Samenvatting: Op sommige scholen leren kinderen mandala’s tekenen. In het hindoeïsme is de mandala één van de methoden om in contact te treden met ‘de andere wereld’.

 MANDALA’S

Ouders stellen vragen over wat mandala’s zijn en waarom leerlingen deze moeten tekenen. Kennelijk is het verschijnsel erg ‘in’, ook bij christelijke scholen. Het antwoord hierop zal menigeen verbazen.

Oorsprong
Volgens de pedagoog prof. dr. Reinhard Franzke uit Hannover worden mandala’s in bijna alle basisscholen in Duitsland gebruikt. Veel opvoeders en onderwijzers zijn overtuigd van de helende werking op de kinderen. Het woord mandala komt van het Sanskriet en betekent heilige of magische kring. Sommige mandala’s beelden Indische goden af en andere magische symbolen of Indische chakra’s. Chakra’s (Sanskriet voor raderen) zijn energiepunten in het lichaam waarmee de mens in contact kan treden met zijn etherische lichaam. Hij krijgt hierdoor aansluiting op de kosmische energievelden waarmee hij in contact treedt met de wereld der geesten.

Doel
De mandala is oertaal in zeer geconcentreerde vorm, een kunstuiting die zowel in beeld als in klank wordt uitgebeeld. Mandala’s zijn bedoeld als hulpmiddel om het bewustzijn op één punt te richten en zo te voeren tot een toestand van trance. Het helpt de kinderen om andere dimensies en wezens te visualiseren en hen zo te brengen tot zgn. uittredingen (reizen buiten-het-lichaam). Voor deze beide doelen werden mandala’s eeuwenlang door sjamanen (Siberische tovenaars) en yogi’s (Indische yoga-leraars) gebruikt. De bekende psycholoog Carl Gustav Jung heeft de mandala’s in Europa ingevoerd en gebruikte ze (in zijn psychotherapie) als middel om een ervaring te hebben met ‘de andere wereld’ en om contact te krijgen met geestelijke wezens’. Hij noemde hun taal de ‘archetypische taal’ (beelden uit de oerwereld van het bestaan), waardoor een mensenkind zijn eigen ‘authentieke’ Zelf leert kennen.

Onze huidige cultuur staat hier niet meer zo afwijzend tegenover als in de tijd van de Verlichting en de secularisatie, die nog maar kort achter ons ligt. Bijbelse pedagogen waarschuwen ervoor dat mensen op deze wijze contact kunnen krijgen met de geestenwereld. De moderne spirituele pedagogen spreken van “de helende werking van mandala’s die mensen helpt bij de integratie van hun eigen persoonlijkheid”, zonder te wijzen op de gevaren van mogelijke contacten met de geestenwereld. Bij het mandala-tekenen leren kinderen “hun eigen krachtbron te ontsluiten” en ontdekken zij “hun parallellen in de hogere, kosmische werkelijkheid als hun eigen centrum of kosmogram”.

Achter dit ‘huwelijk van hindoeïsme en pedagogiek’ steekt een gevaarlijke werkelijkheid! Wij roepen ouders op hun kinderen te onttrekken aan de wereld waarvoor de Bijbel ons waarschuwt. De ernst hiervan blijkt uit de volgende Bijbelse duiding.

Een Bijbelse duiding van zgn. contacten met ‘de andere wereld’
Steeds vaker merken wij dat leraren gebruik maken van methoden die ontleend zijn aan de psychotherapie. Als vereniging Bijbel & Onderwijs richten wij ons niet op het bestrijden van symptomen, maar op het onderkennen en blootleggen van de bron waaruit dit voortkomt

Nu in onze tijd het spirituele zo’n opgang maakt, is het gevaar groot dat kinderen op school in contact met de geestenwereld worden gebracht. De verleiding waarmee de Boze mensen oproept hun eigen beperkingen te overschrijden door “als God te zijn” is altijd dezelfde. Maar de namen waaronder hij dit doet zijn aangepast aan de tijd waarin mensen leven. In plaats van Baäls en tovenaars worden nu termen gebruikt zoals ‘afdalen in het collectieve onbewuste der mensheid’ of ‘het realiseren van je authentieke zelf.’
De illusie die de mensen telkens wordt bijgebracht, is dat zij toegang kunnen krijgen tot de wereld van helende en kosmische energieën. Paulus roept ons op om die wereld te ontmaskeren door datgene wat de mensen daaruit aanspreekt bij de ware naam te noemen. Dit is niet anders dan de wereld van de Baäls uit het Oude Testament, de afgoden waarvoor de psalmen en profeten waarschuwen of de geestelijke boosheden in de hemelse gewesten van Efeziërs 6.

Zowel Mozes als Paulus hebben duidelijke taal gesproken over alle pogingen die mensen in het werk stellen om de grenzen van dit bestaan te doorbreken. Daartoe citeren wij hun woorden die gesproken zijn tot Israël respectievelijk tot de christelijke gemeente. Mozes heeft tot het volk Israël gezegd:
Het is niet in de hemel, zodat gij zoudt moeten zeggen: Wie zal opstijgen ten hemel, het voor ons halen en het ons doen horen, opdat wij het volbrengen?
“En het is niet aan de overkant der zee, zodat gij zoudt moeten zeggen: Wie zal oversteken naar de overkant der zee, het voor ons halen en het ons doen horen, opdat wij het volbrengen?” Deut 30:12-13.

Paulus verwijst hiernaar in zijn brief aan de Romeinen:
“Zeg niet in uw hart: Wie zal ten hemel opklimmen? Namelijk om Christus te doen afdalen. Of: Wie zal in de afgrond nederdalen? Namelijk om Christus uit de doden te doen opkomen”Rom 10:6-7

De Bijbel rekent af met alle geheimzinnigheid en noemt de dingen bij de naam. Gods Woord is heel nuchter over de gruwelijke werkelijkheid die de mensen onder de bekoring van de geestenwereld brengt. In de Heilige Schrift straalt Gods waarachtige licht over al het occulte. Haar door God geïnspireerde auteurs waarschuwen ons voor het valse licht van Lucifer en richten ons op het waarachtige licht van Jezus Christus, de stralende Morgenster. Aan het kruis heeft Hij de overheden en machten ontwapend en openlijk tentoongesteld en zo over hen gezegevierd. (Kol 2:15)

 

Voor verdere informatie raadpleeg:
Dr. R. Franzke, Stilleübungen und Fantasiereise
R.H. Matzken/A. Nijburg, Met Fantasie naar de nieuwe tijd
R.H. Matzken:Charisma uit de diepte
R.H. Matzken en T.H.Ligtenberg: Occult zakwoordenboek
Op de deelsite Occult en Licht van bijbelenonderwijs.nl staat een kort overzicht over de mandala.

 

Kort overzicht van de jezuïetenorde

 

In Rome klonken op 13.03.2013 de woorden: “Habemus Papam” (Wij hebben een paus). De nieuwe paus, Franciscus, werkt onconventioneel en heeft charme. Hij is de eerste Latijns-Amerikaan op de stoel van Petrus en ook de eerste jezuïet. Men verwacht veel van hem. Een leider in de evangelische beweging is van mening dat hij de Gorbatsjov van de rooms-katholieke kerk kan worden.

Veel van wat de paus zegt, schijnt nieuw, ja bijna revolutionair. Maar men moet heel goed luisteren. Hij stelt op geen enkele manier de dogma’s en de centrale leer van de rooms-katholieke kerk ter discussie. Hij wil de kerk een nieuw elan geven, maar de essentie blijft hetzelfde.

 
Reeds tijdens het tweede Vaticaanse Concilie werd een nieuwe koers ingeslagen. De rooms-katholieke kerk is sindsdien flexibeler geworden. Door af te zien van bepaalde uiterlijke tekenen zoals bijv. het opzetten van de tiara (kroon in drie etages) door de paus is de invloed van de rooms-katholieke kerk gegroeid. Deze kerk is bereid tot de dialoog. De aanspraak, die de tiara belichaamt, is echter gebleven, namelijk de geestelijke heerschappij over alle keizers en de opperste rechtspraak. De taal is vriendelijker geworden. Men spreekt over het opnieuw evangeliseren van Europa, maar bedoeld wordt het terugbrengen tot het rooms-katholicisme.

Evangelische christenen in Italië waarschuwen voor de rooms-katholieke kerk en de nieuwe paus.

Men houdt er  nauwelijks rekening mee dat deze paus jezuïet is en strijdt voor de overwinning van de rooms-katholieke kerk.

 

1 Drie voorbeelden uit de kerkgeschiedenis

 

a.  Christina van Zweden

1689: Koningin Christina van Zweden sterft en wordt in de basiliek van de Sint-Pieter begraven. Haar bekering van het lutheranisme tot het rooms-katholieke geloof betekende een groot succes voor de machtspolitiek van het pausdom en de jezuïeten. Christina wordt in Zweden streng evangelisch (luthers) opgevoed. Als zij laat merken dat zij sympathie heeft voor de rooms-katholieke kerk, is het tijd voor de jezuïeten om in actie te komen. Twee paters reizen in het geheim naar het koninklijke hof. In 1654 treedt de koningin af en treedt heimelijk toe tot het rooms-katholieke geloof. Paus Alexander VII ontvangt Christina als een wereldse koningin en bevestigt haar in het rooms-katholieke geloof. Na haar dood krijgt zij een grafmonument in de Sint-Pieter.

b. Paderborn

Deze stad is sinds 1528/1530 evangelisch. In 1580 komen de jezuïeten naar Paderborn. Zij zetten zich vooral in voor de jeugd en hervormen het destijds nog bestaande rooms-katholieke gymnasium volgens de principes van de orde. Onder de invloed van de consequente jezuïetische pedagogiek gaan bijna alle jongeren over tot het rooms-katholieke geloof. In 1614 stichten de jezuïeten de eerste rooms-katholieke universiteit op Westfaals gebied. Paderborn wordt binnen enkele tientallen jaren omgevormd tot een rooms-katholieke stad.

c. Polen

In 1550 was Polen overwegend evangelisch. Het koningshuis echter bleef rooms-katholiek en haalde de jezuïeten het land binnen. Deze namen het educatieve werk als zielzorg, prediking en onderwijs in handen. Daardoor werden de Polen massaal voor het rooms-katholieke geloof gewonnen. In 1591 werden talrijke evangelische kerken verwoest. Afval van het rooms-katholieke geloof werd met de dood bestraft Door het werk van de jezuïeten werd een heel land voor de rooms-katholieke kerk teruggewonnen.

