertrouwen? Op grond van het feit dat hij zichzelf is? Dat lijkt me een heel wankel fundament om een kind te leren met zijn naaste en zichzelf om te gaan. Is het als christelijke school niet onze verantwoordelijkheid om naar een steviger fundament te zoeken?
Ik blader verder in de methode. Per les kom ik diverse oefeningen tegen (waarbij lesdoelen overigens ontbreken) waarvan ik met een beperkt aantal goed uit de voeten kan. Bij andere struikel ik over de woordkeus: trots staan en een lied waarbij kinderen over zichzelf zingen dat ze betrouwbaar zijn. En dan zijn er nog fysieke oefeningen die volgens de training “het vertrouwen in jezelf en de ander verankeren”. Deze oefeningen variëren van onschuldige tikspelletjes tot diverse oefeningen waarbij kinderen over elkaar heen kruipen, rollen en (over elkaars billen) lopen. Ook kent de methode diverse massage-oefeningen en worden bijv. fictieve stofjes bij elkaar van armen, benen en billen geveegd. Maken we ons als leerkrachten nu niet schuldig aan grensoverschrijdend gedrag? Je moet er toch niet aan denken om aan dergelijke oefeningen mee te doen? Kleuters laten we echter al op jonge leeftijd hieraan wennen. Met welk doel?
Als de kinderen wat ouder worden, leren zij als groep elkaar feedback geven. Een kind wordt door de groep beoordeeld waarbij de kleuren van de petjes leidend zijn en de kanjer de norm is. Er wordt gesproken over het “zelfreinigend vermogen van de groep”. Daar kan je als christelijke school toch op geen enkele manier mee uit de voeten?
Ik vind het schrikbarend, dat dit soort praktijken kritiekloos worden toegepast, terwijl we als christelijke school zoveel waardevollers kunnen bieden: wie mag je zijn/ worden in Christus?
Naam van de auteur is bij de redactie bekend
Occultisme op de basisschool
Dyane Bresser heeft in haar afstudeeronderzoek zich zo’n twee jaar beziggehouden met het occultisme bij het basisonderwijs. Treffend is de titel “De verborgen wereld en het basisonderwijs”. Het onderzoek is uitvoerig (90 pagina’s) en allerlei facetten van deze duistere richting worden behandeld. Er zijn onderwerpen die bij B&O bekend zijn en waarover ook boeken of brochures verschenen zijn. De deelsite “Occult en Licht” van www.bijbelenonderwijs.nl toont dat. Minder bekend is hoe leerkrachten staan t.o.v. van occulte zaken. Dat deel is uitgekozen. Terecht stelt Dyane in het Voorwoord: Ik hoop dat dit onderzoek handvatten geeft om op een juiste wijze met dit onderwerp om te gaan. Daarnaast hoop ik, dat scholen meer gaan denken over dit onderwerp en een duidelijke grens trekken omtrent occulte zaken.
Praktijkonderzoek
cover onderzoek
Het onderzoek is een kwantitatief-exploratief[i] onderzoek met behulp van een enquête onder leerkrachten als respondenten. Ik heb een praktijkonderzoek opgezet, omdat ik wil aantonen hoe het gesteld is met de kennis over het occultisme op basisscholen en of er vraag is naar een beleidsplan of protocol over dit onderwerp. Door middel van een enquête ben ik erachter gekomen hoe het gesteld is met de kennis betreffende dit onderwerp op christelijke scholen en wat leerkrachten met dit onderwerp doen. De enquête is op drie scholen afgenomen om zodoende een betrouwbaar onderzoek neer te kunnen zetten.
Ook had ik de enquête aan meer personen voorgelegd, zodat ik hem nog iets kon aanscherpen om zo een betere betrouwbaarheid en validiteit te krijgen.
De enquêtevragen:
Afname van de enquête
Het bleek in eerste instantie lastiger dan gedacht om enquêtes af te nemen. Veel scholen willen zich niet met dit onderwerp inlaten. Zodra ze hoorden waar het over ging, wilden zij niet meer meewerken. Het heeft daarom redelijk veel tijd gekost om scholen te vinden die wel mee wilden werken en een voldoende aantal enquêtes terug te krijgen. Uiteindelijk bleek er één protestants-christelijke school, met drie locaties, te zijn die mee wilde werken, daarnaast heb ik van twee andere scholen (een protestants-christelijke school en een evangelische school) in totaal vijf leraren bereid gevonden de enquête in te vullen. Dit betekent dat ik in totaal 32 ingevulde enquêtes heb weten te krijgen, dit is ongeveer 50% van het aantal enquêtes dat ik uitgegeven heb, wat ik als een goed resultaat mag beschouwen.
