Bij Gods gezag kun je geen belemmeringen opwerpen.

In de septemberuitgave van het Bijbel & Onderwijs magazine, 18e jaargang, nr. 3, stond een artikel met als hoofdvraag: ‘Wie heeft het gezag over de kinderen?’ Het antwoord op deze vraag was duidelijk: God heeft het gezag over hen. Deze conclusie brengt echter wel verantwoordelijkheden met zich mee voor zowel ouders als leerkrachten. De Heere Jezus vraagt, als het om kinderen gaat, twee dingen. Het gaat om de kinderen tot Hem te laten komen en deze kinderen niet verhinderen. En dan de reden die erachter staat: want voor zulke mensen is het Koninkrijk van God. Dat heeft grote consequenties voor het onderwijs dat wij zelf als ouders aan onze kinderen geven, maar ook voor het onderwijs dat onze kinderen ontvangen.

Laat de kinderen tot Mij komen.

Als je het tekstgedeelte in Markus 10 doorneemt, valt op dat kinderen bij de Heere worden gebracht, opdat Hij hen zou aanraken. In de bijzin staat dan de reactie van de discipelen: Maar de discipelen bestraften degenen die hen bij Hem brachten. Dat kan ook een negatieve reactie bij ons oproepen. Wees voorzichtig! Welke belemmeringen werpen wij op voor kinderen? Jezus’ reactie is direct: Maar toen Jezus dat zag, nam Hij het hun zeer kwalijk en zei tegen hen: Laat de kinderen bij Mij komen en verhindert hen niet. Wie durft nou tegen die Heere in te gaan? Zo’n uitspraak van de Zoon van God is niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. Wie haalt het in z’n hoofd om een kind te verhinderen om naar de Heere Jezus te gaan? Durf je een kind/leerling tegen te houden? In Psalm 8:3 staat dat God uit de mond van kinderen en zuigelingen sterkte heeft gegrondvest. De bekende Spurgeon merkt bij die tekst op:

belemmeringen 2“Geef ons de eerste jaren van een kind en wij kunnen met Gods genade de wereld, het vlees en de duivel uitdagen om die sterfelijke ziel te verderven. De eerste jaren, terwijl de klei nog zacht en kneedbaar is, dragen veel bij tot de vorming van het vat.” De discipelen zullen een reden gehad hebben om zo op te treden. In de Duitse vertaling Elberfelder Bibel staat als verklaring: In de tijd van Jezus waren kinderen zonder recht en macht. In de machteloosheid en behoeftigheid van de kinderen ziet Jezus de juiste houding om deel aan het Godsrijk te krijgen. De conclusie ligt voor de hand: geen belemmering opwerpen voor kinderen die naar Jezus worden gebracht.

Verhinder hen niet.

Middelkoop merkt in zijn boek Als een kind op dat we te gemakkelijk een onjuist en eenzijdig beeld van God schetsen dat een kind waarschijnlijk levenslang met zich meedraagt in het geheugen. Met alle gevolgen van dien. Door God op een verkeerde manier te schetsen aan kinderen, en door een verkeerd voorbeeld te zijn, kunnen we hen verhinderen tot Hem te komen. God schetsen als een sinterklaas of als een boze stiefvader kan dodelijk zijn voor hun ziel. Ook het voorbeeld dat ouders geven, kan verkeerd zijn. Als we uitleggen dat God onze Vader is en de aardse vader is er nooit als zijn kinderen dat nodig hebben, trekken jonge kinderen vaak de verkeerde conclusies richting God de Vader. Hoe praktisch is die opmerking van Middelkoop. Dit kunnen ook doctrines en leerstellingen zijn die buiten het kind omgaan. Doctrines die niet per se verkeerd hoeven te zijn en in onze kerken geleerd worden, kunnen kinderen nochtans belemmeren. Hoe belangrijk leerstellingen ook zijn of lijken, pas er toch mee op om kinderen hiermee te belasten. Het is belangrijker om alleen met de Bijbel met kinderen bezig te zijn.

Je hoort van allerlei oefeningen uit oosterse religies die op scholen worden gebruikt. Over de achtergrond wordt niet gesproken. Hoe gevaarlijk is dit! Wat een verantwoordelijkheid rust er op leerkrachten en directies die zo iets toelaten en op ouders die dit ook oogluikend toelaten. Het zijn doorgaans maar enkele ouders die aan de bel trekken en wijzen op de on-Bijbelse bronnen. Hoe worden kinderen misleid door humanistische ideeën? Welke gevaren schuilen er niet in sociale vaardigheidstrainingen? Alleen het mensbeeld al moet een schoolleiding ertoe brengen om van zo’n training af te zien. Bovendien zijn vaardigheidstrainingen niet noodzakelijk volgens de Wet Actief Burgerschap en Sociale Integratie.uit 2006. In de Nieuwsbrief van Bijbel & Onderwijs van oktober 2015 wordt zelfs melding gemaakt van mindmapping op een basisschool. Wie licht leerkrachten voor om een dergelijke geheugentraining toe te laten?  Wie kennis van zaken heeft, weet dat er een occult element in zit.

Welke boeken laten we onze kinderen lezen? Bijvoorbeeld het ‘toegankelijke’ kinderboekje ‘Anders is leuk’, over een kameleon die geboren wordt in een krokodillengezin en uiteindelijk als regenboog-kameleon over de wereld gaat, met de conclusie: Hoe je ook bent, het is leuk en goed. Welke gevaren schuilen hier achter?

Welke kleurplaten maken we zelf en laten we de kinderen maken? De ‘Kleurboeken voor volwassenen’ voor de oudere kinderen? Laten we toch nadenken waar deze mandala-kleurplaten vandaan komen en wat ze betekenen.

Welke ‘tradities’ geven we kinderen mee? Persoonlijk heb ik moeite met het feest van 5 december: Sinterklaas. Kun je een traditie toelaten met een spirituele achtergrond die uit de Germaanse tijd stamt? In dit van oorsprong rooms-katholieke feest wordt Sint-Nicolaas bijna net zo alwetend als God zelf.  Welke sieraden mogen onze dochters dragen? Waar komen sommige symbolen op kleding en aan kettinkjes vandaan? Hoe voorzichtig gaan we om met bepaalde gym-oefeningen die voortkomen uit de yoga? Controleren we filmpjes, voordat we deze aan de kinderen laten zien?

Tijdens de lerarenopleiding op de rooms-katholieke pabo in Zwolle wordt aan de aankomende leraren een boek met de titel ‘De Koning, de Wijze en de Nar’ meegegeven. Het boek gaat over een koning die een staatsgodsdienst wil kiezen. Hij laat van alle religies op aarde de belangrijkste geestelijken langskomen om hun religie te verdedigen en uit te leggen. De conclusie van het boek is dat de God/god van het christendom, judaïsme en islam, dezelfde god zou moeten zijn. Als leraren dit al leren en zich hier niet tegen verzetten, hoe kunnen we er dan van uit gaan dat het met de godsdienstlessen met leerlingen goed komt?

‘En verhinder hen niet…’

Waar gaat het dus om?

Wie kinderen/leerlingen hindert  om tot Jezus te gaan, beseft niet wat hij of zij veroorzaakt. Als kind of leerling geen goede basis krijgt/ontvangt, onthoudt men hem de Redder. Wat op het eerste gezicht erg onschuldig lijkt, kan schuldiger zijn dan we denken. Laten we toch goed onderzoeken waar bepaalde zaken vandaan komen. Het gevaar van symbolen, het occulte en spirituele is zo groot. En het gaat niet om een over datum groente, maar het betreft kinderen die ontvankelijk zijn. 

Ik pleit voor onderzoek waar dingen vandaan komen. Ouders kunnen volgens mij vragen of hun kind tijdens een vanuit Bijbels perspectief, zondige les of oefening iets anders mag doen, dat wél verantwoord is.

belemmeringen 1

Let goed op dat ons gedrag als volwassenen heel veel aan kinderen leert. Het negeren van een vloek in een filmpje leert kinderen dat Gods Naam niet geheiligd hoeft te worden. Het laten kleuren van kleurplaten met een occulte achtergrond of oefeningen van andere godsdiensten laat kinderen geloven dat het niet uitmaakt wat er geloofd wordt. Zijn er weer ‘missing links’ gevonden voor de evolutietheorie en communiceren wij dit niet duidelijk naar onze kinderen, dan laten we toe dat er een redelijke twijfel kan zijn over het geloof in God, Zijn schepping en Zijn Woord. De Bijbelse geschiedenissen verlagen tot ‘verhaaltjes’, leert kinderen dat de geschiedenissen uit Gods Woord niet meer zijn dan een verhaaltje uit een kinderboek.

Pas ook op welke ‘Bijbelse’ liedjes we kinderen leren. Gods Woord dient ondanks alles met respect behandeld te worden en niet te verworden tot een ‘grappig’ liedje. De onberijmde Psalmen zijn door God gegeven en gelukkig ook berijmd. Ook kunnen liederen bestaande uit, of gebaseerd op Bijbelteksten, goed gezongen worden. Verhalende liederen van de Bijbelse geschiedenis kunnen ook aanvaard worden, mits ze eerbiedig zijn. Let goed op de (eenzijdige) boodschap die er in liedjes kan zitten. Niet alles kan, ook al hangt er het label ‘Bijbels’ aan.

Hoe moeten kinderen Gods Woord serieus leren nemen als wij dat als ouders en leerkrachten al niet doen? Uiteindelijk moet dat Woord de basis zijn van het leven dat wij leiden en de basis worden van het leven dat zij zullen leiden. Het maakt namelijk heel erg veel uit wat we geloven en hoe we geloven! Let daarbij op dat leerstellingen niet belangrijker worden dan het Woord zelf. Leer jongeren Schrift met Schrift te vergelijken om tot kennis van de Waarheid te komen. De kennis moet ook niet gebaseerd zijn op oude geschriften of oudvaders of welke theoloog dan ook. Je hoeft niet met een omleiding de inhoud van de Bijbel te leren kennen. Wat een centrale plaats moet dan het vak Godsdienst hebben, en hoe centraal moet het dienen van de Heere in het gezin staan. Het zijn in wezen kleine gemeentes  in de samenleving. Gelukkig zijn er leeftijd-gerelateerde dagboekjes waarin geschiedenissen uitgelegd worden met een geestelijke strekking. Ik denk bijvoorbeeld aan de gelijkenissen waarbij een korte uitleg van de bedoeling van de gelijkenis wordt gegeven, of een Bijbelse geschiedenis waarbij de zorg van God voor Zijn volk benadrukt wordt. Gelukkig zijn er leerkrachten die de Bijbelse geschiedenislessen toepassen op de leeftijd van het kind. Wel wil ik waken voor het overbrengen van doctrines, die schadelijk kunnen zijn voor het kind. Wees eerlijk over Gods Woord, zoals Christus Zelf altijd eerlijk is geweest tijdens Zijn rondwandeling op aarde.

Wij zijn belangrijk in de vorming van onze kinderen en leerlingen, maar bovenal moet God dit zegenen. ‘Ik heb geplant, Apollos heeft begoten, maar God heeft laten groeien. Dus is dan noch hij die plant iets, noch hij die begiet, maar God, Die laat groeien.’ (1 Korinthe 3: 6 en 7)

 

Alice Leenman-Schreuder

 

.

 

 

In het magazine van september 2015 heeft de pedagoog Winkelhake twee hoofdstukken uit zijn brochure over Mensbeeld en opvoeding besproken. Nu is hoofdstuk 3 aan de orde.

Inhoud

  1. Voed het hart van uw kind op
  2. Het goede kinderhart: een sprookje met belangrijke gevolgen
  3. De Bijbelse diagnose: de aangeboren hartafwijking  
  4. Het Bijbelse antwoord: Wat het kinderhart nodig heeft.
  5. Aanbevolen literatuur

 Vragen vanuit het hart (2)

Hoe ons mensbeeld de opvoeding beïnvloedt.

3.De Bijbelse diagnose: de aangeboren hartafwijking

Omdat we voor God verantwoording dragen, moeten we ook Gods diagnose omtrent het kinderhart ernstig nemen. Zijn woord geeft ons een duidelijk antwoord op de vragen uit hoofdstuk 1: ‘De gedachtespinsels van het hart van de mens zijn immers slecht, van zijn jeugd af’ (Genesis 8:21). Het boze dat uw kind doet, komt voort uit zijn natuur! Het is normaal dat hij kwaad doet, het is geen uitglijder. Uw kind wordt niet slecht door de slechte omgeving waarin hij opgroeit, het boze is vanaf het begin in het kinderhart aanwezig.

Kleine ‚engel‘?

Hoe kan het dat een kleine baby zoveel onschuldiger lijkt dan zijn grote broer? Dat komt om-dat deze kleine baby nog niet zoveel kan. Hij kan zijn zin nog niet zo doordrukken zoals zijn grote broer dat kan. Maar, net zoals zijn broer, zal hij dit snel leren!

Er is niets nieuws onder de zon, ook Jezus Zelf werd in zijn tijd met de dwaalleer geconfron-teerd dat dingen van buiten de mens bederven en het boze in de mens brengen. Hij moest zelfs de discipelen die het dichtst bij Hem staan, uitleggen: 16 ‘Bent u ook nog altijd onwetend? 17 Ziet u niet in dat alles wat de mond ingaat, in de buik komt en in de afzondering weer uitgescheiden wordt? 18 Maar de dingen die uit de mond komen, komen voort uit het hart, en die verontreinigen de mens. 19 Want uit het hart komen voort kwaadaardige overwegingen, alle moord, overspel, ontucht, diefstal, valse getuigenissen, lasteringen. 20 Deze dingen zijn het, die de mens verontreinigen’ (Mattheus 15:16-20a).