De jezuïeten bedreven hun zendingswerk systematisch en weldoordacht. Zij waren flexibel in hun optreden. Zij droegen geen ambtskleding. Zij bleven op de achtergrond en hechtten niet aan schitterende gewaden. Als biechtvaders kregen zij beslissende invloed in de paleizen. Bij de bouw van hun kerken hechtten zij veel waarde aan beelden. De door hen ontwikkelde barokkerken zijn ruimten vol afbeeldingen. Bij het hoogaltaar en in de kerk zijn veel heiligenfiguren, vooral Maria staat in het middelpunt. Via de kunst leiden ze de mensen weg van het Woord naar het beeld. Dit was een doelbewuste misleiding van de mensen.

 

2. De geestelijke oefening

Waaraan ontlenen de jezuïeten de kracht om de mensen blijvend te vormen? Deze kracht komt van de geestelijke oefeningen van Ignatius de Loyola (1491-1556). In 1540 erkende paus Paulus III de jezuïeten als rooms-katholieke orde. Kenmerken van de jezuïeten zijn:

  • Strenge, onvoorwaardelijke gehoorzaamheid.
  • De geestelijke oefeningen leiden tot een brandende zendingsijver om de mensen voor het rooms-katholicisme te winnen.
  • De geestelijke oefeningen betekenen dat men meewerkt aan het heil.

De geestelijke oefeningen zijn oorspronkelijk in de vorm van een soort vakantie-kamp of retraite (vandaag zijn er ook andere vormen!), die consequent onder jezuïetische “leiding van zielen in plaats van Bijbelse zielzorg” staan, zoals Theodor Brandt duidelijk heeft aangetoond. Daarbij moeten mensen met behulp van fantasie bepaalde dingen beleven, bijv. de zwavel van het hellevuur ruiken. De leider van de geestelijke oefeningen krijgt macht over een mens. De mens wordt veranderd. Hij gehoorzaamt niet het Woord, maar beschikt over het Woord. De deelnemer onderwerpt zich tegelijkertijd aan de kerkelijke hiërarchie. Aan het einde van de eerste week volgt de algehele biecht. Dan volgt een week van “verlichting”. Door ascese en gebed moet een mystieke ontmoeting met Christus bereikt worden. Doel van de geestelijke oefeningen is, de deelnemer zo ver te brengen, dat hij zwart wit noemt, als de kerk dat zegt. Bij de geestelijke oefeningen stelt men zich open voor de machten van de duisternis.

Vandaag zijn er ongeveer 19.000 jezuïeten. Het is de grootste rooms-katholieke orde. De kerndoelen zijn de opvoeding (scholen, universiteiten, vorming van volwassenen), het werken met de media (radio, televisie, film en internet) en de retraites. De jezuïeten zoeken doelbewust de dialoog. Zij passen zich heel gemakkelijk aan. Hun basisprincipe is accommodatie, maar zij streven consequent hun doelen na.

 

Bron: Helmut Haasis, Syke in Wort und Leben, dec. 2014

 

Wat is het uitgangspunt?

 Grondslagdenken versus perspectiefdenken

Inleiding

Momenteel beleeft het protestants-christelijk onderwijs een aardverschuiving van grondslagdenken naar perspectiefdenken. Met het gevaar dat met deze aardverschuiving het christelijk onderwijs de nek om wordt gedraaid.

Populair

Zo op het eerste gezicht heeft Nederland paradoxale trekjes. Aan de ene kant gaat minder dan 20% van de bevolking regelmatig – dat is minstens eens per maand – naar de kerk. Aan de andere kant kiest ruim 60% van de bevolking voor onderwijs met levensbeschouwelijke grondslag, waarvan de helft voor protestants-christelijk en de helft voor katholiek onderwijs. Waarom kiezen ouders in deze tijd voor een christelijke school? Op die vraag wordt verschillend gereageerd: meer aandacht voor normen en waarden; minder allochtonen; in de buurt; klein en gezellig; goede resultaten; geen alternatief; staat goed bekend. Allemaal argumenten die omgekeerd ook kunnen gelden voor openbaar onderwijs. Slechts een deel van de ouders geeft aan de grondslag belangrijk te vinden. Eén reactie stemt mij daarbij tot nadenken: ‘Overigens vind ik dat er een groot verschil zit tussen christelijk onderwijs nu en in de jaren 70. Het is veel opener geworden en niet de hele dag met de Bijbel op schoot. Dat strenge is er vanaf, al zal dat per school wel verschillen. Ik vind er niets mis mee om je kind naar een christelijke school te laten gaan, ook al zou je zelf niet gelovig zijn. Je kind krijgt wat Bijbelse onderbouwing mee. Zolang dat op een relaxte manier gebeurt’.

Relaxed

Grondslag prima, zolang je er maar relaxed mee omgaat. Er niet te veel de nadruk op leggen. Ik hoor dit geluid heel veel om mij heen. De grote verhalen zijn voor velen voorbij. Samen vormen we het verhaal. Gaan we ons pad en sprokkelen we inspiratie uit tal van bronnen. Doen we wat goed voelt. Nederland gooit massaal het anker in eigen schip. Of verankert het schip hooguit nog aan andere schepen. In die beleving pas geen grondslag. ‘Christelijk’ is equivalent geworden voor ‘fatsoenlijk’. Het woord  ‘christelijk’ wordt via de afkorting ‘PC’ weggemasseerd uit de logo’s van christelijke scholen. En naast ‘christelijk onderwijs’ duiken andere, verzachtende, termen op als ‘levensbeschouwelijk onderwijs’, ‘religieus onderwijs’ en ‘christelijk geïnspireerd onderwijs’.

Onderwijs 3.0

Dat roept de kernvraag op: wat is de grondslag van het christelijk onderwijs anno 2014? Als overtuigd en enthousiast christen zou ik verwachten dat elke christelijke school als grondslag heeft dat Jezus Christus onze Heer en Verlosser is, dat de Bijbel ‘van kaft tot kaft’ waar is en dat God niet wil dat er iemand verloren gaat, maar dat ieder mens behouden zal worden. Was het maar waar. Verus, de vereniging voor christelijk onderwijs, gaat een heel andere kant op. Ze omarmt volledig de overtuiging dat een beroep op een grondslag in deze tijd niet meer past. In het mei-nummer van haar magazine breekt Guido de Bruin, één van de identiteitsadviseurs van Verus, een lans voor christelijk onderwijs 3.0. Bij christelijk onderwijs 1.0 kwam de christelijke grondslag tot uiting in alle aspecten van het schoolleven. Bij christelijk onderwijs 2.0 bleef het grondslagdenken aanwezig, maar vager, met als risico dat levensbeschouwelijke educatie een schaamlap werd. Volgens De Bruin is de tijd nu rijp voor christelijk onderwijs 3.0. Bij deze benadering wordt de grondslag ingeruild voor een gedeeld perspectief, een droom. In die droom gaat het om scholen met een keur van etnische en levensbeschouwelijke diversiteit. Scholen die bijdragen aan een maatschappij waarin mensen gelijkwaardig zijn, oog hebben voor elkaar, elkaar willen ontmoeten, voor elkaar willen zorgen en elkaars talenten benutten. Berry Hakkeling, directeur van integraal kindcentrum De Ark in Vlaardingen, wordt daarbij aangehaald, die zegt: ’In een samenleving waarin mensen ‘minder, minder, minder’ roepen is het goed als christelijke scholen juist verbinding zoeken met bijvoorbeeld het islamitisch en hindoe-onderwijs.’

Bezinning

school

Nu begrijp ik de bezinning en het verlangen naar die nieuwe verbinding wel. We leven in een tijd waarin het enkele feit van de protestants-christelijke identiteit door beleidsmakers en politiek niet meer als voldoende legitimatie wordt gezien of als een belemmering voor regionale samenwerking wordt gezien, bijvoorbeeld als het gaat om samenwerkingsverbanden ten behoeve van kleine scholen. Schoolbesturen zoeken daarom naar nieuwe verbindingen. Met het gevaar dat die nieuwe verbindingen de plaats van de protestants-christelijke identiteit op termijn gaan verdringen.

Ander perspectief

Maar niet alleen Verus omarmt het perspectief denken. Kars Veling, voormalig lid van Eerste en Tweede Kamer voor de ChristenUnie, schrijft in de essaybundel ‘Van deze tijd’ van de Stichting Steunfonds Christelijk Onderwijs het volgende: ‘Een strijd over een nog overgebleven grondslagformulering in de statuten leidt tot niets anders dan onbegrip en irritatie. Mij lijkt het vruchtbaar om dit grondslagmodel van de christelijke organisatie te vervangen door een perspectiefmodel. Ik bedoel daarmee een vorm van organisatie van christelijke activiteit die wordt ondernomen vanuit het doel.’ Veling pleit voor een ‘ankers los!’ en verwijst daarbij naar een soortgelijke ontwikkeling bij de politieke partij, de hulpverleningsorganisatie en de krant.