Als ik kijk naar de verdeling van mannen en vrouwen die mijn enquête invulden, is te zien dat ongeveer 10% van de enquêtes is ingevuld door een man. Op de website van de Nationale onderwijsgids staat dat één op de zeven leerkrachten man is (Nationale onderwijsgids, 30 september 2015). Dit komt aardig in de buurt van de verdeling mannen en vrouwen die mijn enquête hebben ingevuld. Daarbij durf ik te zeggen dat ook dit gedeelte een betrouwbaar beeld zal geven.
Het feit dat veel scholen niet mee wilden werken aan dit onderzoek zegt ook al genoeg over dit onderwerp. Occultisme is een taboe, men doet alsof het er niet is. De meesten vinden het eng en weten niet goed wat ze er mee moeten. Dit was één van mijn doelen met dit onderzoek: het taboe proberen te doorbreken. Op de scholen die mee wilden werken, is dit gelukt. Ik ben van mening dat men de ogen moet openen voor de wereld die harde realiteit is. Met elkaar zou er gekeken moeten worden naar een manier hoe we de kinderen kunnen beschermen, in plaats van onze ogen te sluiten en te doen alsof het niet bestaat.
Het eindresultaat heb ik voorgelegd aan een collega van een openbare school. Door dit te doen wilde ik bekijken of het ook voor niet-christelijke leerkrachten een goed te begrijpen onderzoek was. Van haar kreeg ik te horen dat ze het zeer interessant vond om te lezen en nu ook de kinderen van christelijke ouders in haar klas kon begrijpen. Ze wist niet dat er door christenen op zo’n manier naar bepaalde onderwerpen gekeken werd en vond het goed om dit te lezen.
Wat is occultisme?
Aan leerkrachten heb ik gevraagd waar men aan denkt bij occultisme. Wat opviel was dat “glaasje draaien” vaak genoemd werd. Blijkbaar is dit iets wat bekend is en vaak voorkomt of is voorgekomen. Daarnaast werden ook geesten en onverklaarbare zaken of bovennatuurlijke verschijnselen genoemd. Het woord duister werd regelmatig gebruikt. Duidelijk is dus dat men wel weet dat occultisme iets is wat niet goed is en niet bij God vandaan komt. Er waren er slechts twee die de definitie van occultisme ook daadwerkelijk aangaven. Dit is namelijk ‘verborgen’ . Andere dingen die genoemd werden waren: geesten (oproepen), heksen, griezelig of eng, andere (onzichtbare) machten en satan. Al deze begrippen werden door meerdere leerkrachten genoemd. De begrippen die zojuist genoemd zijn, zijn inderdaad allemaal onder te brengen bij occultisme. Met elkaar komen de leerkrachten dus een heel eind, ook al noemde er één dat zij nog nooit van het begrip occultisme gehoord had en een ander alleen dat zij hier ver vandaan wilde blijven. Dit kan zorgen baren, als je op een christelijke school werkt, hieruit blijkt dan ook dat er onderling heel weinig of nooit over dit onderwerp op school gesproken wordt.
Er zijn nog meer begrippen genoemd, nl. alles wat niet bij God hoort, demonische krachten, voodoo, onderwereld, sprookjes, tarotkaarten, wicca, magie, astrologie, tovenarij, goden, duivel aanbidden, newage, verleiding door het kwaad en het heeft een slechte invloed op de geest. Wat hierin opvalt, is dat er veel dingen, in verschillende gradaties worden genoemd. Waar de één sprookjes noemt bij occult, noemt de ander het aanbidden van de satan en alles wat daar tussen zit. Wat duidelijk blijkt, is dat leerkrachten vaak andere gedachten hebben bij het onderwerp occultisme en er binnen de school niet gemakkelijk een lijn te trekken valt.
Mogen boeken met occulte lading gelezen worden in de klas?
Maar liefst 54,8% gaf aan dat boeken met een occulte lading gewoon gelezen mogen worden in de klas. Redenen die hiervoor genoemd werden, waren:
Er waren ook leerkrachten die duidelijk “nee” zeiden op deze vraag, nl.32,3%. Redenen die zij hiervoor aandroegen, waren:
Dan hadden we nog 12,9% die zei de boeken liever niet te laten lezen in de klas. Het hing af van hoe onschuldig het was en op welke wijze het geschreven was.
Deze resultaten lieten mij enigszins schrikken, in veel klassen kunnen er gewoon boeken gelezen worden waarin de deur naar het occulte opengezet wordt. Kinderen komen vandaag de dag gemakkelijk in aanraking met het occulte en het blijkt dat dit op christelijke scholen ook niet geprobeerd wordt om tegen te houden.