In de mens en ook al in het kind, zit de bron van het kwaad: in zijn hart, zijn wil en zijn we-zen. U hoeft niet te schrikken, als uw kind kwaad doet of kwaad wil doen. U hoeft zich niet af te vragen van wie hij dat heeft. Zijn daden komen voort uit zijn boze hart, hij volgt zijn men-selijke natuur. Ook als het u pijn doet (en dat is een teken van uw ouderlijke liefde), hoeft u niet meer verrast te zijn.

Paulus vat deze diagnose in Romeinen 3:10-20 zeer treffend samen: ‘Er is niemand rechtvaardig, ook niet één…’

Een ongelukkige erfenis

De reden dat het hart van uw kind kwaad is, ligt in de herkomst van uw kind:

12 ‘Daarom, zoals door één mens de zonde in de wereld is gekomen, en door de zonde de dood , en zo de dood over alle mensen is gekomen, in wie allen gezondigd hebben. 14 Toch heeft de dood geregeerd van Adam tot Mozes toe, ook over hen die niet gezondigd hadden met eenzelfde overtreding als Adam, die een voorbeeld is van Hem Die komen zou’ (Romeinen 5:12 en 14).

Uw kind is (net als alle andere kinderen) geboren als zondaar, omdat hij uit zondaren voortge-komen is en omdat ook zijn ouders uit zondaren voortkwamen. Dat is wat we erfzonde noemen. Voor het kind ook maar een zonde kan doen, zit de zonde al in zijn hart. Zijn wil is doordrenkt van zijn zondige, kleine hart. Zoals Romeinen 1:32 zegt: ‘Maar stemmen ook in met hen die ze doen.’ Daarom is het verschrikkelijk als we een kind aan zijn eigen wil overleveren! Als we het kind aan zijn eigen hart overlaten, leveren we het kind over aan zijn eigen boosheid. In Romeinen 1:18-32 wordt de toorn van God over de zonde opgetekend. De bijzondere dramatiek ligt daarin dat God ze aan hun zonden overgegeven heeft  (vers 24,26,28). Daarin staat dat Hij ze laat doen wat ze willen. Als de mens aan zijn wil en zijn begeerte overgegeven wordt, komt zijn ware aard naar buiten. Het kwaad kan ongeremd heersen en groeien.

Uw ervaring: een tegenstrijdigheid?

U werpt misschien tegen dat uw kind meestal ook goede dingen wil. Hij wil bijvoorbeeld graag naar de zondagsschool. Hoe kan dat? In zo’n geval is het goed de motivatie van uw kind te controleren: Wil hij naar de zondagsschool, omdat hij uit Gods Woord wil leren? Wil hij ernaar toe, omdat hij wat leert of omdat hij een ijsje krijgt als hij braaf is?

‘Arglistig is het hart, boven alles, ja, ongeneeslijk is het, wie zal het kennen?’ (Jeremia 17:9).

Natuurlijk is het zeer verheugend, als uw kind gemotiveerd is om naar de kerk te gaan; ook als de redenen voor die motivatie misschien niet helemaal juist zijn. Vergeet bovendien niet dat het gebed dat u voor uw kind bidt, ook niet tevergeefs is! Al die duizenden uren en gebed, al dat zweet en de tranen worden gehoord en gezien!

Als zuigeling had uw kind nog totaal geen opvoeding gehad. Voor hem was er alleen de be-vrediging van zijn wil. Hij wilde eten, wilde verzorgd worden, wilde aandacht en wilde sla-pen. Zijn hele wereld draaide alleen om hemzelf. Toen hij groter werd, moest hij leren dat hij soms ook moet wachten, dat hij dingen moet vragen en soms ook iets niet krijgt. De tijd van de snelle vervulling van zijn wensen is dan voorbij. Hij leerde dat er bepaalde voorwaarden aan de uitkomst van wensen zitten. En hij leerde dat zijn daden gevolgen hebben.

mensbeeldU mag van harte verheugd zijn en de Heere danken als uw kind met de juiste motivatie iets goeds wil doen, dat hij wil doen wat God als juist en waardevol aanziet.

Het Bijbelse mensbeeld leert u echter dat de wil om het goede te doen als een zeldzaam plantje is: gevoelig en teer. Daarom moet het gewetensvol verzorgd en gesterkt worden. Prijs uw kind in deze situaties! Toon hem dat u zijn gedrag als waardevol ervaart. Schuw echter tegelijkertijd niet om de juiste motivatie van uw kind te controleren.

Waarom we vaak verkeerd beoordelen.

Bedenk dat er een heel begrijpelijke reden waarom u en ik zo snel geneigd zijn te geloven dat het hart van ons kind helemaal zo kwaad niet is, omdat in het hart van onze kinderen ons ei-gen hart weerspiegeld wordt. Als we onze kinderen realistisch bezien en hun wil naar Gods maatstaven beoordelen, worden we er aan herinnerd hoe ons eigen hart eruit ziet. Onze dub-bele moraal, ons egoïsme, onze leugens zien we terug in het doen en laten van onze kinderen. Wij beoordelen onze kinderen positief, omdat we niet graag aan onze eigen zondigheid herinnerd worden. Het is de oude Adam die hierin zo vaak opduikt.

Het is heel belangrijk dat we, in het bijzonder in de opvoeding, onze eigen motivatie controle-ren. Waarom prijst of straft u bepaald gedrag? Waarom vermaant u uw kind? Doet u de wil God of dient u de oude Adam? Staat u toe of verbiedt u vanwege het lange termijn geluk van uw kind of omdat dat uzelf op de korte termijn een goed gevoel geeft?

Negeert u problemen en wangedrag om de harmonie niet te verstoren? Blijft u op een bepaald punt consequent vanwege uw harde hart of omdat het Bijbels is? Geeft u toe, omdat u verkeerd zat of simpelweg omdat u wilt dat de rust terugkeert?

Maakt u uw kind boos of probeert u hem gehoorzaam te maken zonder dat er stress bij komt kijken? Corrigeert u uw kind, zodat uzelf in een goed daglicht komt te staan of om God groot te maken? Ziet u bij fouten door uw kind de mislukkingen van anderen (partner, docent, vrienden) of vooral het falen van uzelf? Handelt u in het bewustzijn dat uw kind over niet al te lange tijd als een volwassene voor God zal staan?

Voor u het hart van uw kind controleert en vormt (en dat is uw dagelijkse opgave), moet u uw denken, uw handelen en uw willen aan de Bijbel spiegelen. Dat is ontnuchterend, maar brengt ook veel zegen.

David Wilhelm Winkelhake

Hoe als volgeling van Jezus Christus het standpunt bepalen?

Persoonlijk en als lichaam van Christus.

  1.  Hoe bepaalt een volgeling van Jezus Christus zijn/haar standpunt?

Een volgeling van Jezus Christus zal zich afvragen: Wat zou de Heere Jezus doen?

Deze Heere zegt:

  • “Als iemand Mij liefheeft, zal hij Mijn woord in acht nemen; en Mijn Vader zal hem liefhebben, en Wij zullen naar hem toe komen en bij hem intrek nemen” (Johannes 14:23).
  • “Die Mij gezonden heeft, is met Mij. De Vader heeft Mij niet alleen gelaten, omdat Ik altijd doe wat Hem welgevallig is” (Johannes 8:29).

De Heere Jezus heeft alles gedaan wat God de Vader goed vindt.

Als wij een volgeling van Hem willen zijn, zullen we zoeken naar aanwijzingen in de Bijbel om ook steeds contact te hebben met God de Vader.

De Bijbel, het ‘Woord van God’, is te vergelijken met de gebruiksaanwijzing die een fabrikant levert bij een product. Soms zijn die gebruiksaanwijzingen erg lang en ingewikkeld en begint men alvast zonder het te lezen om dan te laat te ontdekken dat er iets stuk is gegaan.

vraagteken

  1. Bij twijfel niet inhalen.

Als er in de Bijbel geen rechtstreekse aanwijzingen staan, moeten we trachten het Woord te verstaan, door het alleen of samen met anderen te onderzoeken en ervoor te bidden. Dat kan persoonlijk, maar ook in de gemeente. Als er ruimte is voor twijfel of iets God wel of niet zal behagen, kan men het beter niet doen.

“Alles wat niet uit geloof voortkomt, is zondig” (Romeinen 14:23).

3. Raadgevers

  • Je verstand

Door onkunde zijn er soms gewoonten en gebruiken die zeer schadelijk zijn voor de gezondheid. Verstandelijke overwegingen brengen soms zelfs een wereldse overheid ertoe te waarschuwen vanwege schadelijke effecten op de gezondheid. Met adviezen van ongelovigen moet men wel voorzichtig zijn, want ze kunnen onder invloed van een andere geest staan.

  • Adviezen van geestelijk gegroeide gelovigen

“Mijn zoon, als je in acht neemt wat ik zeg, mijn richtlijnen altijd onthoudt, een open oor hebt voor mijn wijsheid, een geest die neigt naar inzicht, als je erom vraagt de dingen te begrijpen, roept om scherpzinnigheid, ernaar zoekt als was het zilver, ernaar speurt als naar een verborgen schat – dan zul je ontdekken wat ontzag voor de HEER is, dan zul je kennis van God verwerven” (Spreuken 2:1-5).

  • Eenvoudige Bijbelse principes
    • “Geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn” (1 Thessalonicenzen 5:23).
    • “Zuivere en onbevlekte godsdienst voor God en de Vader is dit: ……….. zichzelf onbesmet bewaren van de wereld” (Jakobus 1:27).
  1. Verschil in standpunt: persoonlijk en als lichaam van Christus.

Een plaatselijke gemeente is te zien als een kamer in het Huis Gods, dat is de gemeente (1 Tim 3:15), waarin de raad van oudsten de orde moet bewaren en eveneens moet bepalen hoe de Jezus Christus beleden moet worden. Dat kan betekenen dat een individueel lid een andere mening heeft, maar zich schikt naar het geheel. (1Kor 10:23-33) De toets van de Bijbel geeft de doorslag

Dr. W. Hoek

 

 

 

Je ziet boeddhabeelden in tuinen en in kamers. Daarnaast zijn er boeddhistische trainingen als mindfulness. De bekendste vertegenwoordiger van het tantra-boeddhisme, de Dalai Lama, scoort in de Westerse samenleving goed. Wat zijn de achtergronden van deze oosterse religie?

Boeddhisme[i]

In de Westerse samenleving neemt de prestatiedruk en het aantal problemen toe. Veel mensen die die drukke levenswijze zat zijn, gaan op zoek naar alternatieve leefwijzen. In ons wereldddeel is hierdoor een toenemende belangstelling voor het boeddhisme.

Boeddhisme leert ons door yoga, meditatie- en ademhalingstechnieken te werken aan het karma. Dit zien we nu ook het christendom binnenkomen. De meeste oosterse vechtsporten[ii] komen ook voort uit deze religie. Daarom is het belangrijk om in het kort te laten zien wat deze denkrichting inhoudt, zodat we begrijpen dat we als christenen ons niet hiermee moeten  inlaten.

 

Boeddhistische tempelHet boeddhisme is van oorsprong een Indiase denkwereld. Het thema van het boeddhisme is  inzicht in het menselijk lijden en de weg om dit lijden op te heffen.

De huidige drie boeddhistische hoofdstromingen zijn:

  • het Theravada (voornamelijk in zuid-oost Azië),
  • Mahayana (voornamelijk in China en Japan) en
  • Vajrayana (voornamelijk in Tibet).

In Japan zien we ook een vermenging van het boeddhisme en taoïsme, hieruit is Chan ontstaan, in het Westen beter bekend als Zen.

Het boeddhisme in China

Het boeddhisme in China is sterk beïnvloed door het taoïsme. De oorspronkelijke Indiase filosofie heeft zich ontwikkeld tot een religie met een groot aantal goden, heiligen en demonen. Vele Chinezen hangen het boeddhisme aan, zonder zich druk te maken over de theologische details. Sommigen houden zich aan de regels van het boeddhisme (zoals vegetarisme), anderen beleven het slechts oppervlakkig naast taoïstische en confucianistische tradities. In China ziet men in de straten veel tempels. Thuis staan vaak huistempeltjes, houten beeldjes van boeddhistische persoonlijkheden (met brandende wierookstokjes ervoor), enz.

Boeddhistische geschriften

De oudste verzameling geschriften in het boeddhisme is de tripitaka die bestaat uit drie pitaka’s:

  • de Suttapitaka: de toespraken en uitspraken van Boeddha;
  • de Vinaya: de orderegels en discipline voor de monniken;
  • de Abhidhamma: later filosofisch commentaar.

Boeddha

Boeddha leefde van 621-543 v.Chr. Hij was prins Siddharta Gautama, geboren in het noordwesten van India. De prins groeide op in een paleis voorzien van alle luxe en gemakken. Ondanks dat zijn vader hem van de buitenwereld afsloot, had hij vier contacten met die wereld. Deze contacten riepen bij Boeddha vragen op en daarom ging hij op zoek naar de essentie van het leven. Met een paar volgelingen trok hij zich terug in Bodhgaya. Met mediteren wilde hij antwoord op alle levensvragen. Na jaren van mediteren zag hij vier waarheden.