Eén perspectief?

Hebben het perspectiefdenken van Veling en Verus met elkaar te maken? De Bruin verwijst in zijn artikel o.a. naar die essays van Veling en van Buijs, bijzonder hoogleraar politieke filosofie en levensbeschouwing. In eerste instantie verbaast mij dat, omdat Veling in zijn betoog doelt op het dagblad, het ND. Zo op het eerste gezicht is het ND trouw aan haar grondslag gebleven. Heeft Veling dan niet een heel ander perspectief voor ogen dan Verus? Misschien wel, maar deze van oorsprong gereformeerde krant, die steeds meer voor en door niet-gereformeerden wordt geschreven en regelmatig journalistieke bijdragen uit de Volkskrant publiceert, heeft misschien wel meer op haar grondslag ingeleverd dan ze zelf wil. Naast versoepeling op het punt van kerklidmaatschap en/of binding aan belijdenisgeschriften is namelijk een veralgemenisering merkbaar die de grondslagbinding geen goed doet. De “christelijk betrokken” insteek heeft als gevolg dat bijvoorbeeld ook een rooms-katholieke bisschop zijn column kan plaatsen. Als je daarbij let op de plaats die de cultuur in al haar vormen krijgt, ligt de vraag voor de hand of het ND haar grondslag, namelijk het “Jezus Christus is Heer”, niet uit het oog heeft verloren. Zie je bij het algemeen christelijk onderwijs de verschuiving van grondslag naar perspectief duidelijker dat Jezus Christus een droom wordt en de doeleinden slechts christelijke afgeleiden worden, bij een dagblad als het ND gaat het geleidelijker. Willen we deze geleidelijke horizontalisering een halt toe roepen dan is het zaak duidelijk te zijn als bestuur, als directies en als leerkrachten. Wat willen we met onze school, met onze scholenkoepel? En hoe leggen we dat vast in statuten en beleidsnota’s? En als het gaat om de samenwerking met andere scholen, wat is dan het uitgangspunt? Het past in het raam van het postmoderne denken dat een algemeen christelijke en een rooms-katholieke school fuseren, maar is dat wel mogelijk als je je grondslag, namelijk het vasthouden aan ‘de Bijbel alleen en Jezus Christus alleen’ wilt handhaven?

Pelgrimbeweging

Er is nog een andere ontwikkeling die in dit verband genoemd moet worden. Identiteitsadviseur De Bruin, verbonden aan Verus, is nauw betrokken bij de beweging van de Pelgrimscholen, een vanuit Oostenrijk overgewaaid netwerk van scholen die vanuit hun visie op het goede leven hun leerlingen en studenten oriënteren op een duurzame, rechtvaardige en vreedzame wereld. In het Manifest Pelgrimscholen staat als eerste zin: ‘Wij zien de mens als een pelgrim, op weg naar een duurzame, rechtvaardige en vreedzame wereld. Als pelgrims zijn wij op weg, zonder te weten of we ons doel zullen bereiken. We geloven dat dit een zinvolle weg is, ongeacht of we het doel bereiken. Op deze weg zullen we soms flink doorlopen en de handen uit de mouwen steken en soms ook rust en verstilling zoeken.’ Verus ziet dit als de toekomst van het christelijk onderwijs en organiseert momenteel meerdaagse bijeenkomsten waarin ze leiders van christelijke scholen enthousiast maakt voor het pelgrimconcept. Het bovengenoemde Manifest is op die bijeenkomsten leidend.

 Nog Bijbels verantwoord?

Het klinkt allemaal zo mooi. Duurzaam. Rechtvaardig. Vreedzaam. Op zich allemaal ronduit Bijbelse notities. En toch: hoe bestaat het dat de Vereniging voor Christelijk Onderwijs zich inlaat met zo’n tegen de Bijbel ingaande  beweging? ‘Zonder te weten of we ons doel zullen bereiken?’ Hoe verhoudt zich dat met  de Bijbelse woorden: ’U hebt Jezus Christus lief zonder Hem ooit gezien te hebben; en zonder Hem nu te zien gelooft u in Hem en ervaart u een onuitsprekelijke, hemelse vreugde, omdat u het einddoel van uw geloof bereikt: uw redding’. Op weg naar een duurzame, rechtvaardige en vreedzame wereld? Ja, mits ook wordt onderkend dat deze wereld ooit voorbij gaat. En dat deze door zonde doortrokken wereld niet zo maakbaar is, als we als mens graag zouden willen. Het zou dan ook Bijbelser zijn om de zin als volgt te formuleren: Wij zien de mens als een pelgrim, op weg door een gebroken wereld. Op weg met een zeker doel, de toekomst van Jezus Christus in een nieuwe hemel en op een nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont.  Wij geloven dat dit een zinvolle weg is , waarop we elke dag in afhankelijkheid van God mogen leven, ons werken gezegend weten door God zelf en uiteindelijk Zijn nieuwe leven mogen bereiken’.

 Vergelijking met het CDA

We hebben bij het CDA gezien wat het loslaten van de grondslag betekent. Vanaf het moment dat drie christelijke partijen met elk een sterk christelijke grondslag zich in 1980 verenigden tot het CDA heeft de partij grote hoogten gekend, maar verdween tegelijkertijd de grondslag onder hun voeten. En dus werd ook binnen het CDA gezocht naar een versie 3.0 van nieuwe woorden en nieuwe beelden, waarin nog wel iets van de door Geert Wilders bejubelde ‘joods-christelijke traditie’ en het pleidooi van Jan Peter Balkenende voor het ‘normen- en waardendebat’ is te herkennen, maar de woorden over God, Jezus en de Bijbel langzaamaan verstommen. Verus wil via een vergelijkbaar pad het christelijk onderwijs van nieuw elan  voorzien. Haar nieuw perspectief geven. Een opwindend doel om samen enthousiast voor te gaan. Nieuwe woorden en nieuwe beelden. Al was het maar vanuit een institutioneel belang. Maar het 3.0-streven dat Verus voorstaat,  heeft wat mij betreft niets meer met christelijk onderwijs te maken.

Tot slot

Resteert wel de vraag hoe je in deze tijd krachtig Bijbels/christelijk onderwijs kunt bieden. Daarbij zullen we ons steeds meer af moeten vragen wat ten diepste onze grondslag is. Wat mij betreft is dat dus de Bijbel  en – kort gezegd – de erkenning dat Jezus Christus je Redder en Heer is. Binnen die grondslag kunnen gereformeerde, reformatorische, evangelische en veel protestants-christelijke scholen elkaar prima vinden. En met een gezamenlijke grondslag en een gezamenlijk perspectief schouder aan schouder  de toekomst in gaan. Denkt u daarbij ook even aan een functie in een MR, een gebedsgroep of  in een schoolbestuur. Allemaal belangrijke bouwstenen!

 

Dick Tillema

 

Recensie

 (Hoe je kind beschermen voor de newage en de  geestelijke verleiding), Berit Kjos, 336 pages, $ 14,95. Bestellen bij www.crossroad.to of bij www.lighthousetrailsresearch.com.

childKjos wil in dit boek aantonen dat kinderen op allerlei terreinen worden geconfronteerd met newage-spiritualiteit. Zij pleit ervoor dat ouders een proactieve houding aannemen om waakzaam te zijn om hun kinderen te kunnen beschermen tegen allerlei verschillende verleidingen. Daarom is het allereerst noodzakelijk dat ouders beseffen dàt hun kinderen worden geïndoctrineerd en op die manier mogelijk worden ingezogen in de new age/nieuwe spiritualiteit. Vervolgens moeten ouders zeer alert zijn op wat hun kinderen allemaal leren en meemaken om ze ook adequaat te kunnen begeleiden. Ook van groot belang is dat ouders daarin hun eigen christelijke achtergrond bekend maken en een goed voorbeeld geven aan hun kinderen. Het tweede hoofdstuk  behandelt de wapenrusting van God, hoe we als ouders ons kunnen wapenen en hoe we dit aan onze kinderen kunnen overdragen.

Telkens wordt in een hoofdstuk de gevaren van een bepaald terrein besproken en toegelicht aan de hand van voorbeelden, afgewisseld met een hoofdstuk vol praktische richtlijnen en stappenplannen hoe ouders hun kinderen op dat terrein kunnen beschermen. Zo behandelt Kjos de invloed op scholen door child1middel van schoolboeken en lesprogramma’s. Een volgend onderwerp zijn de normen en waarden die kinderen meekrijgen door behandeling van onderwerpen als evolutie en seksuele voorlichting. Vervolgens wordt gekeken naar de invloed van films, televisie en de digitale media, speelgoed en (computer)spellen, boeken, tijdschriften en muziek, dit alles aan de hand van uitgebreide voorbeelden. Op al deze gebieden kunnen kinderen te maken krijgen met een on-Bijbelse moraal, maar ook vooral met occulte invloeden in allerlei gradaties. Vooral over dit laatste onderwerp heeft men vaak niet door hoe subtiel de invloeden zijn, terwijl de gevolgen des te groter zijn. Tevens is de  gewenning al zo ver gegaan dat iets wat twintig jaar geleden duidelijk occult zou zijn, nu algemeen aanvaard wordt. Helaas is ook in de christelijke wereld er sprake van vermenging van Bijbelse en wereldse waarden. In het laatste hoofdstuk bespreekt Kjos voorbeelden die laten zien dat als iets “christelijk” genoemd wordt, dit niet automatisch betekent dat er sprake is van Bijbelse integriteit en christelijke waarden. Ook hier worden handreikingen gegeven om alert te zijn.