Als laatste in het thema boeken stelde ik de vraag of er meegedaan werd aan de Kinderboekenweek als het ging over een thema met een occulte lading. Hier viel op dat 45,2% van de leerkrachten aangaf hier niet aan mee te doen, maar te kiezen voor de christelijke kinderboekenmaand of een ander project te kiezen. Slechts 6,6% gaf aan wel mee te doen.
Boeken met een duistere inhoud
Wat me opviel was dat 22,6% aan gaf niet te weten wat er op een dergelijk moment gebeurde. Blijkbaar is hier door veel leerkrachten nog nooit over nagedacht. Een andere 22,6% van de leerkrachten gaf te kennen dat zij gedeeltelijk mee deden met de Kinderboekenweek en wat aanpassingen zouden doen. Eén van de leerkrachten gaf te kennen dat er binnen de school geen eenduidige lijn over dit onderwerp was, wat ook zeker terug te zien is in de antwoorden van de enquête. Zij zou hier graag een beleid voor willen hebben, zodat iedereen wisteet waar hij of zij aan toe was.
Grenzen
Uit het bovenstaande kan geconcludeerd worden, dat leerkrachten veelal heel verschillend over occultisme denken. Er is geen rechte lijn te trekken waar iedereen het mee eens is. Om die reden heb ik de vraag gesteld waar voor de leerkrachten de grens ligt, om te kunnen zien of er op die manier ergens toch een overeenkomst te vinden is. Op deze vraag heb ik veel verschillende antwoorden gekregen en ik zal het meest voorkomende beschrijven.
Waar de grens ligt voor de meeste leerkrachten is als iets onwerkelijk of eng wordt. Daarnaast wordt ook het werkelijk contact zoeken met geesten of demonen gezien als een grens waar men niet overheen moet gaan. Het is opvallend dat veel gezegd wordt erover te moeten praten en het niet weg te houden voor kinderen, maar aan de andere kant wordt juist ook gesteld het occulte helemaal te moeten mijden. Er is een zgn.tweestrijd, waarbij er een groep is die zegt erover te moeten praten en een groep die dat juist wil vermijden. Andere antwoorden die genoemd werden op deze vraag zijn:
Het mag de geest niet beïnvloeden; men mag er niet bewust mee bezig zijn; boeken over heksen en weerwolven; geesten; als het maar binnen de visie van de school is; je inlaten met occultisme in plaats van informeren; het mag het christelijke geloof niet in de weg zitten; kan Jezus erbij zijn?; zwarte magie; hekserij; toverij; satanisme en het hangt af van wat de ouders goed vinden. Een lijst met antwoorden die allemaal wel veel van elkaar weg hebben of op hetzelfde doelen. Daarnaast werd er nog gesproken over de leeftijd van het kind, bij een ouder kind zou meer moeten kunnen.
De grenzen zijn voor veel leerkrachten moeilijk aan te geven. Men weet vaak niet goed wat je met dit onderwerp aan moet en denkt hier niet zo veel over na. Dit was ook wat ik vaak teruggekoppeld kreeg. Het zou voor een school goed zijn om na te denken over dit onderwerp en samen een grens te trekken binnen de school, waar alle leerkrachten zich aan houden, om zo de kinderen ook tegen de gevaren te beschermen.
Conclusie
Uit dit onderzoek is gebleken dat de meeste leerkrachten wel een aantal aspecten van occultisme weten te noemen, maar vaak niet concreet weten wat het precies inhoudt. Bij vrijwel alle leerkrachten is het wel duidelijk dat het occulte iets is wat niet goed is en dat het zeker niet bij God vandaan komt. Met elkaar beschrijven de leerkrachten perfect in het kort wat occultisme is, echter blijkt ook dat er onderling nooit of nauwelijks over dit onderwerp wordt gesproken. Daarnaast zijn de grenzen ook lastig aan te geven. Waar de één alles wil verbieden, ziet de ander helemaal geen gevaren. Duidelijk werd wel dat leerkrachten niet willen dat het eng of onwerkelijk wordt en dat ze het op die momenten vermijden.
Dyane Bresser
[i] Kwantitatief onderzoek, omdat er is uitgegaan van een enquête met veelvoudig vaste antwoorden, bij exploratief gaat het om het zoeken naar nieuwe feiten en verbanden.
Salafisme
Salafisme wordt vaak gelijkgesteld met de orthodoxe islam, maar zij verwerpen deze juist.
Vanuit het salafisme richt men zich op heropvoeding en zuivering van de geloofsgemeenschap en de maatschappij.
De salafistische stromingen kennen op hoofdpunten wel overeenkomsten, maar er zijn duidelijke verschillen. De a-politieke stroming legt, door middel van prediking, de nadruk op het persoonlijke religieuze leven. De politieke stroming wil door middel van prediking een grotere politieke en maatschappelijke invloed. De derde stroming is de jihad-salafistische stroming. Deze onderscheiden zich door het goedkeuren van geweld en het verketteren van andersgelovigen.