De vier nobele waarheden

De vier nobele waarheden beschrijven het lijden, de oorzaak hiervan, de mogelijkheid om er van verlost te worden en de weg om deze verlossing te bereiken. Die vier nobele waarheden zijn:

  1. Aan het leven is lijden verbonden.
  2. We lijden, omdat we ons hechten, waardoor we in een schijnwereld leven.
  3. We zijn vrij, als we ons kunnen onthechten, de begeerte loslaten.
  4. De route hiervoor is het achtvoudige pad.

Nadat Boeddha 45 jaar door Noord-India had getrokken om te onderwijzen, overleed hij op zijn 80e verjaardag. Na zijn dood zijn er o.a. nog acht geboden, tien zonden en zes onderlinge verhoudingen met elk tien regels bijgekomen.

Het achtvoudige pad

De leer van Boeddha wordt gesymboliseerd door een wiel. Hier staan veel symbolen in. Het aantal spaken staat voor het achtvoudige pad dat ieder mens zou  moeten  gaan om de verlichting te bereiken. Het achtvoudige pad is de weg naar verlossing en bestaat uit acht delen, gebaseerd op drie punten:

  • ethisch gedrag (sila= juist spreken, handelen en leven (de kost verdienen);
  • geestelijke discipline (samadhi= juiste inspanningen, concentratie en  meditatie);
  • wijsheid (prajna= juist begrip en juiste kennis).

Nirvana

Na de dood verlaat de ziel volgens deze leer het stoffelijk lichaam om in een ander lichaam wedergeboren te worden. Dit kan ontelbare keren herhaald worden. Het doel van boeddhisten is om bevrijd te worden van de kringloop van wedergeboorte om zo nooit meer te hoeven lijden. Dit lijden wordt volgens het boeddhisme veroorzaakt door verlangens en ambities van de mensen. Alleen als iemand erin geslaagd is die van zich af te zetten, kan hij de cyclus van telkens weer geboren te worden (reïncarnatie) doorbreken en het nirvana bereiken.

Nirvana staat voor volkomen rust, ofwel afwezigheid van verlangens. Dit nirvana is de hoogste staat die door de mens bereikt zou kunnen worden en waardoor men heilig zou worden. Een voorbeeld van de Chinese aanpassing is dat men dit nirvana nu ziet als het hiernamaals.

Karma[iii]

Volgens het boeddhisme kan het resultaat van de daden die men nu doet, in dit leven of in een volgend leven terugkomen. (karma) Ook zouden we  nieuwe dingen kunnen doen die het resultaat van oude daden beïnvloeden. Ieder persoon is, door wat hij doet, zelf verantwoordelijk voor zijn eigen leven, vreugde en pijn. De meeste oosterse vechtsporten komen voort uit het boeddhisme, waarbij men door het lichaam te bedwingen, tuchtigen en onderwerpen verlichting probeert te bereiken. Yoga en meditatietechnieken worden gebruikt om  het effect van karma te neutraliseren, voor te zijn of zelfs om gedeeltelijk karma “op te lossen”. 

In de westerse wereld worden yoga en meditatietechnieken ook steeds vaker toegepast. Zelfs in christelijke kringen zien we nu yoga[iv] voorkomen en de meditatietechnieken zien we terug in de contemplatieve beweging. Denk hierbij aan het contemplatief gebed, Lectio Divina, luisterend bidden en repetitief zingen. Yoga en de meditatietechnieken zijn echter niet los te koppelen van het boeddhistische denken. Christenen dienen zich hiervan de distantiëren.

Toetsing

weg van BoeddhaAls je door bovenstaande toetsing (1Joh 4:1) de denkwereld van deze oosterse religie bent nagegaan, merk je de zelfverlossing op. De mens moet zich inspannen om aan die verlossing deel te krijgen. Hoe anders is het Bijbels denken. De Here Jezus, Redder en Here, is de Heiland der wereld die de zonde heeft verzoend. Hij, het Lam, heeft in onze plaats de straf gedragen. Geen wonder dat Hij de weg of de deur wordt genoemd. (Joh 14 en Joh 10) Martin Kamphuis heeft in het boek Weg van Boeddha zijn ervaringen met deze oosterse, Tibetaanse spiritualiteit weergegeven. Hij was inderdaad eerst weg van dat boeddhisme. Er kwam een “totdat” en dat bleek het einde van een pelgrimsreis. Hij én zijn vrouw leerden Jezus Christus kennen. In zijn boek laat hij zien dat de strenge leefregels van monniken en goeroes niet baten. Hij die werkelijk rust geeft, is de Here der heren. (Matth 11: 28 – 30).

 

Geraadpleegde bronnen:

http://www.tcmstuderen.nl/Historie/index.htmlhttp://www.boeddhisme.nl/boeddhisme.htmlhttp://www.geledraak.nl/html/page288.asphttp://nl.wikipedia.org/wiki/Boeddhismehttp://www.stichting-promise.nl/artikelen/lichaamswerk-occultisme-en-cultuur/oosterse-vechtsporten.

[i] Zie ook het artikel op de site van Bijbel & Onderwijs https://bijbelenonderwijs.nl/bijbel-en-onderwijs/boeddhisme-geen-vreedzame-religie/.

[ii] Zie ook het artikel over de oosterse vechtsporten op de site van Bijbel & Onderwijs

https://bijbelenonderwijs.nl/occult-en-licht/oosterse-vechtkunst/.

[iii] Zie ook het artikel over karma op de site van Bijbel & Onderwijs https://bijbelenonderwijs.nl/occult-en-licht/karma/.

[iv] Zie ook het artikel over yoga op de site van Bijbel & Onderwijs https://bijbelenonderwijs.nl/occult-en-licht/yoga-2/ en het artikel over kinderyoga https://bijbelenonderwijs.nl/bijbel-en-onderwijs/kinderyoga/.

 

 Jos Hobé

Tien gevaren van de theïstische evolutieleer

Door de presentatie van het kinderboek van de auteurs Corien Oranje en dr. Cees Dekker, Het geheime logboek van Topnerd Tycho, eind september 2015 op een symposium van de Evangelische Hogeschool in Amersfoort kwam helaas duidelijk naar voren dat niet meer uitgegaan werd van de Bijbelse gegevens wat de schepping betreft. Om die reden heeft het bestuur van Bijbel & Onderwijs prof.dr.ing. Werner Gitt gevraagd om over het theïstisch evolutionisme te schrijven.

De atheïstische formule voor evolutie is:

Evolutie = materie + evolutiefactoren (toeval & noodlot + mutatie + selectie + isolatie + dood) + heel lange tijdsperiode.

In de theïstische variant komt daar nog God bij:

Theïstische evolutie =  materie + evolutiefactoren (toeval & noodlot + mutatie + selectie + isolatie + dood) + heel lange tijdsperiode + God.

Hierin is God niet de almachtige Heerser over alles, van wie het Woord serieus genomen moet worden door alle mensen, maar wordt Hij geïntegreerd in de evolutiefilosofie. Dat levert tien gevaren op voor christenen.[i]

Gevaar nr.1: Een verkeerde voorstelling van het wezen van God

Schiep God door evolutie? Uit dit boek is een hoofdstuk voor dit artikel bewerkt.

Evolution Werner Gitt

De Bijbel openbaart ons God als onze Vader in de hemel, die volmaakt (Mattheus 5:48), heilig (Jesaja 6:3) en almachtig (Jeremia 32:17) is. De apostel Johannes maakt ons bekend, dat God Liefde, Licht en Leven is (1Johannes 4:16; 1:5; 1:1-2). Alles wat God schept, wordt beschreven als “zeer goed” (Genesis 1:31) en “volmaakt” (Deuteronomium 32:4).

De theïstische evolutieleer geeft een valse voorstelling van het wezen van God, omdat Hem dood en gruwelijkheden als uitgangspunten van de scheppings worden toegeschreven. (Ook het zogenaamde “progressieve creationisme” leert dat er vele miljoenen jaren voor de zondeval dood en verderf bestaan heeft.)

Gevaar nr.2: God wordt de noodoplossing voor onbegrepen fenomenen.

Volgens de Bijbelse leer is God de Schepper van alle dingen. “Voor ons nochtans is er maar één God, de Vader, uit wie alle dingen zijn, en tot wie wij voor Hem, en één Heere: Jezus Christus, door wie alle dingen zijn en wij door Hem” (1 Corinthiërs 8:6). In de theïstische evolutieleer blijft voor God alleen het gedeelte over, dat door de evolutieleer niet verklaard kan worden. Zo wordt Hij de noodoplossing van die verschijnselen waarvoor nog geen verklaring is. Dit leidt tot de mening: “God is dus niet absoluut, Hij evolueert zelfs – Hij is evolutie.”[ii]

Gevaar nr.3: Het prijsgeven van centrale uitspraken van de Bijbel

De hele Bijbel getuigt dat wij in het Schriftwoord met een door God geautoriseerde waarheidsbron te doen hebben (2 Timotheüs 3:16); daarbij is het Oude Testament een noodzakelijk verbindingsstuk naar het Nieuwe Testament, vergelijkbaar met een invoegstrook naar de autobaan. (Johannes 5:39) Het Bijbelse scheppingsbericht moet niet als mythe, parabel of allegorie gezien worden, maar als een historisch bericht, omdat het biologische, astronomische en antropologische feiten bevat in onderwijzende vorm. In de tien geboden baseerde God de zes werkdagen en de rustdag voor ons, met Zijn activiteiten in dezelfde tijdsperiode, die beschreven zijn in het scheppingsverhaal (Exodus 20:8-11).

In het Nieuwe Testament refereert Jezus herhaaldelijk aan feiten uit de schepping (zie bv. Mattheüs 19:4-5). Nergens in de Bijbel zijn aanwijzingen dat het scheppingsbericht anders dan een feitelijk verslag gezien moet worden. Dit waarheidsgetrouw lezen van de Bijbel, waarin Jezus, de profeten en de apostelen ons voorgingen, wordt door de theïstische evolutieleer ondergraven. Het Bijbelse getuigenis van gebeurtenissen wordt gereduceerd tot mythisch taalgebruik en de Bijbelse boodschap wordt niet meer als waarheid aangenomen.

Gevaar nr.4: Het verlies van de sleutel om God te vinden.

De Bijbel beschrijft de mens na de zondeval als een wezen dat door en door verstrikt is in de zonde (Romeinen 7:18-19). Alleen diegenen die begrepen hebben dat zij zondig en verloren zijn, zullen een Redder zoeken, die “kwam om te redden wat verloren is” (Lukas 19:10). De evolutieleer kent echter geen zonde in de Bijbelse betekenis van het doel missen (tegenover God). Ze maakt de zonde onbelangrijk en dat is precies het omgekeerde wat de Heilige Geest doet, die ‘de zonde zondig maakt’. Als de zonde als onschadelijke evolutiefactor gezien wordt, heeft men de sleutel verloren om God te vinden; het probleem kan niet opgelost worden als men ‘god’ in het evolutiescenario inpast.

Gevaar nr.5: De menswording van God wordt gerelativeerd.

De menswording van God in Zijn Zoon Jezus Christus hoort tot het basisonderwijs  van de Bijbel. De Bijbel getuigt: “Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond” (Johannes 1:14), en “Jezus Christus werd…… in zijn uiterlijk als een mens bevonden” (Filippenzen 2:5-7)[iii].

Gevaar nr.6: De Bijbelse basis voor het verlossingswerk van de Here Jezus wordt als mythe beschouwd.

Volgens de Bijbel was de zondeval van de eerste mens een echte gebeurtenis en de oorzaak dat de zonde in de wereld kwam. “Daarom, gelijk door één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben” (Romeinen 5:12). De theïstische evolutieleer erkent Adam echter niet als eerste mens, noch als een rechtstreeks door God geschapene “uit stof der aarde” (Genesis 1:2,7). De meeste vertegenwoordigers van de theïstische evolutieleer beschouwen het scheppingsbericht slechts als een mythische vertelling zonder geestelijke betekenis. Maar volgens de Bijbelse leer zijn de zondaar Adam en de Redder de Here Jezus beide even reëel (Romeinen 5:16-18). Daarom ondergraaft iedere theologische beschouwing die Adam mythologisch ziet, de Bijbelse basis voor het verlossingswerk van Jezus.

Gevaar nr.7: Het verlies van de Bijbelse chronologie

De visie op de Bijbelse tijdlijn wat betreft de geschiedenis van de wereld, is voor fundamenteel Bijbelse begrip heel belangrijk. Deze tijdlijn kan niet naar willekeur naar verleden noch toekomst uitgerekt worden. Het beginpunt is vastgelegd in Genesis 1:1 evenals een eindpunt waarbij het bestaan van het natuurkundig fenomeen tijd ophoudt (Mattheus 24:14).

De hele schepping duurde zes dagen (Exodus 20:11). De ouderdom van de schepping kan afgemeten worden aan de hand van de stambomen die in de Bijbel staan (let op: niet exact te berekenen). Het gaat om de orde van grootte van enige duizenden jaren, geen miljarden. Galaten 4:4 wijst ons op het belangrijkste punt in de huidige wereldgeschiedenis: “Maar toen de volheid van de tijd gekomen was, zond God Zijn Zoon.” Dat gebeurde ongeveer 2000 jaar geleden. De komst van Jezus in macht en majesteit zal de grootste gebeurtenis in de toekomst zijn. Aanhangers van de theïstische evolutieleer (en de progressieve scheppingsleer) verwerpen de Bijbelse tijdmaatstaf ten gunste van die van de evolutieleer die uitgaat van miljarden jaren in het verleden en de toekomst (waarvan geen overtuigende basis aanwezig is). Dat kan tot twee dwalingen leiden:

  1. De Bijbel moet niet in al haar uitspraken serieus genomen worden.
  2. De waakzaamheid met het oog op de wederkomst van Jezus kan verloren gaan.