De eerste druk van dit boek kwam uit in 1990. Toen werden waarschuwingen als deze tegen de gevaren van newage-invloeden vaak nog weggewuifd als zijnde te ver gezocht. Zo erg zou het toch allemaal niet worden? Helaas wordt maar steeds vaker duidelijk dat het wel zo erg, zo niet erger, is geworden. In deze herziene en uitgebreidere versie uit 2013 worden de gevaren duidelijk uitgelegd, bijgewerkt met veel recente voorbeelden. Wellicht dat het voor sommige sceptici van toen ook duidelijk wordt dat de waarschuwingen destijds terecht waren en dat daarom deze waarschuwingen niet in de wind moeten worden geslagen.

Dit is een boek dat kan dienen als goede handleiding en naslagwerk voor het herkennen van gevaarlijke invloeden op allerlei terreinen, maar het is helaas alleen in het Engels beschikbaar. De belangrijkste boodschap is dat kinderen, vanwege hun beïnvloedbaarheid, een gemakkelijke prooi zijn. Ouders moeten geestelijk voorbereid zijn om de gevaren te herkennen en hun kinderen te begeleiden en te beschermen tegen de valse invloeden.

 

Muziek is niet neutraal.

“Ophitsende klanken van een elektronisch versterkte gitaar, een hectisch staccato van het slagwerk doen de zenuwen vibreren, schakelen elke gedachte uit: beat- en rockmusici veranderen hun meestal jeugdige publiek in een krijsend monster. Het gevolg is dat velen flauwvallen.” (Walter F. Hiss in “Medizin heute”, uit “Rockmusik – Daten – Fakten- Hintergründe”, Roger Liebi. Uitg.Beröa)

rock“Rockmuziek is vanwege haar stijl niet neutraal en dan laten we de tekst buiten beschouwing. Deze muziek op zichzelf stimuleert extase en erotiek. Zij kan zelfs, als men er intensief naar luistert, leiden tot een passiviteit van de geest en daarmee een deur openen voor demonische invloeden.” (Hete hangijzers, Norbert Lieth. pag. 176, uitg. Middernachtsroep)

“Het hoge geluidsvolume veroorzaakt een gehoorstress, waardoor de bijnieren in verhoogde mate een stresshormoon produceren, dat niet meer in een aanvaardbare periode door het lichaam afgebroken kan worden.” “Hierdoor kan iemand zonder meer in een toestand raken, die met ‘high’ omschreven kan worden, zodat je de controle over jezelf verlies en ‘stoned’ raakt”. (Hete hangijzers, pag.169,170) “Het heeft letterlijk de kracht om de controle over te nemen en je in de wereld van de geesten te brengen.” (B&O, juni 2011, pag. 14)

Overdreven? Luister naar wat de rockmusici zelf zeggen: “In spirituele termen is deze muziek een magisch instrument, een middel om te communiceren met de goden.” (Michael Moynithan, B&O) En ook: “Rock is voor 99% seks” (rockzanger John Dates. (Hete hangijzers, pag.171) “Aleister Crowley (1875-1947) wordt de grootste satanist van de 20e eeuw genoemd. Hij stelde in de jaren ’20 een programma op hoe men de jeugd kan misleiden en ontvankelijk maken voor het demonische:

  1. door muziek, die gebaseerd is op een stevig ritme en herhaling,
  2. door drugs,
  3. door het propageren van vrije seks.

“Aan de vruchten zult u ze herkennen” (Hete hangijzers, pag.168). Deze citaten maken duidelijk wie achter deze muziek staat (satan, de mensenmoordenaar van de beginne) en om wie het hem te doen is: onze jeugd!  “Het is de vertwijfelde, hopeloze noodkreet van een jeugd in een stervende eeuw. Het is een jeugd, die op zoek is naar het leven en in de ban is van de wereldgeest.

Maar dat is niet wat Jezus wil. Hij geeft leven in overvloed, een leven dat zin heeft en een doel. De psalmist zegt in Psalm 16:11: “Gij maakt mij het pad des levens bekend; overvloed van vreugde is bij Uw aangezicht, liefelijkheid is in Uw rechterhand ,voor eeuwig” (Hete hangijzers”, pag.178).

Informatie hierover op een rij:

  1. Bijbel en Onderwijs magazine juni 2011 (bijbelenonderwijs.nl);
  2. Hete Hangijzers, Norbert Lieth (www.middernachtsroep.nl);
  3. Rockmusik – Daten – Fakten – Hintergründe, Roger Liebi (uitverkocht);
  4. Rock-, Pop- und Technomusik und ihre Wirkungen, Eine Wissenschaftliche und Biblische Untersuchung, Adolf Graul,  (www.mitternachtsruf.com);
  5. Feiten over rockmuziek, John Ankerberg & John Weldon, 4 euro, (www.middernachtsroep.nl).


Nonky Blok-Schutze

rock2Terecht vermeldt mevr. Blok het waardevolle boek over deze muziek: Rock-, Pop- und Technomusik (2004) van Adolf Graul. De auteur gaat in 332 blz. consciëntieus op wetenschappelijke en Bijbelse wijze na wat de achtergrond van dit fenomeen is, dat sinds de zestigerjaren van de vorige eeuw sowieso de wereld, maar ook in toenemende mate kerk en gemeente beheerst. Nee, Graul heeft het niet zozeer over de teksten, maar benadrukt het ritme met de overheersende beat. De kenmerkende offbeat en de syncope, waardoor een onregelmatigheid in het ritme optreedt,  bewerkstelligen een innerlijke verandering bij de luisteraar. Op blz. 81 stelt Graul: “De via het zenuwstelsel opgewekte lichamelijke reactie bij sterk ritmisch georiënteerde muziek wordt bijzonder versterkt als door syncopen en offbeats  ritmische gevoelsniveaus van het lichamelijke zenuwstelsel beïnvloed worden. Daardoor wordt de scheppingsbalans van geest, ziel en lichaam van de mens verstoord en komt het accent op  lichamelijke ervaringen te liggen. De opname van geestelijke boodschappen wordt dan heel moeilijk en meestal volkomen geblokkeerd.” (accentuering door redactie)

Redactie 

 

Groepen kinderen met donkere kleding en met verlichte pompoenen   onder begeleiding van volwassenen bellen eind oktober weer aan. Halloween, een oud Amerikaans “feest”,  verovert steeds meer terrein. Naast de bekende folder Halloween mij niet gezien? (zie webshop, € 0,50) is onderstaand overzicht van Halloweensymbolen weer een raadgever voor de achtergronden van het heidense feest.

Halloweensymbolen & occulte ingevingen

Halloween is meer dan onschuldig vermaak. De bijbehorende symbolen en praktijken blazen de duistere rituelen en symbolen van voorbije beschavingen nieuw leven in. Veel van die symbolen zijn universeel, in veel gebieden ter wereld zijn mensen ermee vertrouwd. Toch ziet elke culturele groepering de afbeeldingen vanuit haar eigen perspectief.

  1. Voor de ene groep symboliseren ze verschillende vormen van dood: fysiek, spiritueel, angstaanjagend of bevestigend.
  2. Voor een andere groep verwijzen ze naar de onschuldige sensaties en prikkelingen die horen bij iets waarvan zij geloven dat het niet veel meer dan een leuke fantasiewereld is.
  3. Voor een derde groep representeren ze een zuiver kwaad: lokmiddelen van een occult wereldbeeld gemanipuleerd door hem die zich nu en altijd voordoet als “een engel des lichts”. Met andere woorden, de betekenis hangt af van iemands overtuiging  en wereldbeeld. Zie eventueel http://www.crossroad.to/charts/temptation.htm

De symbolen hieronder zijn afkomstig uit Azteekse religieuze kunst, Magic the Gathering-kaarten, een Japans Sailor Moon-stripboek, een Dungeons & Dragons-handboek en uit verschillenden advertenties voor Halloweensnoepgoed en – kostuums. Deze mix laat ons de wereldwijde populariteit van deze symbolen zien en herinnert ons eraan dat, hoewel Halloween botst met de richtlijnen van God, het heel goed past bij de wereld en de menselijke natuur.

Daarom blijft het meesterbrein achter deze geestelijke strijd door de eeuwen heen gebruik maken van dezelfde tactiek. Het is altijd de belangrijkste strategie van de duivel geweest om mensen zo te verleiden dat ze houden van wat God haat, hen ertoe aanzetten dat ze zijn verleidelijke weg volgen en hen zo te misleiden dat ze denken dat deze “nieuwe” weg goed of zelfs beter is dan de oude wegen die God ons heeft laten zien. Omdat zijn strategie niet verandert, is Gods waarschuwing in Spreuken 14:12 nog net zo relevant als in de tijd van koning Salomo:  “Er is soms een weg die iemand recht schijnt, maar het einde ervan zijn wegen van de dood.”(Spreuken 14:12)

De meeste mensen volgen de massa en de massa volgt de media, vooral als die sensaties en avonturen die het verlangen naar verboden verschijnselen voeden, promoot. Het occulte heeft zich altijd gericht op bloederige afbeeldingen van geweld, dood en vernietiging. We zien het vandaag de dag in de media, muziek en films. Naar gelang mensen ongevoeliger worden voor occult geweld en horror, worden de beelden in het populaire vermaak steeds verschrikkelijker en onbeschrijfelijk kwaad. Eigenlijk is dit oud nieuws. Duizenden jaren geleden waarschuwde God ons:  “Allen die mij haten, hebben de dood lief.” (Spreuken 8:36)