Salafisten krijgen vanuit de moslimgemeenschap vaak het verwijt dat ze zich met uiterlijk vertoon bezighouden, ze zijn veelal te herkennen aan hun baarden, lange witte gewaden en hoofddoeken.
Salafisme wordt gezien als de meest intolerante stroming binnen de islam. Salafisten houden zich aan de grondbeginselen van de islam.
De zogenoemde gematigde islam, (ook wel volksislam genoemd) leert dat alle mensen in Nederland gelijk zijn. Zowel moslims als Joden en christenen. Vanuit het salafisme wordt deze bewering ten stelligste tegengesproken, omdat de koran het tegenovergestelde leert.
De bewering van salafisten dat zij de zuivere islam onderwijzen en volgen, mag men aannemen als waarheid. Zij houden vast aan de grondbeginselen van de islamitische leer die in de beginperiode van de islam werd onderwezen. Deze beweging is geïnspireerd op de eerste generaties moslims uit de begintijd van de islam. Salafisten beschouwen de eerste drie generaties als Mohammeds metgezellen, en de volgende twee generaties als leidraad voor hoe de islam moet worden geleefd.
Geraadpleegde bronnen:
https://www.aivd.nl/onderwerpen/salafisme
http://www.sjiieten-ontmaskerd.nl/wat-houdt-het-salafisme-in/
http://mens-en-samenleving.infonu.nl/religie/151323-wat-is-salafisme.html
https://www.nctv.nl/binaries/definitieve-publicatie-salafisme_tcm31-32715.pdf
https://nl.wikipedia.org/wiki/Salafisme
De Bijbel laat zien dat de Heere Jezus Zijn Koninkrijk zal vestigen. Dit Koninkrijk komt niet door geweld of politieke instrumenten. Hijzelf zal Zijn Koninkrijk vestigen. Door het geloof in de Heere Jezus hebben we de zekerheid dat wij bij Hem zullen wezen.
Dan zal de Koning zeggen tegen hen die aan Zijn rechter hand zijn: Kom, gezegenden van Mijn Vader, beërf het Koninkrijk dat voor u bestemd is vanaf de grondlegging van de wereld. (Math.25:34)
Openbaringen 19:19-20:19: En ik zag het beest en de koningen van de aarde en hun legers bijeenverzameld om oorlog te voeren tegen Hem Die op het paard zat, en tegen Zijn leger. 20 En het beest werd gegrepen, en met hem de valse profeet, die in zijn tegenwoordigheid de tekenen gedaan had, waardoor hij hen misleid had die het merkteken van het beest ontvangen hadden en die zijn beeld aanbeden hadden. Deze twee werden levend geworpen in de poel van vuur, die van zwavel brandt.
De Waarheid is in het geding.
Staat het protestantisme voor zijn bankroet?
Volgens kerken was de verwerping van Jezus als Messias en Zijn kruisiging betekenden voor het Jodendom het geestelijke bankroet. Als gevolg daarvan verkondigden verschillende kerken met een bepaalde aanmatiging: De christenheid is nu, in plaats van de Joden, het nieuwe volk van God. Aan het nieuw-testamentische begrip gemeente, het lichaam van de Heere Jezus, ging men voorbij. De apostel Paulus vermeldt in 1Cor 10:32: „Geeft noch aan Joden, noch aan Grieken, noch aan de gemeente Gods aanstoot.“ Bij een groot evenement in Berlijn droomde men er zelfs van dat de christenheid nu op het punt stond om zich van een langdurig, minderwaardig ‘kikker-bestaan‘ tot ‘een koninkrijk‘ op te werken, natuurlijk in de gedaante van een oecumenische wereldlijke eenheidskerk na de overwinning van de zogenaamde kerkscheuring. Dat zou toch een heerlijk doel zijn, als de hele wereld ertoe zou komen om naar de stem van Christus te luisteren en eindelijk naar Gods wil geregeerd zou worden, maar het geheel zou toch op de grondslag van de waarheid en de realiteit moeten staan! Maar in plaats daarvan dreigt voor de christenheid ook het geestelijke bankroet: aan de ene kant door het aannemen van een on-Bijbelse, zogenaamde ‘oecumenische eenheid‘, dus de vrijwillige terugkeer van de protestantse kerken onder de paraplu van Rome en aan de andere kant door het prijsgeven van de, eens met het bloed van de martelaren duur bevochten, reformatorische waarheden en reformatorische vrijheid.