 Gevaar nr.8: Het verlies van zicht op de schepping

Wij kunnen essentiële scheppingsconcepten uit de Bijbel weglaten, zoals: God schiep materie zonder uitgangsstof.

 

theïstisch evolutie geloof

 

 

 

 

 

God schiep eerst de aarde en op de vierde scheppingsdag voegde Hij daarbij de maan, ons zonnestelsel, onze Melkweg en alle andere sterren van het heelal. Deze volgorde is niet verenigbaar met alle ideeën van de “kosmische evolutie”, zoals het “oerknal”-idee. De theïstische evolutie ontkent het Bijbelse scheppingsprincipe en brengt daarvoor in de plaats evolutiegedachtegoed in de Bijbel; daardoor wordt het almachtig handelen van God bij de schepping ontkend.

Gevaar nr. 9: De verkeerde interpretatie van de werkelijkheid

De Bijbel draagt het zegel der waarheid; al haar uitspraken zijn waar of het om geloofs- of heilsvragen, om vragen van het dagelijks leven of om wetenschappelijke belangen gaat. De aanhangers van de evolutieleer schuiven dat alles terzijde; zo zegt de evolutionist Richard Dawkins: “Bijna alle volken hebben hun eigen scheppingsmythen ontwikkeld, en de scheppingsgeschiedenis in de Bijbel is alleen de mythe die toevallig overgenomen werd van een bepaald herdersvolk in het Midden-Oosten. Ze heeft geen belangrijker status dan het geloof van een bepaalde West-Afrikaanse stam, dat de wereld uit mierenuitwerpselen geschapen werd.”[iv] Als de evolutieleer fout is, dan werken talrijke wetenschappen op een onjuiste basis. Als ze gebaseerd zijn op evolutionistische gedachten, dan interpreteren zij de werkelijkheid verkeerd. Dat geldt in nog veel sterkere mate voor een theologie die afwijkt van datgene wat de Bijbel zegt en de evolutie verwelkomt!

Gevaar nr.10: Het doel wordt gemist.

In geen ander boek van de wereldgeschiedenis vinden we zulke waardevolle doelstellingen voor de mens als in de Bijbel. Bijvoorbeeld:

  1. Wij mensen zijn het goddelijk doel van de schepping (Genesis 1:27-28).
  2. Wij mensen zijn het doel van de goddelijke Verlossing (Jesaja 53:5).
  3. Wij mensen zijn het doel van de zending van Gods Zoon (1 Johannes4:9).
  4. Wij zijn het doel van het goddelijke erfgoed (Titus 3:7).
  5. Wij hebben de hemel als vooraf vastgesteld doel (1Petrus 1:4).

Het evolutiesysteem is daarentegen gespeend van doelgerichtheid. “Nooit verlopen de aanpassingen in de evolutie op grond van een doelgericht programma, dus kunnen ze niet worden beschreven als doelmatig.” [v] Daarom is een geloofssysteem zoals de theïstisch evolutieleer, die doelgerichtheid met niet-doelgerichtheid wil verenigen, een contradictie in termini (een tegenspraak in zichzelf).

Conclusie:

De scheppingsleer en de evolutieleer zijn zo verschillend dat een samenvoeging totaal onmogelijk is. De aanhangers van de theïstische evolutieleer proberen de beide leren samen te voegen, maar zo’n syncretisme reduceert de Bijbelse boodschap als onbelangrijk. Men kan duidelijk vaststellen: de theïstische evolutieleer vindt geen steun in de Bijbel.

Wat hoort bij de theïstische evolutie?

De volgende grondregels van de evolutieleer worden ook overgenomen door de theïstische evolutieleer:

  • Men gaat uit van het basisprincipe van evolutie.
  • Evolutie geldt universeel.
  • Wat betreft de werking van natuurwetten is er geen verschil tussen het ontstaan van de aarde en het leven en de daaropvolgende ontwikkelingen (uniformiteitsprincipe).
  • Evolutie gaat uit van natuurlijke processen, die tot een hogere organisatie leiden, van eenvoudige tot zeer complexe, van levenloos tot de levende en van lagere naar hogere levensvormen.
  • De drijvende krachten van evolutie zijn mutatie, selectie, isolatie en mutatie.
  • Andere essentiële factoren zijn toeval en noodzakelijkheid, lange tijdsperioden, ecologische veranderingen en dood.
  • De tijdas wordt zodanig verlengd dat ieder net zo veel tijd kan voorstellen, als hij nodig acht voor het evolutieproces.
  • Het heden is de sleutel tot het verleden.
  • Er is een vloeiende overgang van dood naar leven.
  • Evolutie blijft doorgaan in de verre toekomst.

Aan deze grondregels van de evolutieleer worden door de theïstische evolutieleer nog drie regels toegevoegd:

  1. God schiep door middel van evolutie.
  2. De Bijbel geeft geen bruikbare ideeën die voor de huidige wetenschap toepasbaar zijn.
  3. Evolutionistische uitspraken hebben voorrang boven Bijbelse uitspraken. De Bijbel moet opnieuw geïnterpreteerd worden, als ze het huidige evolutionistische wereldbeeld weerspreekt.

(*) Dit citaat komt uit het boek van Werner Gitt, Schuf Gott durch Evolution, S.14-18 en S.26-27.

prof. dr.ing.Werner Gitt

Bronvermelding

Dit artikel is een bewerking van hoofdstuk 8 “De  uitwerking van de theïstische evolutieleer” uit het boek “Schuf Gott durch Evolution?” van prof.dr.ing.Werner Gitt, Christliche Literaturverbreitung  e.V., Postfach 110135, 33661 Bielefeld.

[i] 1. Uit: Werner Gitt, Schuf Got durch Evolution? CLV Bielefeld, ISBN 3-89397-124-6

[ii] E.Jantsch, Die Selbstorganisation des Universums, München, 1979, S.412

[iii] Hoimar von Ditfurth, Wir sind nicht nur von dieser Welt, München, 1984, S. 21-22

[iv] Richard Dawkins, The Blind Watchmaker, Penguin Books, London, 1986, S. 316

[v] H. Penzlin, Das Teleologie-Problem in der Biologie, Biologische Rundschau, 25(1987), blz.7-26 en 19

Vertaling: dr. W.Hoek

Dit artikel is ook als brochure verschenen. Ga naar http://bijbelenonder.wpengine.com/webshop/toon-op-homepage/tien-gevaren-van-de-theistische-evolutieleer-3/.

In de webshop van Bijbel & Onderwijs zijn van dezelfde auteur het boek Als dieren konden spreken en de brochure Wie is de Schepper?

 

 

Vragen vanuit het hart

Hoe ons mensbeeld de opvoeding beïnvloedt.

De tekst die voor u ligt, roept er op generlei wijze toe op bestaande wetten te breken. Ken de wetten van uw land en houd deze in ere! Alle gegeven adviezen moeten door de lezer zelf gewetensvol gecontroleerd worden, u bent zelf verantwoordelijk voor uw pedagogisch handelen. We verwijzen naar Romeinen 13:3 en Handelingen 5:29. Kindermishandeling door geweld, verwaarlozing, passiviteit, egoïstisch handelen of liefdeloosheid is een zonde tegen God en de mensen.  
Inhoud (van het gehele artikel)

  1. Voed het hart van uw kind op.
  2. Het goede kinderhart: Een sprookje met desastreuze gevolgen.
  3. De Bijbelse diagnose: De aangeboren hartafwijking.
  4. Het Bijbelse antwoord: Wat het kinderhart nodig heeft.
  5.  Aanbevolen literatuur

1 Voed het hart van uw kind op.

Als u een kind gekregen hebt, hebt u ook de verantwoordelijkheid gekregen het kind op te voeden. Als God u eigen kinderen geeft, geeft Hij u daarmee de hoofdverantwoordelijkheid om ze te verzorgen en op te voeden.
We moeten ons van het volgende bewust zijn:

  • De kinderen behoren ons niet toe.
  • Ze zijn ons van God toevertrouwd.
  • We moeten voor God rekenschap afleggen hoe we met deze verantwoording omgegaan zijn.

Wat is opvoeding?

Als bovenstaande duidelijk is, is het nodig uit te leggen wat dan van ons verwacht wordt. Wat is uw en mijn opdracht met de kinderen? We moeten hen verzorgen. Uiterlijke verzorging betekent dat we kinderen voldoende voedsel geven, hen kleden, een dak boven het hoofd geven en ervoor zorgen dat ze hygiënisch en, voor zover dat in onze handen ligt, gezond zijn.
De innerlijke verzorging is de opvoeding. Dit is duidelijk een grotere uitdaging. De opvoeding is alles wat we doen om het wezen van het kind te vormen. Neemt u uw kind op schoot, als het verdrietig is? Dan voedt u het op! U vertelt hem dat u van hem houdt. Daarmee geeft u het kleine mensje een belangrijke boodschap: “Ik wil er voor je zijn!” Stuurt u uw kind naar school, als hij geen zin heeft? Dan voedt u het op! U vertelt hem dat de plicht om naar school te gaan belangrijker is, dan het gevoel dat hij daarbij heeft. Daardoor vertelt u het kleine kinderhart dat u uw kind leidt en richting geeft.

Deze voorbeelden tonen aan dat opvoeding

  • de innerlijke verzorging van onze kinderen is
  • en dat opvoeding betekent, dat we het hart van ons kind aanspreken en vormgeven.

Focus op het hart

Een focus op het hart leggen, dat klinkt misschien logisch, maar dat is het niet. Het is niet vanzelfsprekend dat het hart in het centrum van de opvoeding staat. Men kan namelijk ook het lichaam van het kind in het middelpunt zetten; dan draait alles eerst om de beste voeding, om sport en om wellness, kleding en kapsel. Hoewel de verzorging van het lichaam belangrijk is, is het voor kinderen niet goed, als ouders dat tot de grootste prioriteit maken!

Andere ouders bekommeren zich vooral om het intellect van het kind. Er wordt alles aan gedaan om zoveel mogelijk kennis in het hoofd van het kind te krijgen. Alle beschikbare tijd wordt in leren, in oefeningen en bijlessen gestopt. De liefde voor het kind wordt zo afhankelijk van zijn prestaties of het gebrek daaraan. Het kind wordt beloond voor goede cijfers en gewonnen prijzen, maar bestraft voor onvoldoendes of het gebrek aan talent.
Ook met zulke kinderen kunnen we medelijden hebben.

Zoals we al vastgesteld hebben, betekent opvoeding dus de innerlijke verzorging en de vorming van het hart (dus de ziel, het wezen, het denken en het willen) van ons kind. Waarom moet dat prioriteit hebben? Omdat we kinderen van God gekregen hebben en God Zijn aandacht vooral op het hart van de mens richt.

‘’Doch de HEERE zeide tot Samuël: “Zie zijn gestalte niet aan, noch de hoogte zijner statuur, want Ik heb hem verworpen; want het is niet gelijk de mens ziet; want de mens ziet aan, wat voor ogen is, maar de HEERE ziet het hart aan’’ (1 Samuel 16:7).

Misschien is uw kind onhandig of een slechte sporter. Dat bedroeft de Heere niet. Misschien heeft uw kind problemen met leren en zal het nooit in staat zijn een vwo-diploma te halen. Jammer, maar dat is voor de Heere niet dramatisch. Menselijk gezien neigen we ernaar in de opvoeding prioriteit te geven aan dat wat voor de mensen belangrijk is: succes, bezit, uiterlijke schoonheid. Voor God – de Enige die recht heeft op het hart van uw kind – telt het hart!

Als u het boze ruimte geeft in het hart van uw kind, bent u degene die daarvoor verantwoording af moet leggen! Als u het boze in uw kind bevordert, bent u ook degene die daarvoor verantwoording af moet leggen.
Maar als u het boze daarentegen probeert te bestrijden en uw kinderen oproept het goede te doen, dan zal dat tot zegen worden voor uw familie, uw kind en een vreugde voor de Heere. Ook als u een fout maakt – en die zult u maken – kijkt God naar uw hart. Zijn beoordeling hangt niet van een zichtbaar resultaat af, maar van uw instelling en de manier waarop u de opvoeding van uw kinderen op u nam. Als hoofdverantwoordelijke voor uw kind, moet u uw liefde en toewijding, uw geestelijke, intellectuele, materiële mogelijkheden en uw tijd investeren om het hart van uw kind op te voeden naar Gods wil.

 

Mensbeeld en opvoedingHet juiste uitgangspunt

Voor een timmerman met zijn werk begint, bekijkt hij zorgvuldig met wat voor hout hij gaat werken. Is het ruw en onbewerkt? Of is het al bewerkt en geschaafd? Al het werk dat de timmerman daarna zal verzetten, hangt af van zijn eerdere observaties.
Bij een boer, die nieuw land wil bewerken, gaat het net zo. Is de bodem goed en vruchtbaar? Of is hij hard en slecht? Pas als hij weet in welke staat het land verkeert, kan hij de nodige stappen doen om tot een goede oogst te komen.

Zoals een boer en timmerman voorbereidingen treffen, moeten ook wij bekijken wat het uitgangspunt is van het kleine kinderhart. Hoe ziet de natuurlijke toestand van het kinderhart eruit? Van het antwoord op die vraag hangt veel af. Als we een verkeerde conclusie trekken, zal al het werk dat we aan het hart verzetten, verkeerd terechtkomen. Bij een verkeerd fundament, stort zelfs het best gebouwde huis een keer in.