VLEERMUIZEN: Ze eten muggen en doen weinig kwaad, maar deze kleine nachtdieren hebben een slechte reputatie vanwege hun beruchte neefje, de vampiervleermuis. Het enige zoogdier dat zich voedt met bloed, is afkomstig uit Midden- en Zuid-Amerika en gebruikt scherpe snijtanden om gaatjes te prikken die hij nodig heeft om bloed uit zijn slachtoffer te zuigen. Geen wonder dat vleermuizen in verband zijn gebracht met dood, vampiers en occulte rituelen in het Westen. Maar in het Oosten representeren ze vaak geluk.
BEZEM: Vanwege Harry Potter en zijn hoogvliegende Firebolt-bezemsteel nu opwindender dan ooit. Bezems worden al eeuwenlang in verband gebracht met hekserij en magie.
ZWARTE KAT:Dit plaatje uit een Sailor Moon (manga)-stripverhaal dient als herinnering aan de wereldwijde vermenging van symbolen. Zowel Japans als westers bijgeloof brengen de zwarte kat in verband met zowel de wereld van “witte” betoveringen als met duister occultisme. Kijk maar eens naar het maanvormige symbool van spiritualiteit  van godinnen op het voorhoofd van de pratende kat van Sailor Moon.
BLOED:De bloederige messen, slachtoffers en vampiers die vandaag de dag voorkomen in populaire games, films en op Halloweenfeestjes laten de tijdloze bekoring van bloed en geweld zien. De Kelten geloofden, net als veel andere culturen, dat de goden die de natuurkrachten beheersten, hunkerden naar bloedoffers, dierlijk of menselijk. Deze afbeelding toont een Azteekse priester die het hart opheft dat hij zojuist uit de borst van een levend offer heeft gesneden. Het had evengoed een Maya-priester kunnen zijn of een andere toegewijde aan de wrede machten van de wereld van het occulte.
OOG:Als je na middernacht bij je plaatselijke boekhandel hebt gewacht op het vierde Harry Potterboek, heb je misschien ook een spookachtig oog gekregen dat leek op dit Halloweenkoekje. Misschien heeft het toebehoord aan Dwaaloog, de leraar “Zwarte kunst” aan de Zweinsteins HogeoHoHschool voor hekserij en tovenarij. Soortgelijke ogen werden al gebruikt in spookverhalen, horrorfilms en de religieuze kunst van talloze culturen lang voordat Harry Potter op het toneel verscheen.
VUUR symboliseert zowel warmte en bescherming als dood en vernietiging in culturen over de hele wereld. Tijdens Samhain gebruikten de druïden het als bescherming tegen boze geesten en voor rituele offers (zowel menselijk als dierlijk) aan hun goden. Deze Magic the Gathering-kaart stelt: “Opgeroepen uit het binnenste van de hel, vormen de vurige muren een onneembare barrière, die elk schepsel dat probeert te passeren verschroeit…” Niet echt een prettige gedachte.
SPOKEN: Een universeel symbool voor geesten van doden en occulte bezoekingen. Deze koekjes, net als de spookvormige snoepjes die ze in Mexico uitdelen op de “Dag van de Doden”, dragen bij aan het minimaliseren van de realiteit van de geestelijke strijd in postchristelijk landen. De decoratiespoken zijn misschien wel schattig, maar voor de talloze slachtoffers van demonische gebondenheid en onderdrukking, is de geestelijke wereld geen grapje.
GRAFSTEEN: Christenen mogen het dan zien als een herinnering aan hen die gestorven zijn, maar anderen zien het als een opwindend symbool van de dood en als de plaats waar de wereld van de levenden de wereld van de geesten van de doden ontmoet. Omdat Halloween, net als de Mexicaanse “Dag van de Doden”, draait om bezoek uit de geestenwereld, passen deze grafsteenkoekjes bij beide feesten.
POMPOEN: Op de Britse eilanden werd het griezelige gezicht van de Halloweenpompoen gebruikt om boze geesten af te schrikken en een “beschermingsformule over het huishouden” uit te spreken. De Kelten kerfden de angstaanjagende gezichten in kalebassen of rapen.
SCHEDELS, BOTTEN & SKELETTEN: Symbolen voor dood, ziekte en voor hoe kort het leven op aarde is. De schedel en de gekruiste botten, of ze nu zijn afgebeeld op een fles gif, of geschilderd op de zwarte vlag van een piratenschip, wekten angst voor de dood op. Op dit detail van een Tibetaans schilderij staat Yama, de boeddhistische god van de dood met vijf schedels boven zijn hoofd. (Denk aan de hindoe-god Kali die een ketting van schedels droeg onder haar bloederige tanden en tong.) Kijk naar de uitpuilende ogen en de gebogen lijn die de bovenrand van een boeddhistisch wheel of life (kringloop van wedergeboorten) verbeelden.
SPIN en WEB: Voor veel aardsgeoriënteerde culturen symboliseren de spin en zijn web het weven van het leven en de cyclische gangen van de natuur. Maar in de context van Halloween verwijzen ze naar donkere, enge plaatsen waar het spookt en zijn de webben verborgen voor licht en bezems.
HARRY POTTERS BLIKSEMSCHICHTVORMIGE LITTEKEN: Van de Noorse Vikingen tot de Japanse shintoïsten hebben heidenen van over de hele wereld goden van de donder aanbeden met ontzag en vrees. De bliksemschicht blijft mysterieuze en beangstigende krachten vertegenwoordigen. Het bliksemschichtvormige litteken op Harry’s voorhoofd markeert hem als een tovenaar met buitengewone krachten en stuurt hem waarschuwingen, als er gevaar dreigt. Bij de aankoop van het vierde Harry Potterboek ontvingen vele fans bliksemschichtstickers voor hun eigen voorhoofd, waardoor ze werden gemarkeerd als informele leden van Harry Potters wereldwijde fanclub.
HEKS: De betekenis en implicatie van heksen en hekserij is met de eeuwen mee veranderd. Voor velen is het nog steeds een ouwe kol (= gemene vrouw)  met wratten en wild haar die boze spreuken uitspreekt over kinderen en die in silhouet afgebeeld wordt voor een volle maan met haar bezemsteel. Maar een meer realistisch beeld toont feministen of milieuactivisten (mannen of vrouwen) die wijsheid en zelfverzekerdheid zoeken in een eigentijdse mix van de aardsgeoriënteerde religies: hindoeïsme, indiaanse spiritualiteit, Europese hekserij, enz. Of ze nu deelnemen aan groepen zoals de Bay Area Pagan Assemblies (vereniging van heidenen in Bay Area) in Californië of the Pagan Federation (federatie van heidenen) in Engeland, ze zijn er trots op heiden, heks of wicca genoemd te worden. Ze delen een gemeenschappelijke interesse in betoveringen, magie (“witte”, geen “zwarte”) en volle maanrituelen en dat alles in een raamwerk van een nieuwe kosmologie gebaseerd op een persoonlijke of onpersoonlijke pantheïstische godin. Zie ook de webshop voor de folder Wicca …. gaaf of gevaarlijk? (€ 0,50)
TOVENAAR: Een meester in occulte kennis en krachten die tijdloze en universele rituelen, magische formules en betoveringen gebruikt om in contact te komen met de geestenwereld en de krachten daarvan manipuleert. Zijn rol en prestige corresponderen met die van de sjamaan of toverdokter bij animistische stammen, de priester of goeroe van new agers of de druïde die de Kelten leidde in geestelijke zaken als hij advies gaf over politieke zaken. Deze afbeelding laat de hedendaagse mix van culturen zien. Als een indiaanse medicijnman draagt de tovenaar ceremoniële veren in een cluster om zijn middel, terwijl zijn hand een staf vasthoudt die lijkt op een vredespijp en die versierd is met veren.

Bron: crossroad.to  (met toestemming)

 

Thuisonderwijs, onbekend maakt onbemind.

Eén van de vragen die je als ouders regelmatig krijgt, is: “Waar gaat je kind naar school?” Voor sommige ouders is het antwoord op die vraag: “Naar geen school, want wij geven thuisonderwijs.” Dan blijkt dat er veel vooroordelen zijn: Mag dat wel? Heb je daar geen opleiding voor nodig? Hoe zit het dan met de sociale ontwikkeling?

Mag dat wel?

In Nederland bestaat sinds 1969 de schoolplicht. Er zijn echter uitzonderingen, volgens artikel 5b van de leerplichtwet ben je vrijgesteld van de inschrijfplicht als er geen school van jouw levensovertuiging is binnen redelijke afstand. (Dit artikel wil staatssecretaris Dekker van onderwijs afschaffen.) Er is dus geen wettelijke grond voor thuisonderwijs, maar als je vrijgesteld bent van de inschrijfplicht, heb je de vrijheid om thuisonderwijs te geven.

Kan dat wel?

In Spreuken 22:6 staat: “Leer den jongen de eerste beginselen naar den eis zijns wegs; als hij ook oud zal geworden zijn, zal hij daarvan niet afwijken.” In de KJV staat hier voor “leer”  “train up” wat duidt op een intensieve allesomvattende training. Deuteronomium 6:6,7 vermeldt: “En deze woorden, die ik u heden gebiede, zullen in uw hart zijn. En gij zult ze uw kinderen inscherpen, en daarvan spreken, als gij in uw huis zit, en als gij op den weg gaat, en als gij nederligt, en als gij opstaat.” We zien hier dat God de verantwoordelijkheid voor het opvoeden en onderwijzen van de kinderen bij de ouders legt. Je kunt opvoeden en onderwijzen niet van elkaar scheiden, m.a.w. er bestaat geen neutraal onderwijs. Je leert je kind al dingen vanaf de geboorte en dat gaat door tot ze de deur uitgaan. Je bent dus eigenlijk al bezig met onderwijzen vanaf de geboorte en gaat daar gewoon mee door als het kind de leerplichtige leeftijd heeft bereikt. Je probeert als ouders van alle situaties een leermoment te maken. Daarnaast zijn er allerlei methodes of zelfs complete programma’s om te gebruiken. Je gaat op zoek naar wat het beste past bij je kind. Omdat het één op één is, kun je onderwijs op maat aanbieden en ben je niet afhankelijk van de “one size fits all”-methodes die op scholen vaak worden aangeboden. Uit onderzoek blijkt dat kinderen die thuisonderwijs krijgen het minstens zo goed, of zelfs beter doen dan hun leeftijdsgenoten op school.