Eigenlijk is aan de christen de goddelijke belofte gegeven, om tot ‘kennis van de waarheid‘ (1 Tim 2:4) te kunnen komen. Maar nu dreigt er een totale verwarring, zoals de profeet het tot uitdrukking brengt: ‘Mijn volk gaat te gronde door het gebrek aan kennis‘ (Hosea 4:6).
Al enkele jaren geleden schreef bijv. een evangelisch theoloog, Dr. Werner Neuer van het seminar St. Chrischona, na een ontmoeting met de paus heel enthousiast van een ‘oecumenisch geweldig moment‘, en tegelijkertijd deelde hij ons de wensen van de paus mee voor het herdenkingsjaar van de reformatie in 2017: Het zou toch tot een ‘gemeenschappelijke belijdenis van schuld‘ en tot een ‘belijdenis van het gemeenschappelijke christelijke geloof‘ mogen komen.
De vreemde herder
Hier schijnt nu echter alles op zijn kop te staan. Protestanten die sinds eeuwen door de paus, dus door de vermeende ‘overste herder van de christenheid‘, als slachtschapen opgejaagd, vervolgd, gefolterd, gewurgd, verbrand en vermoord werden, moeten nu boete doen, omdat ze van hem weggelopen zijn en eigen, van Rome onafhankelijke, kerken en gemeenten gesticht hebben.
Maar de ‘schapen van Christus‘ waren voor deze ‘roomse herders‘ weggelopen, omdat ze hun stem niet als de stem van de ‘Goede Herder‘ herkend hadden, want de Heere Jezus leert toch uitdrukkelijk: ‘Ik ben de goede Herder en Mijn schapen kennen Mijn stem. Maar een vreemde zullen zij geenszins volgen maar zij zullen van hem vluchten, omdat zij de stem van de vreemden niet kennen‘ (Johannes 10:1-14).
Blijkbaar terecht zegt men, dat de mens niets van de geschiedenis leert. Eens maakte ik zelfs mee dat in het bijzijn van meerdere broeders een Bijbelschoolleraar luid verkondigde: ‘Kerkgeschiedenis is drek.‘ Deze medewerker was, wat later bleek, een aanhanger van dweepzieke kringen en wilde met zijn krasse uitspraak zeggen: ‘We staan in het heden en moeten de tegenwoordige uitdagingen aangaan, want wat er gisteren was, interesseert ons niet meer.‘
Beschaamd gaat men na zo’n ‘onderwijzing‘ naar huis en begint na te denken. Men vraagt zich af: Bestaat de Bijbel zelf niet voor een groot deel uit geschiedenisboeken? En dan ontdekken wij, dat de Bijbel zelf heel veel waarde hecht aan geschiedkundige overlevering, want in 1 Korinthe 10:1-11 lezen we: ‘Al deze dingen nu zijn hun overkomen als voorbeelden en zijn beschreven tot waarschuwing voor ons.‘ En heeft niet onze HEERE JEZUS Zelf verwezen naar lang geleden gebeurtenissen, doordat Hij ons herinnerde aan ‘al het rechtvaardige bloed dat op de aarde vergoten werd, vanaf het bloed van de rechtvaardige Abel‘ (Matth 23:35).
En uitgerekend in onze tijd, te midden van de ontwikkelingen van de eindtijd, moeten wij geschiedenissen als iets waardeloos verachten? Aha, langzaam beginnen we te begrijpen: Christenen die destijds gedurende 50 jaar aan een enorme oecumenische propaganda waren blootgesteld, hoeven er niets meer van te weten, hoe en waarom het eigenlijk tot een reformatie kwam. We moeten veel meer open staan voor dat wat tegenwoordig de trend is, dus open staan voor de tijdgeest. We moeten ons niet meer herinneren hoeveel martelaarsbloed het heeft gekost, totdat het met Gods hulp eindelijk tot een bevrijding van Rome kwam en tot de stichting van onafhankelijke, evangelische kerken.
We moeten ons er ook niet langer van bewust zijn, dat de reformatoren, speciaal Maarten Luther, helemaal niet van een scheuring van de christenheid spraken, maar veelmeer van de ‘bevrijding van de christenheid uit de Babylonische gevangenschap‘ (zie Luthers brochure ‘De Babylonische gevangenschap van de kerk van Christus‘). Ook de 288 Engelse martelaren moeten wij maar vergeten, die gedurende de vijfjarige regeringstijd van de ‘bloedige‘ Maria levend verbrand werden, omdat ze aan het protestantse geloof vasthielden en liever de vuurdood ondergingen dan zich aan de rooms-katholieke, on-Bijbelse dogma’s te onderwerpen.