Om tot een duidelijke en realistische beoordeling van het kind te komen, is het goed de volgende vragen te beantwoorden:

  • Richt de wil van mijn kind zich op het goede of op het kwade?
  • Hoe kom ik daarachter?
  • Wat is de kern van mijn kind?
  • Wie bepaalt wat goed en wat slecht is?
  • Waar komt het boze dat mijn kind doet vandaan?

2 Het goede kinderhart

Dat is een sprookje met belangrijke gevolgen. De vraag of het kinderhart goed of slecht is, houdt niet alleen de pedagogiek bezig, maar is ook voor u belangrijk. Zonder dat we inzien welk mensbeeld we hebben, kan niemand doelgericht met kinderen werken. Is het kinderhart goed of slecht? Het algemene antwoord van niet-christelijke pedagogen is als volgt: De mens is van nature goed. Dat een mens slechte dingen doet, komt door invloeden van buitenaf: de sociale omgeving, de samenleving, het ouderlijk huis, media enz. Kinderen zijn nog niet zo beïnvloed door hun omgeving en hebben daarom de hoogste concentratie aan ‘goede eigenschappen’ in zich. Als je gelooft dat het de natuur van kinderen is om het goede te doen, is de basis voor de opvoeding ook gelijk duidelijk.

Om het goede in jonge mensen te bevorderen, aldus pedagogen, moeten we hun wil bevorderen. Want hun wil, die nog onbedorven is, correspondeert met de ‘natuurlijke behoeftes’, die kinderen zelf het best kent. Als we die natuurlijke behoeftes bevredigd hebben, en daarmee dus de wil, is dat de ideale bevordering van zijn ontwikkeling. Het advies van hedendaagse pedagogen is dan ook om vaak en aandachtig naar de wensen van het kind te vragen en de wereld om hem heen zoveel mogelijk aan die wensen aan te passen. Een paar vragen die daarbij gesteld kunnen worden?

  • Wat wil jij doen?
  • Wat wil jij hebben?
  • Heb je zin om dit of dat te doen?
  • Wanneer en hoeveel wil je leren, spelen, uitrusten, computeren en eten?

Welke verklaring hebben onze postmoderne pedagogen daarvoor dat kinderen, ondanks deze opvoeding waar het ‘ik’ in het middelpunt staat, zo vaak niet zijn zoals zij hopen?
Welk antwoord geven ze als de prinsen en prinsessen uitgroeien tot dieven en tirannen? En dat worden ze gegarandeerd met zo’n opvoeding!

Als kinderen inderdaad tot tirannen worden, zijn er twee verklaringen die pedagogen graag gebruiken. Het liefst worden ze gecombineerd ten tonele gebracht.

  1. Het is de schuld van de omgeving. De ouders hebben de kinderen niet genoeg aandacht en vrijheid gegeven en er niet genoeg op gepast. Of de docenten hebben ze niet genoeg uitgedaagd. De samenleving heeft ze niet het respect gegeven dat ze verdienden. Of slechte vrienden, de media en andere verleiders brachten ze op het verkeerde pad.
  2. De omgeving voldoet niet aan de (kinderlijke/menselijke) behoeftes. De familie, de school, de samenleving moet veranderen, zodat de kinderen een kans krijgen uit te groeien tot iets goeds.

 De gedachte die achter punt een en punt twee ligt is hetzelfde: het is de schuld van anderen!

De gevolgen van dit mensbeeld

Als hedendaagse pedagogen gelijk hebben, dan zouden we vandaag de dag eigenlijk in een perfecte samenleving moeten leven. Nog nooit werd de wil van het kind tot zo’n onderscheidende factor gemaakt als vandaag. ‘Kinderen aan de macht’ is realiteit! Kinderen bepalen, als ze in de crèche willen ontbijten, als ze op school willen leren (vrij leren) en welke politieke beslissingen goed zijn (kinderparlement). En zo kunnen we nog meer voorbeelden geven.

Ondanks het feit dat kinderen zoveel voor het zeggen hebben, leven we niet in een samenleving die gezonder en beter is. In plaats daarvan hebben we te maken met een stijgend aantal kinderen met sociale en emotionele problemen, scholieren die niet mee kunnen komen op school, minderjarigen die psychische problemen hebben, kinderen die ADHD hebben, ouders en leraren die teveel op hun bordje hebben, criminele kinderen en jongeren en zelfmoordpogingen, drugsgebruik, zelfverwonding, eetstoornissen bij zeer jonge mensen…

Een blik op deze treurige realiteit bewijst dat het mensbeeld van hedendaagse pedagogen tot grote problemen kan leiden.

Ook aan uw kind kunt u het merken, als u hem zoveel mogelijk zijn zin geeft, hem niet dwingt tot iets en alles naar zijn wensen probeert te verwezenlijken. Als het niet mogelijk is zijn wensen te vervullen, verontschuldig u zich dan en vertel zo uitgebreid mogelijk waarom dat nu even niet mogelijk is. U zult op die manier een ontevreden, onrustig, onzeker, explosief, opvliegend, liefdeloos, egoïstisch en ik-gericht kind hebben.

Geheel naar het idee van hedendaagse pedagogen moet u in zo’n geval de verklaring voor het gedrag van uw kind in zijn omgeving zoeken. Geef uzelf de schuld, omdat u uw kind niet genoeg zijn zin gaf. Geef de leraren de schuld, omdat zij uw kind geen individueel lespakket aangeboden hebben. Vecht tegen het slechte schoolsysteem en de onmenselijke samenleving.
Maar zoek nooit en te nimmer het probleem in het hart van uw kind! Verander de hele wereld, maar blijf geloven in het goede hart van uw kind!

Op deze manier bereikt u een gegarandeerd maximum:

Een maximale shock, als uw kind boos is.

  • Waar komt dat gedrag vandaan?

Maximale hulpeloosheid, als u uw kind wilt helpen.

  • Wat zal ik dan nog doen?

Een maximale mislukking ten opzichte van uw pedagogische verantwoording naar God.

 

David Wilhelm Winkelhake

Gehoorzamen – dwangbuis of goddelijke opdracht?

Gehoorzamen? Nee, zeg! Wij zijn immers Mondige Mensen. We leven bovendien in de tijd van de Rechten van de Mens, zelfs van het Kind. Wij weten zelf wel, wat goed of verkeerd is. Ieder heeft daarvoor zijn eigen waarheid, zijn eigen normen en waarden. En die moeten gerespecteerd worden. Anders discrimineert men. In tegenspraak tot die subjectieve vrijheidsgedachte wil de overheid via medische ethiek en vooral onderwijs – liefst vanaf 2e jaar – ‘naar haar liberaal mensbeeld en gelijkenis’ opvoeden en (om)vormen. Maar, heeft de individuele mens als schepsel Gods wel dat subjectieve recht? Heeft een overheid met gedelegeerd gezag onder God dat recht? Of is dat rebellie van de van God en zijn Woord ‘geëmancipeerde’ mens met ernstige consequenties? (Ps 2:1-3; Jr 2:13,20).

1.Bijbelse gehoorzaamheid – tegenover Wie?

De ware God (Js 44:6) is de unieke Hoogste Gezagsdrager en Autoriteit. Hij is immers zowel Schepper als ook Wetgever van de mens, die Hij schiep. God heeft het recht om via zijn geschreven Woord, de Bijbel, de mens regels te geven voor o.a. de omgang met Hem, de medemens en overheden, zichzelf, de natuur en de wereld. God heeft evenzo het recht om bij overtreding van Zijn Woord de mens ter verantwoording te roepen en te straffen. Hij is zodoende ook de rechtvaardige Rechter  van ieder mens (Gen 2:17; Jak 4:12; Heb 9:27).

Gods Woord is absolute Waarheid (Joh 17:17), geïnspireerd door de Heilige Geest der Waarheid (Joh 16:13-15). Deze Waarheid is universeel, ondeelbaar, onveranderlijk. Er kan en mag niets aan toegevoegd en niets van afgedaan worden (Spr 30:6). De Schrift kan nooit aan de huidige generatie worden ‘aangepast’ – jong en oud moeten zich aan Gods geschreven Woord onderwerpen.

Van de mens wordt verwacht dat hij God uit liefde en dankbaarheid voor zijn Schepper en Gezaghebber, eert en zijn Woord met opdracht èn grenzen respecteert en gehoorzaamt. Gehoorzaamheid tegenover God en zijn Woord is uiteraard geen eigen ‘vrije keuze’, maar verplichting.

Beperkt gedelegeerd gezag

God heeft aan bepaalde mensen een beperkt gezag gedelegeerd onder Zijn gezag. God heeft het recht om deze personen en instanties eens ter verantwoording te roepen – deze gezagsdragers hebben de plicht om persoonlijk eens rekenschap voor God af te leggen (Rom14:11-12; Heb 4:12-13). Zij die aan hen ondergeschikt zijn, moeten beseffen dat ook zij eens rekenschap voor God moeten afleggen van hun houding tegenover deze hun gezagdrager(s) en hun regels (wetten).

  • “Eert uw vader en uw moeder” (Ex 20:12;19:18-19;Kol 3:20).
    Opmerkelijk is dat God de kinderen gebiedt, hun ouders te eren als teken van erkenning van hun door God gedelegeerd ouderlijk gezag – niet: lief te hebben, al moet gehoorzaamheid een reactie zijn uit dankbare liefde voor de ouders. Opmerkelijk is ook dat God er geen voorwaarde aan verbindt, niet: Eert uw vader en uw moeder als of zolang zij het verdiend hebben. Ook als kinderen in een bepaald geval “God meer moeten gehoorzamen dan de mensen” (Hand 5:29), mogen zij zelf geen rechter spelen over hun ouders. Zij moeten hen als de door God gegeven ouders blijven eren – niet: hun eventuele verkeerde daden of woorden.
  • “Gehoorzaamt uw voorgangers en onderwerpt u aan hen, want …” (Heb 13:7,17) Christus heeft bepaalde gelovigen uitgekozen, toegerust en aangesteld als herders, leraars en evangelisten met beperkt leidinggevend, geestelijk gezag. Dat is tot diensttoerusting van gemeenteleden en tot opbouw van de gemeente (Ef 4:11-16). Zij moeten op hun beurt eens rekenschap afleggen aan Christus, de Opperherder. “Jongeren maakt u ondergeschikt aan de senioren” (1Pe 5:1-5). Dat geldt dus ook kinder- en jeugdwerkers met hun programma’s, liedinhoud, muziek, ritme en geluidsterkte.
  • “Ieder mens moet zich onderwerpen aan hoger geplaatsten” (Rom 13:1-7,13; Tit 3:1). Overheden zelf zijn weer ondergeschikt aan God, aan wie zij gehoorzaamheid en eens verantwoording verschuldigd zijn (Heb 9:27). Bedoeld zijn alle menselijke instellingen, wier gezag wij hebben te respecteren en wier regels wij hebben te gehoorzamen – zoals schoolleiding en leerkrachten, kinderleidsters en jeugdwerkers (1Pe 2:13-17; Rom14:10b). Uitzondering is, als zulke leiders iets tegen Gods Woord leren, laten doen, zien (op tv) of zingen. Dan “moet men God meer gehoorzamen dan de mensen” (Hnd  5:29).

2. Adam – de eerste ongehoorzame mens (Gen 2:17;3:6b,9-19; Rom 5:12)

Vele onboetvaardige christenen geven de duivel de schuld van de zondeval van de mens – bepaalde onboetvaardige mannen zijn geneigd ‘de vrouw’ als oorzaak van de zondeval te verwijten. Dit vooroordeel verblindt hen te lezen, wat er staat: Eva, de latere echtgenote van Adam, bestond nog niet eens toen God aan de vrijgezel Adam het verbod oplegde!

Al worden juist kinderen opgeroepen hun ouders te gehoorzamen, ook zij zijn niet de oorzaak van de zondeval. Dat was Adam, de toekomstige vader! Zowel alle (groot)ouders als alle (klein)kinderen zijn evenals alle leerkrachten, medici, werkgevers en overheden kinderen, nageslacht van de ongehoorzame, eerste Adam! (Ef 2:2; 5:6).

Jezus, de gehoorzame mens geworden Zoon van God voorbeeld voor ouders en kinderen

Jezus’ innerlijke instelling tegenover God was steeds: “Zie hier ben Ik – om uw wil, o God, te doen” (Heb 9:3-7). Hij heeft de gestalte van een dienstknecht (let. slaaf!) aangenomen … zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood aan het kuis. Daarom heeft God hem uitermate verhoogd” (Fil 2:5-11; Rom 5:15-20).

Bijbelse gehoorzaamheid3Gods evangelie aangaande zijn (gehoorzame) Zoon” – enige redding voor ouders, leerkrachten en kinderen.

God kent en zegent maar één Evangelie: dat over zijn Zoon” – niet: over de Heilige Geest, genezing, niet: over de ‘autonomie’ of ‘zelfbeschikking’ van de mens ((Rom 1:1-4). Paulus, de “geroepen apostel” was “afgezonderd” voor deze exclusieve evangelieboodschap om daardoor “geloofsgehoorzaamheid te bewerken voor zijn Naam” (Rom 1:5;15:18). Alleen ouders en leerkrachten die dagelijks Gods Woord leren gehoorzamen, kunnen met voorbede, voorbeeld (!) en woord kinderen gehoorzaamheid leren (Dt 6:4-7; Ef 6:4).