Sociaal geïsoleerd?

Kan het kind zich wel goed genoeg sociaal ontwikkelen? Allereerst zou ik willen opmerken dat je hier natuurlijk geen exacte wetenschap op kunt toepassen, iedereen heeft min of meer zijn eigen idee over wanneer een kind goed sociaal ontwikkeld is. Dit wordt ook in sterke mate gekleurd door iemands wereldbeeld. Je kunt je afvragen wie de beste invloed heeft op kinderen, evenwichtige volwassenen of leeftijdsgenoten. Hoe vaak zien we niet dat kinderen door groepsdruk de vreemdste dingen doen. Daarnaast zijn er natuurlijk buiten school genoeg contacten met leeftijdsgenoten en mensen van alle leeftijden en lagen van de maatschappij. Uit het onderzoek van Henk Blok  “Is school echt zo belangrijk voor de sociaal-emotionele ontwikkeling?” blijkt wel dat school niet per se een “must” is voor de sociaal-emotionele ontwikkeling. Zie  http://www.jsw-online.nl/assets/documentenservice_zen/jsw/archief/2004/01_september_2004/jrg89-september2004-blok-isschoolechtzobelangrijkvoordesociaalemotioneleontwikkeling.pdf

Uit de praktijk blijkt dat thuisonderwijs zeker een volwaardig alternatief is. Het zou alleen bij wet geregeld moeten worden. Wij pleiten zeker niet voor afschaffing van scholen, maar om ouders de vrijheid te geven om zelf een weloverwogen besluit te nemen in overeenstemming met hun geweten tegenover God.

 

 

L. van Iwaarden

 

Liefde stelt grenzen.

Christenouders behoren hun kinderen op te voeden zoals de Heere Zijn kinderen opvoedt. M.a.w. de wijze waarop de hemelse Vader Zijn kinderen opvoedt, is het model tot navolging van de opvoeding van onze kinderen.

De liefde van de Heere voor Zijn kinderen noodzaakt Hem om grenzen te stellen.

Hieraan weten wij dat wij de kinderen van God liefhebben, wanneer wij God liefhebben en Zijn geboden bewaren. 3 Want dit is de liefde tot God, dat wij Zijn geboden in acht nemen; en Zijn geboden zijn geen zware last. (1 Joh 5:3)Het gaat hier om de liefdesrelatie tussen God, de Vader, en Zijn kinderen. Die liefdesrelatie verplicht Hem om grenzen te stellen aan hun gedrag.

Oefen de jongeman overeenkomstig zijn levensweg ook als hij oud geworden is, zal hij daarvan niet afwijken. (Spr 22:6)

Het woord “oefen” (train) betekent primair insluiten, inperken, omheinen, begrenzen. Uit zichzelf weten onze kinderen niet welke weg zij moeten gaan. Daarom dat wij als ouders een heg of omheining plaatsen aan beide kanten van de weg. Als wij dit in hun jonge jaren consequent doen – hun weg afbakenen met hoge sterke omheiningen – dan lijkt de Heere hier te zeggen, dat zij tot aangepaste gedisciplineerde volwassenen zullen opgroeien.

De zegeningen van Gods opvoedingsmethode zijn velerlei:

  1. grenzen geven een kind rust en veiligheid;
  2. grenzen leren een kind om zich te onderwerpen aan gezag; (Rom 13:1; Jac 4:7; Ef 6:1)
  3. grenzen ontlasten zowel de ouders als de kinderen.

Wat hebben onze kinderen dus nodig? Ouders die ouder durven te zijn en die zo zeker zijn van wat ze willen voor hun eigen leven, dat ze ook weten wat ze willen voor het leven van hun kinderen. En die dat ook van hun kinderen blijven vragen, hoe moeilijk dat soms ook is.

Houd bij het vaststellen van regels twee dingen in gedachte.

  1. Probeer de regels tot een minimum te beperken en houd ze redelijk en uitvoerbaar. (1 Joh 5:3; Matt 11: 29 en 30; Ef 6:4; Klaagl 3: 20)
  2. Verzeker jezelf ervan dat de kinderen de regels en het waarom van de regels begrijpen. (zeker als ze groter zijn) Ook de hemelse Ouder vertelt er dikwijls bij waarom Hij iets van ons vraagt:
    En verlang vurig als pasgeboren kinderen, naar de zuivere melk van het Woord, opdat (motivatie) u daardoor mag opgroeien. (1 Petr 2:2) Door melk groei je.
    Vorm geen ongelijk span met ongelovigen, want (motivatie) wat heeft gerechtigheid gemeenschappelijk met wetteloosheid, en welke gemeenschap is er tussen licht en duisternis? (2 Cor 6:14)

Toen mijn kinderen klein waren, moesten ze soms getuchtigd worden  (De Bijbel kent verschillende vormen. Zie Hebr 12: 7 – 11 en 1 Cor 11: 30),  maar ik heb er altijd bij verteld waarom ik dat deed. Zij hadden

  • gejokt/ gelogen, of
  • ze waren brutaal en/of opstandig geweest, of
  • ze waren ongehoorzaam aan papa en mama.

Deze regels dienen:

  1. het geestelijk, emotioneel en lichamelijk welzijn van ons kind;
  2. het recht van anderen te beschermen;
  3. het harmonieus functioneren van het gezin te waarborgen.

 

Ds. M.Ezinga

 

 

 

Op verjaardagspartijtjes komt het onderwerp wel eens ter sprake: ufo’s of vliegende schotels. Ze hebben een hoog giechelgehalte. Sommigen geloven er in, anderen niet. Vaak is het een welles-nietes discussie. De media besteden er weinig of geen aandacht aan. Voor heel veel mensen geldt, wat niet in de krant staat, is niet gebeurd, bestaat niet en is dus niet waar. Ufo’s zijn de afgelopen decennia door de media ongeloofwaardig en belachelijk gemaakt. Maar feit is dat ufo’s wel degelijk bestaan.

In de wetenschappelijke wereld, maar ook binnen de z.g. grenswetenschappen, is men diep verdeeld over de vraag hoe het ufo-fenomeen ufobeoordeeld moet worden. Er is een patstelling tussen gelovigen en niet-gelovigen. Er zijn wetenschappers die buitengewoon sceptisch waren tegenover het ufo-fenomeen, maar door jarenlang onderzoek hebben zij naderhand moeten toegeven dat deze dingen gewoon bestaan.

Een duik in de enorme hoeveelheid serieuze literatuur laat maar één conclusie toe: ufo’s zijn geen mythes, bedrog of hallucinaties. Je ontkent een gevaarlijke werkelijkheid, als je beweert dat deze dingen niet bestaan. Wereldwijd hebben inmiddels miljoenen mensen ufo’s of vliegende schotels in allerlei vormen gezien. Deze gebeurtenissen zijn bij diverse autoriteiten wereldwijd gemeld. Er is grondig wetenschappelijk onderzoek naar gedaan, vooral in de Verenigde Staten en met name bij de Amerikaanse luchtmacht, maar ook in andere westerse landen. Bij slechts 10% van alle meldingen gaat het om echte ufo’s, maar dan nog gaat het om grote aantallen.

Ufomeldingen
Veel (ex-)premiers, (ex-)staatshoofden, (ex-)ministers, politici, diplomaten en hoge legerofficieren uit tal van landen, tot en met diverse secretarissen-generaal van de Verenigde Naties hebben in het openbaar verklaard dat deze dingen bestaan. Er zijn inmiddels duizenden filmfragmenten en foto’s die, na minutieus wetenschappelijk onderzoek aantonen dat ufo’s wel degelijk bestaan.

De verklaringen van wereldwijd honderdduizenden ooggetuigen, van mensen uit tal van landen over een periode van pakweg zeventig jaar, mensen die elkaar niet kennen, mensen die onmogelijk met elkaar in contact kunnen zijn geweest, mensen van verschillende talen en culturen, van diverse afkomsten, van diverse beroepsgroepen, in de meest uiteenlopende woongebieden, van verschillende leeftijden, van jong tot oud, al die verklaringen komen iedere keer weer verbluffend overeen. Het is iedere keer hetzelfde verhaal, tot en met de meest bizarre details.

Die mensen werden hiermee ongevraagd geconfronteerd. Ze zijn vaak heel terughoudend. Ze doen hun verhaal en verdwijnen dan vaak weer in de anonimiteit. De meesten willen al helemaal geen publiciteit. Natuurlijk zullen er aandachtszoekers en bedriegers tussen zitten, maar die vallen gauw door de mand. Het is uitgesloten dat dit toeval of grootschalig georganiseerd bedrog zou zijn. Wereldwijd gaat het om zo’n 75.000 meldingen per jaar.

Overigens, mensen die psychisch kerngezond waren en die geconfronteerd werden met deze ‘buitenaardsen’ krijgen last van angststoornissen en depressies en verdwijnen vervolgens jarenlang in de hulpverlening.  In de medische literatuur worden talloze gevallen besproken. Sommigen gaan er helemaal kapot aan,  maar er zijn er ook die de totaal andere kant opgaan. Ze worden spiritueler, humaner, begripsvoller, krijgen andere interesses of gaan paranormale begaafdheden vertonen. Dat is al een teken aan de wand.
Ufo’s zijn realiteit, het is naïef om te ontkennen dat ze niet bestaan.