Onder al deze slachtoffers waren 1 aartsbisschop, 4 bisschoppen, 21 geestelijken, 55 vrouwen en 4 kinderen. We hoeven er ook geen duidelijke voorstellingen van te hebben wat een grote zegen de christenheid ten deel viel door de vier grote hoofdpilaren van de protestantse belijdenissen:
Alleen Jezus, want HIJ is de enige Middelaar tussen God en de mensen.
Alleen het geloof en alleen de genade leiden tot ware geloofszekerheid.
Alleen de Heilige Schrift heeft gezag voor het christelijke geloof.
Een fatale vergissing
Ook moeten we ons niet meer herinneren hoe toendertijd in Europa de rooms-katholieke anti-reformatie woedde. Twee van die roomse overvallen waren bijzonder wreed en gemeen, die van 1572 in Frankrijk en van 1641 in Ierland. Beide bloedbaden verliepen volgens hetzelfde plan. Aan elke aanval ging een tijd van schijnbare verzoening vooraf. Rooms-katholieken en protestanten schenen in vrede naast elkaar te kunnen leven, want de katholieken gedroegen zich vriendschappelijk en aardig tegenover de protestanten. In Frankrijk regelde de koning zelfs de bruiloft van zijn rooms-katholieke zuster met een protestantse leider, om op deze manier een teken van het oecumenische met elkaar voor te wenden.
De protestanten, die eeuwenlang brutale vervolging en onderdrukking gewend waren, ondervonden zo’n grote opluchting dat ze dit vreedzame samenleven vertrouwden en hun waakzaamheid lieten varen. Ze zagen het als een bevestiging dat het Vaticaan nu daadwerkelijk veranderd was. Maar dat was een fatale vergissing, die hen het leven kostte. Hadden ze maar beter gelet op de waarschuwing van de Heere Jezus om voor ‘de roofzuchtige wolven die in schapevachten gekleed waren‘ (Matth 7:15) op te passen, dus voor de waarschuwing voor moordenaars die zich uitgeven als dienstknechten van God! Hadden ze maar het onderwijs van de Heere Jezus ernstiger opgevat, dat van de ‘bedorven bomen die nooit goede vrucht kunnen voortbrengen‘ (Matth 7:17-18), dat dus ook de boom ‘pausdom van Rome‘ nooit verandert, waarvan geschiedkundig duidelijk gedocumenteerd is dat deze ‘vruchten‘ de verschrikkelijkste christenvervolgingen waren.
Maar zo brak te midden van de ‘oecumenische vrede‘ van het ene moment op het andere het moorden uit, dat in Frankrijk minstens 30.000 slachtoffers eiste (andere geschiedenisonderzoekers komen op hogere getallen uit) en in Ierland 40.000.
Natuurlijk moet men daarbij letten op het feit dat het bij de rooms-katholieke vervolgers eerder om religieus gemotiveerde, fanatieke aanhangers van de roomse machtsbelangen ging, – in die tijd ‘roomsen‘ genoemd – , terwijl ernstige, vrome katholieken zelf ook vervolging en brandstapels te verdragen hadden, zoals bijv. aartsbisschop Thomas Cranmer, Dr. Rowland Taylor en anderen!
Paus Gregorius XIII, als zogenaamde ‘overste herder van de christenheid‘, zou ontsteld moeten zijn geweest over het wrede afslachten van de ‘schapen van Christus‘, maar in plaats daarvan was het voor hem een aanleiding om feest te vieren. Om zijn triomf nog beter en duurzamer tot uitdrukking te brengen, liet hij in herinnering aan de Parijse nacht van moorden, ook ‘bloedbruiloft‘ genoemd, een gedenkmunt slaan.
Ook de tegenwoordige christenheid heeft nu sinds het 2e Vaticaans Concilie een 50 jaar durende tijd van schijnbare toenadering en verzoening met de roomse kerk achter zich. Voor het concilie waren protestanten voor Rome slechts ‘ketters‘, maar plotseling werden ze ‘gescheiden broeders‘ genoemd. Deze strategie was zo succesvol, dat tegenwoordig veel christenen uit de evangelische gemeentes tot de slotsom gekomen zijn: Het Vaticaan van vandaag is niet meer te vergelijken met vroegere tijden, er is daar veel in positieve zin veranderd. Nu ging het er om voor de wereld eenheid te laten zien om de christelijke boodschap geloofwaardig te betuigen.
Hoe mooi zou het zijn, als men zich zou kunnen aansluiten, maar de feiten spreken helaas een heel andere taal. Bekijken we enkele citaten die aan het ‘katholieke kerkrecht‘, genaamd “Codex Juris Canonici”, ontleend zijn (opnieuw bewerkt en uitgegeven in het jaar 1983): Can. 331 en 333, bladzijde 100 zegt: ‘De paus … de plaatsvervanger van Christus … heeft de hoogste macht van het goddelijk recht. Ze wordt hem dus niet door menselijke comités, bijvoorbeeld van de totaliteit van de gelovigen of van de bisschoppen, overgedragen … zijn besluiten hebben geen bevestiging nodig … en er is geen roeping door een andere instantie‘ (can. 1404).