Helaas: “Niet allen (in Israël) hebben het evangelie gehoorzaamd” (Rom 10:21;11:31). En christenen onder ouders en leerkrachten nu? (2Tim 4:1-4; 1Tim 4:1-3).

4. Postmodernisme – van Adam geërfde, universele rebellie tegen God, Zijn gezag, Zijn Woord.

De Schrift voorspelt een maatschappij met een culminatie van anti-autoritaire gezindheid en werken in de eindtijd: “Weet wel dat er in de laatste dagen zware tijden zullen komen”. Door sociale, economische, politieke omstandigheden? Neen, alleen de van God geëmancipeerde ‘Mondige Mens’ zelf is de oorzaak: “Want de mensen zullen zichzelf liefhebben (zo let.!), geld liefhebben, aan hun ouders ongehoorzaam zijn, ondankbaar, onmatig, onhandelbaar, afkerig van het goede, voorovervallend (voor afgoden in een tempel of in het charismatische zogenaamde ‘slain in the spirit’), opgeblazen, genotzuchtig in plaats van liefde tot God…” (2Tim 3:1-5).

“Ook onder u zullen valse leraars komen, die verderfelijke ketterijen zullen doen binnensluipen, zelfs de Heerser, die hen gekocht heeft (1Kor 6:19-20), verloochenen” (2Pe 2:1-3).Verkondigt men evangelistisch niet vaak: “Neem Jezus als je Heiland aan, dan ben je gered”? Dat staat nergens in de Bijbel! Nog erger, als niet toegevoegd wordt: “en als Heer van je hele leven”. Dr. John MacArthur zegt terecht dat “als Jezus Christus niet de Heer (van alle facetten) van je leven mag zijn, Hij ook niet je Heiland kan zijn”. De Here Jezus is nu eenmaal niet naar ons believen op te splitsen. Hoe velen hebben wel ‘Jezus als Heiland aangenomen’, maar hebben nooit overeenkomstig Zijn bevel (!) “met berouw zich bekeerd van …tot…” (Hnd 26:18-20)?  Was (en is) niet de leus van de Franse Revolutie (1789-1799):“Geen God, geen Meester?!”

Het Modernisme beweerde: er bestaat niets bovennatuurlijks, dus geen God, geen gezag boven en geen waarheid buiten de mens. De (menselijke) wetenschap is de enige weg tot de waarheid en kan alles verklaren. Het modernisme was en is vijand van God, Gods Woord en bijbelgetrouwe christenen. Het Postmodernisme in onze samenleving gaat een stap verder: het ontkent dat er een objectieve, algemeen geldende Waarheid bestaat. Gevolg: subjectivisme, pluralisme, tolerantie van allerlei opvattingen.  

Geloofsbelijdenis van de postmoderne staat en mens:

Ik geloof,

  • dat er niets Bovennatuurlijks is.
  • dat er dus geen Bovennatuurlijke Gezaghebber is, aan wie ieder eens verantwoording moet afleggen.
  • dat er geen objectieve, absolute, algemeen geldende Waarheid bestaat op bv. moreel, pedagogisch- en medisch-ethisch gebied.
  • dat er alleen subjectieve waarheden zijn. Ieder heeft recht op zijn/haar eigen waarheid.
  • dat wij andermans waarheid moeten respecteren.
  • dat het arrogantie is, als christenen zeggen dat zij de Waarheid kennen en deze verkondigen en dat dat bovendien onduldbare discriminatie van opvattingen en ervaringen is.

 NB Hierbij wordt dus het woord ‘onderscheiden’ selectief en negatief ingevuld. De Bijbel kent wel degelijk onderscheid, maar dan van personen, zoals man en vrouw, die elkaar aanvullen; van Joden (Israël), de Gemeente van God en de volkeren (1Kor 10:32); van gezagsdragers en ondergeschikten. De Bijbel leert te onderscheiden tussen goed en kwaad ( Spr 8:13; Rom12:9), tussen datgene wat uit God is (1Kor 2:12-13), uit de zondige oude mens (Gal 5:19-21) of demonisch beïnvloed (1Tim 4:1-3; Hand 16:16-18). Er is een Geestesgave van onderscheiding, nauw verbonden aan kennis van de Schrift.

Postmodernismestrijd tegen gehoorzaamheid aan de Waarheid:

  • tegen gehoorzaamheid aan God, die waarachtig is (Rom 3:4).
  • tegen gehoorzaamheid aan Gods Woord, de absolute, onveranderde, algemeen geldende Waarheid (Joh 17:17; Ps 119:160), geïnspireerd door de Geest der Waarheid (Joh 14:17). Helaas komt vijandschap ook van de kant van christenen die “een vriend van de wereld” willen zijn (Jak 4:4).
  • tegen gehoorzaamheid aan Jezus Christus, Gods Zoon, de exclusieve Waarheid in Persoon (Joh 14:6), die de Waarheid zegt en daarom vijandschap, haat moest ervaren (Joh 8:40; 15:18-25; vgl. Gal 4:16).
  • Het zijn morele motieven voor deze haat, geen intellectuele (Joh 3:19-21).
  • tegen wedergeboren, bekeerde Bijbelgetrouwe christenen (Joh 15:18-21). Dat is niet, omdat deze als gelovige ouders, leerkrachten, medisch personeel, trouwambtenaren, natuurwetenschappers enz. hoogmoedig zouden beweren ‘zelf de wijsheid in pacht te hebben’. Zij geloven en betuigen de Openbaring van de waarachtige God en zijn Zoon, Jezus Christus, in Gods Woord, de Waarheid.

De postmoderne gezindheid zal steeds meer uiterst intolerant tegen deze Bijbelgetrouwe christenen worden.

Gods antwoord 

“Omdat zij het verwerpelijk achtten God (als Schepper, Wetgever, Rechter) te erkennen, heeft God hen overgegeven aan een verwerpelijk denken om te doen, wat niet betaamt” (Rom 1:28-32; Jr 8:9). 

“De wapenen van onze strijd zijn niet vleselijk, maar door God krachtig tot het slechten van bolwerken, zodat wij redeneringen en elke schans die opgeworpen wordt tegen de kennis van God, slechten en ieder bedenksel gevangen nemen onder de gehoorzaamheid aan Christus”. (2Kor 10:3-6)

 

 E. Nannen

 

 

 

Wie heeft het gezag over kinderen?

De heer Leertouwer hield een lezing op de algemene ledenvergadering van B&O op 13 juni 2015. Zijn vraagstelling is actueel: Waar liggen de grenzen wat betreft onderwijs en opvoeding van de overheid.

 

Hoe ga je om met moeilijk opvoedbare kinderen? Ouders zitten soms met die vraag in hun maag. Inmiddels is wel duidelijk dat de adviezen uit de jaren zestig niet echt werken. In veel handboeken kun je tegenwoordig lezen dat een combinatie van duidelijke regels en voldoende ruimte het beste is. Veel ouders verkiezen de zogenoemde autoritatieve opvoeding. En ook in bredere kringen is de volledig vrije opvoeding een beetje uit de gratie. Neem bijvoorbeeld alcoholgebruik. Door grotere bekendheid met de schadelijke gevolgen van alcoholmisbruik lijken ouders wat strenger te worden in het toestaan van alcohol op jonge leeftijd. Veel deskundigen zijn er wel van doordrongen dat de vrije opvoeding in ieder geval bij moeilijk opvoedbare kinderen niet raadzaam is. Maar wat is dan wel wijsheid?

Welk uitgangspunt kiest de overheid?
De overheid zit soms ook met de handen in het haar. Vrijheid geven aan burgers is mooi en belangrijk, maar er zijn ook grenzen. De overheid maakt zich regelmatig zorgen om scholen en ouders die voor kinderen verantwoordelijk zijn. De overheid is er niet altijd gerust op dat kinderen daar goed af zijn en dat zij goed terecht komen. Waarover gaat dat dan? Laten we alleen al de vragen onder ogen zien die de overheid zich het afgelopen jaar moest stellen:

  • Wat nu als scholen er niet in slagen hun Joodse leerlingen een veilig gevoel te geven en het les geven over de Holocaust door een intimiderende houding van moslimjongeren nauwelijks mogelijk is?
  • Wat nu als salafistische ouders een vrijstelling van de schoolplicht aanvragen om hun kinderen thuis te onderwijzen in de droomwereld van het kalifaat, een wereld waarin ongelovigen kunnen kiezen tussen onderwerping of de dood?
  • Wat nu als een groep Turkse ouders besluit hun kinderen in een internaat op te vangen waar wellicht lijfstraffen toegepast worden en waar de Turkse overheid een flinke vinger in de pap heeft?

Voelt u de spanning? Wat moet de overheid in zulke situaties doen? Welke opvoedadviezen zou u de overheid meegeven om haar kinderen goed op te voeden? Het is belangrijk om ook hierbij te zoeken naar richtlijnen die de Bijbel ons aanreikt. Hoe zit het eigenlijk met burgers en hun kinderen? Welke vrijheden en verantwoordelijkheden moet de overheid aan ouders en scholen toekennen?
Ik kom op vijf uitgangspunten.

Wie heeft het gezag...

1. Afhankelijkheid erkennen
Wie onder mensen de hoogste macht heeft, kan snel naast zijn schoenen gaan lopen. Zomaar is er de gedachte dat alles in onze hand ligt, en dat wij vrij over alles kunnen beschikken. Daar steekt de Bijbel een stokje voor. Immers, de aarde is van de HEERE en al wat zij bevat, de wereld en wie er wonen. (Psalm 124) En overheden zijn ook maar kinderen – godenzonen -, kinderen van de Allerhoogste. Dat is een les in nederigheid. Bescheidenheid siert gezagsdragers. De overheid moet vooral op de grote Baas letten, de God van de goden. De overheid moet er voor zorgen dat we een stil en gerust leven kunnen leiden in godzaligheid en eerbaarheid. Een overheid die dit vergeet, loopt gevaar. Zelfs in haar goede bedoelingen met kinderen en onderwijs. En ze loopt het risico dat haar onderdanen haar niet meer kunnen volgen, omdat er een grens zit aan menselijke gehoorzaamheid.
Bovendien is er voor godenzonen die hun boekje te buiten gaan de bedreiging dat zij ook nog eens kunnen sterven als mensen. (Psalm 82)
Voor ouders geldt overigens ongeveer hetzelfde. Dat kinderen niet van de overheid zijn, betekent niet dat ze wel van ouders zijn. Volgens de psalmist zijn ook kinderen het eigendom van de HEERE. (Psalm 127) We hebben geen vrijheid om te kiezen hoe we omgaan met onze kinderen en wat we voor hen belangrijk vinden. Ouders en overheidsdienaren zouden eigenlijk elke morgen op moeten staan met zondag 1 van de Heidelberger Catechismus: wij zijn niet van onszelf, maar wij zijn het eigendom van Jezus Christus.

2. Grenzen stellen
De overheid heeft dus niet te beschikken over kinderen.  Het is echter niet de bedoeling dat de overheid zich hierdoor laat verlammen en zich helemaal afzijdig houdt van de belangen van kinderen. De overheid is immers de dienares van God. Zij draagt het zwaard niet tevergeefs. Zal zij dan niet in actie komen, als kinderen, schepselen van God, ernstig in de knel komen? Ouders zijn weliswaar de hoeders van kinderen, maar wat te doen als de hoeders zelf een gevaar voor de kinderen worden? Kan de overheid dan met Kain de schouders ophalen en zeggen: “Ben ik mijns broeders hoeder?”
Nee, optreden van de overheid kan niet uitblijven als ouders ernstig falen of over de grens gaan. Die gedachte leidde bijvoorbeeld tot de invoering van de leerplicht. De regering onttrok toen aan ouders de vrijheid om naar hun goedvinden de opvoeding te verwaarlozen en hun kinderen schade te berokkenen. Dat uitgangspunt vormt ook de grond voor de nog verdergaande maatregelen van kinderbescherming. Als sprake is van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van kinderen kan de rechter een maatregel treffen voor de bescherming van het kind. Het kind kan onder toezicht gesteld worden of zelfs uit huis geplaatst worden.

3. Ruimte geven
Kinderen zijn kennelijk niet van de overheid, maar ook niet van de ouders. Hoewel deze uitgangspunten Bijbels gezien kloppen, kunnen op basis hiervan toch verkeerde conclusies getrokken worden. Ouders en de overheid kunnen bijvoorbeeld samen de kinderen opvoeden, zoals eens in een goedbedoelde brochure van het ministerie stond. Bij de genoemde uitgangspunten staat de verhouding  van de schepping tot de Schepper voorop, maar als het om de relatie tussen de overheid en burgers gaat, moet toch meer gezegd worden. Juridisch gezien ligt dan het gezag bij de ouders, niet bij de overheid. Wie bepaalt dus wat goed is? Dat is niet de overheid, maar dat zijn de ouders. Ouders hebben het recht hun kinderen op te voeden in de richting die zij willen.
Bij die vrijheid van opvoeding hoort het onderwijs. Uiteindelijk leidde de strijd hierover in Nederland tot de grondwettelijke erkenning van de vrijheid van onderwijs. Tegenover het openbaar onderwijs staat het recht van ouders om hun kinderen toe te vertrouwen aan onderwijzers waar zij zich thuis bij voelen. Ouders zijn dus baas in eigen huis en eigen school. En die school kan desnoods ook alleen thuis zijn. Het kan geen kwaad eraan te herinneren dat dit niet alleen christelijke uitgangspunten zijn. De vrijheid van onderwijs werd in 1848 juist ook door liberalen begeerd. De gelijke bekostiging van openbaar en bijzonder onderwijs werd in 1917 door vrijzinnig democraten niet tegen wil en dank geschonken om er algemeen kiesrecht voor te krijgen. Bekende voormannen uit deze stroming verdedigden deze vrijheid en gelijkheid als het beste model.