Waar komen ufo’s vandaan?
Maar waar komen die ufo’s vandaan? Volgens velen afkomstig van buitenaardse beschavingen die miljoenen jaren op ons vooruit zijn, gelegen ver buiten ons zonnestelsel. Deze overtuiging houdt nauw samen met het geloof in evolutie en de evolutietheorie. Deze beschavingen zouden veel hoger staan dan de onze. De vertegenwoordigers van deze beschavingen, de z.g. aliëns, de buitenaardsen, zouden ons bezoeken om ons te waarschuwen voor de rampen die de mensheid te wachten staan, maar ook om ons te helpen en te leiden naar een betere wereld, een hogere vorm van bewustzijn, een totaal nieuw tijdperk in de evolutie der mensheid. Zo niet goedschiks, dan kwaadschiks. Dat is altijd hun spirituele boodschap. En dat is ook vaak de thematiek van Hollywoodfilms van de afgelopen zestig jaar die gaan over ufo’s en buitenaardse beschavingen.
Maar de Bijbel laat geen mogelijkheid open voor hoger geëvolueerde beschavingen die bevolkt worden door een soort humanoïden die door middel van interstellaire reizen ons komen vereren met hun bezoekjes.

ufo1Psalm 115: 16: “De hemel is de hemel van de HEERE, maar de aarde heeft Hij aan de mensenkinderen gegeven.” De aarde is het middelpunt van het heelal inzake intelligent leven. Nergens staat in de Bijbel dat God tegelijkertijd of miljoenen jaren voor Zijn schepping nog elders leven heeft gecreëerd of dat er op de zesde dag elders mensen of humanoïden op andere planeten zijn geschapen. God heeft de mens naar Zijn beeld geschapen, op de aarde. Er staat geschreven: God schiep de hemelen (shamayim) en de aarde. Psalm 33:9: “Want Hij spreekt en het is er, Hij gebiedt en het staat er. ” En dat wordt talloze keren herhaald en bevestigd in de rest van het Oude en  het Nieuwe Testament door Christus zelf en de apostelen. En ook God schiep, dus geen leven op aarde als gevolg van allerlei buitenaardse interventies en uit de hand gelopen bio-experimenten van aliëns, zoals te lezen is in allerlei fantasierijke lectuur.

Buitenaards leven?
We kunnen al die verhalen in de media over (mogelijk) leven op andere planeten met een hele grote korrel zout nemen. Al deze theorieën en gedachtenspinsels kunnen we daarom vanuit de Schrift afwijzen. Maar daarmee is het fenomeen nog niet verklaard. Want ufo’s, zoals de naam al zegt, zijn ongeïdentificeerde vliegende objecten. Velen hebben ze  gezien, maar nog niet is verklaard waar deze objecten en aliëns’ vandaan komen. Alle theorieën hieromtrent zijn buitengewoon speculatief, hoogst ongeloofwaardig en volstrekt onwetenschappelijk en kunnen dus nooit bewezen worden. De exobiologie of de astrobiologie die zich met deze vragen bezighoudt, is dan ook geen wetenschap, maar pure sciencefiction. Als je in het bestaan van buitenaardse beschavingen gelooft, kun je niet in de schepping geloven. Je moet dan wel in de evolutie geloven. Grote vraag is dus nog steeds, wat is de herkomst van deze verschijnselen? Eigenlijk is er maar één mogelijkheid voor handen. Maar dat is een verklaring die door de grotendeels (atheïstische) wetenschap wordt afgewezen. Bij de beoordeling van dit fenomeen zijn juist levensbeschouwing en wetenschappelijke vooronderstellingen van doorslaggevend belang.

Als we verklaringen als buitenaardse beschavingen e.d. kunnen uitsluiten, komen we op het paranormale vlak terecht. En daar zijn vele aanwijzingen voor. Als je kijkt naar de verschijningsvormen en de manieren van communicatie van deze buitenaardsen, komt dit meer overeen met occulte verschijnselen.

Het verschijnen uit het niets, dematerialisatie, telepathische communicatie, aliëns die zich zonder problemen door muren, deuren en ramen kunnen bewegen. Dit wijst erop dat we hier niet te maken hebben met humanoïden, maar met geestwezens, demonische verschijningen, die ook een fysieke gestalte kunnen aannemen. En dit beweren overigens ook sommige niet-christelijke wetenschappers, alleen noemen ze deze geen demonen, maar paranormale entiteiten uit andere dimensies.

Demonenwereld
Er zitten trouwens nogal wat sinistere aspecten aan dit aliëns-gedoe. Want als deze wezens van andere planeten zouden komen, zouden ze grote problemen moeten hebben met onze zwaartekracht op aarde, met het ademen van onze zuurstof, met hun immuunsystemen. Ze zouden zeer vatbaar moeten zijn voor bacteriologische infecties, gevoelig moeten zijn voor de zonnestraling en moeite moeten hebben met onze atmosferische densiteit (= dichtheid). Dat blijkt uit niets. Ze ademen gewoon onze lucht in en vertonen soms ‘emoties’. Deze wezens zien er redelijk ‘menselijk’ uit.  En overal waar ze optreden, blijken ze de taal van de mensen ter plekke te begrijpen. Alhoewel veel communicatie via telepathie verloopt. Hoe hebben deze humanoïden dan de talen die hier op aarde gesproken worden, geleerd?

Deze demonen zijn in staat fysiek te kunnen verschijnen aan mensen en kunnen objecten creëren. Ze hebben hun oorspronkelijke krachten om mensen wonderbaarlijke verschijnselen te kunnen laten zien, niet verloren. Openbaring 12:9 zegt dat de demonen op de aarde geworpen zijn. Ze zijn niet meer in de hemel en ook niet op andere planeten of sterren.

Gevaarlijk terrein
We komen hier op zeer gevaarlijk terrein. Hoe meer je je erin verdiept des te bizarder het wordt.
In Efeziërs 6:12 worden we er ernstig tegen gewaarschuwd. Wij moeten de wapenrusting Gods opnemen ‘want wij hebben de strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van de duisternis van dit tijdperk, tegen de geestelijke machten van het kwaad in de hemelse gewesten‘. Je kunt hier lacherig over doen, maar de mensen die direct met ufo’s en aliëns zijn geconfronteerd, houden hier voor de rest van hun leven de psychische littekens aan over.
De enorme aandacht en interesse voor het occulte en het paranormale in het algemeen en ufo’s in het bijzonder is een kenmerk van de eindtijd. Het maakt deel uit van de grote misleiding en de voorbereiding voor de antichrist zoals die beschreven staat in de Bijbel. De vele films over deze thematiek zijn daar, misschien een klein, maar wel een belangrijk onderdeel van. Satan doet zich voor als een engel van het licht.

Een Amerikaanse ufo-onderzoeker en ex-medewerker van de NASA zei in 1989: “Door de geleidelijke, maar doelgerichte verspreiding van ufo-informatie en de productie van sciencefiction- films en boeken worden wij heel langzaam op het contact met een buitenaardse intelligentie voorbereid.” De misleidende heilsboodschappen van deze ruimtewezens, deze aliëns, space-brothers, ancient- astronauts of hoe ze in allerlei boeken ook worden genoemd, zijn een en al leugen, omdat hun bron, de satan, de vader der leugen is. In hun boodschappen is de Bijbelse waarheid onwaar en achterhaald.

Matteüs 24:24:  “Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij zullen grote tekenen en wonderen doen, zó dat zij – als het mogelijk zou zijn – ook de uitverkorenen zouden misleiden.

Je bezig houden met ufo’s en aanverwante zaken, leidt je uiteindelijk van God en Zijn Woord af. Onderzoek naar dit fenomeen geeft je niet het definitieve antwoord. Deze aliëns/demonen houden zich altijd op de vlakte en doen buitengewoon vaag en raadselachtig over hun herkomst. Zij beliegen de mensen ook.
Jesse Penn Lewis, evangeliste uit het begin van de vorige eeuw, schreef in haar boek Oorlog tegen de Heiligen dat demonen er een enorme hekel aan hebben als er minutieus onderzoek naar hen gedaan wordt. Wij hoeven en mogen ons niet met de demonenwereld bezighouden. Laten we ons beter met het Woord bezighouden.  “Hij (Christus) heeft de overheden en de machten ontwapend, die openlijk te schande gemaakt en daardoor over hen getriomfeerd” (Kolossenzen 2: 15).

 

 

Drs. R.J.Bleeker

 

De auteur studeerde Oost-Europese talen en politicologie.

 

 

Spelen we een rol?
Als kinderen spelen, heb je er geen kind aan. Ze hebben er zelf veel aan. Ze spelen de grote mensenwereld na en we zien soms hoe we zelf functioneren in hun spel. Ze beelden het een en ander uit en laten zien hoe mensen met dingen en met mensen omgaan. Soms confronterend, meer dan eens onderwijzend, nog het meest heel plezierig. Jezus nam het kinderspel in Zijn onderwijs op door te vertellen dat kinderen een bruiloft en een begrafenis spelen, levensecht.
Kinderen bereiden zich spelend voor op hun toekomstige taken. Je kunt daarvan niet eens zeggen: het is maar kinderspel. Deze kinderen spelen geen rol, maar oefenen zich in hun spel al voor later.