De paus is de hoogste wetgever en hoogste rechter. Hijzelf is niet onderworpen aan een oordeel. In de dienst van het onderwijzen heeft de paus de hoogste autoriteit (niet de Bijbel, het geschreven WOORD VAN GOD). Besluiten ‘ex – cathedra‘ zijn onfeilbaar.
Bladzijde 357, § 124, strafbare feiten tegen de religie en de eenheid van de kerk: Can. 1364: Afval van het geloof, ketterij en afvalligheid zijn de ergste overtredingen tegen aanbidding van God en eenheid van de kerk.
Volgens can. 751 is ‘ketterij‘ de hardnekkige ontkenning van de katholieke leer en ‘kerkscheuring‘ is weigering van de onderwerping aan de paus.
Bladzijde 71, can. 205 over de doop: ‘De doop kan slechts eenmaal en onherroepelijk ontvangen worden; dit … lidmaatschap van de kerk is niet ongedaan te maken‘.
Volgens deze enkele bewijzen van het rooms-katholieke kerkrecht zal men zich zeker niet ten onrechte afvragen: En waar blijft het zogenaamde ‘mensenrecht‘ van geloofsvrijheid? Komen we hier zo mogelijk de, al in de Bijbel geprofeteerde, dictatuur van de eindtijd tegen, temeer omdat wij in onze omgeving duidelijk waarnemen hoe bepaalde krachten steeds meer de ‘anti-christelijke structuren‘ willen bewerken:
Rome heeft zich dus, duidelijker dan ooit tevoren, ‘kerkelijk juridisch‘ verankerd: De paus heeft de hoogste macht van het goddelijk recht en is de hoogste wetgever en hoogste rechter en heeft de hoogste leerautoriteit, waarmee gedefinieerd moet worden, wat ‘geloofsafval‘ en wat ‘ketterij‘ is. Dus moet elke protestant en natuurlijk ook elke ernstige rooms-katholiek zich vandaag afvragen: Zit daar niet een mens op de plaats van Christus en wordt hij dus een antichrist? Het woord ‘anti‘ betekent niet alleen ‘tegen Christus‘, maar kan ook betekenen dat er iemand ‘op de plaats van Christus‘ zit. Maar de Heere Jezus Zelf heeft ons uitdrukkelijk voor diegenen gewaarschuwd, die (Matth 24:5). ‘onder Mijn naam zullen komen en zullen zeggen: ik ben de Christus‘
Christenen worden uitgedaagd.
De tegenwoordige christenheid wordt dus uitgedaagd om positie in te nemen en men vraagt zich af: Zullen de protestanten in het gedenkjaar van de reformatie in 2017 daadwerkelijk een ‘medeschuld‘ belijden en ‘berouw hebben‘ over hun zogenaamde ‘zware overtreding tegen de eenheid van de kerk‘ (zie can. 1364)? Zullen protestanten boete doen over hun vermeende ‘ketterij‘ waarmee ze bijv. de roomse transformatie van de elementen ‘brood en wijn‘ in het avondmaal tegenspreken? De paus, met zijn ‘hoogste leerautoriteit‘, noemt zo’n gedrag ‘hardnekkige ontkenning van een katholieke leer‘ (zie can. 751). Daarom staat er ook in de pauselijke encyclieken ‘Ut unum sint‘ (Latijn: Opdat zij één zijn): ‘Het feest van een gemeenschappelijk avondmaal van alle christenen is pas na herstel van de volle kerkelijke eenheid mogelijk‘, dus pas dan, als ook de protestanten weer voor een ouwel neerknielen en in haar Christus aanbidden, hoewel toch het reformatorische geloof de Bijbelse waarheid heeft erkend, dat brood en wijn symbolen zijn, zoals bij andere vergelijkingen: ‘De Heere Jezus als de deur‘ of ‘de Heere Jezus, als de ware wijnstok‘.
Ook blijft de vraag: Zullen de ‘protest – tanten‘ al het ‘tanten wezen‘ wegdoen en weer terugkeren tot ‘protest‘ tegen alle roomse ketterijen, die het WOORD VAN GOD weerspreken? Zullen ze met dr. Maarten Luther belijden en daaraan vasthouden: ‘Mijn geweten is gebonden aan het Woord van God. Hier sta ik, ik kan niet anders?‘ Moge het de protestanten met Gods hulp gelukken niet op te gaan in de grote kudde van de oecumenische eenheid. De Heere Jezus Zelf spreekt van ‘Zijn kleine kudde‘ (Lukas 12:32). Aan de andere kant is het voor alle oprechte, vrome en ernstige katholieken te wensen dat zij de goddelijke roep uit Openbaring 18:4 vernemen: ‘Gaat uit van haar!‘
Manfred Kämpf, zendeling CH-Wetzikon / Peru
De tekst is bewerkt .