4. Verdraagzaamheid oefenen
Maar nu wordt het toch spannend. Algemene opvoedadviezen worden namelijk door vrijwel iedereen erkend. Maar als het concreet wordt, wordt het lastig. Ouders dragen het gezag, de overheid moet grenzen stellen, maar waar ligt de grens tussen beide precies? Wat te doen als de overheid en de samenleving een bepaalde overtuiging verwerpelijk vinden?
Er zijn signalen die erop wijzen dat de overheid het steeds moeilijker vindt om zich in te houden en niet over de grenzen van fundamentele vrijheden heen te gaan. Er is geen onderwerp waar dat duidelijker blijkt dan bij homoseksualiteit. Het is natuurlijk al veel langer bekend dat de overheid homoseksuelen meer rechten wil geven. Het homohuwelijk is ingevoerd. Scholen kunnen leraren die meevaren op de Gaypride nauwelijks meer ontslaan. Maar het beleid gaat verder.  Het gaat niet langer om daden, maar ook om gedachten van burgers. In de afgelopen jaren heeft de overheid zelfs een maatstaf ontwikkeld voor de gedachtewereld van burgers:

  • Vindt u bijvoorbeeld dat het homohuwelijk afgeschaft moet worden?
  • Vindt u misschien niet dat homoparen dezelfde rechten mogen hebben bij adoptie?

Dan deugt u toch niet helemaal. En met name in orthodoxe kringen blijkt de sociale acceptatie van homoseksualiteit tekort te schieten. De minister wil daarom ambassadeurs van het juiste standpunt beschikbaar stellen om deze groepen te helpen denken. Want eigenlijk zijn deze groepen intolerant. De woordvoerder van de Partij van de Arbeid zei dat zelfs met zoveel woorden: ‘Als je tegen een homoseksueel zegt dat je moeite hebt met homoseksualiteit, ben je niet tolerant.’
De uitspraak van deze politieke woordvoerder getuigt van een zorgelijke mate van onwetendheid. Vanouds betekent verdraagzaamheid dat we burgers die een andere overtuiging hebben niet met geweld te lijf gaan. De vrijheid van godsdienst beschermt het geweten. Het is de omgekeerde wereld als tolerantie wordt gebruikt om de mening en overtuiging van medeburgers te knevelen. Kennelijk moeten we als samenleving weer basale oefeningen doen in verdraagzaamheid. Anders worden we erg kleinzielig en bedreigend tegelijk. Hier ligt in ieder geval een schone taak voor leraren geschiedenis en maatschappijleer.

Het is belangrijk dat scholen alert zijn als het gaat om de vrijheid om het onderwijs naar eigen inzicht vorm te geven. Dan kan – bedoeld of onbedoeld – zomaar gebeuren, vooral als de kloof met de heersende mening groot is. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren ten aanzien van het thema sociale veiligheid. Inmiddels is een wetsvoorstel aangenomen dat de school verplicht om zorg te dragen voor de veiligheid van leerlingen. Dat is natuurlijk prima. Pesten, bedreiging en uitsluiting accepteren we niet op school. Maar wat als het begrip sociale veiligheid wordt opgerekt? Het kan toch niet de bedoeling zijn dat scholen bijvoorbeeld worden afgerekend op de overheidsmaatstaf van sociale acceptatie van homoseksualiteit? Zover is het nu zeker niet, maar er zijn politici genoeg die het zouden willen.
Hetzelfde geldt voor de vrijheid van scholen om hun werkwijze te kiezen. Aanvankelijk lag het voorstel op tafel dat scholen door de overheid gekeurde antipestprogramma’s moesten gebruiken.
Dat voorstel is gelukkig van tafel, maar het koste behoorlijk wat moeite. Bij thema’s die in de maatschappij en de media zwaar wegen, blijkt het lastig om beknottingen van de pedagogisch-didactische vrijheid te verijdelen.

5. Oog voor verschil
In de situaties waarin de overheid zich zorgen maakt om ouders en scholen valt de afgelopen jaren een rode draad op. Vrijwel altijd speelt de islam een belangrijke rol. Dat maakt de overheid zenuwachtig, zeker als het dagelijkse nieuws uit het Midden-Oosten wordt gevolgd. Is godsdienst eigenlijk niet een gevaarlijk goedje, zeker indien het een orthodoxe variant betreft? De reflex is vervolgens om alle godsdiensten met argwaan te bekijken. Immers, gelijke monniken, gelijke kappen. Het gelijkheidsbeginsel wordt rap in stelling gebracht. Dat klinkt in theorie misschien nog logisch, maar in de praktijk pakt dat bij ongelijke gevallen juist merkwaardig uit. Het zou verstandig zijn, als de overheid haar blinddoek af doet. Ouders weten ook dat elk kind een eigen aanpak vraagt. Zo is het ook met godsdienst. Wie de orthodoxe varianten van de islam en het christendom naast elkaar zet, weet genoeg. Een haatprediker uit Mekka hoef je niet hetzelfde te benaderen als een voorganger van een evangelische gemeente. Dat de overheid zich zorgen maakt over het salafisme betekent niet, dat zij ook argwaan moet koesteren ten aanzien van bevindelijk gereformeerden. Je hoeft niet lang te zoeken om de verschillen te zien tussen islam en christendom. Zeker niet als je Jezus Christus en Mohammed maar even in de ogen hebt gekeken.

Het zou goed zijn als de CDA-wethouder uit Rotterdam dat verschil ook in het achterhoofd houdt, als hij het thuisonderwijs wil aanpakken. Het is begrijpelijk dat hij zich zorgen maakt over salafistische ouders die thuisonderwijs willen geven. Het is terecht dat onderzocht wordt of zij die vrijstelling van de schoolplicht wel mogen krijgen. Ouders die hun kinderen bijvoorbeeld opzetten tegen de democratische rechtsstaat verdienen niet alle ruimte. Maar het is zorgwekkend dat de gemeente dreigt met een melding bij de kinderbescherming, als ouders uit een pinkstergemeente thuisonderwijs willen geven. Zeker wanneer ouders al jarenlang gewetensvol invulling geven aan hun verantwoordelijkheid getuigt dat van weinig zorgvuldigheid. Iets meer historisch besef zou al wonderen doen.

Dat zou ook helpen bij de discussie over internaten. We kennen al sinds jaar en dag schippersinternaten, die prima voor de kinderen zorgen en uitstekend samenwerken met de overheid om toezicht op de kwaliteit te houden. Moskee-internaten zijn dan echt een ander verhaal.
We lezen van bestuurders die niet meewerken en kinderen afschermen van de samenleving. Daar moet een passende oplossing voor gezocht worden. De regering heeft een voorstel ingediend om allerlei soorten internaten in een keurslijf te stoppen. Het is maar de vraag of dat een juiste oplossing is. Als zich slechts bij een specifieke groep problemen voordoen, verdient het voorkeur om zoveel mogelijk chirurgisch te opereren.

Tot slot
Hoe moeten burgers omgaan met hun overheid? Die vraag verdient tot slot nog aandacht. Het is duidelijk dat we een vrije opvoeding door de overheid niet kunnen begeren. De overheid wordt in de politieke filosofie vergeleken met een herder. Schapen doen er goed aan zich zoveel mogelijk te laten leiden. Dat wordt pas lastig, als de overheid burgers vraagt zelf tegen de goede Herder in te gaan. Dat werd tijdens de Opstand in Nederland zo beleefd. Hollandse schapen verlieten de Spaanse herder, omdat hun geweten bekneld werd. We mogen in ieder geval dankbaar constateren dat ouders en scholen nu niet zover in de knel komen.
Goedkope kritiek en klagen over de overheid passen hoe dan ook niet. Het past ons ons vooral om te bidden voor onze overheid. Onze overheid kan niet zonder een smeekschrift van haar onderdanen tot God om geduld, ommekeer en inzicht voor onszelf, ons volk en onze overheid. Anders zijn we aan de goden overgeleverd.  Calvijn vermaant ons daarbij vooral tot onszelf in te keren: “Zoals  de toorn van God de aarde onvruchtbaar maakt, zo maakt zij voor ons ook de overheden onnut. Daarom past het ons zulke straffen af te bidden, waarmee onze zonden gestraft worden.” De ontwikkelingen in ons land kunnen ook kastijdingen zijn voor de christelijke gemeente. Ook de HEERE, onze God, hangt namelijk niet de vrije opvoeding aan.

Gijsbert Leertouwer LLM, BA

 

 

Worden feiten over de islam verzwegen?

Halve, gekleurde of onvolledige informatie in schoolboeken

Dat zal toch wel meevallen, zullen sommigen denken. Is dat vertrouwen terecht of is men in slaap gevallen? Inmiddels is bekend dat leerlingen sinds jaar en dag psychologisch worden geconditioneerd richting de evolutietheorie. Sterker nog, tegenwoordig zijn er steeds meer christenen, die zich hebben laten verleiden om deze ten voeten uit anti-christelijke en on-Bijbelse dwaalleer als waarheid te omarmen. Dit is erg, maar de aanval met gecorrumpeerde informatie richting onze kinderen is helaas bij meer vakken aanwezig. Ik denk o.a. aan het vak Nederlands met de literatuurlijst, aan leesmethodes en aan informatie over de islam.

Verzwegen informatie over de islam
Hoe zit het dan met godsdienstboeken en godsdienstdocenten? Ontvangt zoon of dochter verantwoorde informatie op school of wordt hij of zij in de postmoderne flow meegezogen. Geleidelijk aan komt het kind dan in een on-Bijbels en onjuist informatieweb en wordt daarmee gevormd (lees misvormd) voor de toekomst.
De volgende vraag is legitiem: Waarom mogen godsdienstmethoden het christendom van alle kanten vrijzinnig en zelfs vijandig bejegenen, terwijl andere godsdiensten als leuk, positief en ongevaarlijk worden aangeprezen? Het is mij bekend dat godsdienstdocenten ‘van bovenaf’ en met gevaar voor hun loopbaan worden gedwongen om bepaalde (ware) kennis NIET te geven. Het wordt hen botweg verboden..Ik geef voorbeelden over de islam.

1.De Koran is qua omvang ongeveer zo groot als het Nieuwe Testament. In dat boek wordt meer dan 100 keer de jihad (plicht van de heilige oorlog) genoemd en uitvoerig behandeld. Het gebruikmaken van geweld is binnen de islam heel normaal. Mohammed zelf heeft meer dan 60 oorlogen gevoerd en men gaat tot op de dag van vandaag er prat op, dat hij met list en bedrog oorlogen heeft gewonnen.
Waarom wordt dit gegeven van de islam op scholen verzwegen?

2.Het islamitische begrip takija (soera 5:32) is de morele en juridische plicht van iedere moslim om (moedwillig) te liegen. Om ja, indien nodig, zelfs Mohammed of Allah te loochenen met het doel de islam te promoten of te verdedigen, zodra de islam ergens negatief wordt genoemd. De verdediging wordt vaak met een tegenaanval begonnen en gaat doorgaans gepaard met (valse) verwijzingen en (halve)waarheden naar de andere godsdiensten, zonder dat er een causaal hermeneutisch verband bestaat.
Een vervelend aspect hierbij is, dat de enorme, huidige informatiestroom over de islam in het Westen, geuit door emigranten, zodanig rooskleurig vervormd is, dat zij geen recht doet aan de ware islam. Let wel: iedere moslim moet de hemel verdienen. De islam kent GEEN vergeving, GEEN verlossing, GEEN liefde, nog een god die om mensen geeft, laat staan zich met mensen bemoeit! Lees de vertalingen van prof. dr. Leemhuis of prof. dr. Kramer er maar op na. Ik ben voorzichtig met andere vertalingen.

3.De gewelddadige oproep om alle andere godsdiensten te verwerpen en te verbieden ligt in het verlengde. Het eerst zijn de Joden aan de beurt, maar tegenwoordig richt de islam zich ook tegen christenen. Dat zie je duidelijk in Arabische landen. In een land als Egypte, waar 10% christen is – vandaar dat het aantal besnijdenissen in Egypte niet op 100% komt – hebben christenen het zwaar te verduren. In dat land kun je vernemen dat machthebber Sisi het doet lijken alsof hij christenen meer ruimte en status geeft, maar volgens christenen is dit zand in de ogen strooien van het Westen en inderdaad dus takija!

Als een christen liegt, gewelddadig is, zich onbehoorlijk gedraagt of zelfs haatdragend is, dan is dat in strijd met de Bijbel! Hoe anders is de Koran! Soera 9 wordt wel de soera van het mes of het zwaard genoemd. Welk symbool staat er op de vlag van Saoedi-Arabië? Een zwaard! Het onlangs gruwelijk doorsnijden van de kelen van christenen is daar een gevolg van. Natuurlijk komt men met een tegenaanval (takija) en hebben christenen dezelfde fouten gemaakt.

vlag Saoedi-ArabiëLogisch is dan, dat de aan dacht niet langer op de islam gericht is. Die fouten van christenen zijn inderdaad vreselijk, afkeurenswaardig en ook on-Bijbels. Dit is het grote verschil! Natuurlijk waren de kruistochten erg. Ze kwamen echter wel voort uit de oprukkende islam. Verder laat men achterwege, dat het volk de inhoud van de Bijbel niet mocht kennen. Men wist niets van het Evangelie, de boodschap van de Here Jezus Christus, maar mensen kregen in die tijd slechts een misvormde boodschap van de rooms-katholieke kerk voorgeschoteld. Kortom, de wereldwijde gruweldaden van en door de islam zijn terug te voeren op hun geschriften. Dit zien wij NIET in de Bijbel terug, als christenen zich misdragen. Het tegenovergestelde is waar. De Bijbel roept juist op om liefdevol en verantwoord met anderen om te gaan. Dat is een getuigenis voor de heidenen.