Toneelspel
Op meer dan één moment hebben we met toneelspel te maken. Het zijn de aardige ogenblikken op een bruiloft, wanneer het bruidspaar op een goede wijze in het zonnetje wordt gezet en spelenderwijs wordt aangetoond wie bruid en bruidegom zijn. Uiteraard moet je dan in dit spel een ander niet beschadigen. Dan gaat het aardige er echt af. Christelijk feestvieren is ook een kunst!
Bij het toneelspel kruip je in de huid van de ander. Sommigen kunnen de rol van een ander op een voortreffelijke wijze spelen. We kunnen van een goed spel genieten en er veel van leren.
Toch zijn er duidelijk grenzen aan te wijzen. Vandaar dat in het verleden nogal eens bezwaar werd aangetekend tegen toneelspel. Farel vond dat er karakterbederf optrad door de dienst van schijn, Cop vond het zinnen prikkelend en de zedigheid rovend en Calvijn had bezwaren vanwege de kledingverwisseling van man en vrouw. Toneelbestrijding treffen we aan in boeken van Nolthenius Van de Schouspelen en Voetius Disputatio de Comoediis. Later wijst Kuyper op de schade voor het leven van een christen. Hij acht toneelspel voor een christen ongeoorloofd. Als voornaamste bezwaar gold dat je in wezen die ander moet worden bij een goed toneelspel en niet meer jezelf kunt zijn. Het belangrijkste wat men aanvoerde tegen toneelspel is, dat je het heilige niet uit kunt spelen en de zonde niet mag uitbeelden.

Rollenspel
Sinds Moreno heeft het rollenspel zijn intrede gedaan. Wil je op een goede wijze gevormd worden voor het werk dat je gaat verrichten, is training hard nodig. Je moet je van tevoren niet alleen verplaatsen in de rol van een ander, maar deze rol spelen en je zo oefenen in het de ander metterdaad kunnen zijn. Voortdurend spreekt men over ‘rol’, zonder dat daarmee nu wel zo duidelijk wordt, wat je daaronder moet verstaan. Laat ik het met een citaat van Goffmann aangeven:
‘In de sociologie zijn weinig begrippen gebruikelijker dan “rol”, zijn er weinig waaraan meer belang wordt toegekend en weinig die zo onscherp worden als men ze nader bekijkt.’
De ene rol is de andere niet, maar in wezen moet je wel de ander worden, wil je goed toegerust zijn voor je taak. Het probleem is namelijk, zo meent men, dat je niet echt bent. Je bent al zo misvormd door de maatschappij waarin je geboren bent, dat het nodig is eerst tot jezelf te komen. En dat kan slechts door de ander. Door je medemens word je pas mens. Want jij was er in de wieg toe geprest om te lachen en je werd gedwongen om niet te huilen. Nu moet je eerst jezelf gaan vinden via zelfontdekking, om vervolgens te komen tot zelfontplooiing. Het rollenspel van en in de groep zorgt voor de nodige zelfverwerkelijking.
In de groep zal men je opvoeden tot het jezelf worden. Je moet je vrij spelen! Want zo bevrijdend is het rollenspel, beweert men.
Als een groep bijeen is, welke groep dan ook en zeker niet een te grote groep, moet je getraind worden in openheid. Je moet een spel spelen en in dit spel moet je ertoe gebracht worden je binnenste te laten zien. Vervolgens zal de groep aangeven wat jouw zwakke en wat jouw sterke punten zijn. En zo leer je met jezelf om te gaan en met de ander. Wanneer de hele groep jou prijst, vanwege jouw kwaliteiten is het gevaar niet denkbeeldig dat je hoogmoed wordt gevoed. Anderzijds, wanneer iedereen in de groep van mening is en dat ook zegt dat je het helemaal niet goed doet, is er het gevaar mismoedig of moedeloos te worden. Zo kreeg een groep tenslotte, met heel veel aandrang, ‘het geheim’ van iemand eruit, maar even later pleegde deze man zelfmoord. Een meisje werd ertoe gedwongen om negatieve dingen te zeggen over haar opvoeding. Toen ze ’s avonds het een en ander aan de Heere beleed in haar gebed, was het haar vaste voornemen bij haar thuiskomst dit ook aan haar ouders te vertellen en vergeving te vragen. Haar vader was zo ernstig ziek, toen ze thuis kwam dat ze dit niet meer met hem kon bespreken en er nu een probleem bij heeft gekregen. Vooral zwakken hebben nogal eens te lijden onder de ‘openheid’ die de groep bewerkt.
Vooral wanneer je de stervende of de gelovige moet spelen bij een oefening in het rollenspel, sta je voor onmogelijkheden. In de eerste plaats, omdat je je niet werkelijk kunt inleven wat sterven is en dat je met name de stervende nooit kunt spelen. Nog het meest is het onmogelijk om de zonde van de opstand te spelen en niet minder om het leven uit genade te spelen. Om het kort en goed te zeggen: wie met de zonde speelt, wordt een speelbal van de zonde en wie met de genade speelt, verspeelt de genade!
Zo zijn er ernstige bedenkingen tegen het zogenaamde rollenspel, zoals ik breder heb aangetoond in mijn boekje Welke rol speelt rollenspel?
De vraag is of rollenspel in wezen zo veel anders is dan toneelspel.
De volgende onderscheidingen zijn aan te brengen:

  1. Rollenspel is een groepsgebeuren, toneelspel niet; men kijkt er naar.
  2. Rollenspel is improviseren, toneelspel is instuderen.
  3. Rollenspel is identiteitsverlies, toneelspel is imitatie (men speelt ‘slechts’ een voorgeschreven rol).
  4. Rollenspel is confrontatiemethode, toneelspel is ten dele vrij.
  5. Rollenspel is therapie, toneelspel blijft spel.
  6. Bij rollenspel zijn de ‘toeschouwers’ spelers, bij toneelspel zijn de toeschouwers slechts kijkers, ook al steken zij er wat van op.
  7. Bij toneelspel moet je de ander inleven, bij rollenspel in de ander leven om zo jezelf te worden en te zijn. De ander is je alter-ego. Vandaar dat men spreekt van rol en tegenrol en van rolverwisseling.

Simulatiespel
Om je op je taak in de maatschappij voor te bereiden wordt meer dan eens een echte situatie gesimuleerd. Een piloot krijgt dan op de grond een hele training. Stijgen en landen vooral worden zó in de cockpit ‘beleefd’ dat je geen idee hebt dat je niet de lucht ingaat en op de landingsbaan terecht komt. Bij de politie en de brandweer worden regelmatig oefeningen gehouden om de werkelijkheid van een calamiteit zo dicht mogelijk te benaderen. Zo gaan stagiaires mee op pad om te leren, hoe je met mensen behoort om te gaan.
Dit simulatiespel is iets geheel anders dan het bovengenoemde rollenspel. Het rollenspel is meer aan karakters gebonden, het simulatiespel aan regels en structuren, zo heeft iemand het onderscheiden. Het rollenspel richt zich meer op personen, het simulatiespel is doorgaans probleemgericht.

Rol of roeping
Al te veel wordt gesproken over een rol die we hebben te vervullen. Zo zou ik telkens een andere rol spelen, dan die van vader, dan die van catecheet, dan die van pastor, dan die van voorzitter, etc. Op alle terreinen van het leven heeft God me een taak gegeven. God roept me ertoe op om mijn werk zo trouw te doen als de engelen in de hemel. Ik ben vooral mijn doen en laten in de eerste plaats verantwoording schuldig aan God, Die mij geschapen heeft en mij een plaats toebedeeld heeft. In heel mijn manier van leven gaat het erom God lief te hebben én de naaste. Ik hoef de naaste niet lief te vinden en ook is het niet mijn opdracht lief te doen, al moet mijn vriendelijkheid (en inschikkelijkheid) alle mensen bekend zijn, zegt God in Zijn Woord. Ik word ertoe geroepen om de naaste metterdaad lief te hebben, zoals dit onder andere wordt aangegeven in 1 Korinthiërs 13. Jezus leert ons in de Bergrede: Wat u wilt dat u de mensen doen, doe hen evenzo!
Dat is een hele les, levenslang. In wezen is deze liefde vrucht van de Heilige Geest, zoals Paulus daarover schrijft in Galaten 5. Hoe meer ik verbonden ben aan God en hoe meer de Heilige Geest in mij werkt, word ik gevormd om mijn taak te verrichten. De meest wezenlijke vorming ontvangen we van boven. Dat wil niet zeggen dat mensen geen vormende invloed op mij hebben. Zeg mij wie uw vrienden zijn en ik zal zeggen wie u bent! Thuis, in de veilige omgeving van het gezin, leren we het meest. Daar kunnen we elkaar corrigeren en stimuleren, zonder elkaar te ‘raken’, al moet je ook thuis weten wat je (in liefde) tegen elkaar zegt. Een man die God vreest, kan heel veel leren van zijn godvrezende vrouw, die als een tegenover fungeert heel dichtbij, dag en nacht. Samen bidden en samen leren, vooral door het lezen van het Woord van God, vormt ons om onze roeping te vervullen. In sommige Bijbelboeken treffen we veel wijze woorden aan. Met name is te denken aan de boeken Spreuken en Prediker. Salomo was de wijste man. Jezus zegt: meer dan Salomo ben Ik. Met andere woorden: van Hem Die dé wijsheid is, kunnen we nog het meest leren. Hij leert ons wie God is en wie Hijzelf is. Hij leert ons echter niet minder wie wij zijn en ook hoe we met onze naaste hebben om te gaan. De oude mens in een kind van God moet dagelijks afsterven en de nieuwe mens moet dag in dag uit opstaan in een nieuwe levenswandel. Dat is een levenslang proces.
Maar zo ontvang je hemels onderwijs, vooral als je dagelijks bidt: Leer mij Uw weg.
Want mensen kunnen je geweldig in je werk vinden, terwijl God je werk afkeurt.
Daartegenover kunnen mensen jou en je werk afwijzen, terwijl God je werk goedkeurt.
Uiteindelijk, hoe belangrijk het oordeel van mensen is, hebben we uiteindelijk te maken met het oordeel van God.
Jezus zegt: wie Mij volgt zal in de duisternis niet wandelen, maar het licht des levens hebben.
Zo hebben we een ‘voorbeeldfunctie’ in onze eigen omgeving.

Ds. J. van Amstel