Bron: Der schmale Weg, 3/2016
Seks, genegenheid, liefde; wat is het onderscheid?
Natuurlijke mensen – redeloze dieren
Hoe helpen wij onze jeugd in het jaar 2016 waarin veel mensen leven zoals de Bijbel hen beschrijft (HSV):
1. Seks, genegenheid, liefde; wat is het onderscheid?
Als een mens zich daar gewetenloos aan over geeft, handelt hij naar de wil van het vlees (Ef 2:3), en kan het lichaam onteerd worden (Rom 1:24-27).
2. Waarom geen seks voordat het huwelijksverbond gesloten is?
a. Wat zegt de Bijbel over seksualiteit
In moderne taal gezegd: Een vrouw mag alleen genegenheid zoeken bij haar eigen man. De man mag zijn hormoonstelsel uitsluitend laten activeren door zijn eigen vrouw.
b. Zich ontwikkelende hersenen en seks
In de leeftijdsperiode van ca. 12-25 jaar maakt ons brein een enorme ontwikkeling door. Er wordt een enorm aantal
verbindingen (synapsen) tussen de hersencellen aangelegd. Synapsen die niet benut worden, verdwijnen weer en ongebruikte synapsen worden weer afgebroken. Bij het bedrijven van seks geven de hersencellen chemicaliën (hormonen en wekstoffen) af die een prettig gevoel geven. Door dit lustgevoel zijn mens en dier geneigd seksuele gemeenschap te hebben en op deze wijze voor nageslacht te zorgen.
3. Waarom staan er geboden in de Bijbel?
De wereld bestaat niet alleen uit het zichtbare, maar er is ook een onzichtbare geestelijke werkelijkheid. Vanuit die geestelijke wereld worden de gedachten van de mens beïnvloed. De mens denkt van nature dat zijn “ik” zelfstandig is, maar hij/zij staat onbewust onder invloed van een geest die anti de Schepper is gericht. Van nature is de mens in feite slaaf van die antigeest, die in de Bijbel satan (tegenstander), duivel (door-elkaar-gooier) of “overste van deze wereld” genoemd wordt. Zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament staan geboden. Rom 15: 4 en 1 Cor 10: 6 vatten het Oude Testament samen: Deze gebeurtenissen zijn ons tot voorbeeld geschied, opdat wij geen lust tot het kwade zouden hebben, zoals zij die hadden. (1 Cor 10:6) Het Nieuwe Testament stelt verder op diverse plaatsen de reinheid en zuiverheid als kind van God aan de orde. Denk maar eens aan 1 Cor 6: 19 en 20: Of weet gij niet dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in u woont, die gij van God ontvangen hebt en dat gij niet van uzelf zijt? Want gij zijt gekocht en betaald. Verheerlijk dan God met uw lichaam. Uit onszelf kunnen we deze geboden niet volbrengen, maar door in geloof op Jezus Christus te zien, kunnen wij mede door de geestelijke wapenrusting (Ef 6: 10-17) in deze wereld standhouden.
4. Wat te doen als men niet gehandeld heeft volgens de Bijbel?
De richtlijnen in de Bijbel zijn te vergelijken met de handleiding die een maker geeft bij zijn apparaat. Als men de handleiding niet opvolgt, handelt men verkeerd met het apparaat en kan men problemen verwachten. Als men de Bijbelse richtlijnen van onze Maker niet opvolgt, mist men het doel van zijn/haar leven (dat heet zonde) en kan men problemen verwachten. Maar voor zonde heeft de Schepper een oplossing gegeven: Jezus Christus heeft voor ons de schuld betaald. Wij mogen onze zonde(n), het verkeerde handelen, belijden aan God en het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonden. (1Joh 1:9) Dat betekent niet altijd dat de problemen (conflicten, miscommunicatie enz.) meteen verdwenen zijn, maar men mag telkens de hulp van zijn/haar Meester inroepen en zorgen voor een verantwoorde liefdevolle relatie in het huwelijksverbond. En niet aarzelen tijdig hulp te zoeken bij gelovige broeders en zusters.
Bron:
“Verstrikt”, geschreven door Dr. McIlhaney & Dr. McKissic Bush, zie webshop https://bijbelenonderwijs.nl/webshop/
dr. W. Hoek