4.Dan de vrouwenbesnijdenis en stelselmatige onderwerping van de vrouwen (hoofddoekje, burka). Is het niet opvallend dat vrouwenbewegingen hierover stil zijn? Daar waar zij juist een punt zouden hebben, zwijgen zij . . . Voor de meeste moslims worden de 9000 uitspraken van Mohammed als de ware leer over de Koran gezien. Vele zouden later zijn opgeschreven in de Hadith. De werkelijke reden voor het dragen van een hoofddoekje of burka zien wij daarin terug. De arme vrouw probeert met het dragen van zo’n doekje in de gunst van Allah te komen en met het dragen alsnog een plekje in de hemel te verdienen. Zij is immers, volgens hun overleveringen, ‘brandstof voor de hel en weinigen zullen in de hemel komen’. Komen zij in de hemel, dan is die voor haar veel minder plezierig dan voor de man, die de hele dag wijn kan drinken en bij toerbeurt door zowel (meerdere) jongelingen als vrouwen seksueel worden bevredigd.
Door het dragen van een hoofddoek, een burka of het ondergaan van een besnijdenis probeert men in de gunst van een onpersoonlijke en onbereikbare Allah te komen. En dan te bedenken dat deze besnijdenis zonder enige verdoving plaatsvindt en het arme meisje hevige pijnen moet ondergaan! In Egypte is van de vrouwen rond de 95 % besneden en heeft dus genitale misvormingen. Als een man echt van zijn vrouw houdt, zal hij haar volgens islamitische regels slaan, als zij iets verkeerd doet. Allah zou deze bestraffing immers zien en misschien haar barmhartig (ver)oordelen.
Waarom wordt dan ook een hoofddoekje in klaslokalen geaccepteerd, als je de achter-grond weet? Bedenk daarbij dat mannen en vrouwen in ons land én in de Bijbel 100% gelijkwaardig zijn! Als christenen vrouwen niet gelijkwaardig zien, doen zij NIET wat er in de Schrift staat.

Onze schoolboeken zwijgen hierover en door dit zwijgen verhullen ze de werkelijkheid. Ze versterken het huidige beeld, dat vrouwen dit ‘uit liefde voor Allah doen’. Het is net als bij het gebed dat alleen maar bestaat uit het citeren van een aantal Koranteksten. Puur vorm, geen vrij gebed, maar een vaststaande liturgische tekst. In het boek Bijbel of Koran – De vraag naar de Waarheid dat bij Bijbel & Onderwijs verkrijgbaar is, wordt het besproken.
101422_Bijbel & Onderwijs_IslamA5.inddNee, onze schoolboeken moeten leuk zijn en kinderen moeten leren dat alle godsdiensten hetzelfde zijn, dat ze allemaal hetzelfde doel voor ogen hebben en dat ze allemaal wel iets hebben, dat goed is. De Bijbel leert dat dit een grove leugen is. Er is één persoonlijke God, Jahweh, en Zijn Zoon, Jezus Christus, heeft onze zonden op het kruishout op Golgotha gedragen. Zijn getuige zijn we in deze christenvijandige wereld. Tja, dit laatste komt in de wereld niet uit en uiteindelijk zal dan ook de verdrukking tegen christenen toenemen. Nee, niet om bang van te worden, maar wel om rekening mee te houden.

                                                                                                                                                           De auteur is werkzaam in het onderwijs

Gebruikte bronnen:

http://muslimfact.com/bm/terror-in-the-name-of-islam/islam-permits-lying-to-deceive-unbelievers-and-bri.shtml
http://www.meforum.org/2538/taqiyya-islam-rules-of-war
http://www.elsevier.nl/Buitenland/achtergrond/2014/11/Activisten-vrezen-straffeloosheid-vrouwenbesnijdenis-in-Egypte-1649295W/
http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/relatie-en-huwelijk/21088-vrouwenbesnijdenis-in-egypte.html
http://www.maroc.nl/forums/islam-meer/48992-enkele-afschuwelijke-hadiths-over-vrouwen.html

Geloof en wetenschap in de discussie schepping versus evolutie

De kern van de discussie over schepping of evolutie is een verschil van mening over wat men verstaat onder geloof en wetenschap. We kunnen onze jeugd effectief helpen door hen duidelijk te leren onderscheiden wat men verstaat onder geloof en wetenschap.

Wat is geloof?
Geloof is een innerlijke overtuiging. Men kan geloof niet zien, alleen de uitwerking. Slechts uit het gedrag of de woorden van een mens kan men concluderen welk geloof deze persoon aanhangt; wat de drijfveer in zijn of haar leven is. Geloof is wat dat betreft te vergelijken met de zwaartekracht. Wat de kracht eigenlijk is, die voorwerpen naar de aarde trekt, weet men niet. Men kent alleen de uitwerking, daardoor is men vast overtuigd van het bestaan van de zwaartekracht. Die uitwerking kan men in wiskundige formuleringen weergeven en daar kan men mee rekenen. En op de uitkomst rekent men bijvoorbeeld als men in een vliegtuig stapt. Zwaartekracht is een “natuurwet” waarop men vast en zeker kan vertrouwen.

Het geloof geeft eenzelfde soort overtuiging, maar is van een andere orde. De mens handelt vanuit een innerlijke geloofsovertuiging, bewust of onbewust. Als men bijvoorbeeld niet gelooft wat er in de reisgids staat, zal men geen reis naar dat land boeken. Men gelooft (vertrouwt) dat hetgeen er in de reisgids staat waar is en boekt op grond daarvan de reis. In de vakantieplaats kan men de vakantiegangers zien die vanuit datzelfde vertrouwen in de reisgids gekomen zijn. Zo kan in groter verband uit het gedrag van een bevolkingsgroep afgeleid worden welke geloofsovertuiging de groep heeft. Groepen mensen die geloven dat de geesten van hun gestorven voorouders bij hen zijn, gedragen zich anders dan groepen mensen, die aan één God geloven. De innerlijke geloofsovertuiging beïnvloedt ook het waarnemen van de mens en de wijze waarop men de waarnemingen interpreteert. De dagelijkse opgang en ondergang van de zon wordt door ons heel eenvoudig uitgelegd door de draaiing van de aarde. Maar in de middeleeuwen kon men zich dat niet voorstellen omdat men geloofde dat de aarde plat was. Geloof is als het ware de bril waardoor we naar iets kijken.

Bijbels geloof
De Bijbel zegt: “Geloof is de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen die men niet ziet…….Door het geloof verstaan we dat de wereld door het woord Gods tot stand gebracht is, zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare”. (Hebr11:1,3) Bij de schepping was geen mens aanwezig. Geloven in het scheppingsverhaal dat in de Bijbel staat, houdt dus tegelijk in: geloven dat het door de Schepper aan de mens geopenbaard is (geïnspireerd, letterlijk: ingeblazen). Het schepsel zal zijn Schepper niet kunnen begrijpen evenmin als een beeld de beeldhouwer kan begrijpen.

Hoe krijgt men Bijbels geloof?
hoe-krijgt-men-bijbels-geloofElk mens is van nature doordrongen van een geest die in de Bijbel genoemd wordt “overste van de macht der lucht”. Van nature zijn we allen als het ware doordrongen van een stank. Alleen iemand die van buiten die stank komt en zelf niet doordrongen is van die stank, kan ons dat duidelijk maken. Zo iemand is Jezus Christus. Hij is uit de geestelijke wereld gekomen en heeft een menselijk lichaam aangenomen om ons bekend te maken wie God is: rein, heilig, rechtvaardig, goed enz. De geur van het verbrande vlees van de offers in het Oude Testament worden een “lieflijke reuk” voor God genoemd. In beeldspraak: “de stank van de natuurlijke mens verdwijnt”. Dat was een heenwijzing naar het kruis op Golgotha, waar Jezus Christus zijn lichaam als een offer gegeven heeft voor onze zonde. Als we overtuigd zijn van onze zonde, die scheiding maakt tussen onze Schepper en ons, hoeven we dat alleen maar te erkennen en te accepteren dat Jezus Christus daarvoor Zijn leven heeft willen offeren. We zijn dan wederomgeboren (=’van boven af geboren): de Heilige Geest van God woont in ons. Ons aardse bestaan heeft er een geestelijke dimensie bij gekregen. Dan wordt onze blik verhelderd en begrijpen en ervaren wij de waarheid die in de Bijbel staat wat betreft onze oorsprong.

Wat is wetenschap?
Er is onderscheid in wetenschappen, die elk hun werkterrein hebben. De wetenschappers op dat terrein kennen hun eigen disciplines en de grenzen van hun wetenschap. Maar als specialisten zijn ze soms zo gefocusseerd op hun vak, dat het de communicatie met andere specialisten belemmert.

Natuurwetenschappen
Door experimenten, die in het heden herhaald kunnen worden, ontdekt men wetmatigheden die in de stoffelijke natuur gelden. Op grond van die natuurwetten kan men vliegtuigen fabriceren, chemische stoffen maken enz. Heel de stoffelijke wereld die de mens gebouwd heeft, is gebaseerd op natuurwetmatigheden. Uit ervaring vertrouwt elk mens er op dat ook morgen onder invloed van de zwaartekracht voorwerpen naar beneden zullen vallen.

Historische wetenschappen
Een heel ander groep wetenschappen vormen de historische. Ook daar zijn strikte regels waaraan men moet voldoen wil men betrouwbare uitspraken doen over bepaalde historische feiten. Maar als men de geschiedenisboeken uit verschillende landen vergelijkt, zal men kunnen concluderen dat er over een bepaalde historische figuur totaal verschillend geschreven wordt. Geschiedenis kan dus blijkbaar verschillend geschreven worden, afhankelijk van de plaats van de waarnemer en het doel wat de geschiedschrijver beoogt. Voor zover men in de geologie (aardkunde) modellen tracht op te stellen voor de geschiedenis van de aardkorst, kan men deze wetenschap ook rekenen tot de historische wetenschappen. Het model dat men presenteert hangt af van de zienswijze van de onderzoeker. Absolute zekerheid, zoals in de natuurwetenschap, kan men niet geven, want men kan die aardgeschiedenis niet in het heden herhalen.

Menswetenschappen
Onderzoek naar ‘waarom’ mensen een bepaald gedrag vertonen en modellen om dat gedrag te verklaren of te voorspellen horen tot weer een andere categorie wetenschappen. Te denken valt aan filosofie, psychologe, theologie, economie enz. Bij deze wetenschappen gaat het om het veranderlijke wezen: mens. Bij economische voorspellingen geeft men dan ook terecht als waarschuwing mee: resultaten in het verleden zijn geen garantie voor de toekomst.

Relatie geloof en wetenschap
Wetmatigheden die men in de stoffelijke natuur opspoort, worden natuurwetten genoemd. Die natuurwetten gelden in verleden, heden en toekomst en tonen daarmee de trouw en majesteit van de Schepper. Wonderen, zoals water dat in wijn verandert, vallen buiten het natuurwetenschappelijk onderzoek, want ze zijn eenmalig en niet herhaalbaar in het heden. Als men de Bijbel gelooft, geeft dat de geruststellende zekerheid dat de Schepper elk moment kan ingrijpen om een wonder te verrichten. Volgens de Bijbel is de mens door de zondeval gescheiden van God de Schepper en staat de mens van nature onder invloed van een occulte (=verborgen) geest die zijn leven beheerst via zijn hormoonstelsel en gedachten. Wetenschappen die de mens als studieobject hebben, bestuderen dus het gedrag van meestal zondige mensen, die onder invloed staan van een geest uit de duisternis. Van de resultaten kan men dan ook niet zo zeker zijn als bij de natuurwetenschappen.

Historische wetenschappen bieden de mogelijkheid twee sporen te ontdekken: het handelen van de mens en het handelen van God. Het zal afhangen hoe men kijkt of men deze sporen kan zien. Volgens de Bijbel kan een geestelijk mens beide sporen zien, maar is het voor een ongeestelijk mens niet mogelijk Gods handelen te zien. Evolutiebiologie, evolutieastronomie, evolutiegeologie enz zijn een mengvorm van twee wetenschappen. Voorzover bijvoorbeeld biologie onderzoek doet naar levende wezens om de genetische code te ontrafelen is het natuurwetenschap en kan men vertrouwen dat experimenten ook in de toekomst dezelfde resultaten zullen geven. Maar als men modellen opstelt voor de oorsprong van het leven komt men op het terrein van de filosofie. Dan kan men niet met zekerheid aannemen dat door toekomstig onderzoek het model gehandhaafd kan blijven. Vertrouwen dat het evolutiemodel betreffende de oorsprong juist is, is dan te vergelijken met het vertrouwen op het geopenbaarde scheppingsverhaal en het Bijbelse verslag van de zondvloed.

Conclusie
De discussie over schepping en evolutie kan zinvoller verlopen door eerst te spreken over het standpunt waar men vanuit gaat en de reden waarom men daarvan uitgaat.